CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Romantiek in Oud-Oosterhout

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 5 augustus 1978

 

Een halve eeuw geleden voerde een journalist het stadje Oosterhout op als een "coquette vrouwtje". Merkwaardig! Dat is namelijk wel het allerlaatste, dat je ervan zeggen kunt. Inmiddels is dat Oosterhout tot heel wat stad uitgegroeid door nieuwbouw en industrie. Wanneer je dat alles nu eens even wegdenkt bij een wandeling door het oude hart van Oosterhout, met nog een beetje historie in je achterhoofd, eens een praatje maakt met deze en gene, dan komt dat beeld van het vrouwtje niet meer zo vreemd over. De Oosterhouters zijn een gemoedelijk volk met een hang naar gezelligheid, maar... ze hebben hun trots. We dachten zo, dat ze die voor een niet gering deel ontlenen aan hun band met Oranje, welk huis regelmatig, in geval van nood, als beschermer optrad. Oosterhout zag koningen, prinsen en allerlei hoge legerofficieren binnen zijn veste. En ze vonden het hier allemaal gezellig. Ook Willem III en onze koning Willem II. Oosterhout had "iets"! En het heeft 't waarachtig nog!

 

Voor wie, vanaf de weg Tilburg - Breda, Oosterhouts centrum binnenrijdt op een zonnige zomerdag, is de ontvangst zonder meer grandioos. De schaduwrijke Slotlaan vangt u op en draagt u als het ware op haar beide armen naar een van de oude centra in casu de Heuvel. Je hebt dan niet eens kans gekregen even te grinniken om de oude Abraham in steen, daar links voor het stadspark, die diepzinnig verkondigt: "Wijs is hij, die weet waar Abraham de mosterd haalt." Geen Oosterhouter zal u proberen wijs te maken, dat er op die Heuvel niets is veranderd. Zij die het weten kunnen, vertellen vol weemoed van het trammetje, dat via de Heuvel, langs een nu niet meer bestaande kiosk en blauwhardstenen pomp, vanonder de fraaie bomen, zijn draai naar de Arendstraat maakte. Stoomtrams, eens hoog geëerd, behoren nu tot de folklore en vormen voorwerp van goedaardige spot, maar tegelijkertijd stralen ze in een door de tijd voortdurend mooier wordend aureool. Dat is beschoren aan wat eens was en nooit zal wederkeren.

Onze gevoelsverbondenheid met deze Heuvel en omgeving heeft een heel merkwaardige oorsprong. Zij zit namelijk vast aan... een koekjestrommel van de suikerbakker Smits uit de Arendstraat. Deze trommel vertoonde op haar vier wanden stadsgezichten van wat toen nog geen Oud-Oosterhout was. Heel romantische afbeeldingen van o.a. Heuvel, Slotjes, Ridderstraat. Het trommeltje is door ons hele leven gereisd om eindelijk, beschadigd en gedeukt maar met zijn leegte vol geestelijke waarden, in een vuilnisbak te belanden. We maken ons sterk, dat er nog wel zo'n trommeltje in Oosterhout hier of daar zit!

 

Sfeer op "de Heuvel"

Hinderlijk voor de Heuvel is wel, dat hij als parkeerplaats moet worden gebruikt. Ge dient die blikken beesten weg te denken en dan met enige verbeelding de sfeer af te tasten. Zet aan het eind van het plein, nabij het postkantoor, óók nog een hardstenen pomp neer... Dan hebt ge hulpmiddelen genoeg bij de hand. De oude lindebomen staan er nog, al is een aantal daarvan zwaar gehavend. Van de dikke lindeboom wiens stam door zes volwassen mensen niet kon omspannen worden, spreekt alleen nog de geschiedenis. Deze stond in de 17de eeuw vóór het speelse Vrijheidshuis, dat we nu nauwelijks of niet in het oude gemeentehuis terugvinden. Hier zetelt thuis de Sociale Dienst maar de voormalige magistratuur spreekt nog fier uit de hoge pui met hardstenen trappen aan weerskanten en dito balustrade.

