CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

"Eeuwige" rivaliteit tussen Heuvel en Kerk

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 16 maart 1973

 

Nadat we op deze plaats vroeger al eens aandacht besteed hebben aan het ontstaan van de Tilburgse jaarmarkten en hun ontwikkeling tot maandmarkten, willen we nu de schijnwerper zetten op onze weekmarkten, welke - door de loop der eeuwen - eveneens in onze stad een zo belangrijke functie hebben vervuld. Bij de instelling van vier jaarmarkten op 21 februari 1575 verleende koning Philips II ook octrooi voor een weekmarkt voor de verkoop van vlees en andere artikelen. Als marktdag werd de zaterdag aangewezen. Dat heeft zo geduurd tot 1 mei 1809 toen de Landdrost door de sterke arm gedwongen werd de marktdag naar vrijdag te verschuiven. De vrijdagse markt kennen we dus ruim 163 jaar.

Wie zijn neus steekt in de historie van de weekmarkt, wordt daarbij o.a. getroffen door de nooit aflatende strijd tussen de wijk Heuvel en de wijk Kerk om het bezit van de markt. Duidelijke symptomen daarvan vallen te registreren in de jaren 1575, 1609, 1659, 1687 en 1825. Werd er niet openlijk geharreward, dan gloeide de animositeit toch nog bedektelijk als ongedoofde kolen in een ashoop. Als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen, zegt het spreekwoord. Dat bleek ook hier het geval. In april 1935 verhuisde de markt definitief naar het Piusplein met Koningsstraat en Willemsplein. Een soortgelijke touwtrekkerij tussen de Heuvel en Kerk (toen 't Heike genoemd) als de bovenvermelde heeft men - op lager niveau - in het verleden ook wel kunnen constateren tussen de caféhouders van beide wijken als het ging om de vestiging van "tehuizen" voor verenigingen. Dat speelt nu echter geen rol meer.

 

Statistieken over de ontplooiing van de markt zijn er in de eerste eeuwen van haar bestaan niet bijgehouden. Aanvankelijk zullen de markten wel van niet méér dan plaatselijke betekenis zijn geweest. Ze blijken echter levensvatbaarheid te hebben gehad. Een teken daarvan ligt in de vrij vlug ontstane strijd tussen de wijk Heuvel en de wijk Kerk over het bezit van de markt. Belanghebbenden van de Heuvel zagen er wel wat in de markt naar hun plein te krijgen. Daar hadt ge de ruimte wat - althans naar hun oordeel - niet kon gezegd worden van de omgeving van de Heikese kerk, die inmiddels ook de naam van Markt had gekregen. Er werd alles op haren en snaren gezet de markt daar weg te krijgen. En dit gebeurde niet steeds met fraaie middelen! Dorpssecretaris Jan de Roy wist daarvan mee te praten. Door molestatie kreeg hij in 1598 aan den lijve te voelen, dat de mensen van de Heuvel helemaal niet te spreken waren over de afwijzende beschikking door de schepenen op hun request over "de dwanck van de weekmercte".

 

Veel wrijving

Voorlopig hielden de Heuvelnaren zich een tijdje koest. Ook zonder die markt bestond er, rond de wisseling van deze eeuw, al genoeg verdeeldheid onder de bevolking. Die verraadt zich uit de jaren achtereen bij de Raad van Brabant te Brussel gevoerde processen van de ene groep tegen de andere. Dat ging dan echter hoofdzakelijk over de onredelijke verdeling van de oorlogslasten en de koningsbeden. De ene partij meende, dat de kerk, de heer en andere voorname lui zich toch maar het best warmden en dat namen de anderen niet. Zó braaf waren ze al niet meer! Oorlogsomstandigheden waren oorzaak, dat men overheidsvoorschriften wel eens aan zijn laars lapte. In 1609 klaagden schout en schepenen er over, dat men op zon- en feestdagen gewoon turf, hei, hooi en hout ging halen. In cafés werd zelfs onder de Mis getapt en de winkels verkochten gewoon op straat aan de deur.

 

Succesje

In genoemd jaar probeerde de Heuvel wéér - overigens zonder succes! - de markt naar zich toe te halen. Hun eerste succesje boekten zij in 1659 toen ze het klaarspeelden de verkoop van paarden naar hun plein te krijgen. Alleen aan het ingrijpen van enkele oude notabelen was het te danken, dat de Kerk niet haar hele markt verspeelde. Daar hanteerde men het octrooi van 1575, dat - volgens hen - inhield, dat het alleen voor de wijk Kerk en niet voor elders gold. Ze konden dat gemakkelijk want het origineel was sinds 1659 niet meer in het gemeentearchief te vinden. In werkelijkheid werd daarin over de plaats van markt helemaal niet gerept.

