CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Oirschot: een fraai openluchtmuseum

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 23 november 1978

 

Oirschot - Raadhuis in 1798 - reproductie uit Archief Pierre van Beek

 

"Oirschot is een gat..." Nou moe, je moet nogal wat lef in je body hebben om dat zo maar te zeggen over wat tegelijkertijd ook "het mooiste dorp van Brabant" genoemd wordt. Wij zouden die moed zeker niet opbrengen ware het niet, dat een kennelijk van begeestering voor zijn dorp blakende anonymus ons hiermee was voorgegaan. Als blikvanger kan een zo provocerende uitspraak zeker uitstekend dienen maar ge moet ze dan niet uit haar verband gerukt citeren. En dat deden wij wél. Terwille van de waarheid en voor onze gemoedsrust dienen we dus mee te delen hoe dat gat van Oirschot aan een schrijvend brein ontsproten is. Oirschot is namelijk, zo zegt dat brein, "een gat in de heg, waardoor ge bij de sterappels kunt komen. Een gat in het tentzeil van een circus, waardoor ge alles voor niks kunt zien. Een gat in de lucht van plezier, een gat, dat ge nodig hebt wanneer ge er eventjes geen gat meer in ziet. Uiteindelijk een gat om te ontsnappen aan alles wat je achterna zit..." Kijk, dat is andere praat! Als ge nu, in deze zin geconditioneerd, eens op uw zeven gemakken door Oirschot dwaalt, dan begint ge te beseffen wat er voor oog en hart allemaal in dat "gat" zit. Alleen de Markt is al een openluchtmuseum op zich maar ook verschillende hierheen voerende straten en straatjes blazen in dit opzicht hun partij mee. Ge moet u dan ook niet verbazen wanneer er zo'n dikke vijftig Oirschotse panden op de monumentenlijst staan. Die van de buitenwijken zijn er dan nog niet eens bij gerekend.

 

Als voormalige hoofdplaats van het Kwartier Kempenland in de Meijerij beschikt het dorp over oude papieren, niet enkel in figuurlijke maar ook in letterlijke zin. Er valt heel wat te snuffelen in documenten en dat geschiedt daar ook met veel kennis en energie. Het is zelfs mogelijk u over een periode van de 17de tot de 20ste eeuw de bewoners van oude panden onder de neus te leggen. Ook anderszins heeft men er de historie uitgediept en dankzij deze omstandigheid komt het verleden tot spreken voor wie zich daartoe de moeite wil geven.

In de 15de eeuw resideerde hier hertog Antonie van Brabant en beleefde Oirschot zijn glorietijd. Er zat heel wat landadel in dit Kempendorp, eigenaren van hoeven en kastelen. Vanaf de Markt tot de Heuvel stond het vol hoeven totdat de brand van 1623 er in de Koestraat alleen al niet minder dan negentien vernielde. Ook de hele Markt ging er bij die brand aan. Toen de balans van die catastrofe van 1 augustus werd opgemaakt, was daar sprake van 59 huizen met stallen en schuren, 88 huizen en ook nog eens acht brouwerijen. Tot de gedupeerden behoorden de heer van Oirschot, graaf de Merode, die hier zijn residentie had, de deken, de cantor van het kapittel en de jonkers Vos, Van Ameiden, Van Amelrooy en Van Kampen. Alle namen, die verraden met wat voor "groot volk" Oirschot in die tijd al te maken had.

Als ge nu meent meteen ook een verklaring gevonden te hebben voor de nogal verwaand overkomende naam "Rijkeluistraat", welke ge verbijsterd denkt te lezen op een bordje, vlak bij café-restaurant "De Zwaan", dan is dat toch een vergissing. Zo hoog in de kop hebben ze het in Oirschot beslist niet. Die naam heeft niets met "rijke lui" te maken. Het gaat hier alleen om de "Rijkesluisstraat" en dat komt van "Rijckers Sluysken", een sluisje van Rijckert of Richard, dat in of aan deze straat gelegen heeft maar waarvan nu niets meer is te zien. Desniettemin toch wel een leuke en op 't eerste gezicht de aandacht trekkende naam.

