Poppel en Weelde betwisten elkaar een martelaar
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 12 april 1975
Er staat
een kapelletje in "De Hegge", een buurtschap in het
grensgebied tussen de gemeenten Poppel en Weelde. Het
hoort onder Weelde. Dat wordt door de Poppelnaren niet
betwist en in hun taal spreken ze dan ook van "de Weldse
Heg". De kapel is toegewijd aan de H. Poppelius wiens
beeltenis er op de ereplaats prijkt. Met deze Poppelius
is echter iets aan de hand: Poppel en Weelde eisen ieder
voor zich de eer op de geboorteplaats van deze martelaar
van Gorcum te mogen zijn. Het betreft hier niet het
enige geval, dat twee dorpen om een heilige "strijden".
Overigens, die strijd valt nogal mee. Noch in Weelde
noch in Poppel liggen ze er wakker van, maar van tijd
tot tijd kan men in gesprekken toch wel eens opvangen,
dat hier iets wringt. Niet niks ook, een ingeborene uit
vier eeuwen geleden, slachtoffer van het drama van
Gorcum en Brielle, tot de zijnen te mogen rekenen! Het
vervelende van de historie is nu, dat de geleerden er
nog nooit in geslaagd zijn onweerlegbaar vast te stellen
wie de eer toekomt. Wie zijn wij om ons daarmee te
bemoeien? Liever schenken we aandacht aan de persoon van
Poppelius, waardoor dan tegelijkertijd dat kapelletje in
"De Hegge" zijn historisch reliëf krijgt.
Veel
Tilburgers passeren - op hun tochten naar Turnhout -
Poppel en Weelde en toch hebben ze nooit de
Poppeliuskapel ontdekt. Wie rijdt er nu ook over "De
Hegge" naar Weelde! Jammer als ge dit omweggetje nooit
gemaakt hebt want het is vooral hier, dat het agrarisch
aspect van Poppel nadrukkelijk onderstreept wordt. Ge
ziet het silhouet van het dorp met de daarboven
uitrijzende knoptoren weer eens van een andere kant en -
als ge er een zintuig voor hebt - voelt ge u misschien
ook gegrepen door de nog zo ongerepte beemden en het
stille akkerland, nauwelijks zichtbaar aflopend naar de
niet ver verwijderde beek de Aa, die we in Tilburg als
Ley begroeten. De beemden zijn er grazig en mals. Er
doorheen lopen verwaarloosde karresporen, kleine
weggetjes over leuningloze bruggetjes, zg. schoren,
totdat ge als zwerver onder de wijde hemel niet meer
verder kunt. Ja, de hemel is hier wijd en de horizont
voor de oningewijde mysterieus, omdat hij voor een deel
wordt afgesloten door o.a. de bossen van "De Utrecht".
Maar eigenlijk moet ge dit niet weten want zonder dat
intrigeert des te sterker de vraag wat daar nu wel weer
achter ligt. En is het niet het onbekende in een
grenswereldje, waar de stilte naar zichzelf ligt te
luisteren, dat schone dromen van verlangens worden
gesponnen om met de bollende zeilen van drijvende wolken
op reis te gaan naar einders van verbeelding? Dat kan
hier op een mooie zomerdag. Maar dan moet ge niet in een
auto zitten als ge, vanaf het pleintje achter Poppels
charmant raadhuisje, naar de "Weldse Heg" rijdt.
Natuurlijk zit ge wél in die auto! Natuurlijk hebt ge
ook haast! Eigen schuld als ge niets ervaart van al wat
de stille taal spreekt...
Nicolaas Jansen
Hoe dan
ook, de Poppeliuskapel kunt ge in geen geval missen want
de goede asfaltweg, waarop nauwelijks verkeer, loopt er
rakelings langs op een wegsplitsing halverwege tussen de
buurtschappen "De Hegge" en de "Heibraak". Gedeeltelijk
omarmd door een 'n meter hoge haag staat ze daar tegen
een achtergrond van loofbomen als een warme stoffering
van het toch niet misdeelde landschap. Ze kan niet bogen
op hoge ouderdom maar in haar architectuur spreekt ze
wél van liefde en toewijding van de bouwers. Bovendien
vormt zij een onmiskenbaar teken van rust, die ge zonder
meer als een ware weldaad graag over u laat komen.
