Franse scholen speelden grote rol in Tilburg
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 8 maart 1975
Er
heeft een tijd bestaan dat in Tilburg de mededeling:
"Hij is op de Franse school geweest" als een
bijzondere aanbeveling klonk. Maar wat waren nu
eigenlijk die zg. Franse scholen? Hoe zijn ze
ontstaan, opgebloeid en weer verdwenen? Op deze
vragen vonden wij een antwoord in een studie van
onze stadgenoot C.J. Weijters, welke ook de redactie
van "Actum Tilliburgis" belangrijk genoeg vond om er
een hele aflevering van het orgaan van de
Heemkundekring "Tilborch" mee te vullen. Nu hoeft ge
heus niet speciaal voor onderwijs geïnteresseerd te
zijn om door deze studie geboeid te raken. Bijzonder
hebben we hierbij dan op het oog de laatste stadia
van dit voor Tilburg eens zo belangrijke onderwijs.
Deze raken namelijk de herinnering van een nog niet
helemaal uitgestorven generatie. Is het niet uit
eigen ervaring dan toch zeker door overlevering.
O.a. geldt dit ongetwijfeld voor de school van
"monsieur Borsten" op de Heuvel, welk pand nog niet
zo heel veel jaren geleden werd afgebroken.
Merkwaardig is het, dat - ook na de officiële
opheffing van de Franse scholen - ge in Tilburg nog
een spoor van de doorwerking ervan kunt waarnemen
tot in de eerste decennia van onze eeuw. En dat
raakt ook weer generaties, die nog van de partij
zijn. Weijters belicht in zijn publicatie, waarvan
wij ons hier in hoofdzaak bedienen, een facet van
Tilburgs onderwijs, dat - voor zover ons bekend -
niet eerder zo serieus voorwerp van studie is
geweest. Daarom is zijn werkstuk uniek en van groot
nut voor hen, die zich in de toekomst in het
Tilburgse onderwijs denken te verdiepen.
De
eerste Franse scholen ontstonden in Nederland al
rond 1500. In de 17de eeuw waren zij zeer talrijk en
in de 18de namen ze nog in betekenis toe. Vooral in
bepaalde kringen genoten ze grote populariteit, want
het onderwijs was er heel wat breder dan de naam
aangaf. Tegen het einde van de 16de eeuw en later
werden in Tilburg pogingen van protestantse zijde
gedaan om tot zo'n school te komen. Dat was tot en
met 1694 minstens vijf keer het geval doch het
streven leverde kennelijk geen resultaat op.
Merkwaardig is nu, dat Tilburgs eerste Franse school
een katholieke was, die tot grote bloei kwam terwijl
ze eigenlijk niet eens had mogen bestaan. Ze bestond
klandestien, want volgens de plakkaten was katholiek
onderwijs verboden. Het katholieke echtpaar Adriaen
van Iersel en Arnolda Ingenhousz lapte die plakkaten
(rond 1705) gewoon aan zijn laars door de oprichting
van een Franse school annex kostschool. Het bestaan
ervan was een publiek geheim maar de plaatselijke
overheid trad er niet tegen op. Drossaard en
schepenen hadden stiekem plezier in het succes van
de school want zij bleek een groot gemeentebelang.
Er waren zelfs leerlingen uit Roosendaal. De
Tilburgse protestanten blijken ook niet tot de
scherpslijpers behoord te hebben, want ook zij
stuurden hun kinderen naar de school, die er -
volgens "eigen" plakkaten - niet had mogen zijn!
Het
katholieke echtpaar had de zaak ook tactisch
aangepakt door de aanstelling van enige protestantse
leerkrachten. Dat marcheerde dus een tijd lang heel
goed. Totdat er uiteindelijk in 1719 toch een
scherpslijper ten tonele verscheen in de persoon van
de protestantse schoolmeester J.C. van Swanenberg,
die door de Raad van State aan de hoofdschool van
Tilburg in de wijk Kerk ('t Heike) was aangesteld.
Hij moest die concurrentie niet en begon de Franse
school te dwarsbomen. Het exploiterende echtpaar
verzette zich wat tot erkenning van de Franse school
door drossaard en schepenen leidde. Wie nu dacht,
dat de kous daarmee wel af was, rekende buiten het
doorzettingsvermogen en de macht van Swanenberg.
