Waar
begint of eindigt waarheid in Kastelree?
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 23 augustus 1973
"In den
jare vijfthien hondert ende een en seventigh opten
Driekoningendaghe is van het leven ten dode ghegaan in
eenen cuyle bij hoghen mouwen een jonghe meyd, hiet
Lysken Coolbonders ende verdinghde zich twee jaaren
tAntwerpen ende was eenes ridders bastaertdochter." Dit
valt te lezen in het dagboek van de oude, toenmalige
schepen (wethouder) van het Vlaamse Kasterlee in de
Kempen, Wilboort van Peelt. Eigenlijk schreef de schepen
eerst iets anders. In het document stond aanvankelijk
"verdede zich". Deze woorden zijn doorgehaald en
vervangen door "is van het leven ten dode ghegaan",
waardoor dan in het midden gelaten wordt, dat hier van
een zelfmoord sprake is. De plaats van dit geschiedde
kunt ge heden ten dage nog zien in de bossen van
Kasterlee. Het is de Duivelskuil aan de Hoge Mouw, een
gele zandduin, waar het goed toeven is. Zoals trouwens
in heel deze bosrijke omgeving. Wat de volksverbeelding
rond die kuil en dat Lieske heeft opgebouwd, is
natuurlijk veel fleuriger en bonter dan het hierboven
vermelde historische feit. En het is niets eens allemaal
gefantaseerd. Dat verhaal van Lieske hebben de
generaties van mond tot mond aan elkaar overgedragen. Er
werd zelfs een hele roman aan gewijd. Romantiek van de
bovenste plank maar zó levensecht, dat ge, staande bij
die Duivelskuil, de dramatische taferelen uit een
mensenleven zich voor u ziet afspelen en ge aan de
waarheid niet meer twijfelen kunt. En eigenlijk ook niet
eens wilt!
Kasterlee, gelegen tussen Turnhout en Geel, is trouwens
toch een merkwaardig en een schoon land. Wie dat in de
ziel wil kijken, kan er dagen doorbrengen. Bij intiemere
kennismaking begint het aan alle kanten te leven. Het
doet dat door zijn natuur, zijn historie, zijn
veldkapelletjes en gedenktekenen en niet het minst door
zijn legenden, die de band met het verleden tot de dag
van heden als een overal aanwezige werkelijkheid
voelbaar maken. Kasterlee is toeristisch gezien 'n
belangrijke trekpleister. De kom van het dorp kenmerkt
zich met haar vierkant plein en plantsoen - waar omheen
de huizen gegroepeerd staan met de kerk als dominant -
door een weldadig aandoende intimiteit. Oude gebouwen
zijn er eigenlijk maar een paar overgebleven na een
catastrofale brand in 1735, waaraan de kerk en de
dorpskom grotendeels ten offer vielen. Het massale
onderdeel van de kerktoren uit 1531 bleef evenwel
bewaard, zoals dit ook hoogstwaarschijnlijk het geval
was met enige beelden.
Wonder
De
stomste heilige is, zo zeggen ze in Kasterlee, St.
Antonius. Alle heiligen kennen hun gebeden van buiten
maar Antonius moet ze nog uit een boekje lezen. (Hij
staat lezende afgebeeld.) Jammer genoeg liet Antonius
bij ons bezoek verstek gaan. Op zijn plaats achter in de
kerk vonden we niets dan zijn onbemande console. Zo
konden we hem ook niet over zijn mirakel ondervragen,
dat een dorpeling u vertellen kan. Toen Antonius
preekte, wilden de mensen hem niet geloven of hij moest
een wonder doen. In de buurt had juist een zeug jongen
geworpen. Één big had helaas ogen noch poten. De zeug
legde zijn mismaakte baby voor Antonius zijn voeten en
trok de heilige aan zijn jas terwijl zij hem smekend
aankeek. Antonius gaf de big zijn zegen en zie: hij
kreeg op slag ogen en poten. Van toen af heeft het
varken Antonius nooit meer verlaten. Daarom wordt de
heilige met een varken afgebeeld. "Waarom dat varken een
bel aanheeft, zal ik u later wel eens vertellen",
besluit de oude Kastelnaar, die dat zelf vermoedelijk
ook niet weet.