Bankjes voor de kapel nodigen daartoe uit. Zijt ge er
alleen, wacht dan maar rustig af hoe uw gepeinzen op
reis gaan... Mogen we daarvoor wat voedsel aanreiken?
Hoe zat
dat nu met onze Poppelius, de heilige? Ge hebt het al
geraden. Die heette helemaal niet zo. Zijn naam was
Nicolaas Jansen. Zowel te Weelde als te Poppel zijn er
die zeggen, dat hij in het gehucht "De Hegge" geboren
moet zijn. Dit behoort nu onder Weelde maar vroeger zou
het hier Poppels territoir geweest zijn. Er bestaat een
burgemeestersrekening van 1654, volgens welke de 22ste
februari ene Biemans van Brussel is gekomen om te
vertellen, dat "Poppel gesepareert" was. Ze waren daar
blijkbaar in Poppel nogal blij mee, want de schepenen en
naburen hebben er een glas op gedronken. Het verteer
bedroeg zestien pullen bier en "gebrande wijn", wat de
gemeente op zestien stuiver kwam te staan. Over wat voor
scheiding het ging, daarover geeft deze rekening geen
uitsluitsel. Die van Weelde? Of Ravels?
In het
oudste, in het Latijn geschreven verhaal over de
Martelaren van Gorcum van de hand van Willem Estius,
welke geschiedenis dateert uit 1572, het jaar van het
drama, wordt als geboorteplaats Weelde genoemd met de
toevoeging, dat Jansen de bijnaam "Van Poppel" droeg.
Poppelius is dus de verlatijnsing daarvan zoals in de
16de eeuw gebruikelijk. In de registratie van de
universiteit van Leuven komt Nicolaas Jansen voor als
Weldensis (Weeldenaar) of ex Welda (uit Weelde). De
vraag kan gesteld waarom hij zich niet als Van Poppel
liet inschrijven. Een pastoor Boerten uit Weelde heeft
ooit meegedeeld, dat er vóór de heiligverklaring in 1867
in Weelde nooit over de martelaar gesproken werd. Dan
bestaat er nog een getuigenis van een mejuffrouw A.M.
Hendrickx, die geleefd moet hebben van 1747-1858, dat de
heilige geboren is te Poppel "schuin tegenover de
pastorie aan de beukenhaag, waar vroeger een huis moet
hebben gestaan". Als aanduiding is dit nogal exact maar
het zal ook wel niet méér dan overlevering zijn.
Oude
pastorie
Wat die
pastorie betreft, die bestaat nog steeds. Ze is zelfs
een belangrijk historisch monument, want het gaat om
niet meer of minder dan een voormalige priorij van
Tongerlo. Ze kan wel een paar eeuwen oud zijn. Ze
vertoont nog de kenmerken van haar vroegere bestemming.
In deze krant van 19 april 1969 hebben we daaraan
uitvoerig aandacht besteed toen wij in de gelegenheid
waren op de zolder der oude priorij in een kist met
eeuwenoude boeken te snuffelen. Poppel mag wel zuinig
zijn op zijn pastorie. Menige plaats kan haar op dit
bezit benijden! Hebt u die pastorie nog nooit gezien?
Gek! Of eigenlijk ook weer niet. Ze ligt namelijk
terzijde van de grote doorgangsweg naar Turnhout in de
Pastoriestraat bij het begin van o.a. de weg naar
Baarle-Nassau.