Deze ging in beroep bij de Raad van Brabant, het
hoogste rechtscollege voor dit gebied. Laat hij daar
nu succes hebben! Het Tilburgse echtpaar zag zich
veroordeeld tot een boete van f 50,- wegens het
houden van een bijschool.
Eenling overwint
Swanenberg steeg zijn overwinning zó naar het hoofd,
dat hij op 15 november 1728 de vergadering van
drossaard en schepenen binnen liep en daar, bij
wijze van spreken, met de vuist op tafel stipte
naleving van de plakkaten en het uitgesproken vonnis
eiste. Het plaatselijke bestuurscollege schrok daar
nogal van. Men moest nu toch iets doen en vorster
Van Daalen kreeg opdracht tot een onderzoek in de
woning van Adriaen van Iersel. Men trof daar alleen
naaiende, kantwerkende en breiende meisjes aan maar
geen boeken of schriften. Onze Adriaen zal
vermoedelijk wel tijdig een tip gekregen hebben. Het
eind van het liedje was ten slotte echter, dat
Tilburg zijn bloeiende Franse school kwijt was. In
de strijd van één tegen allen had de eenling
gezegevierd.
Na
deze episode heeft het ruim 25 jaar geduurd voor
Tilburg weer een Franse school kreeg. Het
gemeentebestuur was dan ook wat blij toen 15
september 1755 de geboren Parijzenaar Jean Duperron
zich, voorzien van goede getuigschriften uit Den
Haag, IJsselmonde en Valkenswaard, aanbood om een
Franse school te beginnen. Zijn aanstelling had
nogal wat voeten in de aarde door allerlei
formaliteiten van hogerhand maar 15 augustus 1757
kwam zijn aanstelling dan toch af. De man woonde
intussen al twee jaar in Tilburg zodat hij dus nogal
wat geduld had opgebracht. Duperron werd bevoegd
verklaard voor lessen Frans, grondbeginselen van
Latijn, schrijven, rekenen en aardrijkskunde. Op 31
januari 1763 nam hij echter ontslag om in Oosterhout
een betrekking te aanvaarden. Een maand na diens
vertrek werd de vakature aangevuld door Pierre
Renauld uit Dordrecht. Zijn benoeming had enige
complicaties meegebracht die verband hielden met een
geschil tussen de Heer van Tilburg, Van Hogendorp,
en het dorpsbestuur, hoofdzakelijk de drossaard.
Lesrooster
Op
de lesrooster van de school stonden de vakken:
Frans, lezen, schrijven, rekenen, Italiaans,
boekhouden, navigatie en wat "al verder tot een
goede en geschikte opvoeding vereijscht worde". Op
de duur viel het Renaud in Tilburg nogal tegen. Vóór
zijn aanstelling bleken de president-schepen en de
vice-president hem van alles beloofd te hebben, maar
van die beloften was, na vier jaar, nog niets
terecht gekomen. In een request van 27 februari 1767
aan drossaard en schepenen deed hij daarover een
boekje open. En dat veroorzaakte in het college
nogal wat deining. Renaud trok aan het kortste eind
maar hij bleef aan zijn school tot zijn dood, einde
1781. Hij had het dus 18 jaar volgehouden.
Op
15 juni 1782 werd Jean Pierre Ferron Frans
schoolmeester. Hij bleef bijna acht jaar. Pas 24
september 1792 kreeg Tilburg een opvolger in Paule
Leopold Beetge. Deze werd pas aangesteld na zijn
overgang van de Lutherse naar de Hervormde Kerk. Hij
bleef ongeveer drie jaar. Zijn vertrek viel samen
met de overgang van de Republiek der Verenigde
Nederlanden naar de Bataafse Republiek. Na het
vertrek van Beetge zat men weer zonder een echte
Franse school tot 1800. De Amsterdamse George
Schuurman hield het, vermoedelijk wegens
moeilijkheden met het gemeentebestuur, maar een jaar
of vier uit en nam op eigen verzoek ontslag.
