Geslacht Bogaers uitgediept in boek vol gegevens
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 17 maart 1977
"Ge
moet niet denken, dat gij er ene van de rijke San
Bogaers zijt!"... Dat kon men in het Tilburg van de
eerste decennia van onze eeuw een vader of een
moeder wel eens horen zeggen tot een kind, dat
verlangens uitsprak, die niet in overeenstemming
waren met de draagkracht van het gezin. Allicht
vraagt ge u bij deze herinnering af wie toch die
Tilburgse figuur was, die kennelijk zó tot de
verbeelding van het volk gesproken heeft. Het
antwoord daarop vinden we in een pas verschenen
boek, dat tot titel draagt: "Memoriaal voor het
geslacht Bogaers. 1513-1975". Auteur is een telg uit
het veertiende geslacht, de te Venlo wonende Arnout
Bogaers. Hij zette niet alleen een zich over
vijftien generaties uitstrekkende stamboom op, maar
voorzag deze tevens van vele historische
aantekeningen. En het zijn juist die annotaties die
het boek - ook voor niet-genealogisch
geďnteresseerden - zo boeiend maken. Bovendien kunt
ge er heel wat gegevens uit puren, die breder
terrein dan dat van de genealogie raken. Men is
daarbij de stille getuige van de opkomst van een
Tilburgs fabrikantengeslacht en de groei naar een
hoogtepunt, dat bij het voortschrijden van onze eeuw
niet gehandhaafd bleef.
De
eerste Bogaers, die we in Tilburg genoemd zien, is
ene Cornelis Jan Wouter. Hij leefde van 1470-1530 en
met hem vangt bij de auteur de eerste generatie aan.
Dit neemt echter niet weg, dat de naam Bogaers nog
wel verder teruggevoerd kan worden. Wellicht tot
1380 of zelfs 1130, maar daarvoor ontbreken de
bewijzen.
Met
de in onze aanhef gereleveerde "San" zitten we in de
twaalfde generatie. Die stamdrager is de op 25
augustus 1838 te Tilburg geboren en op 8 juni 1901
te Brussel overleden Vincentius Aloysius Antonius,
firmant van G. Bogaers en Zoon (1863), lid van de
Tilburgse gemeenteraad en Heer van Weyenberg, Ridder
in de orde van Oranje Nassau. Hij trouwde 5 juni
1862 met de eveneens uit Tilburg geboortige Isabella
Th. Phil. Pollet, een fabrikantendochter. Negen
kinderen kreeg dit echtpaar, drie jongens en zes
meisjes.
Man van allure
De
glorie was niet zo maar uit de lucht komen vallen.
De opkomst begon al in de negende generatie, waarop
de tiende kon voortbouwen in de persoon van de met
Anna C. van den Hout getrouwde Gerardus (1770-1850).
Dit paar kreeg maar liefst veertien kinderen,
waarvan er evenwel acht jong stierven. Deze Gerardus
wordt beschreven als een zakenman van allure, die
een grote rol speelde in het tijdperk "van de
overgang van de commissionaire naar de eigen
industrie". O.a. richtte hij 1 juli 1798 met
Norbertus Schoffers de wollenstoffenfirma Schoffers
en Bogaers op. De laatste zal daarbij wel de man van
de vakkennis en de eerste die van de centen geweest
zijn. Gerard woonde in de Heuvelstraat en had daar
tot buurman Thomas van Dooren. Dat was zo ongeveer
op de hoek van de latere Willem II-straat aan de
westkant. Een sjiek punt zoals we later nog zullen
zien. Zijn fabriek had Gerardus toen achter zijn
woonhuis aan de Tuinstraat liggen. De energie voor
deze fabriek werd in de letterlijke zin van het
woord door paardekracht geleverd (manege). Stukken
over het totale vermogen van het echtpaar zijn nog
niet ter inzage maar het moet er wel warmpjes bij
gezeten hebben. Na de dood van Schoffers in 1832 kon
Gerardus het bedrijf voortzetten onder de firmanaam
G. Bogaers en Zoon.
Gerard kocht heel wat onroerend goed aan in het
huidige centrum van het toen nog zo landelijke
Tilburg. Zijn grootste transactie betrof zonder
twijfel de aankoop van de Heerlijkheid Boxtel en
Liempde met al de daaraan verbonden heerlijke
rechten. Alles bij elkaar omvatte dat een hele boel.