Proeft
ge nu reeds iets van Kasterlee? Ze zijn daar kind aan
huis bij God en zijn heiligen. Het zou wel gek zijn als
er ook niet een legendarische pastoor de
onsterfelijkheid verworven had. Die stamt uit de Franse
tijd. Dat was Cornelis Crols, een gemoedelijk, vroom
maar nogal hoekig mens. En dat laatste wist hij zelf. Op
zijn klompen door de pastoriehof wandelend zei pastoor
Crols eens tot zijn hovenier Peer Donkers: "En Peer, wat
zegt ge van mijn klompen?" Hovenier: "Ik weet van welk
hout die gemaakt zijn. Van appelhout!" Pastoor: "Nee
Peer, daar maken ze geen klompen van." "En toch zijn ze
van appelhout!" "Waarom Peer?" "Omdat er een rabauw op
staat!" (Een rabauw is een ruwe klant maar was tevens de
naam van een appelsoort, die men nu niet meer
tegenkomt.)
In
Kasterlee liggen de verhalen en grappen zo dicht gezaaid
als haar op een hond. Het plezierige van dit dorp is
echter, dat het niet alleen nostalgie oproept maar
tegelijkertijd midden in de tijd staat als toeristisch
centrum van de Kempen. Buiten de dorpskom op de weg naar
Geel staan namelijk, tot uw verrassing, de hotels,
restaurants, pensions en cafés schouder aan schouder met
daaromheen het oude land met een reeks van gehuchten,
waarvan de landelijkheid u weldadig opneemt. Ge kunt er
zó van de betonweg instappen. Zijn grootste faam dankt
Kasterlee aan een reeks mooie duinen, ten zuidwesten van
de dorpskom verscholen in dichte dennebossen. Het mag er
op een mooie zondag zo druk zijn als het wil, altijd
vindt ge wel (met uw auto) ergens een volkomen rustig
plaatsje voor de picknick. Kasterlee bezit 'n houten
standaardmolen, een stenen windmolen, restanten van een
oude watermolen, nu tot restaurant omgebouwd, staande op
de beek de Kleine Nethe, en een zeer fraai Engels
soldatenkerkhof.
Duivelskuil
In de
aaneengesloten keten duinen liggen als hoogste toppen de
Hoge Berg, de Zwarte Berg en de Hoge Mouw. Het is
tegenover die Hoge Mouw, waar aan de overkant van de
weg, een vijftiental meter het bos in, de Duivelskuil
verscholen ligt. Het is 'n langwerpige laagte waaraan ge
zien kunt, dat ze eens groter is geweest. In de zomer
staat ze meestal droog en stelt dan nogal teleur. Het
onheilspellende wordt er pas voelbaar als een donkere
waterspiegel "onpeilbare" diepte suggereert en als de
geest speelt met de levenstragedie van dat Lieske
Coolbonders of met andere tot de verbeelding sprekende
zaken.
De
Duivelskuil is niet zo maar een uitgraving. Om de dooie
dood niet! Hij wordt voor het eerst vermeld in het
cijnsboek van Kasterlee van 1673, wat niet bewijst, dat
hij niet eerder bestond. De Kroniek van het St.
Antoniusgilde leert, dat in 1695 een man uit Reusel
opgeknoopt werd aan de galg op de Hoge Mouw. Werd hij in
de Duivelskuil begraven? Een zestig jaar geleden zijn
bij de kuil mandenvol scherven van lijkurnen opgegraven.
Was hier een prehistorische begraafplaats? Een
dodenakker, die een gewijde plaats in een heidense
wereld innam? Stof genoeg voor de verbeelding en om een
christelijke wereld van een Duivelskuil te doen spreken.
De mensen van Kasterlee zijn nu wel wijzer geworden. Ze
huiveren niet meer van de kuil, maar Dr. J. van Gorp
vond desondanks in 1943 nog twaalf varkenspoten in de
Duivelskuil. Dat was geen tijd, waarin met varkenspoten
gesmeten werd. Blijkbaar waren zij daar in geworpen om
"de kwade hand" uit de varkensstal te weren.
