Waar
is Marie Madeleine?
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 9 mei 1980
Zondag
12 mei 1940! Twee dagen na de Duitse inval in Nederland.
We lopen over de Bredaseweg in de richting van de stad.
Ter hoogte van "De Regenboog" razen enige uit de
richting Breda komende, gemotoriseerde Franse militairen
voorbij. We herkennen ze aan de opvallende vorm van hun
stalen helmen. Er roept iemand spontaan: "Vive la
France!", een begroeting die vergezeld gaat van een
armzwaai. De Fransen reageren op de verwelkoming met
een: "Vive la Hollanda!" en ook aan die kant gaan de
armen de lucht in. We hebben onze eerste geallieerde
helpers gezien. "Die zijn er ook vlug," denken we,
"Nederland vecht dus niet meer alleen. Het zal de moffen
hier niet glad zitten..." Het waren de eerste en de
laatste Fransen, die we tijdens de hele oorlog te zien
kregen. Toch zou later blijken, dat zij op een voor ons
onverwachte plaats sporen hadden achtergelaten.
Op een
mooie zomerdag in het begin van juni 1940 wandelen we op
de zgn. Grensweg, welke - rakelings en rechtlijnig -
vanaf "Het Witte Huis" (De Rook) op Rovert onder
Hilvarenbeek in de richting van Tulder loopt. Ergens
halverwege is aan de rechterkant, dus net op Belgisch
gebied, een stuk hei platgetrapt alsof er mensen gerust
hebben. Het meest fascineren ons de partij her en der
verspreid liggende papiersnippers plus een stuk zwaar
metaal met een koperen kop. Er kleeft een geel poeder
aan het verwrongen stuk metaal, dat kennelijk eens de
vorm van een metalen doos vertoond heeft. "Een
geëxplodeerde landmijn", denken we. Hoewel het koperen
deel ons als souvenir toelacht, laten we de zaak maar
liggen waar ze ligt.
Veel
boeiender lijken trouwens de papiersnippers. We
verzamelen ze zorgvuldig. Het gaat om verscheurde
correspondentie. Deze laat zich niet meer helemaal
reconstrueren daar de wind er inmiddels een deel van
heeft meegenomen. Uit onze legpuzzel komt een in rood en
zwart gedrukt briefhoofd van een firma uit Reims te
voorschijn. Verder een couvert van een nooit verzonden
brief, die bestemd was voor Madame Serey Rene, 36 Rue
Jules Quichard. Op een ander stuk is sprake van een
Madame Leroy.
In een
"Dimanche 12 Mai 1940" gedateerde brief richt een
soldaat zich tot zijn "Cher femme et cher enfant". De
met potlood neergekrabbelde en later in vele stukjes
gescheurde brief krioelt van de spelfouten, welke al
direct bij de aanhef beginnen zoals hierboven blijkt.
Een aan het eind van een woord voorkomende letter "s"
die niet uitgesproken wordt, ontbreekt stelselmatig. Dit
lot deelt soms ook de stomme "e" aan het eind van een
woord. Kennelijk heeft de schrijver nogal met zijn
schone taal zitten worstelen. Niettemin slaagt hij er in
mede te delen, dat hij nog steeds goed gezond is en er
de moed inhoudt. Hij vertelt zijn "Madeliene" dat het
bij zijn vertrek uit Reims warm was maar dat hij het nu
nog veel warmer heeft. Hij kreeg een brief van "titi",
er moeten de groeten gedaan worden aan bekenden. Hij
getuigt van zijn liefde voor zijn vrouw en zoontje en er
zijn dikke zoenen voor beiden.
Zo'n
visitekaartje!
Het
meest van alles intrigeert echter een visitekaartje, dat
geheel onbeschadigd in mijn handen valt. Op de voorkant
staat gedrukt:
Hiolet Marie Madeleine
Institutrice,
Coyecques (Pas de Calais)
De in
een duidelijk leesbare hand volgeschreven achterkant
blijkt een miniatuur-liefdesbriefje, dat eindigt met
"mille baises" (duizend zoenen). We voelen ons als een
betrapte schooljongen omdat we uit nieuwsgierigheid onze
neus gestoken hebben in zaken waar die neus eigenlijk
niet thuis hoort.