Met de
geboorteplaats van onze Poppelius zijn we intussen niet
veel verder gekomen. Misschien hebben zowel Weelde als
Poppel gelijk. Door een ondeugende speling van het lot
hebben de Poppelnaren zich evenwel een "troost" kunnen
bezorgen. Bij de bouw van de kapel had men rood zand
nodig, "zavel" zeggen ze in Vlaanderen. Laat dit zand nu
gehaald zijn op Poppels territoir! En daarom zeggen die
van Poppel niet zonder leedvermaak en met een grijns in
de richting Weelde: "En toch staat hij (Poppelius) op
Poppelse grond." Dat kan tenminste geen mens
betwisten!...
"Het
Vercken"
Nicolaas
van Poppel was maar een arme drommel van huis uit. Dat
getuigt Estius en het blijkt ook uit het feit, dat hij
in Leuven zijn opleiding genoot als "pauper Porcensis",
dat is bij het college "Het Vercken", dat toen ook een
door Jan van Standonck uit Mechelen gesticht convict
voor arme studenten omvatte. Er bestaat de dag van
vandaag met dit Leuvens "Vercken" nog een tastbare
"band" in Tilburg, een detail van de "petite histoire",
dat maar aan weinig Tilburgers bekend is. Toen in 1779
Primus van Gils voor zijn onderscheiding van "primus"
(eerste) te Leuven, als geboren Tilburger, in zijn
vaderstad werd ingehaald, gaf daar ook een delegatie van
de Leuvense Studentenclub "Het Vercken", waar Van Gils
stond ingeschreven, acte de présence. Deze deputatie
voerde een vaandel mee met een varken er op. Ze heeft
dit later laten restaureren en toen cadeau gedaan aan
het Tilburgse gilde St. Joris, dat bij de inhaling ook
aanwezig was. Bij dit gilde berust dit vaandel nog
altijd. Misschien wel tot grote verbazing van Sint Joris
zaliger gedachtenis "himself", die het altijd méér bij
zijn draak gehouden heeft. Nicolaas van Poppel was een
brave jongen. Als staaltje van zijn goedheid wordt
gemeld, dat hij - na de dood van zijn moeder - zijn
erfdeeltje aan zijn vader afstond want deze kon het best
gebruiken.
Tijdens
zijn studie te Leuven bezat Nicolaas een kapelaans
beneficie van de St. Goedele te Brussel. Op 26 maart
1556 behaalde hij zijn licentiaats in de faculteit der
vrije letteren. Hij was een goed student en bezette de
35ste plaats van de 180 kandidaten. Op verzoek van
Leonardus van Vechel, pastoor van Gorcum, werd Nicolaas
diens medewerker in de parochiearbeid. Daar trok onze
Vlaming vooral de aandacht doordat hij zich bij voorkeur
aanbood voor het slechtste en vervelendste werk
tengevolge waarvan hij spoedig de bijnaam van "het
slaefke" kreeg. Nadat hij enige tijd als assistent
gewerkt had, werd hij medepastoor. Van Vechel regelde
het zó, dat ze om beurten met de rechten van pastoor
dienst deden. Alleen in heel moeilijke affaires bleef de
beslissing bij Van Vechel liggen omdat die de oudste
was. Nicolaas heeft er nog aan gedacht Jezuïet te
worden. Vrienden meenden, dat hij dat beter laten kon en
hij luisterde naar die raad.
Door de
inval van de Watergeuzen trokken zich ook boven Gorcum
donkere wolken samen. Papa Jan Jansen, die nattigheid
voelde, toog naar Gorcum en zei tot Nicolaas: "Jongen,
wees nou wijs en kom mee naar het zuiden. Dat gaat hier
mis." Nu luisterde "het slaefke" niet en er toog een
bedroefde vader alleen huiswaarts. Ook Van Vechel zag de
bui aankomen. Zolang de Watergeuzen echter niet in
Gorcum waren, deden de beide pastoors alles om de
burgers aan te sporen tot verdediging van stad en
godsdienst. Maar de Geuzen kwamen en de twee pastoors
alsmede een aantal aanzienlijke burgers, die zich in de
versterking de Blauwe Toren bevonden, moesten
capituleren. Nicolaas verbleekte bij zijn arrestatie en
was wat ontdaan. Daarvoor bestond wel reden want hij had
de andersdenkenden steeds fel aangevallen. Van Vechel
dacht nog een kans te maken omdat hij eens een
wederdoper van de dood gered had.
