CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Waar begint of eindigt waarheid in Kastelree?

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 23 augustus 1973

 

"In den jare vijfthien hondert ende een en seventigh opten Driekoningendaghe is van het leven ten dode ghegaan in eenen cuyle bij hoghen mouwen een jonghe meyd, hiet Lysken Coolbonders ende verdinghde zich twee jaaren tAntwerpen ende was eenes ridders bastaertdochter." Dit valt te lezen in het dagboek van de oude, toenmalige schepen (wethouder) van het Vlaamse Kasterlee in de Kempen, Wilboort van Peelt. Eigenlijk schreef de schepen eerst iets anders. In het document stond aanvankelijk "verdede zich". Deze woorden zijn doorgehaald en vervangen door "is van het leven ten dode ghegaan", waardoor dan in het midden gelaten wordt, dat hier van een zelfmoord sprake is. De plaats van dit geschiedde kunt ge heden ten dage nog zien in de bossen van Kasterlee. Het is de Duivelskuil aan de Hoge Mouw, een gele zandduin, waar het goed toeven is. Zoals trouwens in heel deze bosrijke omgeving. Wat de volksverbeelding rond die kuil en dat Lieske heeft opgebouwd, is natuurlijk veel fleuriger en bonter dan het hierboven vermelde historische feit. En het is niets eens allemaal gefantaseerd. Dat verhaal van Lieske hebben de generaties van mond tot mond aan elkaar overgedragen. Er werd zelfs een hele roman aan gewijd. Romantiek van de bovenste plank maar zó levensecht, dat ge, staande bij die Duivelskuil, de dramatische taferelen uit een mensenleven zich voor u ziet afspelen en ge aan de waarheid niet meer twijfelen kunt. En eigenlijk ook niet eens wilt!

 

Kasterlee, gelegen tussen Turnhout en Geel, is trouwens toch een merkwaardig en een schoon land. Wie dat in de ziel wil kijken, kan er dagen doorbrengen. Bij intiemere kennismaking begint het aan alle kanten te leven. Het doet dat door zijn natuur, zijn historie, zijn veldkapelletjes en gedenktekenen en niet het minst door zijn legenden, die de band met het verleden tot de dag van heden als een overal aanwezige werkelijkheid voelbaar maken. Kasterlee is toeristisch gezien 'n belangrijke trekpleister. De kom van het dorp kenmerkt zich met haar vierkant plein en plantsoen - waar omheen de huizen gegroepeerd staan met de kerk als dominant - door een weldadig aandoende intimiteit. Oude gebouwen zijn er eigenlijk maar een paar overgebleven na een catastrofale brand in 1735, waaraan de kerk en de dorpskom grotendeels ten offer vielen. Het massale onderdeel van de kerktoren uit 1531 bleef evenwel bewaard, zoals dit ook hoogstwaarschijnlijk het geval was met enige beelden.

 

Wonder

De stomste heilige is, zo zeggen ze in Kasterlee, St. Antonius. Alle heiligen kennen hun gebeden van buiten maar Antonius moet ze nog uit een boekje lezen. (Hij staat lezende afgebeeld.) Jammer genoeg liet Antonius bij ons bezoek verstek gaan. Op zijn plaats achter in de kerk vonden we niets dan zijn onbemande console. Zo konden we hem ook niet over zijn mirakel ondervragen, dat een dorpeling u vertellen kan. Toen Antonius preekte, wilden de mensen hem niet geloven of hij moest een wonder doen. In de buurt had juist een zeug jongen geworpen. Één big had helaas ogen noch poten. De zeug legde zijn mismaakte baby voor Antonius zijn voeten en trok de heilige aan zijn jas terwijl zij hem smekend aankeek. Antonius gaf de big zijn zegen en zie: hij kreeg op slag ogen en poten. Van toen af heeft het varken Antonius nooit meer verlaten. Daarom wordt de heilige met een varken afgebeeld. "Waarom dat varken een bel aanheeft, zal ik u later wel eens vertellen", besluit de oude Kastelnaar, die dat zelf vermoedelijk ook niet weet.

