Wie
woonden er 100 jaar geleden in het Nieuwland
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 16 maart 1974
Anderhalve eeuw geleden bezat Tilburg eigenlijk nog
steeds maar twee "echte straten", waarmee dan bedoeld
worden straten met een behoorlijke verharding. Die
uitverkorenen in ons stratennet waren de Heuvelstraat en
de huidige Nieuwlandstraat, in die dagen algemeen
aangeduid als "Het Nieuwland", waarmee dan echter een
breder gebied dan uitsluitend dat van de eigenlijke
straat bedoeld werd. De Heuvelstraat had in 1659 haar
keienverharding gekregen nadat daartoe reeds drie jaar
eerder besloten was. De Nieuwlandstraat kreeg ongeveer
1670 haar beurt. Ze kan derhalve op een eerbiedwaardige
ouderdom bogen. Bij een beschouwing van de door L.
Langeweg uitgegeven Atlas van Tilborg en Goirle, waarin,
op basis van de kaart van Diederik Zijnen uit 1760 de
bebouwing der straat in rood staat ingetekend, blijkt in
één oogopslag hoe druk de bebouwing in "Het Nieuwland"
in de periode van 1732 tot 1832 reeds was. "Het
Nieuwland" vormde een belangrijke maar in zekere zin ook
een deftige straat. Daar woonde men "op stand".
Hoewel
zij tot de dag van vandaag een grote verbindingsader
tussen Noord en Zuid betekent, ontkomt ge niet aan de
indruk, dat er - als gevolg van een op een andere leest
geschoeide, stormachtige ontwikkeling van een deel van
Tilburgs Centrum - over "Het Nieuwland", in vergelijking
tot de eerste decennia van deze eeuw, een geest van
ingetogenheid en naarbinnengekeerdheid is neergedaald.
Voor een - naar wij dachten steeds groeiende groep
Tilburgers - wordt haar dit als een verdienste
aangerekend. Waar elders karakter verloren ging, bleef
dit in de Nieuwlandstraat behouden. In deze geest gaat
zij als "Leidsvrouwe" vooraan in het door haar
afgegrensde blok, waar Tuinstraat en Willem II-straat de
arm omheen slaan. In de Nieuwlandstraat vindt ge nog de
sfeer terug van het vóór-oorlogse Tilburg toen de dagen
trager gingen. Wie er bezwaar tegen heeft in een nieuw
centrum door de wind te worden weggeblazen, kan in de
Nieuwlandstraat flaneren of filosoferen in een gevoel
van intieme geborgenheid.
Dezer
dagen stuitten wij op een lijstje van namen van mensen,
die honderd jaar geleden "Het Nieuwland" bewoonden. Dit
geslacht is verdwenen doch de Nieuwlandstraat heeft nog
niet helemaal afstand genomen van sommige namen. Ruim
dertig jaar geleden werden ze opgetekend uit de
herinnering. We garanderen geen volledigheid - hopen
alleen maar, dat het geheugen van de 80-jarige zegsvrouw
niet te veel verstek heeft laten gaan. Uit eigen en
andermans koker denken wij daaraan een en ander toe te
voegen als concessie aan nostalgische gevoelens van de
Tilburgers, die deze - zorgvuldig verpakt in rose
zijdepapier - misschien liefdevol koesteren en verder
ook ter oriëntatie van een romantische jeugd, welke te
laat geboren werd...
We
beginnen onze wandeling door het oud-Tilburg van de
Nieuwlandstraat aan de linkerzijde tegenover Radio Van
Boxtel. Op de hoek domineerde daar een huis met
trapgevel, dat voor wat de bovenverdieping betreft, de
typische kenmerken van de 17de eeuwse stijl vertoonde.
In zijn gevel droeg het de jaarankers 1624. De
benedenverdieping was later in een meer "moderne" stijl
verbouwd. In 1814 staan als eigenaars te boek F.
Smeulders en Maria Anna Smeulders en nadien is aan dit
pand de naam van Smulders verbonden, wat vermoedelijk
wel dezelfde familie geweest zal zijn, want in die tijd
keek men niet op een lettertje in de naam. Het betrof
hier een koek- en banketbakker wiens zaak onder de naam
van "De Ster", later "De Oude Ster", in heel Tilburg
reputatie genoot.
