CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Kampement van Oosterhout

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 28 maart 1974

 

De generaties met herinnering aan het militaire kamp van Rijen zijn nog lang niet uitgestorven. Tot in de eerste decennia van onze eeuw immers werd dit in de zomermaanden gehouden op het, nadien tot open recreatiegebied geworden, bosrijke terrein ten noorden van de weg naar Breda. Heel anders is het echter met die herinnering gesteld als het gaat over het in de zomer van 1732 in deze contreien gehouden kampement, dat de historie is ingegaan onder de benaming van "Het kampement van Oosterhout". Een naam die het vermoedelijk ontleent aan het feit, dat het hoofdkwartier van dit kampement te Oosterhout gevestigd was. Om daarvan iets te weten te komen moet men in de historische geschriften duiken. En er is genoeg over geschreven want dit kampement met de daaraan verbonden manoeuvres heeft in die dagen sterk tot de verbeelding gesproken. Het kenmerkte zich door zijn grootse opzet, zijn indrukwekkend militair vertoon, waarbij de "fine fleur" van het Nederlandse leger met een Prins van Oranje aan het hoofd aanwezig was; door de publieke belangstelling bij de parades en... door het afschuwelijk slechte weer van alsmaar regen, regen en nog eens regen... En die regen was dan ook uiteindelijk oorzaak, dat niet alle opgezette voornemens ten uitvoer gebracht konden worden.

Voor de lezer van vandaag lijkt het ons niet oninteressant nader met dit historisch gebeuren uit onze omgeving kennis te maken. Voor onze gegevens putten wij hoofdzakelijk uit de tijdschriften "Taxandria" en "De Oranjeboom".

 

Als plaats van het kampement werden de heiden ten zuiden van Oosterhout uitgekozen en wel binnen het vierkant Dorst-Seters-Dongen en Rijen, met de herberg "De Vijf Eiken". Gedeelten van deze voormalige heiden zijn momenteel ontgonnen en met vrij uitgestrekte bossen bedekt, welke een functie in de recreatie vervullen. Het besluit tot het kamp en de grote manoeuvres nam de Staten-Generaal op 9 juli 1732. De termijn was bepaald 6 september tot 1 oktober van genoemd jaar en er moesten 10.000 militairen aan deelnemen. Doel van dit alles was het testen van de troepen op hun paraatheid. Daartoe bestond wel reden want de troepen waren sinds 1713, na de vrede van Utrecht, die een eind maakte aan de Oostenrijkse Successieoorlog, niet meer uit de steden geweest. Sinds bijna twintig jaar was er niet meer geoorloogd, wat o.a. betekende, dat het heel wat hoge officieren aan ervaring ten velde ontbrak.

 

Hoofdkwartier

Een uitzondering daarop maakte Reinhardt Vincent graaf van Hompesch. Deze ca. 70-jarige generaal van de cavalerie zag zich met het opperbevel over het kampement belast. Zijn hoofdkwartier vestigde hij te Oosterhout in het grote huis van de Officier en Casteleyn van Oosterhout, dat op de hoek van de Heuvel aldaar stond. Het is in 1955 afgebroken en vervangen door het postkantoor. In de grote zaal van dit huis vonden de stafvergaderingen plaats en ook de zittingen van de Krijgsraad.

Er kwam heel wat kijken bij de inrichting van het kampement. Bij de eerste keuze van het terrein bleek de plaats al direct te vochtig voor de tenten, zodat de generaal-kwartiermeester baron de Cronstrom zich genoodzaakt zag een nieuw terrein te laten afsteken. Dat ook dit later niet tegen het hemelwater bestand zou blijken, was toen nog een raadsel, dat in de schoot van de weergoden verborgen lag.

 

Inrichting

Op zes september, een dag later dan voorzien, betrokken de troepen het kamp. Wie het helemaal rond wilde lopen, had daar anderhalf uur voor nodig. En laten we nu eens naar de inrichting gaan kijken. De rechter- en linkervleugel werd door de cavalerie ingenomen en de infanterie bezette de middenvleugel. De tenten waren opgesteld in rechthoekige blokken, ieder blok van drie rijen tenten met daartussen twee straten. Midden in het kampement bevond zich een grote, uit zes afdelingen bestaande tent, die bestemd was voor de toen 21-jarige Prins van Oranje, de latere stadhouder Willem IV. Als kolonel commandeerde hij twee eskadrons voor zijn tent gelegerde Oranje-Friezen. De Prins overnachtte steeds in zijn tent doch ook hij had een vast "pied à terre" te Oosterhout. En wel in het huis van de ontvanger of rentmeester van de domeinen Johan Carel Schoorn. Dit stond aan de zuidkant van de Heuvel nr. 19. Hier gebruikte de prins de middagmaaltijden. Voor de watervoorziening waren in het kamp speciale putten gegraven. Voorts was het voorzien van een "plaisiertent" van De Vries, de Officier en Casteleyn van Oosterhout, terwijl ook wijn- of koffietenten, biertenten, snoep- en eettenten het leven van militairen en bezoekers moesten veraangenamen.