Proeft ge nu reeds iets van Kasterlee? Ze zijn daar kind aan huis bij God en zijn heiligen. Het zou wel gek zijn als er ook niet een legendarische pastoor de onsterfelijkheid verworven had. Die stamt uit de Franse tijd. Dat was Cornelis Crols, een gemoedelijk, vroom maar nogal hoekig mens. En dat laatste wist hij zelf. Op zijn klompen door de pastoriehof wandelend zei pastoor Crols eens tot zijn hovenier Peer Donkers: "En Peer, wat zegt ge van mijn klompen?" Hovenier: "Ik weet van welk hout die gemaakt zijn. Van appelhout!" Pastoor: "Nee Peer, daar maken ze geen klompen van." "En toch zijn ze van appelhout!" "Waarom Peer?" "Omdat er een rabauw op staat!" (Een rabauw is een ruwe klant maar was tevens de naam van een appelsoort, die men nu niet meer tegenkomt.)

In Kasterlee liggen de verhalen en grappen zo dicht gezaaid als haar op een hond. Het plezierige van dit dorp is echter, dat het niet alleen nostalgie oproept maar tegelijkertijd midden in de tijd staat als toeristisch centrum van de Kempen. Buiten de dorpskom op de weg naar Geel staan namelijk, tot uw verrassing, de hotels, restaurants, pensions en cafés schouder aan schouder met daaromheen het oude land met een reeks van gehuchten, waarvan de landelijkheid u weldadig opneemt. Ge kunt er zó van de betonweg instappen. Zijn grootste faam dankt Kasterlee aan een reeks mooie duinen, ten zuidwesten van de dorpskom verscholen in dichte dennebossen. Het mag er op een mooie zondag zo druk zijn als het wil, altijd vindt ge wel (met uw auto) ergens een volkomen rustig plaatsje voor de picknick. Kasterlee bezit 'n houten standaardmolen, een stenen windmolen, restanten van een oude watermolen, nu tot restaurant omgebouwd, staande op de beek de Kleine Nethe, en een zeer fraai Engels soldatenkerkhof.

 

Duivelskuil

In de aaneengesloten keten duinen liggen als hoogste toppen de Hoge Berg, de Zwarte Berg en de Hoge Mouw. Het is tegenover die Hoge Mouw, waar aan de overkant van de weg, een vijftiental meter het bos in, de Duivelskuil verscholen ligt. Het is 'n langwerpige laagte waaraan ge zien kunt, dat ze eens groter is geweest. In de zomer staat ze meestal droog en stelt dan nogal teleur. Het onheilspellende wordt er pas voelbaar als een donkere waterspiegel "onpeilbare" diepte suggereert en als de geest speelt met de levenstragedie van dat Lieske Coolbonders of met andere tot de verbeelding sprekende zaken.

De Duivelskuil is niet zo maar een uitgraving. Om de dooie dood niet! Hij wordt voor het eerst vermeld in het cijnsboek van Kasterlee van 1673, wat niet bewijst, dat hij niet eerder bestond. De Kroniek van het St. Antoniusgilde leert, dat in 1695 een man uit Reusel opgeknoopt werd aan de galg op de Hoge Mouw. Werd hij in de Duivelskuil begraven? Een zestig jaar geleden zijn bij de kuil mandenvol scherven van lijkurnen opgegraven. Was hier een prehistorische begraafplaats? Een dodenakker, die een gewijde plaats in een heidense wereld innam? Stof genoeg voor de verbeelding en om een christelijke wereld van een Duivelskuil te doen spreken. De mensen van Kasterlee zijn nu wel wijzer geworden. Ze huiveren niet meer van de kuil, maar Dr. J. van Gorp vond desondanks in 1943 nog twaalf varkenspoten in de Duivelskuil. Dat was geen tijd, waarin met varkenspoten gesmeten werd. Blijkbaar waren zij daar in geworpen om "de kwade hand" uit de varkensstal te weren.