Als
we nu de hele 18de eeuw overzien, kan worden
geconcludeerd dat de beste tijd van de Franse school
ligt tussen plm. 1705 en 1728 toen ze eigenlijk
onwettig functioneerde. Latere scholen schijnen die
hoogte nooit meer bereikt te hebben.
Vreemde zaak
Nadat van september 1800 tot midden 1804 de uit
Amsterdam geboortige George Schuurman als Frans
schoolmeester gefungeerd had, kreeg Tilburg tot zijn
opvolger een Belg, Johannes Jacob van Put. Dat is
een merkwaardig geval geworden als men diens lange
geschiedenis overziet. Hij heeft het klaargespeeld
zo'n 35 jaar als Frans onderwijzer te boek te staan
hoewel hij aan zijn eigen school eigenlijk slechts
de eerste tien jaar na zijn komst les gegeven heeft.
Ra, ra, hoe zat dat? De man was immers pas 40 jaar
toen hij zijn taak in Tilburg aanvaardde.
Van
Put was geboren in Brecht en tijdens zijn
sollicitatie Frans kostschoolhouder te
Boort-Meerbeek boven Mechelen. Hij kwam met een
daverend getuigschrift voor de dag van... de
burgemeester van zijn geboorteplaats, maar niet van
die uit zijn laatste standplaats. Het lag er wel wat
dik op, dat de burgemeester zijn oud-onderdaan een
pleziertje had willen doen. Na enige aarzeling
benoemde het gemeentebestuur hem toch op 6-8-1804.
Van Put vestigde zijn school aan de oostkant van de
latere Schoolstraat, op de hoek van de toenmalige
Zomerstraat. Of eerstgenoemde straat haar naam aan
zijn school ontleende, valt te betwijfelen.
Te diep in het glas
Of
Van Put zijn taak voldoende aankon, valt te
betwijfelen. Op zijn 50ste jaar bemoeide hij zich in
ieder geval al niet meer met zijn school. De
praktijk liet hij over aan zijn oudste zoon Louis
van Put. Deze had in 1807 zijn akte gehaald. Daarbij
kan als merkwaardigheid worden verteld, dat het een
primeur gold in die zin, dat Louis de eerste
Tilburgse onderwijzer was, die voor dit vak een
examen aflegde. Papa Van Put heeft zijn plezier met
zijn zoon wel opgekund. Louis keek vaak te diep in
het glas. Zodanig zelfs, dat het stadsbestuur in een
resolutie van 11-1-18?5
daarover zijn ontstemming uitsprak. De man had niet
zo maar een stille dronk doch hij ging "als een
uitzinnig mensch" te keer. En in het publiek en ook
tegenover het gemeentebestuur gedroeg hij zich
onbetamelijk. Aangezien zijn vader J.J. van Put nog
altijd voor de school verantwoordelijk was, werd
deze in de raad op het matje geroepen. Dat moet wel
een zware gang voor de oude heer betekend hebben.
Hij zag zich in de raad bedreigd met schorsing en
vervanging als de zaak niet veranderde. Papa Van Put
verving Louis toen door diens jongere broer Willem
Alexander. De ontevredenheid was daarmee evenwel
niet weggenomen en ten slotte besloot de
gemeenteraad zelf maar een tweede Franse school op
te richten.
Getuigenissen
Over
de school van Van Put bestaan twee onverdachte
getuigenissen die echter niet met elkaar kloppen.
Een hiervan is die van professor G.W. Vreede, zoon
van de Tilburgse lakenfabrikant Paulus Vreede en
kleinzoon van de bekende politicus Pieter Vreede
naar wie het parkeerplein achter V & D is genoemd.
De latere professor doorliep Van Puts school van
1815-1820. Dat was al niet meer onder Van Put Sr.
maar onder Louis, die Vreede "den algemeen beminden"
noemt. Vreede meent zijn Franse school "veel
verschuldigd" te zijn.