Peperkoek
Het
behoorde eens tot de Tilburgse traditie, dat de vrijers
op de vrijdag van de kermis bij hun meisje aan huis
gingen eten. Ze verschenen daar "gewapend" met een
peperkoek voor de schoonmoeder-in-spé. En owee, als die
koek niet van "De Ster" kwam!... De "mertmoppen" van
deze zaak genoten eveneens faam. Tevens leven bij
sommigen in herinnering de koeksnippers, waarmee voor
twee cent een kinderhand méér dan gevuld raakte.
Het pand
werd aanvankelijk aan de achterkant (in de toenmalige
Zomerstraat) bekend door de hoeden- en pettenzaak van J.
Hoendervangers, welke later één huis in westelijke
richting is "opgeschoven". In het toen vrijgekomen pand
tegen "De Oude Ster" is nadien een viswinkel van "de
Bossche Trut" gevestigd geweest. "De Ster" voerde een
uithangbord met een ster er op en vermeldde op een groot
bord boven de winkelpui in koeien van letters de woorden
"Koek en Banket". Het 17de eeuwse huis werd in 1914
gesloopt en hiermede verloor Tilburgs centrum een pand,
dat bijna drie eeuwen getrotseerd had. Banketbakker
Smulders verhuisde een eindje verderop de
Nieuwlandstraat in aan de oostkant. En dat was dan "De
Nieuwe Ster". Dit pand is, met dat van drukkerij
Scholberg, eerst vorig jaar afgebroken om plaats te
maken voor de doorbraak naar de Telefoonstraat. En nu
heeft Tilburg geen "Ster" meer...
Weg
bier
De
annalen verhalen, dat in 1868, ter gelegenheid van het
zilveren bestaansfeest van de Liedertafel "De Souvenir
des Montagnards", een pret waaraan heel Tilburg deelnam,
tegenover "De Oude Ster" de buurtbewoners een prachtige
pyramide hadden opgericht. Die pyramide werd na het
feest verkocht en uit de opbrengst daarvan zagen de
medewerkers zich een gratis maaltijd aangeboden,
waarvoor ze zelf mes en vork mee moesten brengen. Er zou
ook een vat bier op een stelling worden gelegd om de
uiteraard dorstige kelen te laven. Maar daar bleven de
stoere medewerkers nuchter van. Laat nou grappenmakers
het vat voortijdig hebben weggehaald en elders
leeggedronken!... Namen der daders geeft onze historie
niet.
Als we
nu verder de Nieuwlandstraat inwandelen, komen we daar
aan de linkerkant tegen de goudsmid A. Obbens, zaak in
garen en band van Hamers-Casteleyns, hoedenzaak van
Thijs (later De Cocq-Thijs). Thijs maakte aanvankelijk
alleen hoge hoeden, later is hij met petten begonnen. De
hoge hoed vormde in Tilburg een statussymbool, welk
attribuut des zondags vooral door fabrikanten gedragen
werd. Mallens-Van Deutekom dreef een
touwslagerswinkeltje. Op de 16de december 1841 is daar
de zaak van Jan Mallens des avonds om 9 uur afgebrand.
Het pand werd later weer opgebouwd, en ook in de eerste
decennia van onze eeuw hebben we ter plaatse nog steeds
het touwwinkeltje gekend.
Familie Van Gils
In een
ver terugstaand, ouderwets huis met een flinke wei
ervoor woonde in 1737 Jan Janssen van Gils (de oude).
Ononderbroken vinden we hier tot 1807 nog steeds een Van
Gils. In dit laatste jaar is het Adriaan. Uit deze
familie stamt, als zoon van Jan Janssen van Gils, de in
1758 geboren Antonius van Gils, die op 19 augustus
1779 te Leuven de onderscheiding van "Primus" verwierf.
In 1786 doceerde hij te Leuven theologie. Hij week twee
keer uit naar Nederland (1797 en 1798) nadat hij niet
naar het pijpen had willen dansen van respectievelijk
Jozef II en Napoleon. Hij werd de stichter en president
van het seminarie van het Bossche bisdom. Een straat in
Tilburg draagt zijn naam.
Men
heeft dit terugstaand huis lange tijd aangezien voor het
geboortehuis van Primus van Gils, doch latere gegevens
wijzen er op, dat diens geboortehuis gestaan moet hebben
links bij het begin van de Noordstraat, waar nu het
riante pand van "De Tilburgse Spaarbank" een bedreigde
plaats inneemt. Het momenteel door Ir. K.J.C. Merks
bewoonde kapitale herenhuis (voorheen familie Schots)
draagt, rechts naast het balcon, een gedenksteen met de
volgende tekst: "Hier werd geboren Antonius van Gils 29
juli 1758. Vir pius ac doctus" (een vroom en geleerd
man). Deze aanduiding zou derhalve niet in
overeenstemming met de waarheid zijn, althans voor wat
de geboorteplaats betreft. Primus van Gils overleed plm.