Een gevelsteen in de brandweerkazerne verkondigt, dat de "eerste schroefbout" aan de stoomtram bevestigd werd door burgemeester Geschek op 3-9-1880. Daarnaast stuit ge op een fors in Lodewijk XVI-stijl opgetrokken gebouw, dat o.a. aandacht trekt door het naar voren springend middentravee met Ionische zuilen aan weerskanten. Eens Ambachtsschool, nu tehuis van een tweetal Stichtingen. Daarnaast vond ge weleer een fraai barokpoortje in Rubensstijl. Afkomstig uit Breda. We vinden het nu gaaf terug als hoofdingang van het Rabobankgebouw aan een zijkant van het plein. Enkele oude herenhuizen met stoepen en stenen paaltjes zijn medebepalend voor de sfeer van het plein. Heel sterk geldt dit ook voor de klinkerstoepen met een batterij van een twintigtal stenen paaltjes langs de zijde van het oude raadhuis.

In de hoek van het plein, waar de Arendstraat begint, zien we een mooie afgrenzing, volledig in harmonie met de Heuvel, in het brede front van een herenhuis, het "Oude Klooster". Dit wordt bewoond door bekende oud-Tilburgers t.w. het echtpaar Han Janssen en Mariette van Kemenade. Uit liefde voor het schone stellen zij hun huis regelmatig open voor door hen georganiseerde tentoonstellingen van werk van belangrijke beeldende kunstenaars. Daarmee trekken zij veel belangstellenden uit Oosterhout en verre omgeving, bewijs, dat deze cultuurmanifestaties gewaardeerd worden.

De gevel van de voormalige H. Hartkerk, die ook al in de Arendstraat staat, completeert het totaalbeeld van het Heuveldecor. Die kerk zelf is sinds kort onder de slopershamer gevallen maar men heeft wijselijk het portiek met de voorgevel laten staan, louter terwille van het stadsbeeld. De verdwijning daarvan zou inderdaad een onverantwoorde aantasting hebben betekend.

 

De Markt

Deels tot wandelstraten ingerichte, vanouds bekende winkelstraten verbinden de Heuvel met Oosterhouts tweede centrum, de Markt. Een groot plein met de alles overheersende kerk van St. Joannes de Doper, een monumentaal gebouw met een in letterlijke en figuurlijke zin "knots van een toren". De nu nog 40 meter hoge toren verloor zijn spits bij het beleg van Breda in 1625. De bouw van de kerk had plaats tussen 1470 en 1490 maar in 1277 is er in Oosterhout al sprake van een parochiekerk. Tijdens vermeld beleg werd de hoge toren als uitkijkpost gebruikt. Dit zinde de belegeraars van Breda niet en Frederik Hendrik zond Staatse troepen naar Oosterhout om aan dat loeren naar Breda een einde te maken. Die soldaten staken de toren met de zich fel verdedigende bezetters in brand nadat ze de hoofdingang hadden ingerammeid.

Hierover is een dramatisch verhaal in omloop. Ook bang geworden burgers hadden hun toevlucht in de toren gezocht. Daar de brand beneden begon, kon er niemand meer uit. De bevolking legde daarop strobossen aan de voet van de reus voor hen, die de gevaarlijke sprong durfden wagen. Maar ook dit stro vloog in brand, zodat zij die sprongen beneden nóg de vuurdood wachtte. Op die manier zou een bruidspaar beneden de dood hebben gevonden...

De Markt is nu nogal kaal maar Craandijk zag daar plm. 1875 nog een door een muur omgeven kerkhof met bomen en bomen op het Marktplein.