O.a. het oud-vorstelijk kasteel van de Vrije Baronie
van Boxtel, het kasteel van Stapelen en wat daarbij
hoorde kwam in zijn bezit. In Tilburg waren de
Antonius- en de Mariastraat zijn eigendom. Die nog
bestaande straten danken hun naam aan twee kinderen
van Gerard.
Met
zijn tweede zoon Petrus Lambertus (1808-1876) trad
de elfde generatie aan. Deze was getrouwd met
Carolina M. van Dooren en kreeg twee zonen en een
dochter. Hun moeder stamde uit een fabrikanten- en
koopliedenfamilie. Haar vader was een neef van de
"maire" van Tilburg (burgemeester in de Franse tijd)
Martinus van Dooren, oprichter in 1873 van de firma
Van Dooren en Dams, en van Thomas van Dooren,
bijgenaamd "Parijs van Dooren" omdat deze laatste
per rijtuig vanuit Tilburg zakenreizen naar Parijs
placht te ondernemen. Van Petrus wordt getuigd, dat
hem dezelfde grote kwaliteiten als zakenman
kenmerkten, welke ook zijn vader bezat. Hij bouwde
een nieuwe fabriek aan de Tuinstraat en voerde er de
stoommachine in. Met zijn kleinzoon Pierre legde hij
op 2 augustus 1865 daarvoor de eerste steen. Het
bedrijf floreerde prima. Mede dankzij grote
leveranties voor het leger, Posterijen enz. Zijn
persoonlijke relaties met het Koninklijk Huis en het
Hof zijn daartoe heel bevorderlijk geweest.
Hoge relatie
De
historie vermeldt, dat kroonprins Willem (onze
latere koning Willem II) als legeraanvoerder met
zijn staf in Tilburg verbleef tijdens de Belgische
Opstand (1830). In die jaren was de prins de gast
van Thomas van Dooren en de erfprins, de latere
koning Willem III, woonde in de jaren 1830-1832 bij
Petrus. Volgens de auteur moet dit zó gelezen
worden, dat de vorst eigenlijk gast was van Gerardus
want Petrus was toen nog niet getrouwd en het huis
in de Heuvelstraat (naast Van Dooren) was dat van
Gerardus. Later woonde Petrus in datzelfde huis en
bij de dood en begrafenis van koning Willem II in
1849 was hij er de gastheer van koning Willem III.
Uit die tijd dateert een zilveren theeservies dat de
koning hem aanbood. Alle relaties om de vingers voor
af te likken!
Helaas stierf Petrus' vrouw, pas 31 jaar oud, in het
kraambed. Van Petrus' drie kinderen zorgde de oudste
zoon Vincentius Aloysius Antonius, getrouwd met
Isabella Pollet (1862), voor voorzetting van het
geslacht in de twaalfde generatie. Dit is dan "de
rijke San Bogaers", die met het Tilburgs "gevleugeld
woord" onze plaatselijke historie is ingegaan. De
auteur van de genealogie moest er grootvader tegen
zeggen. Hij heeft het voor zijn werk met zijn
grootvader goed getroffen, want die heeft vanaf zijn
huwelijk tot 1900 een dagboek bijgehouden, waarin
weliswaar de diepere achtergronden worden verzwegen
maar dat toch een rijke bron voor het "Memoriaal"
betekende.
Een
in extenso uit de Nieuwe Bredasche Courant van 10
mei 1891 overgenomen artikel spreekt bijzonder
loffelijk over Vincent Bogaers als het blad een kijk
op zijn persoonlijkheid geeft. Fysiek wordt de heer
Bogaers getekend als "een man van ruim 50 jaar met
een blozend uiterlijk, een ietwat kale schedel, een
gouden bril en een enigszins trippelende gang. Het
tevreden glimlachje, dat speelt om zijn trekken,
door een donkere knevel overschaduwd, zegt u, dat
hij het op de aardbol toch nog zo kwaad niet vindt.
En iemand van zijn positie heeft daar volkomen
gelijk in".
"Grand Seigneur"
Uit
dit artikel en wat de kleinzoon er nog aan toevoegt,
komt Vincent te voorschijn als een man met een
dichterlijke en gevoelige aanleg en met een
bourgondisch karakter. Het type van de grand
seigneur uit de 19de eeuw. Een ontwikkeld man,
liefhebber van reizen en zeer Frans georiënteerd.
