CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Adriaan van der Willigen - aflevering 2:

 

Komst van de Fransen in Tilburg

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 10 februari 1973

 

Reeds eerder hebben wij op deze plaats een artikel gewijd aan Adriaan van der Willigen, een ruimdenkend protestant, die van 1795 tot 1802 drossaard van Tilburg is geweest. Hij was dit in een moeilijke periode, namelijk in de tijd van de Franse overheersing. Men had de Fransen met hun leuze van "Vrijheid, gelijkheid en broederschap" juichend binnengehaald maar de leuze bleek heel wat mooier dan de daden. Men wilde wél bevrijding van het Hollandse juk maar geen nieuwe, buitenlandse knechtschap. En daar draaide het toch wel op uit. Van der Willigen heeft zich hiertegen verzet, niet alleen als drossaard maar ook reeds vóór zijn verkiezing als zodanig. Hij behoorde tot de intellectuele upper ten van Tilburg, was een bereisd man, die zijn mondje Frans sprak en bij het verschijnen van een of andere hoge Franse Piet niet bepaald direct op de achterste zolder kroop. Aan de hand van zijn dagboek krijgen we te zien hoe hij ten bate van het Tilburgs belang manoeuvreerde en risico's nam, welke ook best eens anders hadden kunnen uitvallen als nu het geval is geweest. Tevens verhaalt hij allerlei op Tilburg betrekking hebbende details. Op zich niet steeds zo belangrijk maar die toch bijdragen tot het beeld van zijn tijd en zijn persoon. Daarom achten wij het niet ondienstig wat méér aan zijn "Dagboek" te ontlenen. Een veldslag aan de Oisterwijkse Baan, menseneters in Tilburg, oproer tegen de militaire loting van 1799 en betoging... allemaal dingen, die de Tilburger van nu nog wel kunnen boeien.

Reeds vóór de komst van de Fransen in Tilburg had Van der Willigen in 1792 met de "bevrijders" kennis gemaakt toen zij Brussel bezetten. Hij kreeg daar meteen een voorproefje van wat te wachten stond toen hij getuige was van de plundering van een voorraadmagazijn door dronken, scheldende en vloekende soldaten. Hij trachtte zoveel mogelijk te weten te komen en zal wel niet nagelaten hebben dit in Tilburg te vertellen en er zijn conclusies uit te trekken. Hij schrijft: "Bijna iedere voerman of reiziger die ik ontmoette, vroeg ik naar nieuws en waagde het somwijlen om sommige militairen te ondervragen op een wijze, die in 't geheel mijn verlangen niet verraadde."

Van der Willigen onderging alles nogal kritisch. Hij keek door de schone schijn heen en dat heeft hem zelfs een liefje gekost... Hij zegt er zich wel voor te wachten hardop te denken maar zijn meisje nu en dan toch iets van zijn scepticisme te hebben meegedeeld. "Doch zij was het in 't geheel niet met mij eens en dit gaf zelfs aanleiding tot oneenigheid, zoodat zij mij in eene brief een ringetje, dat ik haar geschonken had, terugzond." Hij kreeg dus blijkbaar de bons vanwege de politiek, wat niet op een alles overwinnende liefde wijst. Deze Brusselse ervaring heeft vermoedelijk geen al te aangename herinnering achtergelaten want Van der Willigen is nooit tot een huwelijk gekomen ofschoon hij toch ook nog wel met andere meisjes kennis heeft gemaakt.

 

Stiefmoederlijk

In Tilburg vond Van der Willigen, na zijn terugkeer, oren genoeg om naar zijn belevenissen en indrukken te luisteren. "Te Tilburg werd ik omringd door nieuwsgierigen, welke mij naar den staat van de Franse Armée en geestesgesteldheid in Brabant vroegen. Want in de Meijerij was men sedert lange over die stiefmoederlijke behandeling van het Hollandse gouvernement gansch niet tevreden en haakte er zeer naar verandering." Wel een onvervalst getuigenis van een protestantse Hollander!

Van der Willigen bleef echter niet in onze stad. Na orde op zijn zaken te hebben gesteld vertrok hij naar Haarlem. Het voorjaar van 1793 zag men hem weer in Tilburg. Tilburg had toen een zeer sterke bezetting van Pruisische troepen. In sommige huizen lagen wel tot twaalf manschappen ingekwartierd. Waar hij zijn kamer had (zal wel bij de weduwe Maas op de Heuvel geweest zijn!) was ook inkwartiering. Een Pruisische onderofficier schold nogal wat op de Patriotten zonder te weten, dat hij in Van der Willigen er ook een voor zich had. "En ik achtte het niet raadzaam hem tegen te spreken", zegt onze toekomstige drossaard.