 

Even voorstellen

Een derde wijk van Oosterhout vormde eens de Leysenhoek. Die schijnt nogal furore gemaakt te hebben. Thans springt hij er niet meer uit, maar eens bruiste daar het vrolijke leven en weerklonk er het fameuze lied van "En in Oosterhout zijn de meisjes schoon! Als een engeltje zo schoon..." Prijs en premie had "Mooie Keetje". Dit Keetje, dat in de Burgerlijke Stand vermeld staat als Anna Cornelia voor wat de voornaam betreft, werd op 24 mei 1807 in het logement "De Koppelpaarden" in de Leysenhoek geboren. Ten tijde van de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgische opstandelingen had zij de aanvallige leeftijd van 23 jaar. Dat de kwalificatie "aanvallig" hier niet als gemeenplaats moet gezien worden, wordt duidelijk als men leest hoe ze bij romantische mensen is overgekomen en misschien wel voortleeft.

De Oosterhouters Constant Smits en J. Oomen trekken er hun lyrische registers over open in hun "Oud-Oosterhout". We lezen daar van: een blank Venusgezichtje met grote blauwe ogen en een verleidelijke opslag. Het meisje met de mooiste handjes, de leukste voetjes en het rankste figuurtje. Vrolijk, geestig. Onweerstaanbaar Keetje kon ook zo lief praten en zo schattig lachen met haar snoezig mondje vol paarlen... En dat alles terwijl Oosterhout in die dagen vol militairen zat. Verblijf, gaan en komen van ook hoge omes met zowaar prinsen en koningen aan het hoofd was er schering en inslag. Men had er zelfs een "Keizersweg" midden door de stad! Fraaie cocardes en epauletten verrichtten er wonderen voor de liefde zodat Amor er pijlen te kort kwam.

"Mooie Keetje" was op haar best. Iedere militair was gek op haar en vrijde met de schone, die meedeed als de kat, die terwille van de smeer de kandelaar likt. Het was Keetje, die moest tappen en bedienen. Door haar hupsheid en lieftallige zwierigheid gaf ze aan de gelagkamer zó'n magische kracht, dat ze hoog en laag in de ban sloeg. Iedereen wilde door haar bediend worden. Zij moest aan iedere roemer of elk bierglas nippen... al raakten haar rose lippen dan ook maar even het glas. Ook hoge officieren, jong of oud, met of zonder baard en knevel, kwamen onder haar bekoring. Die heren waren maar wát blij, dat ze door die verwikkelingen tussen Noord en Zuid acht jaar in het zuiden konden blijven om bij Keetje te zijn.

 

Koningen

Koning Willem III voelde zich best thuis in "De Koppelpaarden" en Oosterhouts mooie omgeving. Ook de Prins van Oranje, onze latere Tilburgse Koning Willem II, die in Tilburg zijn hoofdkwartier had, waardeerde Keetje. Als Koning kwam hij later ook nog graag in "De Koppelpaarden" en bij Keetje buurten. Mede door dit alles werd in Oosterhout nogal eens een keertje het "Oranje boven!" gezongen. Onze dichter Hildebrand kende Keetje eveneens. Als hij in zijn "Camera Obscura" een Brabants meisje beschrijft, is het Keetje, die hem daarbij als model voor ogen heeft gestaan.

J. Craandijk, die rond 1875 door Nederland wandelde en daarover enige boeken schreef, stapte op zekere dag in Oosterhout af "in het hotel van Van Gend en Loos, bij C. van der Maade, een der laatste huizen van de stad, dicht bij de Gorcumsche straatweg". En hij had er geen spijt van. Hij prijst de gulle ontvangst van de bejaarde kasteleines en de voortreffelijke koffie, die haar nicht weet te schenken. Daarvoor is dit hotel beroemd. Maar niet alleen dáár om! Dat weet hij ook. De spraakzame oude vrouw raakt aan het vertellen. Over de Belgische revolutie en de daarop volgende jaren met Oosterhout vol troepen. Ze heeft al onze koningen en prinsen gekend, al onze generaals, kolonels, majoors, kapiteins en luitenants... ook alle vrijwillige jagers van de Utrechtse studenten. Nog jaar op jaar krijgt ze bezoek van vermaardheden. Ze kent bijzonderheden en pikante anecdotes met betrekking tot de veldtocht. Onze wandelaar langs Neerlands dreven raakt zowaar in de ban van die niet meer zo jeugdige vrouw. Hij schrijft: "Ze heeft iets boeiends in haar spreken, iets moederlijks in haar doen, iets innemends in haar voorkomen, waardoor ge u niet schaamt te bekennen, dat ge eigenlijk goeddeels voor háár herwaarts getogen zijt zoals velen vóór u hebben gedaan. Het is immers geen onbescheidenheid u in het oor te fluisteren, dat we hier spreken met niemand minder dan Keetje, het Noord-Brabantsche meisje van Hildebrand, veertig jaar ouder, thans een eerwaardige matrone maar nog steeds "the first attraction" van Oosterhout"...