In het verdere verloop van de 17de eeuw kreeg de markt een flinke opduvel. Niet wegens gebrek aan levensvatbaarheid, maar tengevolge van de pest en een kwaadaardige buikloop, "'t rood melisoen" genoemd. Alle hertgangen werden door de telkens terugkerende epidemieën bezocht. Oorlogen verhoogden nog de ellende. Zo moesten de markten herhaaldelijk onderbroken worden. Hele straten van Tilburg waren verlaten, omdat de mensen hun toevlucht zochten in hutten op de hei en in de bossen. Kooplieden van buiten bleven weg; ingezetenen geraakten elders niet binnen zonder bewijs, dat ze uit een onbesmet huis kwamen. Een zeer flauwe parallel van deze toestand herinnert Tilburg zich uit de plaatselijke "pokkenepidemie" van onze eeuw.

Pas in 1687 kon de zaterdagse markt worden hervat. De bekendmaking hiervan joeg de Heuvel weer op zijn achterste benen. Het duel om de markt begon opnieuw om ten slotte bij de Raad van Leenhoven van Brabant te Den Haag terecht te komen. "Paarden op de Heuvel, andere waren bij de kerk" besliste deze instantie. Op de Markt haalde men verlicht adem. Zonder een getekende vrede keerde toch voorlopig de rust weer. Uit de stukken van het gevoerde proces van 1687 krijgt ge voor het eerst een beeld van wat er - vóór de periode van de epidemieën - op de weekmarkt allemaal verhandeld werd. Rund-, kalfs- en schapevlees bleken het hoofdartikel. Dat vlees kwam, behalve uit Tilburg en Oisterwijk, uit Eersel en Oerle. Curieus is, dat het vee op de Heuvel geslacht en daarna bij de kerk aan de Markt verkocht werd.

In volgorde van belangrijkheid kwamen aan de markt: paarden, koeien, varkens, diverse graansoorten, hout, turf, boter, kaas, spek, glaswaren, linnen en wollen lakens. In de textielstad Tilburg nam haar eigen produkt dus de laatste plaats in. De kooplui kwamen tot vanuit Zevenbergen. Niet ten pleziere van de Tilburgse kooplui. Die maakten het de "vreemdelingen" wel eens lastig zodat het dorpsbestuur met boete moest dreigen. Het gold immers een vrije markt. Daar had iedereen evenveel recht, of men dat nu graag zag of niet.

 

Franse tijd

Bij de inval van de Franse troepen aan het einde van de 18de eeuw kwam er verandering in de situatie. Om geen last te hebben van de naar Den Bosch trekkende troepen, die hun weg door de Heuvelstraat en dus ook langs de Markt namen, weken de kooplui uit eigen beweging uit naar de huidige Piusstraat, Primus van Gilsstraat en Varkensmarkt, welk gebied toentertijd als "Het Heike" werd aangeduid. De plaats is niet zo vreemd als het lijkt. Nabij de Primus van Gilsstraat, de voormalige Korvelse Kerkpad, stond toen de schuurkerk en wel in het blok, begrensd door de Van Gilsstraat, Mgr. Zwijsenstraat (toen Nieuwe Dijk), Oude Kerkstraat en Ververstraat. De grote kerk op de Markt was immers in bezit van de Protestanten.

 

De Veldhoven

Tilburg bezat nog een tweede schuurkerk op 't Goirke. De mensen uit de omgeving daarvan vonden, dat ze ook een weekmarkt dienden te hebben. En die kregen ze op een bij loting aangewezen plaats: de Veldhoven, ten oosten van het Wilhelminapark. Woensdag 17 oktober 1804 draaide de markt er voor de eerste keer. Het bleek spoedig te hoog gegrepen. Vooral de groenteboeren vonden het daar maar huilen. Ze verhuisden op eigen houtje naar de Markt, dra gevolgd door andere kooplui. Men verkocht daar op woensdag. Lang mooi stond dat niet. Met een stok achter de deur van een boete van drie gulden zei het gemeentebestuur op 17 juli 1805: Als de bliksem terug naar de Veldhoven! Daar is jullie markt en nergens anders! Deze protectie kon de Veldhovense markt echter geen leven inblazen. In augustus van datzelfde jaar raakten de marktpoppen weer aan het dansen. Méér dan 200 mensen uit de omgeving van de Heikese kerk vroegen het gemeentebestuur de woensdagse markt nu toch maar definitief op hun Markt te vestigen. Die van de Heuvel hadden ook niet zitten slapen. Ze bevalen hun plein minzaam voor de markt aan. En op 't Goirke waren ze kwaad op allemaal, t.w. op de twee kapers op de kust en de kooplui, die zo maar naar de Markt waren verhuisd.

 

Probleem

Het gemeentebestuur krabde zich achter het oor. Wat doe je met zo'n probleem? Dan benoem je, naar beproefd recept, een commissie. Dat betekent altijd uitstel en een krijgsman wint genoeg al wint hij niets dan tijd! Vertegenwoordigers van de drie partijen zouden het zelf gaan uitdokteren. In drie jaar tijds waren de heren het nog niet eens geworden. De daarna te hulp geroepen Landdrost van Brabant stak zijn vingers niet in het wespennest. Hij vond, dat het gemeentebestuur maar zelf zijn boontjes met zijn eigen ingezetenen moest doppen.