"Zoals alle leden van deze generaties" - aldus de
kleinzoon - "was hij, niettegenstaande zijn werelds
leven, een zeer godsdienstig mens." Dit laatste
wordt onderstreept door zijn daden van naastenliefde
en door zijn verdiensten voor de Centrale Kerk te
Rome. Direct verleende hij financiële hulp en
indirect door contact te leggen met de leider van de
vervolgde kerk in Armenië Paul Pierre XIII, die vele
malen zijn gast was. Hiervoor werd hij in 1900
onderscheiden met de benoeming tot Commandeur in de
Orde van de H. Gregorius de Groote.
Vincent voerde een kostbare levensstijl want de zaak
bloeide. Hij kocht ook veel onroerend goed. In 1873
o.a. de Ridderhofstede kasteel "Weyenberg" in
Oisterwijk ad f 12.680,-. Hieraan waren een
boerderij, landbouwgronden en visrechten verbonden.
Uit de boedel van zijn tante Bogaers-Suys nam hij
het 113 ha grote landgoed "De Schaapskooi" aan de
Bredaseweg over. Hij doopte dit om tot "Wildrijck".
Dat bood hem volop gelegenheid voor zijn
liefhebberij: de jacht. Dit nog steeds bestaand
landgoed werd in de volksmond "De Gaas" genoemd,
omdat het langs de Bredaseweg over honderden meters
lengte met grove gaas was afgemaakt. "Als we de gaas
maar voorbij zijn!..." zuchten rond 1900 wel eens de
voetgangers uit het westen op hun reis naar Tilburg
om daar goedkoop gesmokkeld zout te halen. Na "De
Gaas" was Korvel immers niet meer zo ver!...
Prachtig huis
Intussen had Vincent in 1879 van de fabrikant
Ledeboer het prachtige huis aan de Comediestraat, nu
Willem II-straat, gekocht voor 50.000 gulden. "Het
fraaiste huis van gansch Tilburg, een bijna
vorstelijke woning", schreef een krant in die dagen.
Dit pand staat er nog altijd en vormt nog steeds het
meest indrukwekkende huis in de Willem II-straat. Ge
vindt het, komende uit de Heuvelstraat, aan de
westzijde van de straat, even vóór de kruising van
de Tuinstraat. Het is het huis met de hoog, boven
trapjes gelegen, ingebouwde voordeur. In 1931 werd
het ingericht voor de Kamer van Koophandel, die er
jaren gevestigd is geweest.
Vincent trok zich 27 juni 1899 terug uit zaken en de
associatie met zijn zoons Pierre en Joseph werd
ontbonden. Hij droeg de fabriek en de terreinen
(onder meerdere voorwaarden) voor f 250.000 aan hen
over. Dat het hem niet aan initiatief ontbrak,
blijkt uit het feit, dat hij in 1891 een fabriek te
Brussel vestigde en dat hij - vreemd genoeg - na
zijn uittreden nog in 1900 de aan de Stationsstraat
gelegen fabriek van de weduwe Pollet in exploitatie
nam. Overigens slechts voor een half jaar daar zijn
gezondheid dat niet verder toeliet. Op 8 januari
1901 stierf hij in zijn geliefd Brussel aan een
hartkwaal.
De
zaak te Tilburg werd door beide broers Joseph en
Pierre voortgezet. Met succes! Vooral in de
oorlogsjaren 1914-1918 boerde men buitengewoon goed.
De fabriek werd toen op een maximale waarde van f
3.000.000 geschat. Na die glorietijd liet Joseph
zich (1919) uitkopen. Hij vertrok in 1923 definitief
uit Tilburg en vestigde zich, na een verblijf te
Neuenahr, in Antwerpen. Daar stierf hij in 1930. Hij
liet zich zelfs tot Belg naturaliseren. Het laatste
hoofdstuk van de familie-onderneming was toen al
ingezet.
Het einde
Pierre richtte met zijn zoon Vincent te Tilburg in
1920 de N.V. G. Bogaers en Zoon's
Wollenstoffenfabrieken op met een geplaatst kapitaal
van f 1.400.000 door inbreng van de oude firma. Het
nominale kapitaal bedroeg f 2.000.000 en de aandelen
stonden op de beurs genoteerd. Hij benoemde zijn
zoon tot directeur en nam zelf de functie van Ged.