Een
enkele jaren oudere Tilburger - ook weer een
professor! - C.A. den Tex blijkt daarentegen van
oordeel, dat die school aan hun vorming en
ontwikkeling "niet veel" gedaan heeft. Den Tex
brengt dit tot uitdrukking bij de benoeming van
Vreede tot hoogleraar te Utrecht in 1847. Daar waren
beiden kandidaat. Tex trok zich terug omdat hij al
professor was te Amsterdam. Typisch, dat hier twee
geboren Tilburgers, wier namen overigens in Tilburg
nauwelijks bekend zijn, bijna elkaars "concurrenten"
waren! In zijn felicitatiebrief aan Vreede drukte
Den Tex zich als volgt uit: "Wat zal de plaats, die
U en mij het levenslicht het eerst deed aanschouwen,
de plaats, waar eenmaal onze wieg stond, daarbij
gevoelen? Wellicht niet veel, daar zij voor onze
vorming en ontwikkeling niet veel deed". Vreede
tekende daarbij aan, dat hij het aan de Franse
school blijkbaar beter getroffen had dan Den Tex.
Enigszins een beeld van de school van Van Put
krijgen we ook uit de studie. In Vreede's tijd telde
de Franse school méér dan honderd leerlingen,
jongens en meisjes van allerlei gezindten zoals
katholiek, protestants en joods. Tot zelfs vanuit
Engeland wist men de school te vinden. Volgens de
volkstelling van 1830 stonden er bij Van Puts Franse
kostschool drie Engelse leerlingen ingeschreven. Er
heerste strenge tucht. Zelfs met roede en plak
hoewel de plak sinds 1805 verboden was. Er zijn
tekenen, die er op wijzen, dat met het Frans goede
resultaten bereikt werden. Met rekenen scheen dat
minder het geval. Een Franse school in Tilburg werd
vooral op prijs gesteld door de fabrikanten en
zakenlieden.
Tweede Franse school
Toen
de gemeente in Van Puts school geen toekomst meer
zag, richtte zij zelf een tweede Franse school op.
J.C. Schuilenberg, een huisonderwijzer uit Gorcum,
kon hiermee in februari 1836 starten. Hij moest zelf
voor het pand en de inrichting ervan zorgen. Dat
pand betrof een huis in de bocht van de Heuvelstraat
en de Nieuwlandstraat. Men had nu dus twee elkaar
beconcurrerende Franse scholen, die zelfs dicht
bijeen lagen. De onderwijzer van de nieuwe school
voldeed boven verwachting. Tenminste aanvankelijk!
Er werd ook Duits en Engels onderwezen. In 1837
luidde het jaarverslag al wat minder optimistisch en
dat van 1839 erkende de school als een mislukking.
Schuilenberg vroeg 13-1-1840 ontslag en vertrok naar
Nederlands-Indië.
Tilburg kon weer opnieuw de boer op voor een Franse
onderwijzer. Men vond het nu beter de twee scholen
samen te smelten. Mede met dit oogmerk kreeg de oude
J.J. van Put, die 35 jaar lang de naam van Franse
onderwijzer gedragen had, eervol ontslag. Met nog
een pensioentje en een gratificatie, hoewel hij zelf
slechts ca. tien jaar les had gegeven. Van Put was
toen zesenzeventig jaar oud. Zijn school was men nu
tenminste ook kwijt.
Meneer Borsten
Met
de nieuwe Franse meester had Tilburg geluk. Dat werd
7-11-1840 Christiaan Borsten. Hij was geboren
18-10-1810 als zoon van Antonie Borsten, onderwijzer
te Nederwetten. Die zoon had wel wat in de mars t.w.
drie onderwijzersakten en bevoegdheden voor
onderricht in Frans, Duits en Engels. Hij had reeds
ondermeester gespeeld aan de Franse school van H.A.
Boom te Eindhoven. Het gemeentebestuur was zó over
hem in de nopjes, dat hij niet eens een vergelijkend
examen behoefde af te leggen.
De
jongeman kwam vol ambitie naar Tilburg. Daarvan
getuigt het in twee talen gesteld prospectus over
zijn school-met-internaat. Het onderwijs omvatte er:
Nederlands, Frans, Duits, Engels, schrijven,
tekenen, algebra, correspondentie, aardrijkskunde,
geschiedenis en "alles wat tot een goede opvoeding
behoort". Ook voor muziekonderricht bestond er
gelegenheid. Waar hij zijn school startte, is niet
met zekerheid te zeggen. Mogelijk in het pand van
Schuilenberg. In ieder geval kocht hij pas in 1842
van mejuffrouw Maria Baesten een huis op de
noordelijke hoek van de Heuvel en de
Telegraafstraat. Dus daar waar bakker Rutten nu zit.