 

Rare "Luther"

"De Pruis", die over méér kennis beschikte dan men "van iemand van zo'n stand zou verwachten", wilde ten slotte eens graag Van der Willigens bibliotheek bezoeken. Bijna liep dat een beetje verkeerd. Van der Willigen had alles weggesloten wat de man zou kunnen ergeren, maar hij vergat daarbij twee gipsen portretjes van Hugo de Groot en Johan van Oldenbarneveldt. De onderofficier vroeg wie dat waren. De gastheer waagde een gokje en zei brutaal: "Luther en Calvijn". De Pruis geloofde het nog ook, al vond hij wel dat Luther toch eigenlijk niet goed leek... In het jaar 1793 huurde Van der Willigen in Tilburg een eigen huis, dat hij in 1794 betrok.

Het uit Brabant terugwijkende Hollandse leger kwam in de richting van onze stad, welke weer inkwartiering had. Nu van Hannoveraanse troepen en het corps Franse emigranten Béon. Dat was voor de stad geen beste tijd. Tilburg heeft moeten betalen. De gemeente was zó slecht bij kas, dat er twintig jaar later nog altijd schuldeisers, d.w.z. ingezetenen, op hun centen zaten te wachten. Sommige schijnen nooit betaald te zijn tenzij ze hun vorderingen hebben laten vallen. Van der Willigen persoonlijk had echter geen reden tot klagen want hij vond doorgaans geschikte mensen.

 

Niemandsland

Op zekere dag vertoonden de Franse patrouilles zich in Alphen. Voor Tilburg was de situatie enige dagen netelig omdat het dorp een soort niemandsland tussen twee legers vormde. Nu eens werd het bezocht door Staatsen of geallieerden, dan weer door Franse patrouilles. Een paar van de voornaamste ingezetenen, o.a. de predikant ds. D. Heuvel, waren reeds uitgeweken! Van der Willigen, die inmiddels lid van het corpus of de vergadering van de notabelen was geworden, verklaarde niet de benen te zullen nemen. Omdat hij ook zo goed Frans sprak, kreeg hij een toegevoegde functie naast secretaris Isaac Bles, die met Frans niet te best uit de voeten kon.

Van de Willigen vond direct handen vol werk o.a. door de Franse requisities. Den Bosch had wel geschreven, dat er niets mocht geleverd worden maar daar hadden ze goed praten. Daar stonden geen Fransen en de gouverneur liet Tilburg zonder bescherming. "Zulk een aanschrijving verviel dus als vanzelve", schrijft Van der Willigen. De Fransen werd gemeld, dat men niet tot leveren in staat was omdat men het eenvoudig niet had. Om zijn goede wil te tonen stuurde men hun echter een... vaatje jenever! Het lukte nog ook! Helaas bleek het spoedig toch slechts uitstel van executie te zijn geweest want een tweede requisitie - nu voor de fourage van de paarden - liet niet lang op zich wachten.

 

Eerste Fransen

Van der Willigen wilde het vorige kunstje nog een keer uithalen. Hij bood zichzelf aan om in het Franse hoofdkwartier te Alphen te gaan praten. Gewapend met een brief van het gemeentebestuur toog hij te paard Alphenwaarts. Op de hei ergens tussen Riel en Alphen vond hij bij de troepen de Franse generaal Compère, tevens commissaris van oorlog, voor wie de brief bestemd was. Tilburgs afgezant werd vriendelijk ontvangen. Daar de Fransen toch op het punt stonden naar Tilburg te gaan, verzocht men hem mee terug te keren. "Aan het hoofd van een corps huzaren en rijdende artillerie, met een paar stukjes geschut, kwam ik dan Tilburg weder binnenrijden" - zo noteerde hij later - "en daar het onderweg begon te regenen had men mij, hoe zeer ik ook bedankte, een mantel van een onderofficier omgehangen." Hij bleek zich terdege bewust van zijn precaire situatie, want hij zegt er van: "Dit alles beviel mij niet zeer, dewijl dit het voorkomen had alsof ik de Fransen afgehaald en in Tilburg binnengeleid had, wat gevaarlijke gevolgen kon hebben, wanneer de andere partij zegepraalde." Men legde aan op de Heuvel bij hotel "De gouden Zwaan" van Dionysius Botermans. Dit was derhalve de historische binnenkomst van de Fransen in Tilburg. Zij verliep kalm en vredelievend. Men dronk samen een potje bier terwijl Van der Willigen poogde zijn missie te vervullen.

