Kasteel Nemelaer onder Haaren
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 4 maart 1972
Neme(r)laer - Haaren - archief Pierre van
Beek
Vorig
jaar hebben wij op deze plaats een artikel gewijd aan
het landgoed Nemelaer onder de gemeente Haaren en
Oisterwijk. Dit goed dankte in het verleden in hoofdzaak
zijn bekendheid aan het kasteel, waaraan het zijn naam
ontleende. En dit kasteel op zijn beurt bezat weer een
uitzonderlijke reputatie, die het verwierf door het
zonderlinge testament van de laatste eigenaar en bewoner
op het einde van de vorige eeuw. Zo leidde Nemelaer, dat
de laatste jaren als "Nemerlaer" vermeld wordt, daar
tussen zijn hoge, drie eeuwen oude bomen voor de mensen
van de twintigste eeuw een wat spookachtig bestaan, dat
sprak tot de verbeelding. Naarmate het gebouw in een
verdere staat van verval geraakte, werd dat bestaan
bijna luguber. Vooral voor degene, die onverwacht tegen
dit sinds lang uitgebluste leven kwam te staan en voor
wie Nemelaer's geschiedenis een gesloten boek vormde.
Bij de
beschrijving van het landgoed hebben wij destijds
slechts enige, toen voor onze opzet markante punten uit
de geschiedenis aangestipt. Die geschiedenis is echter
interessant genoeg om er wat meer van te vertellen. Wat
we nu dan ook willen doen. Het wordt ons daarbij nogal
gemakkelijk gemaakt door een klein door de ANWB en de
Nederlandse Kastelen Stichting in hun Kastelenserie
uitgegeven boekje: "Kasteel Nemelaer". Schrijver daarvan
is Anton van Oirschot. Door beschikkingen van het lot
verzeilde hij zelfs als "slotheer" op Nemelaer toen dit
in 1967 in bezit kwam van Het Brabants Landschap.
Laten we
- alvorens terug te duiken naar het ontstaan van
Nemelaer in de Middeleeuwen en de parade van de
geslachten, welke hier kwamen en voorbijgingen op te
roepen - maar eens dat zonderlinge testament bij de kop
pakken. Daarover is per saldo in onze tijd het meest
gesproken. Omdat bijna niemand er het fijne van wist,
behield Nemelaer zijn waas van mysterie. Wij zelf waren
daar in gedoken toen wij, in de zomer van 1924,
moederziel alleen, ronddwaalden tussen de klamme muren
van Nemelaer, voorzichtig voortschreden over krakende en
hier en daar vergane vloeren en met één oog loerden door
het lege klinkgat van een irritant gesloten deur. Die
kamer bleek niets te bevatten dan een collectie
opgezette vogels, dik onder het stof. Dode vogels in een
dood kasteel. Wat zo'n nieuwsgierige blik door een
klinkgat toch een stempel kan drukken in een
jongensziel. Tot op de dag van vandaag zien we steeds
weer die opgezette vogels, waarvan er enige waren
omgevallen. Dode vogels en Nemelaer zijn voor ons sinds
die dag onafscheidelijk met elkaar verbonden. En is het
nu weer geen merkwaardige speling van het lot, dat in
onze dagen uitgerekend op dit Nemelaer het
Vogelringstation Tilburg onderdak gevonden heeft - zij
het dan ook niet in het kasteel zelf.
Testament
We
zouden geen jongen geweest zijn, indien we op die dag
van 1924 niet de gelegenheid te baat hadden genomen -
met veronachtzaming van de daaraan verbonden risico's -
omhoog te klimmen tot in de nok van de toren. Sinds
decennia was daar het uurwerk stilgevallen. Nemelaer had
geen tijd meer. Er bestond trouwens geen behoefte meer
aan. De plaats waar hij "gemaakt" werd, bleek ingenomen
door roeken en kauwen, die er hun nesten hadden gebouwd.
Maar zelfs die nesten waren verlaten omdat zij hun
diensten weer verricht hadden voor dit jaar... Op
Nemelaer wogen zwaar de stilte en de leegte. En dit
alles als gevolg van een zonderling testament.
Dat
document was ontsproten aan het brein van de laatste
heer van Nemelaer jonkheer (later baron) Donatus Th. van
den Bogaerde van Terbrugge. Deze Donatus werd in 1829 in
Gent geboren. Zijn vader was André Jean Louis baron van
den Bogaerde van Terbrugge, die in 1830 gouverneur van
Noord-Brabant was geworden en dit bleef tot 1842. Hij
had ook de titel van opperschenker van koning Willem II
en was grootofficier van het huis van Oranje na zijn
afscheid als gouverneur. Nemelaer had hij in 1831
gekocht en in 1834 kocht hij ook het kasteel van
Heeswijk. Daar overleed hij in 1855. Donatus, zijn derde
zoon, erfde Nemelaer en diens oudste broer Amadeus kreeg
Heeswijk. Tussen beide broers boterde het echter niet.