Wat
moeten we met dat kaartje? Voor ons geestesoog doemt een
Frans onderwijzeresje op en de geest zou antwoord willen
hebben op tal van vragen: Is ze mooi? Is ze jong? Welke
relatie bestaat er tussen haar en één van de mannen, die
hier ver van "la douce France" in de eerste dagen van
onze oorlog rust gehouden hebben langs die eenzame
grensweg waar nooit een vreemdeling komt? Waarom werd
dit vertrouwelijke kaartje, zonder verscheurd te zijn,
achtergelaten? Er komt geen einde aan de vragen van de
verbeelding... Ten slotte hebben we het kaartje als een
kleinood in onze portefeuille gestoken.
Een jaar
ging voorbij. Al lang geen Fransen meer in Nederland.
Wel nog steeds oorlog. Het vertrouwelijke kaartje ligt
in een laatje van ons bureau als een nooit aflatend
verwijt. We hebben er immers geen recht op. Maar
beschikken we dan niet over een adres? Wat doet het er
toe, dat de Duitser in Frankrijk zit! Moeten we soms tot
het einde van de oorlog wachten? Het is een kleine
moeite een brief te schrijven naar het ons totaal
onbekende Coyecques naar Marie Madeleine, die intussen
een beetje "de onze" lijkt geworden...
We
hebben geluk! Er komt een Franse brief uit Coyecques,
gedateerd 13 juni 1941. Hij is aan de linkerkant geopend
geweest en daarna weer dichtgeplakt met een strook
papier, waarop - tussen twee Duitse stempels in - in
royale letters het woord "Geöffnet" staat. De censuur
van de bezetter is ons genadig geweest.
Charmante dank
Onze
onbekende onderwijzeres dankt op charmante manier voor
onze bemoeiing, die zij noemt "un geste si délicat et si
beau" (een zo fijn en mooi gebaar). Ze bericht verder,
dat de soldaat, die het kaartje bij zich had, haar
verloofde is en dat hij zich thans in het onbezette deel
van Frankrijk bevindt. Hij maakte deel uit van de
divisie van Curassiers.
Ze heeft
geschreven aan het door mij opgegeven adres van Madame
Leroy te Reims maar daarop (nog) geen antwoord
ontvangen.
Onze
Marie Madeleine blijkt nog steeds onderwijzeres, thans
te Renty, eveneens Pas de Calais.
Wij
hadden in onze brief het visitekaartje nog niet
ingesloten. Alleen beloofd het te zullen zenden als onze
brief haar bereikt had. Zo ver waren we nu. Tóch
aarzelden we enige tijd die belofte na te komen uit
vrees, dat de Duitse censuur het kaartje wel eens als
een code-boodschap zou kunnen beschouwen en in beslag
nemen. Wie schrijft er immers een liefdesbriefje op een
visitekaartje! Uiteindelijk besloten we het risico te
nemen. We hebben nooit enige reactie van Marie Madeleine
ontvangen en daaruit dan maar geconcludeerd, dat het
kaartje haar nooit heeft bereikt.
De jaren
gingen voorbij. Tien, twintig, dertig... bijna veertig
jaar. En al die tijd lag niet meer het kaartje maar nu
de Franse brief in het bureaulaatje als een min of meer
knagend verwijt. Zou de Hollander ergens in Frankrijk
niet te boek staan als iemand, die zijn belofte nooit
was nagekomen?...
Sprong in het duister
Als het
thans geen veertig jaar was geleden, dat de Duitser
Nederland binnenviel, zouden we misschien nooit de duw
gekregen hebben tot een poging ons bij juffrouw Hiolet
te rechtvaardigen. Er mocht dan dik een half mensenleven
achter ons en hopelijk achter haar liggen... In een
laatste "wanhoopspoging" grepen we enige tijd geleden
opnieuw naar de pen en schreven naar het oude adres te
Renty. Een sprong in het duister!?
We
hebben nog geen antwoord ontvangen maar onze brief kwam
ook nog niet als onbestelbaar terug. Zwerft hij nu door
Frankrijk? Op zoek naar ene juffrouw Hiolet, die eens -
misschien jong en mooi! - onderwijzeres was te Renty in
het gebied van Pas de Calais. Of zou de Franse "Tante
Pos" met de bekende Franse slag onze brief wel voor
"gezien" houden en hem in de prullebak gedeponeerd
hebben? We wachten af!...
PIERRE
VAN BEEK