Goudberg en Galderse Hei
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 25 september 1971
Ooit
gehoord van het natuurreservaat de Goudberg voordat wij
dit hier enige tijd geleden terloops releveerden zonder
er verder bij stil te staan? Toch ligt dat nog geen 25
km van Tilburg verwijderd, zij het dan ook in een
richting waarop men - naar het ons voorkomt - in onze
stad niet erg georiënteerd is. Met moet dit 20 ha
omvattende voor het publiek opengestelde reservaat
zoeken in het grensgebied van Strijbeek. Wij willen u
hiermee nader in kennis brengen. Ook al daarom omdat
vanaf de Goudberg nog de mogelijkheid openstaat voor een
paar boeiende, toeristische routes, zowel naar het
noorden als naar het zuiden over de Belgische grens.
Zo'n route voert langs allerlei interessante zaken, die
een eigen rol gaan spelen wanneer daar van te voren
extra aandacht voor gevraagd werd. Één route hebben we
voor u uitgestippeld. Ge maakt daarbij ook kennis met
twee eeuwenoude kapellen in het land van de Baronie van
Breda en de schilderachtigheid van de tegen het Bredase
Mastbos grenzende Galderse Hei, welke laatste wederom
een voor iedereen toegankelijk natuurlijk recreatieoord
betekent. Met 70 km op de teller van de auto zijt ge van
Tilburg uit en thuis, na een goedbestede dag, vol
variatie en ontdekkingen.
Goudberg
luidt de beloftevolle naam van het natuurgebied bij de
Strijbeekse grens met België. Voor wie komt uit de
richting Chaam, rijdende naar Strijkbeek-Grens, ligt het
aan de linkerkant van de weg zonder zich direct op te
dringen. Reden waarom het nogal gemakkelijk aan de
aandacht van de automobilist ontsnapt. Dit is te meer
het geval daar de hoogste berg met zijn breedaflopende
zandhelling momenteel gecamoufleerd wordt door andere
"bergen" van ingekuild veevoeder of iets dergelijks van
de nabijgelegen boerderij. Daardoor heeft dit gedeelte
een groot stuk van zijn aantrekkelijkheid verloren. Maar
ook elders vindt ge wel een gaatje of een paadje om te
voet binnen te komen.
De
karakteristiek van de Goudberg ligt in de sterke
geaccidenteerdheid van het met dennen en loofhout
beplante terrein en het grote Goudbergven, dat door
bossen aan alle kanten wordt ingesloten. Het ven vormt
hierin een grote kom naast nog een paar kleine
satellietplasjes. Meen echter niet, dat ge dan ook wel
voor een grote waterplas staat. Het ven is sterk aan
verlanding onderhevig, een natuurprocédé, dat zich
vooral in deze droge zomer méér dan in andere jaren
openbaart. Bij een deel blijkt deze ontwikkeling reeds
zover voortgeschreden, dat het ven een groot stuk aan
een nieuwe situatie heeft af moeten staan zodat daar
weer de heide kwam opzetten.
Waterlelies
Het open
water, dat er normaal nog volop is, ligt vooral langs de
oevers, soms staat ge daar op verrassende wijze met de
pralende waterlelies bijna grijpens na aan uw voeten. De
grote, drijvende bladen strijden daar in groene vlakken
dicht opeengedrongen hardnekkig om hun plaatsje in de
zon alsof ieder van haar bloemen de mooiste wil zijn.
Hier leeft en ademt de ongebreidelde natuur in een eigen
schoonheid. En dit niet alleen áán en óp het water maar
ook op de omringende heuvels tussen eiken en dennen met
hier en daar een plukje hei of een stukje
zandverstuiving.
Wie het
hele ven omwandelt - hetzij beneden langs de oever voor
zover mogelijk of hoger over de "bergen" - beleeft het
allemaal en zal ten slotte toch wel weer ergens op de
Goudbergseweg terug geraken. Natuurlijk zonder een spoor
te hebben gevonden van de schat, die op de Goudberg heet
begraven te liggen. Er dwalen twee boeren door de
legende, die lang geleden met de schop gestuit zijn op
de ijzeren kist waarin de schat verborgen zit. Toen ze
hun grijpgrage vingers uitstaken, verscheen er echter de
naar pek en zwavel stinkende duivel en ze namen ijlings
de benen. De ijzeren kist zit nog altijd in de Goudberg
doch niemand weet waar...
