België 150 jaar
Dit jaar is het 150 jaar geleden, dat de Belgen zich
van de Nederlanders vrijvochten. De opstand,
waartegen Nederland onder leiding van de kroonprins,
de latere koning Willem II, optrad, bracht in het
Tilburgse grote drukte van af- en aanmarcherende
troepen. Onze medewerker oud-redacteur Pierre van
Beek werpt op die roerige dagen een terugblik.
Nederlandse troepen in Brabants grensgebied
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 5 april 1980
Dit
jaar kan in Nederland en bij onze zuiderburen een
belangrijk historisch feit herdacht worden. In
augustus a.s. zal het 150 jaar geleden zijn, dat te
Brussel de Belgen in opstand kwamen tegen het
Nederlandse bewind, een revolutie welke uiteindelijk
leidde tot de afscheiding van de zuidelijke
Nederlanden en het stichten van de zelfstandige
staat België.
De
Brusselse opstand leidde in de kortste keren tot de
roemruchte Tiendaagse Veldtocht. Hoewel daarmee het
beoogde resultaat niet werd bereikt, is deze tocht
voor Tilburg en het hele zuidelijke grensgebied
interessant, omdat men er daar met de neus op zat.
Er stond spoedig een leger van 35.000 man aan onze
grens gereed om België binnen te marcheren. Geen
dorp in deze contreien, dat niet met de troepen te
maken kreeg. Daarenboven diende Tilburg als
hoofdkwartier van de kroonprins van Oranje, onze
latere koning Willem II, onder wiens leiding 6.000
man naar Brussel opmarcheerden om die Belgen eens
mores te leren.
Zonder de grote lijn helemaal te verwaarlozen willen
wij hier speciaal aandacht schenken aan het detail,
waarmee onze grensbewoners van die tijd
geconfronteerd werden. Geen wereldschokkende dingen
maar wel aardig om te weten. Eerst echter terug naar
Brussel.
Op
25 augustus 1830 gaf het theater "De la Monnaie" een
opvoering van Aubers "La muette de Portici",
waarvoor de tekst ontleend is aan de opstand te
Napels onder Massaniello. Toen het beroemde duet van
de vrijheidshelden werd gezongen, beginnend met de
woorden "Amour sacré de la patrie", stond het
publiek als één man in een geweldig enthousiasme op.
Buiten wachtte intussen een grote menigte, die wist
wat er komen moest en zich zag opgezweept door jonge
lieden. Die avond werden er grote vernielingen
aangericht. De boekwinkel van Libry ging in vlammen
op en het huis van minister Van Maanen, die als
trouwste volgeling van koning Willem I bekend stond,
werd in brand gestoken. Zaken werden in elkaar
gerammeid en geplunderd en zelfs nieuwe machines in
de textielfabrieken van de buitenwijken werden niet
ontzien. Volgens Belgische historici betrof het een
anarchistische beweging. Radeloze autoriteiten namen
geen enkele maatregel tegen het gepeupel. Het
garnizoen van nog geen 1.400 man kon ook niets
uitrichten. Op de Grote Markt vertoonde zich een
compagnie van vrijwillige burgers, die als
onderscheiding een lint droegen in de kleuren zwart,
geel en rood. Men koos tot chef Baron Emmanuel van
de Linde d'Hoogvorst. In twee dagen was de orde
hersteld, maar men bleef opstandig tegen het
Nederlands gezag.
Had
de verdrijving van koning Karel X te Parijs grote
invloed op het uitbreken van de opstand, de diepe
grond lag eigenlijk bij Napoleon, die de kaart van
Europa flink in de war had gestuurd met al zijn
krijgsgedoe. Er moest nu maar eens een stevige
barrière tegen die Franse lastverkoperij worden
opgeworpen! Dat gebeurde op het Weense Congres
(1814-1815), dat o.a. een nieuwe kaart van Europa in
elkaar fabriekte. Op instigatie van een Engels
staatsman creëerde men het Koninkrijk der
Nederlanden. De Verenigde Provincies kregen daarbij
de Oostenrijkse Nederlanden. In naam van de
geallieerden regeerde nu koning Willem I over beide
delen.