1834.
Bij ons
onderzoek liepen wij voor het terugstaand huis ook op de
namen van een Mieke van Gils, een Mieke Blomjous en een
timmerman Blomjous. Rond 1860-1870 wordt in de
Nieuwlandstraat een apotheek "De Gaper" van ene Van Gils
gemeld aan de oostkant van de straat.
IJzerhandel Mercx
In 1837
vestigde zich in het Nieuwland Piet Mercx met een winkel
in staafijzer en ijzerwaren zoals pannen, water- en
melkkannen, pannen en pollepels. In 1907 zaten daar Jan
Johannes Mercx en Petrus Mercx. Uit de kleine winkel van
1837 is in loop der tijden de grote P. Mercx's IJzer- en
Staalhandel N.V. gegroeid zoals wij die daar nu nog
kennen. Naast Mercx vonden we ook nog de namen van J.
Schoenmakers en Charles Mercx-Prinssen. Verder het
Nieuwland in woonde, rond 1849 of 1879, Mieke de Visser,
een dame, die als "rijk, braaf en weldoend"
gekwalificeerd wordt. Het verbaast niet haar als de
rechterhand van pastoor Van der Lee te leren kennen. Zij
zorgde o.a. voor de versiering in de Heikese kerk.
Achtereenvolgens zien wij vermeld, een open plek, een
tot de Schoolstraat doorlopende gang met drie huisjes,
Schellekens wiens zoon musicus was en wiens dochters
mutsen wasten. Weer een gang, wethouder De Bont, Van
Roessel, Kees Verhoeven (ook wel Kees Mayen genoemd),
die in haring, stokvis en kaas deed. Verder twee oude
huisjes in een van welke Sanders woonde "voordat hij in
de gang bij Brouwers ging huizen", een kuiper Simons (of
Smans?), en de met maar even zeven dochters gezegende
musicus Krevers, welke dochters modisten waren.
Van
Damstraat
Dan kwam
de huidige Vincentiusstraat, toentertijd Van Damstraat
genoemd naar de zich hier op de hoek bevindende
koffiebranderij van Van Dam. Hierna kregen we wethouder
Kerstens, een grote gang, waarin De Rooy woonde, de
goudsmidswinkel van mej. Lombaerts-Pollet, kruidenier
Koosje Mels, bakker Hamel, een winkel, een gang, waar
diep achterin de reeds vermelde Sanders woonde. Achter
in deze gang staat thans nog een woonhuis, dat echter
niet als zodanig in gebruik is. Ten slotte kregen we
hier Jos Brouwers-Meier, Jan Brouwers en Tinus Brouwers,
waarmee we dan beland zijn op de hoek van de Korte
Schijfstraat. Bij Jan Brouwers vonden we de vermelding:
fabrikant.
"Volksgericht" spande man voor de ploeg
De
Nieuwlandstraat heeft ooit haar schandaal gehad in de
vorm van een volksgericht. Maar daartoe moeten we wel
een sprong terug in de historie maken n.l. naar 1780. De
affaire staat geboekstaafd in ongesorteerde
processtukken van het rechterlijk archief, aanwezig in
Tilburgs gemeentearchief. Slachtoffer was de hoedenmaker
J. v.d. H. uit het Nieuwland. De buurt nam diens
hardhandig optreden tegen zijn vrouw niet langer. In een
café werd een plan uitgebroed hem dat eens definitief af
te leren. Reeds in augustus van het voorafgaande jaar
had men hem zijn "vonnis" toebedacht, maar omdat op 31
augustus 1779 primus Van Gils, wegens zijn
onderscheiding te Leuven, feestelijk in Tilburg werd
ingehaald, waarvoor zes erebogen gebouwd moesten worden,
werd "het gericht" tot het volgend jaar uitgesteld.
Een als
vrouw verklede buurtbewoner haalde onze Jan uit zijn
huis en onder gejoel en geschreeuw van een opgetrommelde
menigte spande men de man voor een ploeg, welke hij rond
het huis moest trekken. Daar hielp geen moederke lief
aan. Zweepslagen van de initiatiefnemers zorgden er wel
voor, dat de zich uit alle macht verzettende Jan trok
als een paard... De affaire had voor de
"volksgerichters" nog een staartje, want zij kregen zich
voor hun ontaard optreden voor de schepenbank te
verantwoorden. De hele zaak is wel tekenend voor de
dorpse sfeer, die er toentertijd in Tilburg heerste.