Rond de
eerste wereldoorlog zou op de Goudberg ook "Klaveren
Vrouwke" door kommiezen doodgeschoten zijn. Het betrof
hier een smokkelaar van niet al te beste reputatie,
afkomstig van het Rucphens Heike. Deze smokkelaar had
zijn destijds alom bekende bijnaam te wijten aan de
omstandigheid, dat hij als vrouw verkleed en met een
zwart gemaakt gezicht opereerde. Hij was "vogelvrij"
verklaard, zeggen de mensen, maar dat kan natuurlijk
niet kloppen. De tijd van vogelvrijverklaringen was toen
wel voorbij.
Patersmoer
Een
helemaal uniek gebied in de buurt van de Goudberg vormt
het Patersmoer. Het gaat hier om een voor het publiek
gesloten natuurreservaat, bestemd voor wetenschappelijk
onderzoek. Er leidt nauwelijks een weg heen en ga er
maar niet naar zoeken. Behoudens een gedeelte bos en hei
stelt het zich hardnekkig te weer tegen een eventuele
indringer. Daar waar de bolle rug van de akkers en de
weide met schrikdraad snel afdalen naar de Strijbeekse
beek, die hier de grens tussen Nederland en België
vormt, ligt een poel van naar schatting één are groot.
Hij heeft de naam erg diep te zijn en op zijn spiegel
vertoont zich dan ook geen enkele waterplant. Hij wordt
gebarricadeerd door een ondoordringbare strook moeras
met dicht aaneengegroeid kreupelhout en een overdadige
plantengroei op de sompige bodem, die de voet wegzuigt.
Alles van een zo wild en ruig karakter dat zich de
gedachte aan een oerwoud opdringt.
De
Strijbeekse beek, die hier alleen door Nederlandse
koeien bekeken wordt, verkeert ook nog in volledige
oerstaat. Met haar zeer vele kronkelingen vormt ze een
uitdaging voor alle normalisators en ruilverkavelaars
aan wie dit oord tot nu toe ontsnapt is. De Belgische
oever bouwt met zijn eveneens wilde bebossing een
adembenemend decor op ter afsluiting van een land. In al
zijn vijandigheid tegenover de toerist maakt het
Patersmoer een weergaloze indruk op iedere
natuurzwerver, die er zich mee geconfronteerd ziet.
Fiasco
Rond
1935 hebben mensen, tuk op vis, een poging gewaagd de
poel van het mysterieuze Patersmoer leeg te pompen. Een
dag of vijf hebben zij met een "kattekop" gewerkt,
waarbij het aan publiciteit niet ontbrak. De
belangstelling voor de stoute onderneming was van de
kant van het publiek zó groot, dat er tijdelijk een
bier- en limonadetentje voor de dorstige kelen verrees.
Na dagen pompen bleek de waterspiegel nog niet zo veel
gedaald. Het werk werd dan ook gestaakt. Boze tongen in
Strijbeek beweren, dat de "osers" ten pleziere van het
publiek en ter redding van hun figuur een bak met elders
gekochte vis langs de oever hadden staan...
Kapelletje
Onze weg
vervolgend trekt op de wegsplitsing bij het grenskantoor
van Strijbeek, waar een ANWB-paddestoel (1158) o.a.
vertelt, dat het naar... Brussel nog maar 86 km is, een
speels kapelletje de aandacht. Een fier ding uit
baksteen met steunbeertjes aan de voorkant en een
klokketorentje op de geveltop. Het geheel maakt een
18de-eeuwse indruk maar deze kapel dateert van 1872. Het
is de St. Hubertuskapel, die in haar oorsprong echter
eeuwen teruggaat.
Kort
vóór 1518 werd zij opgericht en kreeg in 1520 een
beneficie ter ere van O.L. Vrouw, St. Cornelius en St.