Heet
bloed
En dan
dat geval van Lieske Coolbonders! Dat Lieske leek wel
voorbestemd voor haar triest lot. Ze was de
bastaarddochter van Katrien Coolbonders, de ongehuwd
gebleven dochter van boswachter Coolbonders, die een
Spaans edelman op heterdaad betrapte bij de verkrachting
van zijn dochter. Coolbonders doodde de Spanjaard en
wierp het lijk in de Duivelsput om het later in de
nabijheid daarvan te begraven. Het Spaanse bloed in
Lieske verloochende zich niet. Het was een vurig en
speels ding, die het gevaar niet uit de weg ging nadat
zij in Antwerpen in de "stoven" of "badhuizen" van de
Kloosterstraat terecht gekomen was en er een rol speelde
zowel tussen de Spanjaarden als tussen de Geuzen. Ge
kunt dat allemaal uitvoerig lezen, in alle geuren en
kleuren, in de roman van de Kastelnaar Lodovic Leysen,
getiteld "De Duivelskuil". Aan lager wal geraakt en
gedreven door heimwee keert zij na een paar jaar naar
Kasterlee terug.
Drama
Op die
Driekoningenavond van 1571 gebeurde het. Bultje
Goossens, die op vossenjacht was bij de Hoge Mouw, heeft
het "beleefd". Het werd plotseling zo donker als de hel.
Het sloeg twaalf uur. Boven de Hoge Mouw verscheen een
verblindend licht. Over de berg gleed een witte gedaante
van een jonge vrouw wier loshangende haren fladderden in
de wind. Een in zwarte mantel gehulde, zwarte man joeg
de vrouw voor zich uit. "Moeder!... Moeder!..." gilde
het meisje. De zwarte man lachte sarcastisch. Plots
hoorde Bultje Goossens een plons in het water. Even
stond hij als aan de grond genageld om dan van schrik de
benen te nemen. Pas bij de Schouterhoef, niet ver van
Herentals, hield hij stil om daarna stilletjes naar
Kasterlee terug te keren. Hij had Lieske Coolbonders
gezien, achtervolgd door de duivel... Zo vond dat Lieske
de dood in dezelfde kuil, waarin haar grootvader de
verkrachter van haar moeder Katrien begraven had. Zo
gaat dat in de wereld...
En als
ge dit alles weet, ga dan pas naar de Duivelskuil kijken
terwijl uw klapstoeltjes en auto aan de voet van de Hoge
Mouw staan. ("Mouw" was vroeger "moude" of "molde" en
betekende: mul zand.) De Hoge Mouw en al die andere
bergen vormen een prettige speelplaats voor kinderen. De
Hoge Mouw was vroeger 39 meter hoog doch nu nog
nauwelijks 30. Vanaf zijn hoogste top had men ooit een
fraai panorama. Bij helder weer keekt ge in het noorden
tot Turnhout, in het noordwesten tot Hoogstraten, in het
westen tot Lichtaart, Tielen en Gierle, tot Herentals en
Tongerlo in het zuiden, tot Geel in het zuidwesten en in
het oosten tot Mol, Dessel en Retie. En alles was er
bos. Dat speelt ge nu niet meer klaar. De bomen zijn te
hoog geworden. Alleen in het noordoosten steekt de spits
van Kasterlees kerktoren nog boven de dennenzee uit.
Rielenkapel
Wie de
romantiek van Kasterlee wil ondergaan, mag de op de
grens van de gemeente, een eind buiten de dorpskom
gelegen en met legenden omweven Rielenkapel niet missen.
Ge kunt er vanaf de Markt geraken met een niet te lange
maar zeer landelijke wandeling langs ouderwetse hoven en
mooie beemden aan de grens van de dennebossen. De
gemakzuchtige slaat, komende van Turnhout, vóór het
bereiken van Kasterlees dorpskom, rechtsaf vlak vóór de
afgebrande Zwarte Molen en kan dan met de auto vóór de
kapel rijden. De troosteloze ruïne van de in 1843
gebouwde molen op de Asberg ligt te midden van een wild
complex struikgewas. In die Asberg hielden eens
kabouters een koe van een oude man uit Ysschot
verborgen. De man hoorde uit de berg zijn koe blaten...
Ook dat zijn dingen die nu niet meer gebeuren! De
automobilist ziet het restant van de wiekloze Zwarte
Molen maar even als een flits tussen de bomen. Ge rijdt
hem dus gemakkelijk voorbij.
De
Rielenkapel heeft vanoudsher een belangrijke plaats in
het Kasterleese leven ingenomen. Zij ligt zeer
schilderachtig tussen linde- en dennebomen. Het bouwjaar
is onbekend. Ze duikt voor het eerst in een document op
in 1564. Ze werd tussen 1575 in 1608 herbouwd. Met
voorbijzien van enkele wijzigingen aan de voorgevel
kunnen wij aannemen, dat het huidige gebouw, afgezien
van de jongste restauraties, rond 1600 werd opgetrokken.
