Van oudsher herbergen op de Heuvel
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 29 april 1976
De
eeuwen door hebben herbergen een belangrijke rol
gespeeld in het maatschappelijk leven. Dit was ook
te Tilburg het geval. Wie in de 16de en 17de eeuw
over de nog niet gefatsoeneerde Heuvel wandelde, zou
daar een aantal herbergen hebben aangetroffen,
waaraan de nu indrukwekkende jaartallen van 1500 en
1651 verbonden waren. In die herbergen gebeurde méér
dan een biertje drinken. Ze werden zeer vaak
geëxploiteerd door de drossaard, die daardoor in
staat was de gemeentebelangen te verbinden met zijn
eigen belangen, want in die herbergen werden tal van
gemeentezaken afgewerkt: o.a. het houden van
raadsvergaderingen. Totdat schout Bernagie aan die
merkwaardige toestand een einde maakte. Voor de
drossaards en schouten van weleer kwamen nu echter
vaak de vorsters, een soort veldwachter en
deurwaarder tegelijk, in de plaats. Verschillende
van deze herbergen hebben het een paar eeuwen
uitgehouden. Omdat wij ons nu willen bezighouden met
de situatie vanaf de hoek Heuvel-Heuvelstraat,
gaande in noordwaartse richting tot en met het
huidige restaurant "De Korenbeurs", stuiten we daar,
in het 16de- en 17de-eeuwse Tilburg, op twee van die
herbergen t.w. "Één Swaen" en de "De drije (drie)
Swaentjes".
Links "Één Swaen", rechts "De drie Swaentjes"
(Uit: De straten van Tilburg, door Ronald Peeters)
Die
"Één Swaen" werd in 1565 al herbouwd. Nou sloeg men
in die dagen niet zo vlug aan het moderniseren als
tegenwoordig en derhalve kunt ge wel aannemen, dat
die "Één Swaen" lang vóór die tijd bestond. Er was
een brouwerij met een stal en een schuur en ook nog
een hof aan verbonden. Dit gold eveneens voor de
naaste buurman aan de noordkant wiens "Drie
Swaentjes" in 1664 voor het eerst in een akte
opduikt. Verder weten we niet zoveel van die
herbergen in de 16de en 17de eeuw. Afgaande op de
hierbij afgedrukte sepia-tekening, die de betrokken
panden voorstelt, zoudt ge - nu het bruin café
furore maakt - thans moeilijk aan de verleiding
kunnen weerstaan om daar eens binnen te stappen en
de te vermoeden knusse warmte over u en het eigen
gebrouwen bier te laten komen. Deze tekening werd in
1832 gemaakt vanuit hotel "De Gouden Swaen" (nu
Boekhandel Pillot). Laatste eigenaresse van "De Drie
Swaentjes" was de familie Priems, die het pand in
1833 aan de gemeente verkocht. Met de "Één Swaen"
werden die "Drie Swaentjes" enige tijd nadien
afgebroken om plaats te maken voor nieuwe bebouwing.
Transacties
Vóór
en na die tijd hebben er echter op dit westelijk
stuk van de Heuvel met diverse panden en percelen
allerlei transacties plaatsgevonden. Het
interessante daarbij is o.a. dat ge, bij een duik in
de documenten, daar oer-echte Tilburgse geslachten
aan uw geestesoog ziet voorbijtrekken, dragers van
namen die in onze stad nog altijd inheems zijn.
Daardoor lijkt het of de voorbije eeuwen toch niet
zo ver weg zijn als ge zoudt denken. Bij ons
onderzoek hebben we ons bepaald tot de
"ontwikkeling" van percelen, die waarschijnlijk tot
"De Korenbeurs" van onze dagen heeft geleid.
In
1726 bezit de in Den Bosch wonende Maria van
Susteren, weduwe van Rochus v.d. Pas, een aan de
zuidwestkant tegen "De Drie Swaentjes" grenzend
pand, dat zij in 1737 voor 450 gld. verkoopt aan
Gulliam Blomious. Bedoeld is hier Blomjous, maar
destijds nam men het met de namen niet zo nauw. Het
betrof een huis met een schop en een hof ter grootte
van een halve lopensaet. Onze boeren plegen nog wel
"lups" daarvoor te zeggen. De grootte bedraagt dan
in onze huidige maten 8 a 33 ca).
Het
pand is dan verhuurd aan Dirk Verduyn, die nog twee
jaar mag blijven zitten. Onze Gulliam bewoont zijn
nieuwe huis minstens twintig jaar, t.w. tot 1761. In
1766 staat het op naam van zijn kinderen. Één
daarvan, Antonie Blomjous, huurt het. In 1767 en
minstens tot 1791 is Antonie Blomjous huurder en
eigenaar geweest. Deze Blomjous was een herbergier,
zodat het pand dus blijkbaar een café betrof. Op
16-3-1767 kocht hij van zijn broer Francis en de met
zijn zuster Petronella getrouwde Adriaan
Hoppenbrouwers, de twee derde delen die hun
kindspart uitmaakten. Zo had Antonie, die reeds een
derde zijn eigendom kon noemen, alles in bezit. Hij
betaalde voor zijn aankoop f 300,-. Het betreft een
halve lopensaet.