Reeds in
de gevangenis kreeg Nicolaas het zwaar te verduren. De
Geuzen meenden namelijk, dat er kerkschatten verborgen
zaten. Hoe dan ook, Nicolaas bleef zwijgen. Van Vechel
deed een poging om Van Poppel vrij te kopen. Daartoe
werd geld ingezameld maar Van Vechel gaf dit geld in
handen van een "quacksalver", die door Nicolaas vaak
vermaand was voor zijn "toverij". Dat was dus wel aan
het verkeerde adres. "Kun je net denken! Uitgerekend
voor den dieje!" kan de "quacksalver" gedacht hebben en
hij smeerde hem met de centen over de grens.
Opgehangen
Het
drama van de Martelaren van Gorcum zullen we niet in
details oprakelen. Het is al erg genoeg in zijn slot.
Gorcum viel 27 juni 1572 in handen van de Geuzen. De
gevangenen werden 7 juli naar Den Briel overgebracht
naar Lumey en 9 juli even buiten de stad opgehangen in
een oude turfschuur van het verwoeste klooster Te Rugge.
Daar stierf Nicolaas van Poppel met achttien metgezellen
o.w. Leonardus van Vechel. In Tilburg is naar de laatste
een straat genoemd. In verband hiermee lijkt het ons
interessant dat W. Lampe O.F.M. meedeelt dat Van Vechel
zelf als Vechel, derhalve zonder "van", ondertekende.
Ook in het Latijn! De "van" zou derhalve niet in de
straatnaam thuis horen. Overigens erkent de auteur, dat
deze martelaar wél van Vechel afkomstig zal zijn.
Over het
geboortejaar van Nicolaas vertelt Estius, dat Van Poppel
bij zijn dood bijna veertig jaar was en dat hij toen al
veertien jaar in Gorcum had gewerkt. Zijn wijding valt
dus in 1558.
Curieus
In
verband met de dood van de martelaren staan er een paar
curieuze verklaringen genoteerd. In de nacht van hun
gruwelijke dood verschenen zij aan enkele burgers van
Gorcum. Tot dezen behoorde Mathias Estius, de vader van
de hierboven reeds vermelde geschiedschrijver Willem
Estius. Mathias getuigt, dat Nicolaas van Poppel toen
aan zijn echtgenote, wier biechtvader hij geweest was,
de zegen gaf zoals hij dat tijdens zijn leven placht te
doen. Dan is er nog een verklaring van een plm.
70-jarige vrouw Hyldegundus van Est. Op 4 december 1619
verklaart zij, onder eed, van haar vader vernomen te
hebben, dat hij in de nacht van de dood van de
martelaren in de droom (in visioen) zijn biechtvader
Nicolaas van Poppel de onderpastoor, bijgenaamd "het
Slaefke", had gezien en dat Nicolaas haar vader de zegen
gaf als tijdens zijn leven.
En zo
staat dat dan allemaal met de H. Poppelius, die in de
rust van de landelijke landouwen van de buurtschap "De
Hegge" onder Weelde, buiten het moderne verkeer, zijn
kapel bezit. "Toch op Poppelse grond!" Is het niet
aardig daar straks, als de lente weer het groen aan
bomen en struiken gestoken heeft, eens te gaan kijken?
Met dit verhaal als achtergrond zullen streek en kapel
misschien dan wel tot spreken geraken. Van hart tot
hart, van ziel tot ziel! En als ge dan toch over Poppel
komt - neem dan ook die eerbiedwaardige pastorie even
mee!
PIERRE
VAN BEEK