Historische fout
Die
aansluiting mag goed bedoeld geweest zijn, maar alle
vaderlandse historici noemen ze een grote fout. De
twee Nederlanden waren per saldo al sinds 1585 hun
eigen weg gegaan. Het aantal tegen de fusie
aangevoerde bezwaren is legio. De Belgen lustten het
noorden niet en ge kondt ze eigenlijk niet eens
ongelijk geven. In 1819 zong men in België dan ook
al "Je ne suis pas Hollandais. Et je ne veux pas
l'être ("Ik ben geen Hollander en ik wil het ook
niet zijn!"), al geloven we niet, dat ze dat nu ook
in bv. Poppel gezongen hebben...
Maar
goed, het moest verkeerd gaan en dat deed het dan
ook! Koning Willem I, die zich bij het uitbreken van
de opstand op 't Loo bevond, liet zich door een stel
oproerkraaiers die aan de andere kant uiteraard als
vrijheidsstrijders gezien werden, niet ringeloren.
Hij stuurde zijn zoon, kroonprins Willem (later
Willem II) met 6.000 man troepen naar Brussel. Dat
moest wel goed zitten, dacht de vorst, want de prins
kon bij de Brusselnaren een potje breken. Dat was
genoeg bekend. Het pakte evenwel anders uit. Woedend
bleken de Brusselnaren. Bij aankomst te Vilvoorde en
verder stuitten de troepen overal op barricades. Er
dreigde groot geweld. De prins mocht pas komen
praten als hij alleen kwam. Dan zouden de burgers en
vrijwilligers zich overgeven. Met enkele officieren
en onder bescherming van Brusselse vrijwilligers
bereikte hij met moeite het paleis. Onderweg
ontmoette hij overal met pieken gewapende en in
blauwe "keelen" geklede mannen terwijl ook alom de
Brabantse driekleur uithing. Een poging de zaak te
sussen leverde niets op. Een daartoe afgevaardigde
commissie wilde koning Willem I niet eens ontvangen.
Toen gaf de koning het bevel Brussel te bezetten.
Weg met Oranje!
De
prins rukte met zijn troepen de Schaerbeekse Poort
binnen, maar hij vond daar zó'n zwaar verzet, dat
hij na een bloedige strijd moest terugtrekken. Dat
échec had tot gevolg, dat tal van Belgische soldaten
deserteerden of als onbetrouwbaar naar huis moesten
worden gezonden. Ons had de strijd om Brussel 2.000
doden en gewonden gekost.
Ofschoon de Staten-Generaal met 81 tegen 19 stemmen
een adres aan de koning had aangenomen in welk
schrijven zij zich vóór een scheiding uitsprak,
wilde de vorst daarvan niet weten. Daarop werd door
een voorlopig bestuur de onafhankelijkheid van de
Belgische provincies uitgeroepen. De koning belastte
de prins met het bestuur van de trouw gebleven
provincies. De strijd ging intussen voort totdat een
Belgisch nationaal congres Oranje van de Belgische
troon vervallen verklaarde. Op aanraden van Engeland
koos men prins Leopold van Saksen-Coburg-Gotha tot
Belgische koning. Daarmee was de stijfhoofdige
koning Willem I het niet eens. In een daverende
proclamatie riep hij het Nederlandse volk op de
opstandige Belgen eens even op hun nummer te gaan
zetten. Deze proclamatie vond grote weerklank. Al
heel vlug stond een leger van 35.000 man aan onze
grenzen, geruggesteund door militaire geestdrift.