Antonie ruilt in december 1788 een perceel hofland
van acht roeden (2 a 66 ca) tegen een even groot
perceel van Arnoldus Piggen uit Goirle. Die blijkt
een R.K. wereldlijk priester, die méér bezittingen
op de Heuvel heeft.
Maar
ja, de blijkbaar nogal actieve Antonie gaat dood en
dan gaan zijn kinderen en kindskinderen de
nalatenschap verdelen. Daar komen o.a. minderjarige
kinderen met een voogd aan te pas. Twee zonen van
Antonie lagen onder dienst, t.w. Jan en Petrus.
Derde minderjarige was Catharina. Zij hadden Jan
Ketelaars, een boer uit Hilvarenbeek, tot voogd.
Verder zijn de verkopers G.A. Blomjous en Jan
Blomjous, beiden smid, en Elisabeth Blomjous, de
vrouw van D. van den Muysenberg.
Het
betreft een perceel van ca. één lopensaet, liggende
naast een perceel van Panhuysen. Koopster wordt de
herbergierster Anna C. de Vries, weduwe van Willem
de Bresser. Ze betaalt f 2.410,-. Zij stelt twee
borgen. Dit alles gebeurde in oktober 1817. Maar zie
nu: een maand later verkoopt zij haar bezit door aan
een arbeider Corn. Tooten uit Moergestel, één van
haar twee borgen, voor de prijs van f 1.200,-. Ra,
ra, hoe zit dat? Het gaat kennelijk om hetzelfde
perceel.
Als
Tooten in 1825 op de Veldhoven te Tilburg woont,
verkoopt hij in september van dat jaar aan Heuvels
bezit: huis met achterhuis of stalling, hof en erf,
groot 10 Ned. roeden, voor f 1.600,- aan de
touwslager Hendrik Smulders (zoon van Michiel),
wonende wijk Kerk. Deze krijgt voor f 1.000,-
hypotheek ad 4%, zodat er f 600,- contant betaald
wordt.
In
september 1908 verkopen de Panhuysens, uit de
nalatenschap van hun 22 november 1907 overleden
vader P.J.H. Panhuysen, in openbare veiling de
herberg "De Zwarte Ruiter", groot 2 a 85 ca, aan de
Heuvel. Dit pand lag naast dat wat eens Anna de
Vries, een herbergierster, kocht. Koffiehuishouder
W. Hendriks had het gehuurd tot 6 juli 1908 maar
woonde er nog in. Bij de verkoop trad bakker Ant. H.
Panhuysen mede op als gemachtigde voor zijn in
Toledo (Verenigde Staten) wonende broer, die bakker
was, en tevens voor een andere, in Oosterhout
wonende broer, de winkelier J.A.H. Panhuysen. De
herberg in kwestie wordt omschreven als "huis met
schuur en erf". Koper werd de Tilburgse wagen- en
rijtuigmaker Hubertus Otten voor f 8.000,-.
Twee huizen
In
juli 1914 verkoopt ene P.J.H. Panhuysen (zonder
beroep) een perceel van 2 a 45 ca, omschreven als
"bergplaats en tuin", aan de fabrikant Norb. W.W.
Brands voor f 3.000,-. Oktober 1915 verkoopt deze
Brands, die dan als zonder beroep vermeld wordt,
twee huizen aan de Heuvel, samen groot 5 a 64 ca,
deel uitmakend van één kadastraal perceel, bekend
als huis, erf en tuin.
Nieuwe eigenaar wordt de koffiehuishouder Leonardus
Geerts. Maar Brands behoudt de zuidwestelijke hoek
van het complex voor zich. De transportakte bevat
een paar interessante bepalingen. Zo zal in het
verkochte nooit een koffiehuis of slijterij mogen
komen en evenmin op het deel dat Brands behoudt. Een
drogisterij of apotheek mag er ook niet gevestigd
worden. Op die bepalingen, welke bij latere verkopen
steeds moeten zijn opgenomen, wordt voor overtreding
de lang niet malse boetebepaling van f 5.000,-
gesteld. Aan wering van concurrentie blijkt grote
waarde te zijn gehecht! Geerts werd eigenaar van de
twee huizen voor f 23.500,-. Een aanzienlijk deel
bleef als hypotheek van 4,75% staan. L. Geerts zat
voorheen in de Sociëteit "Orfeus" aan de Veldhoven.