De familie schijnt nogal enige kritiek gehad te hebben
op de levenswijze van Donatus en zij waren vermoedelijk
niet de enigen.
Verbouwing
Voor
jonkheer Donatus moest het Haarense kasteel iets moois
worden. Wat men dan ook onder "mooi" mag verstaan.
Donatus liet in 1880 volop vertimmeren in
neo-renaissance en neo-gotische stijl, waarvoor hij de
architect P. Snickers in de arm nam. Er werd toen een
bekleding van baksteen aan alle buitenmuren aangebracht
met segmentvormige vensterogen. In de plaats van de
bestaande ene dakkapel kwamen er aan de voorzijde vijf
en aan de zij- en achterkanten in totaal zeven houten
dakkapellen in neo-renaissance stijl. Aan de achterkant
werd een aanbouw in de vorm van een middelpaviljoen met
aan weerskanten grote balkons opgetrokken. Typerend voor
Nemelaer werd de overdaad aan smeedwerk. Behalve in de
toegangspoort treft men dit aan in sierankers en vooral
aan de balkonserres van de achterkant en voor alle
benedenvensters. Allerhande motieven zitten daarin
verwerkt zoals geloof, hoop en liefde, harten, klaveren,
ruiten en schoppen van het kaartspel en verder
mathematische figuren zoals cirkels, parabolen en
ellipsen. Het kon wat dat betreft blijkbaar niet op. De
ramen van het kasteel vertonen empire-modellen. Zij
moeten zo al vóór 1831 aanwezig zijn geweest.
Interieur
En nu
wat het interieur betreft. De kelderruimten dateren uit
de late Middeleeuwen. De toren wellicht ook. De
bel-etage bestaat uit een grote hal met trappehuis, dat
een aanleg van vóór 1700 verraadt met zijn vrij
eenvoudige, houten trapleuning met Lodewijk XV-vormen.
Diagonaal tegenover elkaar bevinden zich twee grote
vierkante kamers en twee rechthoekige vertrekken. De
achterste twee staan in verbinding met de serres terwijl
de voorkamer op de torenkamer aansluit. In enkele kamers
zijn nog de oude deuren naast die met hun Lodewijk
XVI-motieven uit omstreeks 1755 teruggevonden. Vanuit de
bel-etage leidt een 16de-eeuwse trap naar de
kelderruimten, waarin vroeger ook de kasteelkeuken
gevestigd was. De vertrekken bezitten 18de-eeuwse
schouwen.
De
eerste verdieping heeft eenzelfde indeling als de
bel-etage. Hier werd in 1967 een boogvormige ingang van
een der kamers teruggevonden en weer in ere hersteld. De
eerste zolder bestond uit een twaalftal kamertjes met
wanden van 1880. Deze werden in 1968 verwijderd om een
grote zaal te verkrijgen. Op deze in 1880 uitgebreide
verdieping werden nog dichtgemetselde kijkgaten
aangetroffen. Het torentje droeg een 19de-eeuwse
torenspits en in het koepeltje bevond zich een
18de-eeuwse klok.
Interieur Nemelaer - archief Pierre van
Beek
Bouwhistorie
Nadat
Nemelaer in mei 1967 - toen het uit de dood leek
opgestaan als Cultureel Centrum "waar vele kunsten thuis
waren en waar velen die kunst ontmoetten" - in de nacht
van 8 op 9 maart afbrandde, bood zich de gelegenheid aan
tot onderzoek naar de bouwgeschiedenis. Dit heeft niet
volledige maar toch wel enige opheldering gebracht in
een voorlopig onderzoek door dr. J.G.N. Renaud. Gebleken
is daarbij, dat het oudste stuk wordt gevormd door een
rechthoekige ruimte aan de rechterkant van het gebouw en
dat de voorgevel van de oudste woonkern binnen het
bestaande complex gekeerd was naar de voorgebouwen en
niet naar de tegenwoordige oprijlaan zoals later. Op de
vraag hoe oud Nemelaer wel is, kan aan de hand van de
bouw thans nog geen antwoord gegeven worden.
Bodemonderzoek zou hier de opheldering kunnen brengen.