Hier wegen de eeuwen en wie daar buiten tegen de wand op
een bankje zit met de veelkleurige bakstenen in zijn
rug, geniet niet alleen van de serene stilte rondom maar
ziet voor zijn geestesoog de processies van geslachten
voorbijtrekken, die hier hun heil bij de Moedergods
zochten. Ze kunnen niet aan de verbeelding ontsnappen,
want die generaties drukken op een originele manier de
herinnering aan hun aanwezigheid onder uw neus. De
honderden op rij gezette krassen in de bakstenen van de
buitenmuren duiden niet op vandalenwerk, maar zij
brengen de stenen tot spreken over de devotie van
vertrouwvolle moeders in-verwachting-van-een-kind. Zij
hielden hier hun novenen. Om de tel niet kwijt te raken
griften zij, met het kruisje van haar rozenkrans, voor
iedere dag een teken in de steen. Daarom staan er
meestal negen streepjes naast elkaar. Maar ook blijkt er
een noveen wel eens ontijdig beëindigd. En zelfs heeft
een moeder klaarblijkelijk aan één noveen niet genoeg
gehad, want we tellen één keer zelfs achttien streepjes.
Dat was derhalve een noveen met "een dubbele trits". De
legende wil, dat onder al die streepjes zich er ook
negen bevinden van Katrien Coolbonders, de ongehuwde
moeder van ons Lieske met het Spaanse bloed. Negen dagen
nadat het meisje de dood gevonden had in de Duivelskuil
werd, gehurkt op een bankje aan de Rielenkapel, Lieskes
moeder dood aangetroffen.
Hoe
het begon
In de
kapel moet zich een hardhouten, miraculeus
Lieve-Vrouwebeeld van 45 cm hoog bevinden. Daar de kapel
gesloten was, hebben wij het niet ontdekt in de schemer
van het schaars binnenvallend daglicht. Volgens Hendrik
de Ceuster, die de kapel beschreven heeft, houdt Onze
Lieve Vrouw het hoofd wat schuin met de ogen naar de
muur gericht. Dat komt omdat dieven daar naar binnen
wilden dringen door een zijvenster. Onze Lieve Vrouw zou
toen zacht-vermanend opzij gekeken hebben, waarna de
schelmen op de vlucht sloegen... Dat weet de volksmond.
Het gat in het raam is er nog altijd...
De
volksverbeelding vertelt nog veel meer. Zij weet van een
arme schaapherder, die bij een brembos een beeldje vond,
dat hij in een muffe kelderkamer in een vermolmde kist
verborg. De volgende dag was het beeld verdwenen en lag
het weer bij de brembos, waar zijn schapen er voor
knielden. Met een mooi, rood lint was er een stuk grond
afgebakend. De pastoor werd er bij gehaald en die wist
het direct. Maria wilde daar een kapel! En zo geschiedde
het. Midden op de hei in die dagen. De herder stierf de
volgende lente vóór het beeldje...
En als
ge nu vraagt wat er historisch vaststaat. Dat is dan dat
in 1618 de inwoners van het gehucht Rielen om één maal
per jaar een mis in de kapel vragen. In 1627 wordt er
één keer per week een mis gedaan. In 1736 krijgt de niet
zo kleine kapel een klokje. In 1749 krijgt het beeld een
kleed en mantel van zijde en gouden kanten. Dat heeft
veertien gulden gekost. De rekeningen daarvan zijn er.
In 1786 wordt er ingebroken en zeven guldens zijn de
buit. In 1811 is er niets meer in kas en de
kapelmeesters bedanken voor de administratie. De kapel
bevat zelf geen goederen. Zij werd onderhouden door de
giften van de gelovigen.
Die
charme
Zo
spreken de dorre documenten, maar wij horen liever de
andere verhalen. Kasterlee met allerhande kleine
veldkapellen is er vol van. We deden hier maar een greep
uit de veelheid. Hopelijk voldoende opdat degene, die
een vakantiedag of een zondag aan Kasterlee besteedt,
iets zal ondergaan van de warmte en charme, die wij er
vonden want er zijn toch altijd nog méér dingen tussen
hemel en aarde dan waarover wij in onze kille filosofie
zo verschrikkelijk geleerd dromen.
PIERRE
VAN BEEK