In
april 1922 verkoopt Geerts zijn bezit aan Andreas
J.C van Opstal te Tilburg, kelner van beroep. Het
betreft hier een huis met erf en tuin van 4 a 43 ca
en een huis en erf van 1 a 21 ca. Dus precies wat
eertijds Geerts van Brands kocht. Het grootste
betreft "De Korenbeurs" en het kleine het huidige
"Kousenhuis". Het gedeelte dat Brands bij overdracht
aan Geerts had behouden, verkocht Brands later aan
apotheker Cloosterhuis. Enige tientallen jaren is
"De Korenbeurs" in bezit van de familie Van Opstal
geweest, laatstelijk was eigenaresse de weduwe van
A.J.C van Opstal, C.M. Desmares. Als huurder heeft
er in haar tijd o.a. ook een zekere Kuipers in
gezeten. Rond de vijftiger jaren had "De Korenbeurs"
B. Fransen tot eigenaar en sinds 1971 zijn de
bezitters A. de Heer en M. Willemsen, die momenteel
de zaak drijven.
Nu
was het wel aardig ook te weten wanneer de naam
"Korenbeurs" voor het eerst verschijnt. Van Opstal
kocht ze onder die naam. Maar... we treffen in 1737
in Tilburg al een "Korenbeurs" aan. Die bevond zich
evenwel op de Markt. Ook duikt daar ooit een
"Graanbeurs" op. Die namen houden ongetwijfeld
verband met de graanhandel van boeren, die daarmee
in Tilburg ter markt kwamen. Dat gebeurde zowel op
de Heuvel als op de Markt. Ook nog wel in veel
recentere jaren. Het graan werd verhandeld onder de
lindeboom. Daar stonden toen lage banken zonder
leuning, zoals we die ook in de verdwenen boterhal
op de Markt plachten aan te treffen. Die banken
dienden niet in eerste instantie om op te zitten,
maar hierop zouden, voor wat de Heuvel betreft, de
zakken met graan van de boeren geplaatst geweest
zijn.
Watertanden
Nu
we ons toch vermeien in het verleden, willen we u
ook nog even een graantje laten meepikken uit de
prijslijst van de herbergierster de wed. L. Colin
(Markt) in 1783. Dan valt er te watertanden! Daar
gaan we dan: een glaasje jenever anderhalve cent;
een glas bier, glaasje brandewijn, een romer jenever
en een boterham elk één stuiver; koffie en thee
ieder twee stuivers (met melk en suiker erbij!);
boterham met kaas of vlees twee stuivers. Wilde je
echt het heertje spelen met het laten aanrukken van
een fles wijn, nou dan moest je tien tot zestien
stuivers neertellen. Onze weduwe leverde ook iets
speciaals (voor de koude voeten?). Dat was een kan
bier, warm gemaakt met suiker en nootmuskaat. Voor
zes stuivers was je de man.
In
1924 kon je op de Heuvel voor kleine hapjes en
slaatjes terecht van één kwartje tot drie kwartjes.
Maar in het laatste geval at je dan wél kreeft!
Portie bitterballen van tien stuks: één kwartje,
broodje-kaas ook. Een hele uitsmijter kwam op drie
kwartjes. En nou moet u niet denken, dat het een
derderangs zaak betrof, want we hebben het over
"Modern".
Wat
blijkt er nu per saldo uit onze speurtocht in de
zuidwesthoek van de Heuvel? Dat daar vanaf het begin
van de 16de eeuw al herbergen gevestigd waren.
Daarna hebben we een sprong gemaakt naar de 18de
eeuw en telkens duiken daar en ook later weer
herbergen op, al raakt dit woord uit de roulatie. De
veronderstelling, dat die herbergen er nooit
ontbroken hebben, lijkt ons niet te boud.
Het
pand of de panden, waaruit de huidige "Korenbeurs"
ooit is voortgekomen, grensde in 1737 aan de
zuidwestkant (richting Heuvelstraat) aan "De Drie
Swaentjes" van Willem Hoecx (in 1713 zat daar al een
Gerard Hoecx). Als "De Korenbeurs" daar geen deel
van uitmaakt, neemt zij vermoedelijk de plaats in
van een veel latere herberg, wat dan wel eens "De
Zwarte Ruiter" geweest kan zijn. De inrit aan de
noordkant speelt als poort met recht-van-weg vanaf
de oudste transportakten een rol. Dit kan dan niet
de poort van de afbeelding zijn. Het noordelijk
daarvan gelegen, gedeeltelijk zichtbare pand, zou
dan een verre voorganger van "De Korenbeurs" geweest
kunnen zijn.
Band met verleden
Uiteraard is er de voorbije jaren vaak gebroken en
ge(ver)bouwd. Ook nu weer ondergaat "De Korenbeurs"
een modernisering. Daarbij zijn oude balken
aangetroffen, helaas zonder jaartal. Uit piëteit
tegenover het verleden heeft men deze gespaard. En
dat niet alleen, ze zijn permanent voor het oog van
de bezoeker zichtbaar verwerkt.
Geslachten zijn gekomen en gegaan, maar het is nog
altijd mogelijk zijn biertje te drinken op de
plaats, waar de voorvaderen met hetzelfde doel de
benen onder de tafel staken of aan de toog hingen.
Dit te weten is toch leuk voor de mensen van
vandaag. Zeg nou zelf!
PIERRE VAN BEEK