Commissaris. In 1920 werd er nog dividend uitgekeerd
maar nadien ging het bergaf zodat op 8 juni 1925 tot
liquidatie moest besloten worden. Met gebruik van
eigen middelen bracht Pierre die ten einde. Het was
afgelopen daar in de Tuinstraat! Hij zelf vertrok 13
augustus 1927 naar Kapelle bij Antwerpen, waar hij
25 april 1942 stierf. Bij die gelegenheid schetste
hem De Nieuwe Tilburgse Courant als: "een hoffelijk
man, vol charité de coeur, perfect gentleman met een
dichterlijke geest, open voor ideële waarden"... Ook
Pierre was, evenals zijn vader, Commandeur in de
Orde van de H. Gregorius de Groote. De fabriek in de
Tuinstraat staat er nog altijd. Gedurende een lange
reeks van voorbije jaren was er de toen de bekende
Dancing "Scala" in gevestigd. Later Gersons-Franco
en nadien Jurgens Textiel B.V.
Zoon
Vincent was door familiemoeilijkheden uit de N.V.
geraakt, waarna hij te Dantzig in 1923 een
confectiefabriek oprichtte, "Danko" geheten. Hij
keerde echter met zijn vrouw reeds in 1924 naar
Antwerpen terug, waar hij 8 december 1952, na een
kinderloos gebleven huwelijk overleed. Daar zijn
broer Petrus, die op de "Veldhoeve" te Goirle
woonde, in 1928 aldaar was gestorven aan t.b., bleef
er bij het overlijden van Pierre, die slechts een
kleindochter had (van Petrus), geen stamhouder meer
over. Deze tak van de familie was dus uitgestorven
met de dertiende generatie.
In
de veertiende generatie treffen we de auteur van dit
"Memoriaal" aan: Arnoldus J.M. Bogaers, geboren in
Tilburg 27 november 1909 als derde zoon van de te
Brussel in 1932 overleden Guillaume C.J.,
wollenstoffenverver en oprichter-directeur van de
Tilburgsche Dekkleden- en Tentenfabriek.
De auteur
Het
is moeilijk een karakteristiek van jezelf te geven.
Arnoud, die een reeks van functies vervuld heeft,
probeert het toch. En daaruit komt hij dan te
voorschijn met trekken, die men ook bij sommige
vroegere leden van zijn geslacht aantreft: een
introvert type met drang tot beschouwing. Hij deelt
de mensen in twee groepen in: naar de materie en
naar de geest. "Altijd is het zijn verlangen geweest
deel uit te maken van de laatsten", zegt hij
letterlijk. Nog beter leert men hem kennen in zijn
"Inleiding" en de zeer persoonlijke "Epiloog" van
zijn "Memoriaal".
Wij
hebben daaruit hier een greep gedaan uit die
gedeelten, welke, naar wij dachten, de echte
Tilburgers en wel zeer bijzonder de
fabrikantenwereld moet interesseren. Maar het boek
bevat veel meer. Zo vindt ge er een beschouwing over
de familienaam, het familiewapen en een hele partij
kwartierstaten van allianties van het geslacht. Veel
van wat in de Tilburgse "high society" naam en klank
heeft en had, komt ge in de verbindingen met de naam
Bogaers tegen zoals Pessers, De Beer, Van Dooren,
Verbunt, Diepen, Suys, Pollet, Straeter, Kerstens,
Brouwers, Swagemakers en Mutsaers. Het is geen werk
om eens even in een verloren uurtje door te vliegen.
Ge moet er wél voor gaan zitten om het te
bestuderen. Dan zult ge er, tussen de regels, méér
uit lezen dan er summier - of helemaal niet -
aangegeven staat. En er levenswijsheid uit puren.
De
op vele plaatsen door het boek verspreide
intertexten zijn ontsproten aan de geest van de
"Imitatio Christi", losweg vergaard maar immer
universeel en tot contemplatie dwingend. Ze hebben -
zo waarschuwt de schrijver - nergens persoonlijk
verband met degenen, waarbij ze worden aangetroffen.
Oude foto's en tekeningen bieden een plezierige
afwisseling. Jammer genoeg komen, tengevolge van het
toegepaste drukprocédé, de foto's niet helemaal tot
hun recht. De uitgave komt niet in de boekhandel. Er
is echter voor Tilburg een beperkt aantal exemplaren
verkrijgbaar bij L. Langeweg te Tilburg. Telefoon
013-682442.
PIERRE VAN BEEK