Andere kant
En laten
we nu weer eens terug wandelen langs de andere kant van
de Nieuwlandstraat, beginnende bij de Stationsstraat.
Het gedeelte van de Tuinstraat tot aan de Langestraat
bestond in vóór 1896 nog niet. Op de huidige uitmonding
van de Tuinstraat bevond zich o.a. het pand van de
graanhandelaar L. van Loon, dat ten behoeve van de
geplande doorbraak in 1896 onder de slopershamer viel.
In 1835 had Jan Wouters twee huizen en ander onroerend
goed in het Nieuwland. Een pand, dat hij aan Guillaume
Pollet verkocht, stond ongeveer op de doorbraak van de
Tuinstraat. Het gaat hier om een Wouters uit het
geslacht van de nu nog bekende wolhandel in de Willem
II-straat.
Een oude
winkel van Mandos-Vinken werd hier later door een modern
pand vervangen. Dan kwam er een pand met de naam "De
Olieton", dat later herbouwd is. Het betreft hier het
eens door mr. Buddemeyer bewoonde huis, dat zich nu nog,
qua karakter en bouw, opvallend van de overige
Nieuwlandhuizen onderscheidt. Daarnaast kenden de
Tilburgers het zg. Kiekenstraatje. Vooraan hierin
stonden een koetshuis en wat verder twee huizen zonder
achterdeur. In een van deze, gebouwd in de tuin van het
Buddemeyerhuis, waarin toen de familie Bacx woonde,
huisde "Mentje" of "Mijntje Thee". Aan het eind van het
straatje liep, rechtsaf tussen twee heggen door, een
weggetje naar de Telefoonstraat. Ging men evenwel links
af dan kwam men "op een brede straat, die begon bij het
latere gebouw van Rooms Leven en vandaar naar de Heuvel
liep". Dat moet derhalve het oude gedeelte van de
Tuinstraat geweest zijn. In het Buddemeyerhuis is ook
ooit het kassierskantoor van M.C. Brouwers gevestigd
geweest, dat later werd overgenomen door de Amsterdamse
Bank.
"Drie
Koningen"
Het was
ook naast "De Olieton", dat in het midden van de 18de
eeuw drie woningen stonden met de naam "De drie
Koningen". Die naam dankten ze vermoedelijk aan het
feit, dat ze eigendom waren van de Oranje-Prins Willem
V, die in 1766 een feestelijke intocht in Tilburg heeft
gehouden. Wij houden ons echter hier in hoofdzaak met
een veel latere periode bezig. In onze bron is dan bij
dit deel der Nieuwlandstraat sprake van een zaak in
kerkornamenten van Jansen van Kalken en de kruidenier
Van Maren.
Toen de
Mariastraat nog niet bestond, zat op de huidige
linkerhoek de bekende "Au bon Marché" van M.J. Blous,
zaak in ellegoed, garen, band, e.d., thans meubelzaak
Ditvoorst. Blous, waar iedere huisvrouw kocht, verhuisde
naar de huidige rechterstraathoek. Later kwam daar
rijwielhandel Smulders terecht en nu vindt ge hier een
Indisch restaurant. In 1874 was op dit punt de boerderij
met schuur van Net van Lierop tot de grond toe
afgebrand.
Wonderklok
Na de
sigarenwinkel van Giesen ontmoeten we horlogemaker
Hornstra. In de twintiger jaren van onze eeuw viel daar
in de etalage een curiositeit te bewonderen, die bestond
uit een tussen kettinkjes opgehangen glasplaat, welke
als klok fungeerde. Menige schooljongen heeft in die
tijd de neus tegen het etalageraam plat gedrukt. De
midden op de glasplaat aangebrachte wijzers
functioneerden zoals dat een goede klok betaamt. En dat
ging het verstand te boven, daar de wijzers geen
verbinding met electrische stroom of enig mechaniek
schenen te kunnen hebben. Er moesten jaren voorbijgaan
alvorens we, door toeval, achter het mysterie kwamen: in
de as, waarop de wijzers draaiden, zat een minuscuul
uurwerkje verborgen. Knap staaltje van vakmanschap!
En nu
even in sneltreinvaartje langs een reeks namen, richting
Markt. We vinden dan: een schoenwinkel, Kersten-Dudar,
een poort welke naar de fabriek van Kerstens leidde,
Truusje Wouters, De Beer-Lommen, E. Verbunt, bakker
Marijnen, wijnhandel weduwe Verbunt, en de Ned.