Ten slotte verhuisde de woensdagse markt toch naar het zuidelijke stadsdeel, waar zij een dinsdagse werd. Dat zat zó: Koning Lodewijk Napoleon decreteerde 4 juni 1808, dat er op zaterdag geen markt meer mocht worden gehouden. Dit in verband met de Sabbathviering van de Joden. Het gemeentebestuur trok zich aanvankelijk van dit decreet niets aan. In heel Tilburg woonden maar twee Joodse gezinnen. Bovendien dreigde men in de knel te komen met de markten van Waalwijk en Heusden als men naar de vrijdag zou verhuizen. De schout-civiel Dams kreeg de nalatigheid op zijn brood. De Landdrost liet zich nu horen. Hij schorste Dams voor een paar maanden in de uitoefening van zijn functie en verzette de aloude zaterdagse markt naar de vrijdag en de markt van woensdag naar de dinsdag. De historische datum, waarop voor het eerst de vrijdagse markt werd gehouden was 4 mei 1809.

In 1825 laaide de strijd tussen de Heuvel en de Markt weer eens op. Het Heike (de markt van de Franse tijd) probeerde ook een niet erg serieus genomen kans. De Heuvel haalde er zelfs Gedeputeerde Staten bij. Het gemeentebestuur durfde geen definitieve beslissing aan. Men besloot af te wachten tot de nieuwe kerk op de Markt (die van de Waterstaatsstijl) klaar zou zijn. Eindelijk zo ver in 1827 kwam er van de kant van het gemeentebestuur nog niets uit de bus. Men zeulde maar voort. Intussen waren, in verband met de kerkafbraak, de afdelingen graan en hout van de markt toch reeds naar de Heuvel verwezen.

In 1835 werd de marktkwestie opnieuw actueel toen de pastoor van 't Heike toestond het plein vóór de kerk voorlopig als markt te gebruiken. De raad besloot, dat alles wat met karren werd aangevoerd op de Heuvel thuis hoorde. Zo had ieder wat van de stokvis en spaarde men de kool en de geit. Het voorstel van Gedeputeerde Staten om de markt in haar geheel naar de Heuvel over te brengen vond geen meerderheid. In de raad staakten de stemmen daarover.

 

Besluiteloos

"Wat doen we nu?" vroeg burgemeester Vissers aan de raad. Vertellen we Den Bosch, dat de gedeeltelijke overplaatsing voldoende is of hangen we het college ook aan de neus, dat we eigenlijk over zijn voorstel niet tot akkoord zijn kunnen komen? Over dit probleem gestemd staakten de stemmen weer. Ge ziet hieruit hoe lekker de twee partijen elkaar in evenwicht hielden en besluiteloosheid hoogtij vierde. Dat laatste wilde men niet te veel aan de grote klok hangen, daar dit de autonomie van de raad inzake de marktkwestie wel eens in gevaar kon brengen. De burgemeester besloot toen zelf Den Bosch maar te vertellen, dat de gedeeltelijke overplaatsing voldoende was. En voor de rest bleef het: Mondje toe!

Natuurlijk vormde de verdeling van de markt geen oplossing. Ondanks uitbreiding op de Markt in 1870 en 1896 bleef ze te klein zodat er in 1903 een poging werd gedaan nieuwe orde te scheppen. Terwijl de groenten op de Markt bleven, verhuisden andere kramen naar de Paleisstraat en de Monumentstraat en de karren naar het Willemsplein. De karren met vee, o.a. varkens, waren al eerder verwezen naar de Varkensmarkt. De handel werd daar ook gedreven. Het bleef echter hannesen met de vrijdagse markt.

 

Piusplein

Ten slotte werd de markt in april 1935 gevestigd op het Piusplein met Koningsstraat en Willemsplein. De van de Veldhoven gekomen dinsdagse aardappel- en groentemarkt werd in 1940 opgeheven. Zij was toen al lang op het Willemsplein gevestigd.

We zouden ons hier nu ook nog bezig dienen te houden met de op 28 oktober 1910 goedgekeurde woensdagse markt in de Besterd, die als groentemarkt startte en tot de belangrijkste van de stad zou uitgroeien. Verder met de Goirkese markt van 1920, de zaterdagmiddagmarkt op het Piusplein van 1925. En ook met vogeltjes-, vee- en automarkten, doch gebrek aan ruimte belet dit. Daarom voorlopig genoeg "gemarkt". In ieder geval lijkt ons aangetoond, dat de markten een belangrijke rol in het leven van Tilburg gespeeld hebben. De eeuwen door!

 

PIERRE VAN BEEK