 

Heet bloed

En dan dat geval van Lieske Coolbonders! Dat Lieske leek wel voorbestemd voor haar triest lot. Ze was de bastaarddochter van Katrien Coolbonders, de ongehuwd gebleven dochter van boswachter Coolbonders, die een Spaans edelman op heterdaad betrapte bij de verkrachting van zijn dochter. Coolbonders doodde de Spanjaard en wierp het lijk in de Duivelsput om het later in de nabijheid daarvan te begraven. Het Spaanse bloed in Lieske verloochende zich niet. Het was een vurig en speels ding, die het gevaar niet uit de weg ging nadat zij in Antwerpen in de "stoven" of "badhuizen" van de Kloosterstraat terecht gekomen was en er een rol speelde zowel tussen de Spanjaarden als tussen de Geuzen. Ge kunt dat allemaal uitvoerig lezen, in alle geuren en kleuren, in de roman van de Kastelnaar Lodovic Leysen, getiteld "De Duivelskuil". Aan lager wal geraakt en gedreven door heimwee keert zij na een paar jaar naar Kasterlee terug.

 

Drama

Op die Driekoningenavond van 1571 gebeurde het. Bultje Goossens, die op vossenjacht was bij de Hoge Mouw, heeft het "beleefd". Het werd plotseling zo donker als de hel. Het sloeg twaalf uur. Boven de Hoge Mouw verscheen een verblindend licht. Over de berg gleed een witte gedaante van een jonge vrouw wier loshangende haren fladderden in de wind. Een in zwarte mantel gehulde, zwarte man joeg de vrouw voor zich uit. "Moeder!... Moeder!..." gilde het meisje. De zwarte man lachte sarcastisch. Plots hoorde Bultje Goossens een plons in het water. Even stond hij als aan de grond genageld om dan van schrik de benen te nemen. Pas bij de Schouterhoef, niet ver van Herentals, hield hij stil om daarna stilletjes naar Kasterlee terug te keren. Hij had Lieske Coolbonders gezien, achtervolgd door de duivel... Zo vond dat Lieske de dood in dezelfde kuil, waarin haar grootvader de verkrachter van haar moeder Katrien begraven had. Zo gaat dat in de wereld...

En als ge dit alles weet, ga dan pas naar de Duivelskuil kijken terwijl uw klapstoeltjes en auto aan de voet van de Hoge Mouw staan. ("Mouw" was vroeger "moude" of "molde" en betekende: mul zand.) De Hoge Mouw en al die andere bergen vormen een prettige speelplaats voor kinderen. De Hoge Mouw was vroeger 39 meter hoog doch nu nog nauwelijks 30. Vanaf zijn hoogste top had men ooit een fraai panorama. Bij helder weer keekt ge in het noorden tot Turnhout, in het noordwesten tot Hoogstraten, in het westen tot Lichtaart, Tielen en Gierle, tot Herentals en Tongerlo in het zuiden, tot Geel in het zuidwesten en in het oosten tot Mol, Dessel en Retie. En alles was er bos. Dat speelt ge nu niet meer klaar. De bomen zijn te hoog geworden. Alleen in het noordoosten steekt de spits van Kasterlees kerktoren nog boven de dennenzee uit.

 

Rielenkapel

Wie de romantiek van Kasterlee wil ondergaan, mag de op de grens van de gemeente, een eind buiten de dorpskom gelegen en met legenden omweven Rielenkapel niet missen. Ge kunt er vanaf de Markt geraken met een niet te lange maar zeer landelijke wandeling langs ouderwetse hoven en mooie beemden aan de grens van de dennebossen. De gemakzuchtige slaat, komende van Turnhout, vóór het bereiken van Kasterlees dorpskom, rechtsaf vlak vóór de afgebrande Zwarte Molen en kan dan met de auto vóór de kapel rijden. De troosteloze ruïne van de in 1843 gebouwde molen op de Asberg ligt te midden van een wild complex struikgewas. In die Asberg hielden eens kabouters een koe van een oude man uit Ysschot verborgen. De man hoorde uit de berg zijn koe blaten... Ook dat zijn dingen die nu niet meer gebeuren! De automobilist ziet het restant van de wiekloze Zwarte Molen maar even als een flits tussen de bomen. Ge rijdt hem dus gemakkelijk voorbij.