 

Gevecht

De gezelligheid duurde evenwel niet lang. Aan de oostkant van het dorp klonken plotseling enige pistoolschoten, die de Fransen in het zadel deden vliegen. Het bleek, dat aan de Oisterwijkse Baan voorposten van Staatse troepen aan het bakkeleien waren geraakt. Het ging er warm toe. De Fransen dreven de tegenstanders op de vlucht, brachten enige buitgemaakte paarden mee, waarvan er verscheidene deerlijk gewond waren en vertrokken toen weer direct naar Alphen. Tijdens het gevecht had Van der Willigen zich naar zijn woning begeven om zijn paard te zadelen. Hij hield zich gereed om met de Fransen te vluchten als het aan de Oisterwijkse Baan verkeerd mocht uitpakken. Dat bleek echter overbodige voorzorg. De bemiddelaar kon naar het slagveld gaan kijken. Men vond daar een paar doden van beide partijen en ook zwaar gewonden, die het niet meer haalden - ondanks de hulp van de "dorpschirurgijn". Een knappe, jonge Hannovenaar vertoonde een houw over het hoofd. Hij stierf spoedig. Een tweede soldaat, met verwondingen aan hoofd en lichaam, lag nog tot de avond te zieltogen. De bezittingen van de gesneuvelden, o.a. geld en een zilveren horloge, werden naar het raadhuis gebracht.

Wie precies wil weten waar deze veldslag geleverd werd: dat was - naar de huidige situatie - even over het kanaal aan de Oisterwijkse Baan tegenover café "Zomerlust".

 

Moeilijk parket

In het dagboek lezen we nog, dat er 's avonds een lichtgewonde emigrant in scharlaken montering uit de rog kwam gekropen. De man was als de dood, dat hij aan zijn vijanden zou worden uitgeleverd. Van der Willigen liet hem ongemoeid naar Boxtel gaan, waar zijn corps bleek te liggen.

Door deze hele affaire was Van der Willigen in een moeilijk parket geraakt. Hij bleek tussen de wal en het schip verzeild. De volgende dag lag er bij het gemeentebestuur dan ook al een boze brief van generaal Compère op tafel. Deze zag Van der Willigen voor een spion aan. Hij verdacht hem er van de Fransen in "De gouden Zwaan" gezellig aan de praat te hebben gehouden om de vijand gelegenheid tot een overval te geven. Omdat Van der Willigen vloeiend Frans sprak, meende men dat hij wel tot de emigranten zou behoren. De Franse generaal dreigde naar Tilburg te komen om af te rekenen. Uit de Provinciale Archieven blijkt, dat Van der Willigen ook ter verantwoording was geroepen door de gouverneur van Den Bosch over "eene daad in functie gepleegd".

Onze Tilburger verantwoordde zich schriftelijk bij de generaal Compère, gesteund door een brief van het gemeentebestuur. De zaak liep op een sisser uit. Ook Den Bosch wist hij te overtuigen "eerlijk en oprecht" te hebben gehandeld.

 

Veel ongeregeldheden

Tilburg bleef nog enige tijd niemandsland totdat het Franse legercorps "L'Armée du Nord" met grote macht op de Hollandse grensvestigingen afzakte. Voor Tilburg betekende dat zware inkwartieringen. Voor Van der Willigen veel werk, daar hij aan het hoofd stond van alles wat de militaire zaken betrof.

Van de mooie beginselen der Franse republikeinen trokken de troepen zich niets aan. Ze pleegden heel wat ongeregeldheden, roofden onder bedreigingen. Ze haalden de mensen zelfs de gespen van de schoenen en hadden het ook op hun ringen en horloges voorzien. Van der Willigen ging zich daarover bij de generaal Pichegru in Hilvarenbeek beklagen. Hij werd daar vriendelijk ontvangen en kreeg zelfs een "saufe garde" (vrijgeleide) mede, "welke mij nogal van nut was". Men had hier met ruwe voorhoedetroepen te maken. Doch ook andere troepen reden de bonte boer. De latere commandant van Den Bosch, generaal Soviac, die kreupel was en er hatelijk uitzag, werd zó berucht, dat men hem spoedig "generaal Schobbiak" noemde.