Een koddige indruk maakt op de dag van vandaag de sanitaire voorziening. Daarom kunnen wij daar niet aan voorbijgaan. Deze, toen als "sekreten" betiteld, bevond zich aan de buitenkant van het kampement, omgeven door een grote kring van palen en groen. Hierbinnen was een diepe put gegraven, waarover een door twee vorken geschraagde balk liep, waarop de militairen dienden plaats te nemen in groepsverband. Het betrof hier dus de opvoering van een "simultaanseance", welke wel niet direct verleid zal hebben om op zijn gemak een sigaretje te roken zoals dat in de verworvenheden van onze cultuur soms met welgevallen pleegt te geschieden... Gilze-Rijen had - als ge het precies wilt weten - voor de officieren 72 vorken en 36 dwarsbalken van zeven voet geleverd. Voor de "gemene soldaten" een gelijk aantal vorken maar balken van twaalf voet. Er konden dus minder officieren dan manschappen aan een simultaanpartij deelnemen. Nou, dat zal wel geklopt hebben!...

Dat zo'n kamp in de omliggende plaatsen heel wat economische bedrijvigheid meebracht, laat zich begrijpen. Er viel van alles te leveren zoals paarden, wagens, bier, brood, hout, stro, hooi, haver en turf. De regenten van Gilze-Rijen konden honderd bossen stro leveren tegen 5 gld. 15 stuiver per stuk. Honderd takkenbossen tegen 1- en 16 stuiver per stuk, turf tegen 11 stuiver per ton. En men had per dag 77 ton nodig. Alles bij elkaar leverde Gilze-Rijen 141.000 bossen stro en 2358 takkenbossen.

 

Broodlevering

Nog een paar cijfers: een "aannemer" voor de broodvoorziening moest op 3 september 7800 roggebroden van zes pond klaar hebben. Totaal moesten er - naar schatting - in 24 dagen 107.280 broden geleverd worden. Men rekende, dat iedere man vier dagen met één brood zou kunnen doen. Hij kreeg derhalve 1,5 pond per dag. Op deze en ook nog wel op andere wijze, pikten de "buren" een aardig graantje mee.

De distributie van brood geschiedde in het kamp vanuit de broodtent. Op een gegeven dag moest deze tent, wegens de vele regens, naar een ander punt verhuizen met het gevolg, dat het brood zesendertig uur "onder de blote hemel" kwam te liggen. Daardoor werden - volgens de leverancier Cornelis Provo - niet minder dan 2000 broden "aangestoken". Op 9 april 1733, dus méér dan een half jaar later, vroeg hij daarvoor f 150,- schadevergoeding. Of hij die alsnog gekregen heeft, vinden we niet vermeld.

 

Bezoekers

Het kamp trok van heinde en ver belangstelling, speciaal bij de parades, waar het publiek werd toegelaten. De interesse kwam vooral uit Holland o.a. van de kant van familie- en vriendenrelaties uit de adellijke geslachten, waaruit de officieren stamden. Vooral de tweede dag kenmerkte zich door een bijzondere drukte. Men telde wel 150 koetsen, kalessen, chaises en rijtuigen. Bij de infanterie trokken de Zwitsers onder baron De Constant extra aandacht. Op zo'n dag was er heel wat "sjiek" bijeen, die het natuurlijk niet met een droogje afdeed.

Verschillende van deze bezoekers hebben zich later geroepen gevoeld hun indrukken gedetailleerd op papier te zetten, waarmee zij een fleurige aanvulling leverden op het dorre, officiële verslag van graaf van Hompesch. Zo krijgt de lezer van vandaag het gevoel, dat het daar tijdens het kampement een nogal plezierige boel is geweest. Een onbekende auteur met een zwak voor humoristische facetten meent dan ook een waarschuwende vinger te moeten opsteken met de bemerking: ".....moetende dat campement niet aangemerkt worden als een vermaek maer als een school tot onderwijs van de geene die er sig bevonden"...

 

Goudstroom

Misplaatst was die waarschuwing niet. In het kamp en vooral in het hoofdkwartier te Oosterhout kon het vrolijk toegaan. Het geld rolde er. We lezen, dat dit hoofdkwartier wel "een klein Hof" scheen te zijn en dat het goud er zó overvloedig was, dat de inwoners - na het vertrek van het leger - bijna geen zilvergeld meer over hadden. Ze zaten vol met dukaten, pistoletten en guinea's. In het kamp werd desniettemin een zeer strenge tucht toegepast. Zo was het bijvoorbeeld op doodstraf verboden met scherp te schieten. Ook op het ronselen van soldaten voor vreemde legers stond de doodstraf. Dobbelen en ander kansspel was verboden. Volgens een rekening van 1732 heeft de scherprechter van Breda Christoffel Du(e)ring(h) in het kampement wel eens op moeten treden.