De Rielenkapel heeft vanoudsher een belangrijke plaats in het Kasterleese leven ingenomen. Zij ligt zeer schilderachtig tussen linde- en dennebomen. Het bouwjaar is onbekend. Ze duikt voor het eerst in een document op in 1564. Ze werd tussen 1575 in 1608 herbouwd. Met voorbijzien van enkele wijzigingen aan de voorgevel kunnen wij aannemen, dat het huidige gebouw, afgezien van de jongste restauraties, rond 1600 werd opgetrokken. Hier wegen de eeuwen en wie daar buiten tegen de wand op een bankje zit met de veelkleurige bakstenen in zijn rug, geniet niet alleen van de serene stilte rondom maar ziet voor zijn geestesoog de processies van geslachten voorbijtrekken, die hier hun heil bij de Moedergods zochten. Ze kunnen niet aan de verbeelding ontsnappen, want die generaties drukken op een originele manier de herinnering aan hun aanwezigheid onder uw neus. De honderden op rij gezette krassen in de bakstenen van de buitenmuren duiden niet op vandalenwerk, maar zij brengen de stenen tot spreken over de devotie van vertrouwvolle moeders in-verwachting-van-een-kind. Zij hielden hier hun novenen. Om de tel niet kwijt te raken griften zij, met het kruisje van haar rozenkrans, voor iedere dag een teken in de steen. Daarom staan er meestal negen streepjes naast elkaar. Maar ook blijkt er een noveen wel eens ontijdig beëindigd. En zelfs heeft een moeder klaarblijkelijk aan één noveen niet genoeg gehad, want we tellen één keer zelfs achttien streepjes. Dat was derhalve een noveen met "een dubbele trits". De legende wil, dat onder al die streepjes zich er ook negen bevinden van Katrien Coolbonders, de ongehuwde moeder van ons Lieske met het Spaanse bloed. Negen dagen nadat het meisje de dood gevonden had in de Duivelskuil werd, gehurkt op een bankje aan de Rielenkapel, Lieskes moeder dood aangetroffen.

 

Hoe het begon

In de kapel moet zich een hardhouten, miraculeus Lieve-Vrouwebeeld van 45 cm hoog bevinden. Daar de kapel gesloten was, hebben wij het niet ontdekt in de schemer van het schaars binnenvallend daglicht. Volgens Hendrik de Ceuster, die de kapel beschreven heeft, houdt Onze Lieve Vrouw het hoofd wat schuin met de ogen naar de muur gericht. Dat komt omdat dieven daar naar binnen wilden dringen door een zijvenster. Onze Lieve Vrouw zou toen zacht-vermanend opzij gekeken hebben, waarna de schelmen op de vlucht sloegen... Dat weet de volksmond. Het gat in het raam is er nog altijd...

De volksverbeelding vertelt nog veel meer. Zij weet van een arme schaapherder, die bij een brembos een beeldje vond, dat hij in een muffe kelderkamer in een vermolmde kist verborg. De volgende dag was het beeld verdwenen en lag het weer bij de brembos, waar zijn schapen er voor knielden. Met een mooi, rood lint was er een stuk grond afgebakend. De pastoor werd er bij gehaald en die wist het direct. Maria wilde daar een kapel! En zo geschiedde het. Midden op de hei in die dagen. De herder stierf de volgende lente vóór het beeldje...

En als ge nu vraagt wat er historisch vaststaat. Dat is dan dat in 1618 de inwoners van het gehucht Rielen om één maal per jaar een mis in de kapel vragen. In 1627 wordt er één keer per week een mis gedaan. In 1736 krijgt de niet zo kleine kapel een klokje. In 1749 krijgt het beeld een kleed en mantel van zijde en gouden kanten. Dat heeft veertien gulden gekost. De rekeningen daarvan zijn er. In 1786 wordt er ingebroken en zeven guldens zijn de buit. In 1811 is er niets meer in kas en de kapelmeesters bedanken voor de administratie. De kapel bevat zelf geen goederen. Zij werd onderhouden door de giften van de gelovigen.

 

Die charme

Zo spreken de dorre documenten, maar wij horen liever de andere verhalen. Kasterlee met allerhande kleine veldkapellen is er vol van. We deden hier maar een greep uit de veelheid. Hopelijk voldoende opdat degene, die een vakantiedag of een zondag aan Kasterlee besteedt, iets zal ondergaan van de warmte en charme, die wij er vonden want er zijn toch altijd nog méér dingen tussen hemel en aarde dan waarover wij in onze kille filosofie zo verschrikkelijk geleerd dromen.

 

PIERRE VAN BEEK