 

St. Pieterskerk

Het grote Marktplein wordt gedomineerd door het meest imposante gebouw van Oirschot, de gotische St. Pieterskerk. Geslachten kwamen en gingen maar de Sint Pieter heeft de eeuwen getrotseerd, zij het niet zonder avonturen. Thans hebben we te maken met een oeuvre van de Kempische school uit de 15de en 16de eeuw nadat haar voorgangster in 1462 door brand werd vernield. In de loop van de tijd had het gebouw veel te lijden van storm en oorlogsgeweld. Een der gevolgen daarvan was, dat de toren sinds de eerste helft van de 17de eeuw het zonder spits moet doen. Ongetwijfeld werkt hij daardoor massiever als weleer en nog altijd imposant. De jongste wereldoorlog nam de kerk, kort voor de bevrijding, weer eens mee in de catastrofe. De klokkenverdieping werd door artillerievuur in brand geschoten en ook de kerk brandde uit. Ondanks de restauratie zal men de hierbij totaal vernielde koorbanken doorheen de huidige en ook komende geslachten moeten blijven betreuren. Het fotoboek van Coppens getuigt daarvan in weemoedige terugblik op deze vergane schoonheid.

Wanneer hier aan de Markt de eerste kerk verrees, gaat schuil in de nevelen van de historie. Dat kon best eens rond 1200 geweest zijn want in 1207 bezat Oirschot in ieder geval al een college van kanunniken of kapittel. En dat waren geestelijken, die gezamenlijk het koorgebed baden en de eredienst in de kerk voor hun rekening namen. Een lid van zo'n college had eeuwen later een merkwaardige belevenis, die nu nog in het Oirschots archief geboekstaafd staat. Kanunnik Laureijs dacht zowaar een ogenblik, dat hij de baarlijke duivel zag al bleek het spoedig niet zo'n vaart daarmee te lopen. Het gebeurde op de 11de november 1593 toen de hond van de rentmeester van de Oirschotse kapel zekere Willemen de Metser zo maar pardoes onder de mis uit de toren naar beneden kwam gesprongen. Het beest had opgesloten gezeten in de kapittelkamer. De kanunnik en zijn vicarissen schrokken zich aanvankelijk een hoedje omdat zij meenden met de duivel te doen te hebben. De hond had zijn achterste poten gebroken maar leefde nog.

Vlak bij de kerk kan het raadhuis niet aan de aandacht ontsnappen. Een Middeleeuws gebouw met een zadeldak tussen twee trapgevels aan de zijkanten en een hoog bordes aan de voorkant. Eens beschikten hier de Heren van Oirschot over goed en kwaad want het pand werd in 1463 gebouwd als rechthuis. Volgens sommigen zou de kelder met het fraaie gewelf, waar nu de vroedschap vergadert en huwelijken gesloten worden, zelfs nog ouder zijn. Aan de rechtspleging van weleer herinneren de gevangenissen onder het bordes en in de kelder kunt ge tegen de muur de ketenen zien waarmee de gevangenen werden vastgeklonken. Wat ge nu ziet, is niet meer het originele rechthuis van 1463 want dat brandde al in 1513 uit en moest grotendeels herbouwd worden. In de Franse tijd had men die nieuwbouw maar bepleisterd doch een gelukkige restauratie kort voor de oorlog heeft dit "vandalisme" weer teniet gedaan.

 

Het Vrijthof

Ge zoudt het eigenlijk niet denken maar in de Middeleeuwen had het Oirschotse Marktplein niet zijn huidige omvang. Het voerde toen in zijn geheel de naam van Vrijthof. Daarmee werd aangeduid het voorhof van een kerk, waarop een misdadiger "vrij" was d.w.z. niet kon gegrepen worden. Wij hebben in onze jeugd nog wel eens mensen horen vertellen, dat iemand, die in een kerk vluchtte, daar door de politie niet uitgehaald mocht worden. Men noemde daarbij zelfs een concreet geval uit de twintiger jaren, waarbij iemand zijn heil gezocht had met die bedoeling in de Tilburgse Capucijnenkerk. Zal wel een fabeltje geweest zijn, waarin het middeleeuwse Vrijthof nog doorwerkte. Dat oude Vrijthof van Oirschot werd vergroot na een brand van 1556, die o.a. de "singelhuizen" tussen de kerk en de straat aantastte. De schepenen hebben toen de singelhuizen laten afbreken.