Hervormde pastorie met dominee Geijtenbeek.
Beroemd man
Dit
thans nog bestaande pand draagt een grote gevelsteen met
het inschrift: "Op den 27sten van Bloeimaand des Jaars
O.H. MDCCCXVIII werd Franciscus Cornelis Donders in deze
woning geboren". Het betreft hier onze F.C. Donders, de
op 24 maart 1889 te Utrecht overleden professor, die
door Schlichting in de Katholieke Encyclopedie de
"grootste Nederlandse oogheelkundige" wordt genoemd. De
van huis uit katholieke Donders had het geloof der
vaderen vaarwel gezegd en dit zal wel de oorzaak zijn,
dat vroegere Tilburgse generaties het nooit nodig
geoordeeld hebben aan deze grote Tilburger een
standbeeld te wijden. Zij brachten het in hun waardering
niet verder dan de gemelde gedenksteen en een
straatnaam. Donders kreeg echter in Utrecht wél zijn
standbeeld. Intussen is het voor Tilburg nog niet te
laat!
Maar nu
dat "geboortehuis"! Ook deze gedenksteen blijkt niet
geheel in overeenstemming met de waarheid. Hoe die ook
dan wel in de steel steekt? Op 12 december 1793 koopt
J.F. Donders een sinds lang verdwenen huis, op het punt
waar later het pand van Verbunt-Janssens verrees.
Professor Donders zag het levenslicht in het afgebroken
huis. Daarna bouwde vader Donders de latere pastorie.
Het is in dit toen nieuwe, kort na Donders jr. geboorte
betrokken huis, dat professor Donders een deel van zijn
jeugd heeft doorgebracht, maar geboren werd hij... er
naast. De latere pastorie is dus wél zijn woonhuis
geweest.
Nog
meer namen
Verder
wandelend passeren we de effectenhandel van Lion,
apotheek "De Gaper" van Van Gils, horlogemaker
Scholberg, handel in gist e.d. Van Abeelen, een gang
waar achterin de weduwe Maas woonde, bakker Van
Doremalen, Marsé, gezusters Somers, Caspanni,
galanteriezaak van Strik en ten slotte op de hoek Van de
Muysenberg, handel in ijzerwaren. En nu maar duimen, dat
de bejaarde vertelster de perioden niet door elkaar
heeft gehaald. In officiële gegevens troffen we in het
begin van de 19de eeuw de volgende "Nieuwlanders" aan:
Marinus Bogaers (1819), Willem van Beurden (1807), Jan
Corn. Obbens (1825), een brouwer (1820), Laurens de Lely
(1810).
In 1821
liet een Van der Velden in het Nieuwland een huis
bouwen, nadat ter plaatse een bestaand was afgebroken.
Bij graafwerk vond men - zo luidt het verhaal - de
steven van een driemaster, waaruit men meende te kunnen
afleiden, dat het hier een tijdens de Kimbrische Vloed
gestrand schip betrof. Toe maar... Volgens latere
gegevens zou het gegaan hebben om het deksel van een
doodskist uit de Merovingische tijd. Ook nog mooi
genoeg! Jammer, dat er niets van bewaard bleef. Dat kwam
in die dagen hier in niemands hoofd op!
Moeder Trien
Behalve
"de man voor de ploeg" heeft het oude Nieuwland, enige
jaren na 1830, nóg een schandaal gekend. Daar woonde een
ongehuwde moeder Trien C. met haar onwettige dochter
Keeke, die een souvenir was van de Tiendaagse Veldtocht
van het Nederlandse leger tegen de opstandige Belgen. De
moeder werd door de buurt met de nek aangekeken en men
liet haar links liggen. Een protestantse wachtmeester
van de marechaussee uit de kazerne op de Heuvel (huidige
pastorie), zekere G., dacht er evenwel anders over. Hij
vroeg de verstoten vrouw ten huwelijk op voorwaarde, dat
moeder en dochter protestant zouden worden. Dit akkoord
kwam tot stand met als gevolg, dat de twee vrouwen naar
den Heuvel konden verhuizen en daar in beteren doen
geraakten. Uit dit huwelijk kwamen geen kinderen. Het
"vóórkind" wandelde door het Tilburgse leven onder de
bijnaam "Keeke van de wachtmeester". Zij schijnt later
op haar beurt getrouwd, want we lezen, dat "haar
spruiten hun toevlucht elders (dus buiten Tilburg)
gezocht hebben"... En het leven ging weer verder! Met en
zonder "Keekes"!...
PIERRE
VAN BEEK