Wat voor dichterlijke verbeelding de auteurs mogelijk parten gespeeld heeft, kan ons vandaag geen zier schelen. Iedereen dient eigenlijk van tijd tot tijd even "dichter" te zijn al brengt hij het daarbij niet verder dan tot een tijdelijke inlijving in de gelederen van dagdromers en al die andere nietsnutten... Tot dit illustere gilde behoorde kennelijk niet de geboren en getogen Oosterhouter van een niet meer recente jaargang, die wij ontmoetten. Hem ontbrak finaal het zintuig voor "Keetje-romantiek". Hij vatte zijn oordeel wel abnormaal kort en kernachtig samen. Geen woord dichterlijk sentiment er bij. En daarmee was het basta!

 

Bloemen verwelken

U wilt nu evenwel graag weten hoe het Keetje verder is vergaan. Helaas niet zo best. Met de jaren taande haar glorie al "duurde dat wat langer als bij anderen". De militaire sterren verdwenen van Oosterhouts hemel. Het hupse kind van weleer is nooit getrouwd. Als alleenstaande vrouw bleef zij met verwelkte glorie in kommervolle omstandigheden achter. Op 87-jarige leeftijd vond ze in het St. Jozefgesticht een rustige oude dag. Daar ging zij op 17 mei 1895, vijf dagen voor haar 88ste verjaardag, de weg van alle vlees. En zo werden oude waarheden over "sic transit" en "vanitas" weer eens nieuw opgepoetst...

In die dagen van weleer profiteerde "De Koppelpaarden" van het grote verkeer als aanlegplaats van de postwagens. Met de uitbreiding van het spoorwegennet in het zuiden, dat het vrachtverkeer opslokte, en de verdwijning van de diligences, veranderde "De Koppelpaarden" van karakter. Onze dagen hebben het gekend als een gerenommeerd hotel en pension in een bosrijke streek. Vóór ons liggen een paar foto's van rond 1925 toen W. van Riel er als eigenaar de scepter zwaaide. We zien op die afbeeldingen een pand met verdieping, een lang balcon met daaronder een overdekt terras en een aangebouwde serre. En dit alles geeft uitzicht op een bijzonder fraaie en goed onderhouden tuin met hoog geboomte, bloemperken, siervazen en beelden plus rustbanken. In die tijd wordt: "Voormalig verblijf van Z.M. Koning Willem III" in de reclame nog gehanteerd als symbool voor de "standing". De "Koningszaal" van het bedrijf draagt daartoe ook bij. Met al die historie in het hoofd vonden wij het, bij ons jongste bezoek aan Oosterhout, nogal stil in die Leysenhoek. Naar "De Koppelpaarden" zult ge daar tevergeefs zoeken. Het hotel is sinds enige jaren verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een modern en nuchter winkelpand. Geen spoor meer van romantiek.

 

Dit was dan een facet van Oosterhout zoals wij het dit keer eens per se wilden zien. En om nu maar helemaal op zijn echt Oosterhouts te eindigen, hanteren we het in een roemruchte slogan vervatte "garantiemerk": "Eerst eten!" Dat zeggen ze in Oosterhout!

 

PIERRE VAN BEEK