Nog altijd bezit Oirschot een Vrijthof. Daarmede wordt dan nu de plaats aangeduid terzijde van de huidige Markt, waar achter een doorkijkje naast restaurant "De Zwaan" het Protestantse kerkje verscholen zit. Ge hebt hier te maken met het naar onze smaak meest knusse en intiemste hoekje van heel Oirschot. Geen verkeer van auto's maar een kleine oase van rust en bezonkenheid. Een miniatuurwereldje, waar de dagen hun tred vertragen, en een kleinood van in een schrijn van oude huizen opgesloten gestolde stilte. Ge staat hier dan ook oog in oog met een van onze oudste kerkjes want het werd als Mariakapel gebouwd tussen 1100 en 1125 in Romaanse stijl. Bij restauraties in de zestiger jaren zijn hier interessante ontdekkingen gedaan o.a. uit een uit het begin der 13de eeuw daterende dakconstructie, welke voor Nederland uniek mag heten. Vermoedelijk heeft het kerkje oorspronkelijk als Oirschots parochiekerk gediend en bedroeg de lengte plm. 30 meter tegen de 19 meter van nu. In de linker zijmuur bevindt zich aan de buitenkant een merkwaardige steen, welke een draak met het St. Andrieskruis voorstelt: symbool van strijd of "het recht van de sterkste". Als tegenhanger daarvan droeg eens de rechter zijmuur een steen met het Lam Gods en een gewoon kruis: het rechtsteken van de vrede.

 

Klokken en boter

Een verrassing leverde bij de opgravingen de vondst van zeven klokvormen en enkele gemetselde ovens zodat het kerkje, dat ook niet onberoerd bleef in de strijd tussen katholieken en protestanten, dus als klokkegieterij heeft gediend. Trouwens niet het enige profane doel want in 1664 verleende de toen baas spelende Raad van State vergunning het bedehuis als boterwaag te gebruiken. De met boter en eieren naar de markt komende boeren en boerinnen vonden hier zo'n soort overdekte markt. De populaire naam "Boterkerkje", zoals het in de volksmond heet, vindt hiermee een voldoende verklaring.

Niet ver van de Markt, in de Koestraat, trekt een tussen twee vleugels teruggebouwde gevel in de trant van Vingboons de aandacht. Ge staat daar voor het met Oranje verbonden Hof van Solms, dat ook weer zijn geschiedenis heeft. Toen bij de brand van 1623 hier de hoeve van Frederik Hendrik vernield werd, bouwde hij ter plaatse een nieuwe voor zijn gemalin Amalia van Solms. In die dagen bezat Oirschot een tot aan het Franse hof vermaarde chirurg, oogarts, internist en "wonderdokter", die - volgens het verhaal - Amalia van een ongeneeslijke ziekte zou genezen hebben. Uit erkentelijkheid daarvoor schonk Amalia, toen ze na de dood van haar man zich met haar zoon in Den Haag vestigde, de hoeve aan dr. Fey. Deze maakte in Oirschot goede zaken en verwierf er veel bezittingen. Hij bouwde naast de hoeve een huis ter verpleging van zieken en woonde in wat nu en dan Het Hof van Solms heet. Fey nam in 1672, door de Staten van Holland verdacht van collaboratie met de Fransen, de benen naar Frankrijk. Hij heeft zich nooit meer in Oirschot laten zien en zijn bezittingen daar werden door de Staten verkocht.

Uiteindelijk kwam het Hof in 1903 in het bezit van de in 1797 uit Weert verdreven Zusters Franciscanessen. Onder de naam St. Franciscushof diende het als ziekenhuis voor de hele congregatie, vooral voor tb-patiënten. Daar men die ziekte nog niet onder de knie had, stierven er velen. "Naar het Hof gaan" stond dan ook vaak gelijk met een doodvonnis. Wat Dantes verbeelding boven de poort van de hel schreef, gold ook voor het Hof: "Wie hier binnentreedt, laat alle hoop maar varen"...

 

Weer Hof van Solms

Intussen is er veel veranderd. Door verbouwingen, uitbreidingen en restauraties beschikken de zusters nu over een ideaal verpleeghuis voor haar congregatie. Uit respect voor de historie heeft men weer teruggegrepen naar de oude naam en zo praat Oirschot dan ook nog altijd van het Hof van Solms. Het klooster bezit drie sfeervolle binnenplaatsen maar voor de voorbijganger spreekt alleen de ingetogen voornaamheid van het nieuwsgierigheid oproepende front.