Het feit, dat Van Speyk zich liever met zijn schip
in de lucht liet vliegen dan zich aan de Belgen over
te geven, droeg daaraan niet weinig bij. Er werd
lustig op los gezongen met vaderlandse liederen,
waaronder het nieuwe "Het lied van de uitttrekkende
schutters". De Tiendaagse Veldtocht ging van start.
De
Belgen hadden weinig tegenover die grote
troepenmacht te stellen. Hun leider generaal Dalne
schreef dat bij de Belgen de discipline veel te
wensen overliet. "Ik ben verplicht te verklaren," zo
zei hij, "dat ik niet in staat ben die maatregelen
te nemen, welke een succes en de eer van onze
wapenen kunnen verzekeren." De veldtocht opende voor
de Nederlanders de weg naar Brussel totdat, op
verzoek van de nieuwbakken koning Leopold I, het
Franse leger verscheen. Onze koning Willem I moest
een door hem eerst afgewezen regeling onder dwang
van Frankrijk en Engeland accepteren. De val van de
hardnekkig door generaal Chassé verdedigde Citadel
van Antwerpen vormde het laatste bedrijf van onze
strijd tegen de Belgen.
Poppel
Laten we nu eens terug gaan naar de start van de
Tiendaagse Veldtocht in onze contreien. De bij de
1ste brigade van de tweede divisie ingedeelde
compagnie van de vrijwillige Jagers (Utrechtse
studenten), welke in Tilburg lagen, bereikten Poppel
en Weelde "zonder iets van de vijand te hebben
ontwaard". En dat speet de strijdlustige Jager, die
dit schreef ten zeerste. Men arriveerde in de
namiddag van 2 augustus na een in Hilvarenbeek
aangevangen mars, die over Rovert en langs "De Rook"
leidde. Dat moet gebeurd zijn over de nog altijd
bestaande weg, in die dagen een belangrijke
verkeersweg daar de huidige Poppelseweg vanaf Goirle
nog lang niet bestond. De meeste Poppelnaren hadden
voorzichtigheidshalve de vensters van hun huizen
gesloten. Toch lieten er zich wel enigen zien en
dezen boden de Hollanders dan water en karnemelk
aan. Zó slecht was de ontvangst dus nog niet.
Onze
Jager zag zich daar met méér dan 20 man
ingekwartierd bij een boer Peter van Diessen. De
Jager schrijft daarover: "Wij moesten ons
vergenoegen met aardappelen, slechte pannekoeken en
ellendige boekweitbrij." Als ge de brieven van deze
vrijwilliger (Costerus) gelezen hebt, verbaast ge u
niet over deze ontevredenheid. De student ontpopt
zich daarin als een prototype van Hollandse
hoogmoedswaan. Een factor, welke met een hele reeks
andere, óók als een bezwaar tegen het samengaan van
Noord- en Zuid-Nederland bij de opstand werd
aangevoerd.
Maar
in Turnhout had hij het dan toch eens goed in het
kwartier bij zekere Frans Hendrikse. Bovendien: hier
en daar hadden zij zich gratis wijn laten schenken.
Zijn kwartierbaas leek hem wel een fatsoenlijk man.
De Jagers lieten zich heerlijk bedienen. Niet alleen
met wijn - ook bier en karnemelk was er in Turnhout
in overvloed. Alles voor niets omdat een aanbod tot
betaling van de hand gewezen werd. En hun dorst na
de mars via Weelde en Ravels was enorm. Zodanig, dat
de schrijver er met een makker stiekem tussenuit
getrokken was om die dorst te lessen. Bij hun
terugkomst bleken hun geweer en ransel verdwenen.
Een nogal domme situatie voor een
militair-in-oorlog. De spullen werden later evenwel
teruggevonden. Turnhout presenteerde zich aan de
Hollander als "een schone plaats". Voorts stelde hij
vast, dat daar veel mensen de opstand betreurden.