 

Rampjaar

Tot overmaat van ramp brak er ook nog "de roode loop" uit in Tilburg en Goirle. Vooral Goirle had er zwaar onder te lijden. In september 1794 stierven daaraan in Tilburg 81 personen. In oktober 180, november 56 en december 40 personen. Dat betekende ongeveer vier procent van de bevolking. 1794 was voor Tilburg dus wel een meervoudig rampjaar.

De dagboekschrijver staat bij dit jaar meer uitvoerig stil. Het was ook o.a. de tijd van de beruchte assignaties, papieren waarmee de Fransen heetten te betalen. Van de honorering is niet veel terecht gekomen. In het gemeentearchief van Tilburg is nog een heel pak van die dingen als onaangename herinnering aanwezig. De familie van de weduwe A.B. Mutsaers Azn. bv., welke tegen assignaten lakens had geleverd, heeft de papieren nooit uitbetaald gezien.

Van der Willigen vertelt dagelijks met een hoop ellende te maken te hebben. Één keer zelfs moest hij assisteren bij een zware operatie, de schedellichting van een huzaar. De man had in Enschot lelijk huisgehouden en daarbij een zware klap op zijn schedel gekregen. "Deze man hielp ik vasthouden. 't Was een sterke kerel en ik hield het hoofd vast. In het begin, toen de huid van de hersenpan losgemaakt was, kermde hij geweldig doch weldra was hij geheel onbesut van zich zelve (bewusteloos). Na verloop van eenige weken was hij geheel genezen", aldus de auteur.

Van der Willigen boekstaaft echter een nog heel wat luguberder gebeuren, dat wel de door de oorlog ontstane verwildering demonstreert. Het gaat hier over het eten van mensenvlees bij wijze van macabere "grap". In het hospitaal, waar hij bij de schedellichting van de huzaar assisteerde, is Van der Willigen van die eterij getuige geweest. Er wordt het volgende verteld. Een jongen van een jaar of zestien die diende onder de ziekenoppassers werd op de plaats per ongeluk doodgeschoten toen hij met enige kameraden doende was. De "chirurgijns" gebruikten het lijk om zich in de ontleedkunde te oefenen. Daarbij kreeg men de dwaze inval de "apothecar" van het hospitaal, een Parijs fatje, en nog een geëmployeerde een "ragout" van mensenvlees voor te zetten. De heren aten kennelijk met smaak. Ook een chirurgijn proefde er van hoewel hij wist waarmee hij te doen had. Toen de twee, die men het "gerecht" als kalfsragout had opgedist, achter de waarheid kwamen, begonnen ze te braken. En hier een staaltje van Franse nonchalance: In een ontruimd, tijdelijk hospitaal waar brand was uitgebroken, ontdekte Van der Willigen onder het stro een bijna stervende soldaat. Men had hem vergeten mee te nemen...

 

Politiek

Aan luidruchtig vermaak en volksfeesten ontbrak het in deze sobere tijd niet. Tegelijkertijd werkten de Patriotten en de Vaderlandse Sociëteit voor een omwenteling in Holland. Daarbij kreeg men vlug in de gaten, dat het de Fransen niet te doen was om een bevrijding van het land, zoals ze voorgaven, maar om de verovering. Men durfde dat echter niet hardop te denken, maar moest - om aan geen ergere knevelarijen en mishandelingen blootgesteld te zijn - nog dikwijls zeggen: "Aap wat heb je mooie jongen".

Toen er een vakature kwam, werd Van der Willigen tot schepen in de rechtbank van Tilburg en Goirle gekozen. Op 15 mei 1795 werd hij gecommitteerde in de quartiersvergadering en vervolgens voor die van de vier Quartieren. Zijn medegecommitteerden waren daar Pieter Vreede en Jan Pannebakker. Op 21 juni 1795 zag hij zich ten slotte tot drossaard gekozen. Hij haalde 220 stemmen tegenover de katholieke A.W. Dams 132. De overige kandidaten bleven ver achter. De verslagen A.W. Dams, die een medewerker van Van der Willigen was, schikte zich in de situatie en werd maar weer kerkmeester. Als drossaard ontwikkelde Van der Willigen direct heel wat activiteit. "Hoe gematigd en verdraagzaam ik ook op stuk van godsdienst was, kon ik het zoo min de Gereformeerden als de Roomsgezinden altijd naar hun genoegen maken", zegt hij.