Na enige verbouwing werd deze school op 2-1-1843
betrokken.
Nieuwe school
In
1850 liet Borsten een helemaal nieuwe bouwen op de
zuidelijke hoek van de Telegraafstraat, derhalve
tegenover de oude. Van die nieuwe wordt gezegd, dat
het betrof: "een fraaie doelmatige en ruime school,
dewelke in drie vertrekken door middel van houten
beschotten met glazen deuren is ingedeeld". Vele
Tilburgers herinneren zich nog dat dit een tiental
jaren geleden afgebroken pand het eigendom was van
mejuffrouw P. Arts en vervolgens van de gemeente
Tilburg. Bij de afbraak van het pand werd "de eerste
steen", die in de achterzijde van de school
gemetseld zat, behouden. Hij bevindt zich thans in
het gemeentearchief. Het moeilijk leesbare inschrift
daarvan luidt: "De eerste steen van dit gebouw
gelegd door Henriette Joseph Borsten Tilburg 1850".
De tekst bevat vermoedelijk ook de datum 6-1, dus
zes januari.
De
school van Borsten met internaat heeft een
belangrijke functie voor bepaalde kringen in Tilburg
vervuld. Wij hebben nog wel oud-leerlingen gekend,
die zich vol lof over het onderwijs uitlieten. In
1850 had de school 130 leerlingen (jongens en
meisjes), waaronder 46 interne. In 1860 zelfs 156.
Nadien liep het aantal terug.
Concurrentie
Borsten werkte met een variërend aantal medewerkers.
In 1849 kreeg hij concurrentie in een Franse
meisjesschool van mejuffrouw A.M. Canters,
voorgangster van juffrouw Van der Putte welke
laatste midden 1851 zich vestigde in het huis van
mr. J.A. Mutsaers in het Nieuwland. Mutsaers
verhuisde naar Den Haag. Voorheen was in dit pand
een herberg gehouden. De genoemde juffrouw Van der
Putte had nog een opvolgster in juffrouw
Rooderkerken. In 1853 verrees er in Tilburg een
Franse school van Hendrik van Moll, later (1857)
J.C. Gosler. Tilburg bezat ten slotte drie Franse
scholen, waarvan Borsten de kroon spande en deze was
ook het langste leven beschoren. Het leerprogram was
het uitgebreidst. Men kan dan ook wel zeggen, dat
Borsten tweederde van het leerlingenaanbod voor zijn
rekening nam.
Door
de nieuwe L.O.-wet van 1857, die 1-1-1861 in werking
trad, raakte de Franse scholen in naam uit de tijd.
Zij werden omgezet in de zg. Mulo-scholen. Sinds
1861 was Borsten hoofd van een bijzondere Mulo, die
de minister evenwel als een openbare school
behandelde. Zij werd écht een openbare toen de
gemeente haar op 1-10-1868 overnam. De school had
omstreeks die tijd 90 leerlingen, allen jongens.
Borsten werd tot hoofd benoemd. Hij kreeg twee
hulponderwijzers, o.w. L.H. Verschuuren, die reeds
eerder bij Borsten gewerkt had en een particuliere
school had. Bijna 17 jaar bleef Borsten aan de
openbare Mulo, waarvan het aantal leerlingen de 90
niet te boven ging. Per 1 januari 1885 vroeg hij
ontslag "wegens verzwakking van lichaamskrachten".
Hij was dan ook al 74 jaar. Zijn ontslag "op meest
eervolle wijze" kwam waarlijk niet te vroeg. Bijna
was hij, zoals dat heet: in het harnas gestorven,
want hij overleed veertien dagen na het verleende
ontslag op 17-1-1885. Veertig jaar had hij het
onderwijs in Tilburg eervol gediend. Volgens een
krantenverslag trok zijn voormalige kostschool aan
de Heuvel eens leerlingen "uit alle oorden des rijks
en zelfs uit Duitsland en overzeese bezittingen".