Te
vechten viel er tot heden weinig, want de Belgen
trokken zich overal tijdig terug. Tekenend in dit
verband is het verhaaltje, dat heden ten dage nog in
dorpen langs de marsroute leeft. We pikten het ooit
op in Weelde. Een van onze vrijwilligers zou
triomfantelijk naar huis bericht hebben: "Stad
Poppel geeft zich vrijwillig over. Stad Weelde
stormenderhand ingenomen!"... Men schijnt daar nu
nog verguld te zijn met de betiteling "stad".
Op Rovert
De
Belgische troepen stonden onder leiding van generaal
Niellon. Volgens zijn memoires ging hij op 2
augustus om vier uur vanuit Turnhout op mars om de
Hollanders zo lang mogelijk tegen te houden. Hij
geeft een vrij gedetailleerd verslag van zijn
operaties bij onze grens. Daaruit blijkt, dat hij
niet meer dan 150 man van Poppel naar de "molen van
Rob-Rovert" had gestuurd. Waar het woord "Rob" hier
vandaan komt, is ons een raadsel, maar in ieder
geval wordt hier de al lang verdwenen watermolen
bedoeld. Deze stond over de Ley, op korte afstand
van het huidige bruggetje. Het hele verhaal van
Niellons krijgsverrichtingen wordt zwaar aangevallen
door jhr. J.C.C. den Beer van Poortugael in zijn
geschiedenis van de "Tiendaagse Veldtocht" (Uitg.
1906). Deze Nederlandse auteur toont aan, dat
Niellons historie onmogelijk kan kloppen. Deze
generaal ziet o.a. troepen tegenover zich, die op
genoemd tijdstip nog in Alphen bivakkeerden en daar
niet waren weggeweest. De Nederlandse schrijver
concludeert, dat Niellon brutaal snoeft en dat al
die grensgevechten reine fantasie schijnen te zijn.
De werkelijke strijd begon pas te Ravels in Den Eel.
De nuchtere realiteit staat in het Nederlands
Defensieverslag: "Van de vijand werd te
Poppel-Weelde niets ontwaard". Aldus de jonkheer.
In
Den Eel raakte een Nederlands bataljon onder majoor
Tegelaar voor het eerst in vuurgevecht met Niellons
tirailleurs. Dit "levendige gevecht" vond plaats
nabij de "alleenstaande kapel op de weg van Ravels
naar Bladel". De vijand werd na een bajonetaanval
onder commando van de hertog van Saksen Weimar en
kolonel Bagelaar uit zijn voordelige positie van de
pastorie tot voorbij de windmolen en de kerk van
Ravels teruggedreven. De prins van Oranje onder
wiens ogen de bajonetaanval plaats had, liet niet
verder oprukken, in afwachting van versterking. Toen
deze kwam, besloot de hertog Ravels stormenderhand
in te nemen. Dat hoefde echter niet meer, want de
vijand trok, zonder veel tegenstand te bieden, van
Ravels op Turnhout terug. Het verlies aan de kant
van de Hollanders bedroeg drie doden en achttien
gewonden.
In
Ravels en omgeving betekent "Ravels kamp" nog altijd
een begrip als herinnering aan de Tiendaagse
Veldtocht. Men kent er zelfs nog een Kampdijk. De
heidevelden van weleer, waar eens troepen legerden,
zijn verdwenen. Los daarvan bezit deze omgeving een
eigen aantrekkelijkheid, welke ge met een zesde
zintuig ervaren moet. Een beetje "einde van de
wereld", tegelijkertijd moderne villabouw met
daarachter uitgestrekte dennebossen, welke doodlopen
op het vliegveld van Weelde. Geen toerist die het
daar zoeken gaat! Komende van Weelde, vlak voor de
Ravelse brug rechts afslaan, stukje kinderkopjesweg
en verder asfaltweg met zandwegen in de bossen.
