Oisterwijk bezit glazen
beker uit achttiende eeuw
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 15 april 1972
De
gemeente Oisterwijk is in het bezit van een glazen beker
uit de tweede helft der 18de eeuw met het opschrift "Het
Welvaren van 't Quartier van Oisterwijk". Craandijk
maakte hier in zijn tijd al melding van. In het jongste
nummer van "De Kleine Meijerij", het vlugschrift van de
Heemkundekring en het Streekarchivariaat van Oisterwijk,
dat deze beker thans op zijn titelblad voert, vertelt
P.J.M. Wuisman enige bijzonderheden van dit historisch
attribuut. Daaruit blijkt, dat de beker afkomstig is van
de rijksontvanger Jan Arnold Rijpperda. Deze woonde eens
op de Lind en was van 1867 tot 1904 toen hij naar Den
Haag vertrok, lid van de Oisterwijkse gemeenteraad.
Leymeesters
Ons
aller riviertje de Ley mocht zich al in 1600 in
belangstelling verheugen. Een toevallige vondst van
J.A.J. Becx bracht de namen van een achttal zg.
Leymeesters boven water. Deze mannen waren belast met
toezicht of "de schouw" van de Ley. Het document kan een
bijdrage vormen voor plaatselijke gebruiken bij de
schouwvoering in vroeger tijden.
De
Helvoirtse Monumentenlijst heeft een aanvulling gekregen
met "Huize Marienhof", Rijksweg 16. Het gaat hier om een
in begin van de vorige eeuw op de plaats van een oude
boerderij opgetrokken landhuis van twee verdiepingen.
P.J.M. Wuisman heeft een aantal gegevens opgedoken over
de geschiedenis van de voormalige boerderij. "Marienhof"
werd vermoedelijk rond 1812 gebouwd en in 1888 intern
verbouwd. Sindsdien is "Marienhof" in bezit van de
familie Van Iersel.
Notaris
Op een
nogal ongebruikelijke plaats, namelijk op de laatste
pagina's van het notarieel protocol uit 1649, heeft ir.
C.H.J. van den Brekel de volledige samenstelling van het
gezin van notaris Marten van Hees ontdekt. Het gaat hier
om de familie van de laatste 17de-eeuwse notaris van
Oisterwijk. De notaris heeft zijn memorie nauwgezet
neergeschreven. Dank zij dit unieke document komen we
o.a. ook te weten, dat zijn vrouw op 14 oktober 1657 een
miskraam heeft gehad. Zo zie je maar weer eens: Het
geschrevene blijft!
De
ontdekker meent, dat de memorie wel eens een
interessante toetssteen zou kunnen zijn voor een
onderzoek naar de betrouwbaarheid van de doopboeken uit
die tijd. Jammer genoeg echter ontbreken de Oisterwijkse
retroakten van 1637 tot 1658 terwijl juist in dit
tijdvak zes van de acht kinderen van de notaris geboren
zijn.
Epidemie
Een in
1821 in Oisterwijk heersende epidemie blijkt, volgens
een uitvoerig artikel van P.J.M. Wuisman, tot een
conflict geleid te hebben tussen het gemeentebestuur en
de "Medicine Doctor van Santen", die niet erg hard had
gelopen om op de besmettelijke aard van de ziekte te
attenderen. Bij de verdediging van zijn houding blijkt
de dokter niet zo goed raad met de ziekte te weten. Van
de 24 lijders stierven er vier. Het was een
afschuwelijke ziekte, die de dokter
"zenuwzinkingskoorts" noemde maar die, volgens andere
deskundigen, typhus moet geweest zijn. Na het einde der
epidemie ontstaan er moeilijkheden omdat de gemeente
weigert de dokter diens extra rekening te betalen. De
dokter, die tevens zelf raadslid was, zoekt het hogerop.
Ontslag
Het
gewrijf om de centen duurde drie jaar. Eindresultaat
was, dat de dokter een subsidie kreeg van precies f 25,-
terwijl zijn rekening f 244,35 bedroeg. Op de dag van
het "akkoord" kreeg de dokter "op eigen verzoek" eervol
ontslag als lid van de raad, waarvan hij de
vergaderingen al lang niet meer bijwoonde. Het
gemeentebestuur had hierin aanleiding gevonden bij Ged.
Staten op het ontslag van zo'n "nutteloos lid van het
bestuur" aan te dringen. De dokter blijkt de eer echter
toch nog aan zich te hebben gehouden. Hij werd dus net
niet uit de raad geschopt. Enige maanden later vertrok
hij naar zijn geboortestad Den Bosch. Eigenlijk een
menselijk drama, dat hier na 150 jaar nog eens wordt
opgerakeld.
De
auteur van voorgaand levert in dit nummer ook nog een
lijst van personen uit het gebied van de Kleine
Meijerij, die in Loon op Zand trouwden. De lijst loopt
van begin 1686 tot tegen het einde van 1810.
Roothaert
Anton
Fasel brengt tot slot een reeks afstammelingen van Yda
Roothaert (Roetaert), die stichteres was van het
mannengasthuis te Esch. De oudste stamvader is ene Jan
Roetaert uit 1373. De naam Roothaert heeft ook in
Tilburg geen onbekende klank en misschien maken deze
gegevens dus ook in onze stad wel interesse gaande.
Alles
bijeen ook in deze "Meijerij" tal van wetenswaardige
zaken, weliswaar allemaal in het historische vlak.
PIERRE
VAN BEEK