 

"Lichte cavalerie"

De provoost-generaal van Breda Johannes van Fries is op 15 september in actie gekomen buiten het kamp. Tegen "cavalerie" maar dan wel die van het lichte genre, waarvan zich een "detachement" in een huis in de buurt had gevestigd. De aanval werd als volgt gepland: Een sergeant met twaalf man moest zich des avonds om vijf uur vóór de artillerie opstellen. Daar zou de provoost zich bij hen aansluiten om het huis in kwestie te "storen" en "de hoeren die sy daar vonden naakt uyt te kleeden en dan wegh te jaagen en den Hospes den rug vol te slaen en zijn goederen te confisqueren, daar de provoost notitie van zal houden". Jammer voor ons verhaal, dat de nachtvlinders bij aankomst van het overvalcommando gevlogen waren! Maar íéts was er toch overgebleven: De troep vond nog één vrouw, die niet de benen had genomen omdat zij zóveel vertrouwen in haar lelijk uiterlijk stelde, dat zij meende de dans wel te kunnen ontspringen. En ze had nog goed gedacht ook! Het commando zei: "Nee, dank u!" en joeg haar gewoon weg...

De geestelijke verzorging in het kamp had de nodige aandacht. Acht predikanten van omliggende plaatsen bezaten de opdracht op zondag om beurten op de vleugels van de twee linies te komen preken en alle avonden, na de trommelslag, op dezelfde plaats het gebed te doen.

 

Spiegelgevechten

Op de 7de en 8ste september werd op een uur afstand van de legers tussen De Vijf Eiken en Gilze een "champ de bataille" oftewel slagveld gemaakt. Dat hield in het slechten van heuvels en het dichtmaken van sloten en kuilen. Ieder regiment leverde daartoe 60 manschappen. Van Hompesch monsterde op 10 en 11 september het leger "op een ruime vlakte, die van aanschouwers grimmelde, welk zig te voet, te paard en in koetsen van alle kanten derwaarts hadden begeven", zegt een historieschrijver.

De eigenlijke manoeuvres begonnen op 18 september met heel mooi weer, dat echter spoedig overging in een voortdurende regenval. Deze maakte het "slagveld" na enige dagen onbruikbaar zodat er een nieuw ontworpen werd achter het eerste met het front tussen Gilze en IJpelaar en met de linkerzijde naar de kant van de molen van Gilze gekeerd. Ook hier kon men echter door de niet ophoudende regen niet alle plannen uitvoeren.

Op de 18de en 19de september vonden er spiegelgevechten plaats. De "vijand" bestond uit een detachement van driehonderd ruiters, die daags te voren uit het kampement vertrokken waren. Nadat deze "vijand" des morgens om 10 uur ontdekt was, brak de strijd uit, die tot acht uur van de volgende morgen duurde. Hij eindigde met het verjagen van de vijand door de engte van De Vijf Eiken en de achtervolging tot op de Gilzerheide. Ook de 24ste vond een spiegelgevecht plaats. Van te voren hielden Van Hompesch, de Prins van Oranje, de baronnen Van Keppel en Van Lynden met andere heren samen het middagmaal "op zijn Krygsmans". Dat betekende plat op de grond gezeten.

 

Grootste vijand

De grootste vijand van het oefenende leger bleek echter de regen, die maar niet wilde wijken. Hij herschiep het slagveld en de wegen in de hei in modderpoelen zodat de terreinen praktisch onbruikbaar werden. De manschappen en de paarden hadden dientengevolge veel te lijden. Van de enthousiast en met grote belangstelling begonnen manoeuvre was nu de lol wel af. De bezoekers verdwenen en zelfs de zakenlieden trokken af omdat ze het niet meer zo zagen zitten. Besloten werd het kamp op de 29ste op te breken en de 30ste te vertrekken. Zo schijnt dit kampement als een nachtkaars te zijn uitgegaan. Vanwege het slechte weer konden verschillende plannen geen doorgang vinden. Het kan niet anders of de hele onderneming moet uiteindelijk op een grote teleurstelling, met Pluvius als de hoofdschuldige, zijn uitgelopen.

 

Van Hompesch

De opperbevelhebber van het kampement graaf R.V. van Hompesch heeft er niet lang over kunnen natreuren zo hij dit al gedaan heeft. Hij stierf namelijk enige maanden na het kampement en wel op 26 januari 1733. Deze telg uit een Guliks geslacht was rond 1660 geboren. Hij werd te Linnich begraven. Zijn graf werd daar in twee oorlogen verwoest nl. in 1794 en ook nog eens in 1944.

De herinnering aan dit kampement heeft nog vele jaren geleefd al was het alleen maar vanwege de vrolijkheid en luister van het Oosterhoutse hoofdkwartier en de economische opbloei. Bezoekers legden hun indrukken neer in dagboeken en tekenaars wijdden er de tekenstift aan. Er werd ook een zilveren gedenkpenning geslagen, ontworpen door de Neurenbergse modelleur Peter Paul Werner.

 

Tot in onze eeuw heeft Rijen op een deel van de toenmalige heiden zijn militair zomerkamp gekend maar ook dat is sinds lang verleden tijd. Op dit met dennenbossen begroeid terrein, waartussen een grote vlakte, vindt nu de rustzoekende en natuurminnende stedeling zijn verpozing op mooie zomerdagen. Hetzelfde geldt ook voor de Boswachterij Dorst, die binnen de vierhoek van het roemruchte kampement van 1732 ligt.

 

PIERRE VAN BEEK