In de Kempen
Méér
herinneringen aan de veldtocht? In Hoge Mierde heet
een akker "Het Hospitaal" en "De Batterij" is een
streeknaam. Daar waar de weg naar het "Zwartven" en
naar "De Luter" zich splitst, wees men ons ooit een
huis, waar militairen gezeten hadden. Het zou een
deur gehad hebben, geheel beslagen met gesmede
ijzeren spijkers en als klink een ijzeren ring.
Hollanders van de derde divisie, samengetrokken
tussen Eersel en Bergeijk, trokken op 2 augustus
naar Postel via het Groot Bosch. Postelnaren
verborgen kostbaarheden in de grond en toen de
Hollanders verschenen, was men daarop aan het
ploegen. Op "den Diepe" aldaar (tussen kerkhof en
zijpoort van de abdij langs de Reuselseweg) dronken
de soldaten een "hele stand" (kannen) melk leeg.
Echter niet dan nadat ze de mensen gedwongen hadden
zelf te drinken om te zien of de melk niet
vergiftigd was. Op "Steenovens" bleven de Hollanders
in herinnering... omdat ze bij een bewoner een stuk
vlees braadden, dat ze aan de bajonet gestoken boven
het vuur hielden. Volgens oude abdijheren, die het
weer van voorgangers wisten, zouden in de gewezen
huiskapel tegen de zuidgevel van de abdij, na de
opstand vredesonderhandelingen begonnen zijn. Zo
gaat de overlevering daar, "waar de bossen eeuwig
zingen"... Een interessante bijzonderheid is dat tot
de Postelse voorpost van Niellon de bekende Vlaamse
schrijver Hendrik Conscience behoorde. Dr. J.
Persijn vertelt het in zijn "Aug. Snieders en zijn
tijd". Dat zal dan wel écht waar zijn!
Te Kasterlee
De
mooist versierde volksoverlevering duikelden wij op
te Kasterlee, enige kilometers ten zuiden van
Turnhout. Dr. Jan van Gorp heeft ze ook
geboekstaafd. Op 3 augustus vielen Hollandse
troepen, komende van Turnhout, onder generaal Post
het dorp binnen. Niet minder dan 7.000 man met 500
paarden. Het gezicht van zulk een overmacht was
alleen al te veel voor de in hinderlaag liggende
burgerwacht, die onder leiding stond van
gelegenheidskapitein "schele Rasmus". De man was in
het gezapige dorpsleven van beroep looier en waard
van de herberg "De Valk", aan de zuidkant van de
kerk, op de hoek van het marktplein. De Burgerlijke
Stand kende hem als Frans van Ballaer. Hij was ook
nog schepen (wethouder) en omdat hij voor een halve
filosoof doorging, hadden zijn vrienden hem de
bijnaam Erasmus gegeven, door de volksmond ingekort
tot Rasmus. Toen zijn mannen in een grote stofwolk
de Hollanders meenden te zien naderen, namen de
burgerwachters de benen en renden dwars door het
dorp naar de "tiendschuur op de viskooi", waar ze
hun pieken verborgen. Daar er niets meer te
commanderen viel, riep Rasmus tot zijn trouw
gebleven luitenant Briquet in zijn beste "Frans":
"Soofkipeu!" (sauve qui peut - maak dat je weg
komt!) en foetsie waren ook zij beiden. Toen ze
later in "De Valk" tot bezinning kwamen en de
Hollanders nog steeds op zich hadden laten wachten,
zei Rasmus: "Das 'n affront!... 'n affront!"
(belediging) en hij bleef scheel en star in het vuur
van de haard zitten staren.
In
de namiddag verschenen de Hollanders. Nog dezelfde
avond waren ze bij de inwoners van dorp en gehuchten
ingekwartierd. Op kerktoren en gemeentehuis wapperde
de Hollandse vlag. Des avonds was het een drukte van
belang in de staminees zoals De Valk, De Zwaan, de
Bonte Os, De Arend, De Kroon en De Bonte Hannen
(Vlaamse gaai). De soldaten dronken bier en jenever
"met stopen", tierden en vloekten. Met de meisjes
van de "lichte cavalerie", die de soldaten overal
achterna liepen, zwierden ze over de rood-stenen
vloer op de muziek van een trompet en een basviool.