Aan de overkant van de straat vraagt het in oude staat herstelde pand "De Pauw" de aandacht. Hier resideerde tussen 1648 en 1800 de predikant, die het met zijn weinige geloofgenoten in de gemeente niet zo leuk had. De protestanten bezaten de veel te grote St. Pieterskerk terwijl de katholieke Oirschottenaren het maar met een noodkerk moesten doen. Op zekere dag in 1719 bleek voor dit predikantenhuis een partij kippeveren te zijn uitgestrooid met een briefje er bij: "Den dominee wil de kapel weg hebben maar we zullen hem plukken als een hoen!" Een week later werd de deur van het predikantshuis met faecaliën besmeerd... De dader? Die zal wel op het kerkhof gelegen hebben al loofden de schepenen 25 gulden uit om hem bij de kladden te krijgen.

Eigenlijk kunt ge in Oirschot geen voet zetten of ge vindt er iets interessants, dat de brug met het verleden intact houdt. We zouden u moeten vertellen van het Carmelietessenklooster "Blijendaal" (de H. Non plm. 1650); de pastorie van kanunnik Jan Daems van Nunen (1613); het mooie "Groenberg", eens woning van de kwartierschout die een machtig man was; de zg. Latijnse school; huize "Diest", de tot museum ingerichte "kapittelhuisjes" en niet te vergeten café-restaurant "De Zwaan" op de Markt. Volgens jaarankers in zij- en achtergevel zou het pand van 1623 zijn. Streekarchivaris W. Klaasen heeft echter een akte opgeduikeld van 6-1-1501 waaruit blijkt, dat "De Zwaan" (vroeger "De Doelen" geheten) toen al bestond. Het kan best zijn, dat die nog steeds florerende zaak ouder is dan de ruim 477 jaar, die er liggen tussen die akte en heden.

Het is wel nuttig iets van al deze dingen te weten om de sfeer van Oirschot op u af te laten komen. Dat kunt ge nu, na ook een expeditie door zijstraten en steegjes, het best tijdens een pauze op de Markt. Die Markt met haar hoge kastanje- en lindebomen, het schilderachtige decor van de zijkant der kerk, de ernst van het raadhuis, de gezellig onder die bomen weggedoken huizen rondom met onder uw voeten de kleine keitjes van het plaveisel in eindeloos herhaalde bogen. In hun uitbundigheid daarover hebben die Oirschottenaren zowaar een ster van de hemel geplukt en haar met haar acht punten in het plaveisel gelegd, daar waar eens de kiosk stond. Er mankeert maar één ding aan dat plein: er staan meestal te veel auto's geparkeerd. Maar wat wil je!...

 

Papier of zilver?

Misschien vindt ge nog wel een bank of een terrasstoeltje met een niet zo jonge Oirschottenaar er op, die als hij je tot tevredenheid getaxeerd heeft, uit zijn schulp komt en aan het vertellen slaat. Dat kan dan het verhaal zijn bv. van "Knilliske". Dat manneke dreef een café, winkel en stalhouderij, waar nu hotel "De Beurs" staat, op de hoek van de Markt. Op zekere dag beurde Knilliske op de eiermijn een briefje van duizend gulden. Dat was moeilijk. De directeur van het postkantoor en de ontvanger van de belasting konden het niet wisselen. Na een onrustige nacht met het briefje onder zijn hoofdkussen schoot Knilliske de stoute schoenen en zijn zondagse pak aan en trok aan de bel bij "mijnheer Somers", de voorname eigenaar van "De Zwaan", een der meest gerenommeerde zaken van Brabant. Mijnheer Toon Somers, een vrijgezel, droeg dan ook vaak een streepjesbroek en een geel vest met een indrukwekkende, gouden horlogeketting er op. Wat schuchter vertelde Knilliske zijn probleem en kreeg van Toon ten antwoord: "Hoe wilt ge 't hebben! In papier of zilver?"... Dat was dan Oirschot van een kleine zestig jaar geleden.

 

PIERRE VAN BEEK