Misschien mag men er van uitgaan, dat in de besproken
woonkern de woning is teruggevonden van zekere Jan die
Rover, die in 1357 wordt vermeld.
Treinhalte
Toen
jonkheer Donatus van den Bogaerde eigenaar van Nemelaer
werd, was het goed nog niet door de spoorlijn Tilburg -
Boxtel doorsneden. In 1865 gaf hij echter toestemming
tot de aanleg van de lijn. Dat werd er door die lijn uit
landschappelijk oogpunt niet beter op. Het betekende de
nu nog bestaande deling in een noordelijk en een
zuidelijk gebied. Het eerste met het kasteel behoort tot
de gemeente Haaren en het laatste tot Oisterwijk. Van
den Bogaerde sleepte uit deze affaire een nogal uniek
privilege. Hij stelde voor zijn toestemming o.a. ook de
conditie, dat de trein bij het kasteel zou stoppen
indien mijnheer de baron dat wenste. Hij kreeg dat
recht. Zoiets kon in die gezapige tijden met even
gezapige treintjes. Al met al heeft Nemelaer jaren een
eigen treinhalte gehad. Helemaal voor de baron alleen.
En tot aan zijn dood in 1895 heeft hij er ook geregeld
gebruik van gemaakt. Echt wel iets voor Donatus. Die was
immers ook de man van de privé-grafkelder aan het latere
Beeldven en van de "te blote beelden" die die grafkelder
sierden tot ongenoegen van "beeldenstormers". Maar dat
verhaal hebben we al eerder verteld.
Nu
behoeft het zonderlinge testament van Donatus, die voor
zijn dood nog even trouwde met zijn huishoudster Ida
Jansen, niet meer zoveel verbazing te wekken. Hij liet
notaris jhr. A. van der Does de Willebois komen voor
zijn testament. Daarin bepaalde hij o.a. dat de kastelen
Nemelaer en Heeswijk onbewoond moesten blijven totdat de
jongste erfgenaam, die toen pas twaalf jaar was, de
tachtig jaar zou gehaald hebben en dat er al die tijd
ook niets uit ontvreemd mocht worden. Tot universele
erfgenamen benoemde Donatus de kinderen van Henri, zoon
van zijn oudste broer Amadeus. Het ziet er sterk naar
uit, dat hij op deze manier, nog na zijn dood, zijn
familie die het niet eens was met zijn manier van leven,
een hak probeerde te zetten.
Boze
familie
Bij het
openen van het testament ging de gedupeerde familie op
haar achterste benen staan. Zoiets was toch immers al te
gek. Zou daar nu helemaal niets aan te doen zijn? Een
advocaat wist wel een gaatje te vinden. De
rechtsgeldigheid van het testament werd bestreden. Niet
met een volledig maar toch wel met een gedeeltelijk
succes. Dit bestond in de verklaring van de rechtbank
van Den Bosch in 1898 volgens welke de bepaling, dat ook
de inventaris van de kastelen 68 jaar onaangeroerd moest
blijven, in strijd was met de wet.
De
nalatenschap werd beheerd door een bewindvoerder.
Nemelaer was enige tijd ter bezichtiging voor het
publiek opengesteld doch geleidelijk aan verdwenen de
antieke meubels en de rijke kunstcollecties. Een deel
ging naar "Heeswijk" en het restant kwam bij Frederik
Muller onder de hamer. Om het onderhoud van Nemelaer
bekommerde zich niemand en zo raakte het kasteel in een
steeds meer desolate toestand.
Weg
veto!
Met
enige spanning werd in de zestiger jaren de afloop van
de testamentaire termijn tegemoet gezien. Dat moest 3
december 1963 zijn. Dan zou de jongste neef, Hendrik,
tachtig jaar geworden zijn, maar... hij was al voor die
tijd overleden. Zijn oudste broer Willem maakte de
historische datum wél mee. In januari 1964 verkochten de
erfgenamen, die nu de vrije hand hadden, het landgoed
van 116 ha voor plm. f 646.000,- aan de stichting
Brabants Landschap. Het kasteel kreeg deze er voor één
gulden bij. Na 70 jaar leegstand zag in mei 1967 het
kasteel weer vaste bewoners toen Anton van Oirschot er
zich als slotvoogd met zijn gezin vestigde en er een
Cultureel Centrum tot stand kwam. De het volgende jaar
uitgebroken brand maakte van Nemelaer echter nog een
grotere ruïne dan het voorheen geweest was. De gedachte
aan herbouw wordt echter niet losgelaten.