 

Lotingsrellen

In 1799 brak er in Tilburg een rel uit over de loting voor de burgerbewapening. Men had de drossaard tegen zijn zin in de hiervoor bestemde commissie toegestopt. Hij kende de tegenstand tegen die loting. Het huis van de majoor van de gewapende burgers werd geplunderd, ofschoon het aan diens moeder toebehoorde. Van een ander huis van deze weduwe, tegenover dat van Van der Willigen, en van nog een huis van de moeder van de kolonel werden de ruiten ingegooid. Een wachthuisje moest het ontgelden en er werd op een patrouille geschoten. Uit een toelichting blijkt, dat de plunderingen hoofdzakelijk hadden plaats gehad bij de weduwe Verbunt en haar zoon A.I. Verbunt, ontvanger van de buitengewone belastingen.

In deze roerige periode ontstond brand op de Heuvel bij de weduwe Dams terwijl het vroor dat het kraakte. Ook het geslacht Dams had een hoofd van de burgerbewapening. Tot blussen bestond weinig animo bij het volk. Dit moest daartoe door de drossaard gedwongen worden. Daarbij werden de gebouwen van een brouwerij, "die aan de andere kant van het huis van de weduwe Verbunt stond", maar weinig beschadigd. Terwijl de drossaard bezig was zijn buren te helpen, kwam zijn eigen woning in gevaar, vertelde hij. Alles liep echter goed af. De brouwerij waarvan hier sprake is, lag op het punt waar zich thans de zaak in gedistilleerd van Van Bilsen en tot voor kort de kantoorboekhandel "Triborg" gevestigd was. Bij al die ongeregeldheden trad de drossaard doortastend op. Er kwam o.a. een verbod om na donker zonder lantaarn op straat te lopen.

 

Niet bang

In een herberg in de buurt van het huis van de drossaard werd op zekere dag dreigende taal tegen de magistraat gesproken. Men zou hem, als het donker was, wel eens eventjes uit zijn huis halen!... De drossaard, wie dit ter ore kwam, meende dat het er die avond aan zijn huis zou kletteren. "Doch", zo vertelt hij, "ik wist wat een ontsagwekkende houding bij het volk vermocht en ik ging dus - na enige maatregelen van zekerheid genomen te hebben - aan mijn deur staan toen ik in de avond de troep zag aankomen. Ze ging stil voorbij, namen de hoed af en zeide: 'Goeden avond, mijnheer de drossaard'. Ik zei 'Insgelijks goeden avond' en voegde er bij: 'Gij weet wat er gepubliceerd is. Mannen, weest verzekerd, dat ik zeer wel in staat ben gesteld om die wet te doen uitvoeren'. Men antwoordde niet en het liep rustig af."

Bang was Van der Willigen niet zoals hij al méér had laten zien. Die avond maakte hij zich wel aan grootspraak schuldig. In werkelijkheid zag hij op dat moment nog geen kans de bekende leiders van de plunderaars te pakken te krijgen. Hij trok derhalve zelf naar Den Bosch om assistentie te bepleiten.

 

Arrestaties

Reeds de volgende dag keerde hij in Tilburg terug aan het hoofd van enige compagnieën gewapende Bossche burgers, voorzien van een paar stukken veldgeschut en munitie. Direct trok hij er op af om de hoofden van de plunderaars, die meestal buitenaf woonden, te arresteren. Dit lukte ook. Men vond de meesten van hen al in bed. Toen de gezochten de sterke arm bespeurden, gooiden ze gauw nog ergens gestolen goederen door een bovenvenster naar buiten. De drossaard herkende onder die goederen direct de jas van zijn vriend de kapitein Jan Verbunt. Hij werd daar zó kwaad over, dat hij de dief direct een paar geduchte stokslagen liet toebrengen, "hoezeer ik er anders tegen ben gevangenen te mishandelen", merkte hij daarbij op. De arrestanten kwamen in de dorpsgevangenis terecht en werden later naar Den Bosch overgebracht.

 

Zo is het er dus in Tilburg in de Franse tijd toegegaan. In het licht van die tijd dient men dan ook het hier verhaalde te zien. Met de latere historie in het hoofd zouden bepaalde gebeurtenissen anders beoordeeld kunnen worden als toen blijkbaar is geschied. De hier vertelde details dragen echter wel bij om de figuur van Van der Willigen te completeren.

 

PIERRE VAN BEEK