Hubertus. Aangezien er geen enkele rekening van de
kapelmeesters bewaard bleef, is er van haar geschiedenis
niet zo heel veel bekend. Op een tekening van Verhees
uit 1809 ziet ze er geheel anders uit. Daar hebben we te
maken met een grotere kapel, meer een echt kerkje met
een spits torentje midden op het dak, zes steunberen en
deuren in west- en zijgevel. De klok was in 1556 gegoten
door Jacob Waghevens. Zij werd in 1857 aan de Capucijnen
van Meersel-Dreef geschonken en daar opgehangen in de
St. Quirinuskapel. Op 19 april 1872 kregen de gelovigen
van de bisschop toestemming hun oude kapel af te breken
daar de onderhoudskosten te hoog waren. Van het oude
materiaal heeft men toen, onder toezicht van P. Soffers
uit Ginneken, een kleine kapel gebouwd. De fundamenten
van de oude zijn nog in de grond aanwezig. Vast staat
ook, dat rond de kapel ooit begraven is. Er zijn daar
herhaaldelijk doodsbeenderen gevonden. In de nis van de
nieuwe kapel werd boven de ingang een beeldje van St.
Hubertus geplaatst en in de kapel een beeld van de
Onbevlekte Ontvangenis.
Wij
menen het beeldje in de nis vroeger ooit gezien te
hebben, maar thans is het verdwenen zoals alles wat los
of vast zit aan kapellen de laatste jaren verdwijnt als
het waardevol is of lijkt. Ook is er geen beeld meer in
de kapel. Het klokje in de voorgevel werd in 1756
gegoten door G. de Mery uit Brugge. Het huidige
kapelletje, dat vrij op een hoogte staat, betekent een
aantrekkelijke stoffering van het landschap, waaraan ge
niet kunt voorbijgaan.
Galder
Vanaf de
kapel volgen we nu de richting Strijbeek, passeren de
brug over de Strijbeekse beek en gaan dan in noordelijke
richting Ulvenhout om bij paddestoel 1356 links af te
slaan naar Galder. Deze sterk kronkelende klinkerweg
voert u door het echte, oude Brabantse land waarvan in
tegenstelling bijv. tot in de Kempen de moderne
industrie verre gebleven is. Hoewel ook hier gebouwd is,
werd de landelijke rust niet aangetast. Voorbij het
kruispunt bij café Leijten-van Gils (paddestoel 1345) in
de verte het open kapelletje met zijn strodak en
klokketorentje, dat uit recente tijd stamt. Dat links
laten liggen en dan kunt ge een eind verder de
eeuwenoude Galderse St. Jacobskapel niet missen. Ze
keert haar oude priesterkoor met dichtgemetselde deur en
ramen en het gezicht als van een rimpelig oud vrouwtje
naar de kant van de weg. Het schijnt alsof ze geheel in
zichzelve gekeerd met een van de Galderse wereld
afgewend gelaat mediteert tussen de beukehagen, die een
driehoekig pleintje omsluiten, dat heel lang geleden tot
kerkhof heeft gediend.
Monument
Die
ingekeerdheid is echter slechts schijn want de St.
Jacobskapel speelt - ondanks haar ouderdom - nog volop
mee in het leven van de mensen van Galder. Iedere
zaterdag is er avondmis en op zondag worden er twee
missen gedaan. De kapel is dan ook eigenlijk méér een
echt kerkje dan kapel-zonder-meer. Zij dankt dit vooral
aan haar forse - ge zoudt haast zeggen té forse - toren,
die van vroegere welstand spreekt. Galder was dan ook in
de 17de en 18de eeuw een volkrijk gehucht.
Er
blijkt in de loop der tijden heel wat aan de kapel
geknutseld, gekalefaterd en gerestaureerd. Aan alle
kanten vertoont zij daarvan de curieuze sporen, die de
bezoeker onmiskenbaar intrigeren. Dat maakt het u
misschien wel moeilijk los te komen van deze plek, waar
de wind door de bomen suizelt alsof hij fluisterend
verhalen van het verleden vertelt maar die ge nog niet
half kunt verstaan. Laten we u daarbij een handje
helpen! De Galdersen, wier parochiekerk Ginneken wel een
uur ver verwijderd lag, hebben eens de kapel gebouwd.