"Monsieur Verschuuren"
Nog
ruim anderhalf jaar na Borstens dood bleef de
openbare Mulo in het pand aan de Heuvel gevestigd,
waarna op 1 oktober 1885 de nieuwgebouwde, moderne
gemeenteschool aan de Langestraat betrokken werd met
L.H. Verschuuren als hoofd. Deze school had niet elk
spoor van haar herkomst uitgewist want... de
voertaal was er Frans gebleven. Zodoende sprak heel
Tilburg dan ook steeds van de school van "monsieur
Verschuuren" en die betiteling had in Tilburg,
vooral in bank- en zakenwereld, een bijzondere
klank. Er was nog steeds het begrip "qualiteit" aan
verbonden als een waardevolle erfenis van "monsieur
Borsten" en ook door Verschuurens persoonlijkheid,
bekend uit de tijd van zijn particuliere scholen in
de Koestraat en later Zomerstraat ten oosten van de
Protestantse kerk.
Op 3
september 1911 legde "monsieur Verschuuren" zijn
functie neer. Hij woonde na zijn pensionering
jarenlang in de Nieuwlandstraat op de hoek van de
Vincentiusstraat in het thans nog bestaande pand.
Vele Tilburgers herinneren zich ongetwijfeld deze
rijzige en deftige figuur met witte haren. Hij
overleed in de eerste helft van oktober 1931, in de
ouderdom van 85 jaar.
Laatste
Als
zijn opvolger tot hoofd van de school aan de
"Langepad" (Langestraat) was bij zijn pensionering
benoemd P.J. Willems. Onder diens straffe leiding
bleef ook nog een reeks van jaren het Frans de
voertaal, waardoor deze school zich van andere bleef
onderscheiden met het stempel van de geboorte. Zij
kende nog altijd een "monsieur" en ook nu weer sprak
Tilburg van "de school van monsieur Willems", wat
een garantiemerk betekende. De heer Willems, die
méér dan veertig jaar aan het hoofd van zijn school
stond(?),
overleed 22 januari 1939 te Tilburg. Hij was de
vader van de inmiddels ook overleden PvdA-politicus
Joan Willems uit Oisterwijk.
De
zich zo lang handhavende Franse voertaal op de
school aan de Langestraat werd rond het einde van de
twintiger jaren afgeschaft. "Offer aan de
democratie" hoorden wij dat eens noemen. Hiermede
was het allerlaatste nagloeiertje van de lange
geschiedenis van Tilburgs Franse scholen verdwenen.
Dat
de heer Weijters zich de moeite getroost heeft de
historie van dit soort onderwijs uit te pluizen voor
zover daarover documenten ter beschikking stonden -
daarvoor kunnen we hem slechts dankbaar zijn want:
Wat opgeschreven wordt blijft!
PIERRE VAN BEEK
Voetnoot redactie:
De
publicatie van het artikel "Franse scholen speelden
grote rol in Tilburg" van Pierre van Beek in het
Nieuwsblad van het Zuiden op zaterdag 8 maart 1975
was zeker geen reclame voor de zetafdeling van die
krant. Een flink stuk tekst ontbrak en om de pagina
toch maar vol te krijgen had men de items
"Concurrentie", "Monsieur Verschuuren" en "Laatste"
dubbel geplaatst. Veertien dagen later, op zaterdag
22 maart 1975, verscheen het ontbrekende gedeelte
onder de titel "Hoofd van Franse school werkte maar
10 van de 35 jaar". Pierre van Beek gaf in zijn
inleiding bij deze correctie een heel nette
verklaring voor dit extraatje: "Door samenloop van
omstandigheden zijn deze twee figuren (Van Put en
Borsten, red.) in het artikel in deze krant van
8 maart ll. niet uit de verf gekomen zoals de auteur
ze geschetst had. Toch zijn ze interessant genoeg om
op hen terug te komen." Tja, Pierre bleef altijd
heer!
De
op 22 maart gegeven aanvulling is door ons hierboven
op de juiste plaats ingevoegd, zodat het artikel
over de Franse scholen nu weer in één adem
uitgelezen kan worden.