Oorsprong
Maar
laten we nu nog eens afdalen tot de allervroegste tijden
van Nemelaer en daarbij de geslachten oproepen, die er
een rol gespeeld hebben. De oorsprong blijkt moeilijk
controleerbaar. Een ridder Geerlinck van den Bossche,
die reeds in 1303 wordt genoemd, bezat verschillende,
over heel Brabant verspreid liggende goederen. Samen met
zijn neef Willem van Horn en Altena was hij ook eigenaar
van twee hoeven te Haaren w.o. "Amerlaer". Na zijn dood
kwam deze aan zijn zoon Willem van den Bossche. Na diens
dood, die vóór 1347 gesteld moet worden, schijnt de
"Amerlaer" even in bezit te zijn geweest van Dirk van
Horn maar al spoedig treedt ridder Jan die Rover als
eigenaar op. Hij draagt zijn goed in 1357 over op een
hertogin Johanna van Brabant, die het hem in leen
teruggeeft. Het gaat hier om een "Nemelaer met de
visserij, de vrije warande en het jachtrecht in
Oisterwijk, Haaren, Helvoirt en Esch tot Boxtel" toe.
Deze Jan was een zeer aanzienlijke figuur. Zijn zoon
Dirk die Rover, die in 1380 wordt genoemd, volgt hem op.
Dirk was schepen en president-schepen van Den Bosch. Na
zijn overlijden in 1413 kreeg Jan die Rover II de
bezitting, welke in een akte wordt genoemd als de "stede
genaemd den Emerlaer". In 1465 wordt een en ander
verkocht aan zijn nicht Petronella die Rover, getrouwd
met Nicolaas Oem van Bockhoven. Deze was familie van
ridders van Haaren, die daar al voor 1296 bezittingen
hadden. Wat er in 1478 onder de "Emerlaer" verstaan
werd, vinden we in een omschrijving van dat jaar. Het
blijkt dan te gaan om "'t Hooge Huys mitten grachten
ende valbruggen, mit twee stassen beneden mit eender
schueren, schapescoyen, backhuysen ende schoppe mit
hueren hoffsteden".
Van
Vladeracken
In 14??
verklaart Willem van Bockhoven, dat hij al enige tijd
geleden de heerlijkheid van zijn vader heeft geërfd.
Willem, die ook de heerlijkheid Bockhoven bezat, was
meerdere keren schepen en raad van Den Bosch, evenals
zijn zoon Nicolaas, die later het kasteel in Haaren
kreeg. Diens oudste dochter Cornelia - getrouwd met
Gerard van Vladeracken - verwierf Nemelaer in 1532. Haar
man was heer van Geffen en van het Huis Nuland en ridder
in de orde van het H. Graf te Jeruzalem. Na de dood van
zijn vrouw hertrouwde hij met een dochter van de
hoogschout ridder Jan van Wijngaerden. Hij had enkele
kinderen van wie Nicolaas - lang voor de dood van zijn
vader - heer van Nemelaer werd.
In de
roerige tijd rond 1584 toen Staatse troepen de Meijerij
afliepen, waren op Nemelaer soldaten gelegerd, die
optraden tegen de Staatsen. Na de dood van zijn vader
werd Karel van Vladeracken tot 1617 heer van Nemelaer.
Het huis werd door diens zoon Karel Antony verheven. Na
zijn dood benoemde zijn weduwe Maria van Bam in 1682 een
"besetman" over het huis. Een natuurstenen
alliantiewapen van deze laatste Van Vladeracken en van
diens vrouw met het jaartal 1682 zit nog in de stenen
poort van de voorburcht.
Cronström
Nemelaer
bleef na hun dood in de familie doordat de echtgenoten
van de dochters Henrietta, getrouwd met Johan Philip
baron van Leefdael, heer van Waalwijk, Beek, Croy en
Stiphout, en Emerentiana, gehuwd met Pierre de
Corswarem, graaf van Niel, het kasteel met toebehoren
kochten. De laatste kreeg uiteindelijk het kasteel
alleen. Na de dood van zijn dochter Ursula werd het
verkocht aan Isaack Baron van Cronström, brigadier,
gouverneur van Hoey. Van Cronström, die ook gouverneur
van Den Bosch werd, liet in 1718 Nemelaer herstellen.
Een steen in het bordes getuigde daarvan doch bij de
verkoop in 1964 is die steen weggehaald.
Zoals
zijn naam al verraadt, was Van Cronström een Zweed van
komaf. Via Franse krijgsdienst kwam hij in het
Nederlandse leger terecht. Toen hij in 1745 militair
gouverneur van Den Bosch werd, ging hij op Haaren wonen.