Voor wat de toren betreft denkt men aan het midden van
de 16de eeuw. Het bedehuis moet echter al veel vroeger
verrezen zijn, want in 1474 wordt er reeds melding
gemaakt van een bestaand beneficie (recht op kerkelijke
inkomsten met verplichtingen). Men meent de bouwtijd van
de kapel tot de eerste helft van de 15de eeuw te kunnen
terugvoeren. Zij was toegewijd aan de H. Jacobus en H.
Barbera.
Kapel
gesloten
Nadat
bij de belegering van Breda in 1625 de kerk van Ginneken
onbruikbaar was geworden, werd voor de parochianen van
Galder bijna iedere zondag en feestdag op Galder de mis
gedaan. Toen de Ginnekense pastoor in 1627 weigerde te
komen, nam de pastoor van Rijsbergen die taak over. De
kapel schijnt tijdens het Bredase beleg ook averij te
hebben opgelopen bij een plundering door militairen. In
1639 werden er nieuwe banken in geplaatst. De vrede van
Munster (1648) betekende natuurlijk sluiting voor de
katholieken. Een enkele keer deed een predikant dienst.
De Galdersen konden kerken op Strijbeek of in de kapel
van Meersel. Na de vestiging van de Capucijnen in
Meersel-Dreef hebben deze op Galder lang de zielzorg
waargenomen.
Er
bestaat een tekening van landmeter Verhees uit de 19de
eeuw, welke de toren nog met een hoge spits en
tweedelige galmgaten over de hele hoogte van de derde
geleding weergeeft. Op deze tekening komt de nok van het
schip tot het midden van de tweede geleding. De sporen
daarvan zijn thans nog goed waarneembaar tegen de toren
zodat het vroegere schip kennelijk hoger was dan het
huidige. De tekening vertelt voorts dat het schip maar
één venster had in de oostelijke helft en dat het koor
sloot met een vlakke muur, waarin een breed venster. Een
ander raam staat er in de travee. Na die tijd moesten
derhalve het schip en het koor vernieuwd zijn.
Funderingsresten aan weerskanten van het schip verraden
dat dit vroeger twee meter breder dan het huidige moet
geweest zijn. De vensters werden dichtgemetseld in 1628.
Uurwerk
Het
klokje in de toren, dat versieringen en een opschrift
draagt, stamt uit de 16de eeuw. In 1648 meenden "de
Galdersen", dat ze het niet langer zonder uurwerk konden
doen. Ze wilden niet graag door meer bevoorrechte buren
"ondergesneeuwd" worden. Daarom bestelden zij op 12
december bij Nic. Janssen in Turnhout een uurwerk "met
een wijser so groot als tot Bavel met vergulden letter".
Voor het uurwerk, dat in 1649 werd geplaatst, legde
Galder f 150,- op tafel. Nadat in 1795 het mechaniek was
nagekeken, kwam er in 1801 een nieuwe wijzerplaat zoals
blijkt uit het jaartal op de vier hoeken.
In 1821
werd de kapel gebruikt voor schoollokaal en een deel
ervan diende tot keuken van de tegen de kapel
aangebouwde onderwijzerswoning. Die situatie duurde meer
dan een halve eeuw nl. tot 1882 toen het
rijksschooltoezicht de school niet meer geschikt achtte.
Nadat er een jaar later een door de gemeente gebouwde
nieuwe school en onderwijzershuis tot stand waren
gekomen, kon de kapel weer tot bedehuis worden
ingericht. O.a. in de dertiger jaren van onze eeuw
hebben er restauraties plaatsgehad en daar vraagt de
kapel nu weer om.
Op de
hei
Na deze
excursie in de historie weer eens de natuur in. Bij een
wegkruising vlak bij de kapel (paddestoel 1497) linksaf
en rechtdoor tot paddestoel 2585 naar De Drie Zwaantjes,
een voormalige, oude boerderij, die nog vroeger herberg
was en welke thans een grondige verbouwing ondergaat.
Bij dit pand bevindt zich een fraaie oude schuur met
strooien dak plus een voormalige schaapskooi, welke al
even schilderachtig is. De paddestoel vertelt o.a. dat
het nu naar de Galderse Hei nog slechts 1,1 km bedraagt.