"Sommige meisjes van het dorp en de gehuchten lieten
zich wat al te gewillig onder de arm nemen door de
verhitte soldaten", merkte de verteller bescheiden
op.
Rasmus, die het gedoe in zijn zaak aanzag, legde er
echter een dikke knoop op met: "Verdomme! 't Is
schande!" Pas na de taptoe van elf uur keerde de
rust in het dorp weer. Zeker om "den affront" goed
te maken, smeedde Rasmus met zijn buurman Gust van
de Weyer, bijgenaamd kosters Gustje of de zwarte
koster vanwege zijn zwarte baard, een stout plan. In
het nachtelijk uur klommen de twee in de kerktoren,
haalden de Oranjevlag binnen en vervingen haar door
de Brabantse, die Rasmus onder zijn jas verborgen
mee naar boven had genomen. Zodra bij het gloren van
de nieuwe dag schildwachten de euveldaad ontdekten
en alarm sloegen, stond het marktplein in de kortste
keren op stelten. Generaal Post, die bij
burgemeester Vissers aan de Markt logeerde, moest er
voor uit zijn bed komen. Toen hij bevel gaf die vlag
neer te halen, bleek de torendeur gesloten. Gustje
de koster werd naar de toren gesleept om ze te
openen. Dat weigerde hij hardnekkig, waarna de deur
werd ingerammeid.
Dure brutaliteit
De
grap kwam Kasterlee duur te staan. Generaal Post gaf
bevel nog diezelfde dag het dorp op vier hoeken in
brand te steken. Dat sloeg de bevolking met
ontzetting... Burgemeester Vissers slaagde er
evenwel in de generaal over te halen de straf te
milderen. Het bevel werd ingetrokken, maar de
soldaten mochten, bij wijze van schadeloosstelling,
drie dagen plunderen. Dat gebeurde op 4, 5 en 6
augustus.
De
Kastelnaren hebben zorgvuldig opgeschreven, wat ze
daarbij kwijtraakten. Pastoor Crols verspeelde 100
flessen wijn, twee tonnen bier, twee hammen, 40 pond
boter, een zak meel, en suiker, thee en koffie.
Kapelaan Huygens die graag een pintje dronk, werd
ontriefd met 20 flessen wijn en een halve ton bier.
Het meisje Anneke Raeymaekers was haar beste
neusdoek (omslagdoek) kwijt. Bij Toon Brusseleers
van de herberg "De Leeuw" namen ze 60 liter jenever,
60 liter anijs, een ton bier en ook nog een ton...
azijn mee. (Zal wel een vergissing geweest zijn!)
Hemden, kielen, brood, boter, aardappelen, spek,
vrouwenkleren, neusdoeken verdwenen eveneens als
buit. En nóg was daarmee de kous niet af. De
plunderaars pikten het uniform van Jef Agerhans en
luitenant van de Burgerwacht Biermans kon naar 45
tophoeden fluiten. Ook mutserds hooi en stro werden
buitgemaakt. Adriaan Renders is de enige die klaagt,
dat ze bij hem wat tabak gestolen hebben. Ondanks
dit alles staat het heldenfeit van Rasmus uit "De
Valk" voor altijd gegrift in het geheugen van de
Kastelnaren.
Ziehier onze details uit de "kleine historie" bij
het begin van de Tiendaagse Veldtocht in het jaar
Onzes Heren augustus 1830. Laat nu de historici maar
losknallen in hun pro en contra. Over
"Opstandelingen" en "Vrijheidsstrijders", Walen en
Vlamingen!...
PIERRE VAN BEEK