Op 87-jarige leeftijd werd hij nog opperbevelhebber van
Bergen op Zoom. Na de overrompeling van de stad door de
Fransen werd hij van "vlucht" beschuldigd. Op zijn
kasteel schreef hij zijn eigen verdediging maar de dood
haalde hem in 1751 uit de moeilijkheden. Een eindvonnis
was er toen nog niet geveld. Ondanks deze "affaire" werd
zijn zoon Daniël Isaack generaal-adjudant van de Prins
van Oranje en later generaal-majoor en gouverneur van
Den Bosch. Men zou hierin wellicht een rehabilitatie van
de vader kunnen zien. Daniël ontving ook kasteel
Nemelaer, waar hij de middenvleugel van de bijgebouwen
liet oprichten of verbouwen. Dit gebeurde in 1757 en de
huidige muurankers getuigen daarvan.
Verkopen
Op
Nemelaer bleven de generaties elkaar opvolgen. Het
kasteel werd in de komende periode verschillende malen
verkocht. Na de dood van Daniël woonde er enige tijd
diens zuster, de douairière van Deelen tot Schonenburgh.
In 1769 werd het kasteel voor f 66.000,- verkocht aan
Maria Baronesse Pieck, douairière Le Leu de Wilhelm. Zij
verkocht het enige jaren later door aan Casparus de
Jongh, Heere van Spanbroek, die er f 74.000,- voor
neertelde. Na zijn dood had Willem, baron van
Willemsdorff, er in 1775 al f 88.000,- voor over. Diens
erfgenamen verkochten het in 1789 aan mr. Michel Hubert,
vrijheer van Hilvarenbeek, Diessen, Riel en Westelbeers.
Deze oud-schepen van Rotterdam en eigenaar van Ockenburg
bij Den Haag ging op Nemelaer wonen en bracht er
vermoedelijk tal van veranderingen aan. Het gesneden
bovenlicht van de hoofddeur schijnt van hem afkomstig.
Voor het geheel had hij f 42.900,- betaald doch hij
maakte er in 1796 slechts f 32.000,- van toen Maria de
Normandy, weduwe de Monchy, de eigenaresse werd.
Laatste heren
Een
dochter van mr. Hubert, getrouwd met Willem Pillera
Zaal, kocht de vroegere bezitting van haar vader weer
terug om haar in 1831 dan ten slotte over te doen aan
André Louis baron van den Bogaerde van Terbrugge.
Daarmee zijn we dan weer terug bij het geslacht waarmee
we begonnen.
Van
allen, die Nemelaer eens bezaten, hebben de Van
Vladerackens er het langst geregeerd nl. van 1532 tot
omstreeks 1700. De oudste afbeelding van het kasteel
dateert pas van 1831. Het gaat hier om een aquarel van
Gevers van Endegeest, die voorkomt in de verzameling
Atlas van Stolk. Het front van het gebouw met bordes en
trappen ligt dan net als thans. Er bestaat ook een heel
romantische tekening van de 18de-eeuwse tekenaar Jacob
Stellingwerf. Hij doet het voorkomen alsof hij hier een
afbeelding van 1622 heeft nagetekend. Het tot heden
bekende van de bouwgeschiedenis stemt echter niet met
Stellingwerfs plaatje overeen. Men kan aan zijn werk
geen waarde hechten al staat er ook met de hand onder
geschreven: "Nemelaar bij Haaren 1622 in 't quartier van
Oosterwijk".
IJdelheid
Desolaat
en troosteloos, beroofd van zijn torenspits, dak en vele
andere dingen - nog erger uitgeblust dan in de
"testamentaire periode" - verbergt Nemelaer zich thans
onder zijn eeuwenoude bomen, die rustig hun eigen weg
gaan en wie het allemaal niet zoveel kan schelen. Sinds
vorige zomer heeft een hand prikkeldraad om het kasteel
gespannen zodat ge uw neus niet eens meer door een leeg
raamgat kunt steken om het verleden te ruiken. Als het
regent, tikt met de regelmaat van de slinger van een
klok een trage drup door een kaduke zoldering in een op
de vloer geplaatst vat. Een bijna sardonisch spel voor
wie in gedachten de geslachten ziet voorbijtrekken,
welke eens dat Nemelaer bewoonden. Aan de achterkant van
het kasteel groeien gras en onkruid méér dan kniehoog.
Het is ook daar, dat boven aan de ontluisterde dakrand
de waterspuwers grijnzend uitzien over de beemden van
het Laagveld. Ze zijn wijzer dan mensen en voor hen was
het allemaal ijdelheid en waan...
PIERRE
VAN BEEK