De route gaat over de geasfalteerde Zwaantjesweg, die
ook gekenmerkt wordt door een richtingbord van de
West-Brabantroute van de ANWB. De roemruchte Galderse
Hei, die vroeger veel grotere omvang had en zich door
grote eenzaamheid kenmerkte, waardoor de smokkelaar zijn
weg zocht, strekt zich thans ten noorden van de
Zwaantjesweg uit tot aan het Bredase Mastbos.
Van de
hei op zich is niet zoveel overgebleven. Een aanzienlijk
deel is bebost of bedekt met oude vliegdennen.
Daartussen strekken zich dan de restanten uit, waar men
overal met de auto bereikbare picknickplaatsjes in de
vrije natuur aantreft. Door de hele hei kronkelen zich
paden. Er zijn een speelweide voor de kinderen, een open
zandvlakte en ook uitgezette wandelroutes van niet te
lange duur o.a. een wandeling van 2,5 km. Men heeft er
te maken met een vooral voor families met kinderen zeer
geschikt recreatiegebied, dat nog attractiever belooft
te worden als straks een zwemgelegenheid tot stand is
gekomen in de Galderse meren, waar thans zand gewonnen
wordt voor een nieuwe weg.
Dwars
er door
Vanaf
een kruispunt op de Zwaantjesweg schiet rechts een
asfaltweg midden door de "hei". Die voert u naar het
zeer schilderachtig tussen het groen gelegen
hotel-restaurant "Huize Den Deijl" bij paddestoel 1835.
Tegenover het hotel begint een 3 km lange wandelroute in
het "Eeuwigheidslaantje". Een juweel van een smal, met
berken omzoomd laantje, dat zich kaarsrecht en een
juweel ver in het Mastbos boort. Een bij de start
aangebrachte kaart geeft een duidelijk overzicht van de
situatie op dit punt.
Om niet
te ver uit de koers te geraken geven we in overweging
weer terug te rijden naar het begin van de Zwaantjesweg
(paddestoel 2585), waar reeds eerder de fantastisch
mooie, door loof overkoepelde weg naar Ulvenhout als een
grote verleiding heeft gelokt. Wie aan die verleiding
niet weet te weerstaan, kan doorrijden naar Ulvenhout en
vandaar in Tilburg zien te komen. Wij sloegen, als
afkorting van de route, reeds vrij spoedig, bij
paddestoel 2896 aan de rechterkant, de weg naar het
gehucht Notsel in en maakten bij een dubieuze splitsing
en na het passeren van een brug over de Mark een grote
boog naar links.
Klokkenberg
Ge hebt
hier dan een weergaloos uitzicht naar het westen over de
groene velden aan het eind waarvan "De Klokkenberg" als
een machtige burcht met twee of eigenlijk drie torens
oprijst en zich in al zijn uitgebreidheid etaleert. De
weg mondt ten slotte uit bij paddestoel 2898. Rechtsaf
bereikt ge na 3,8 km weer Strijbeek. Wie van hier uit
zijn bekende route over Chaam en Gilze naar Tilburg
neemt, zal thuis tot de ontdekking komen, dat hij voor
het hele traject slechts ongeveer 70 km nodig heeft
gehad. Men kan natuurlijk ook een andere, wat langere
terugweg kiezen.
Voor ons
was deze route, waarin Patersmoer - alleen een
zalmneusje voor natuurbezetenen - door de
weekeindtoerist gemeden dient te worden, een openbaring.
Ze kenmerkt zich door haar grote afwisseling en
vermenging van landelijke schoonheid, ongekunstelde
natuur en historie. Eenmaal weer in Tilburg hebt ge met
uw familie of tochtgenoten dat plezierige gevoel van
heel ver te zijn weg geweest. Goed succes!
Beknopte routeopgave:
Tilburg
- Gilze (via Gilzerbaan) - Chaam - Meerleseweg -
Ginderdoorstraat - Oude Bredasebaan - Goudbergseweg -
Strijbeek - Ulvenhoutseweg - Galder - Ulvenhoutseweg -
Zwaantjesweg - Galderse Hei - Huize Den Deijl.
Terug
over Zwaantjesweg naar Ulvenhoutseweg - Notsel -
Strijbeek - Chaam - Gilze - Tilburg.
Variatie
voor langere terugweg: Chaam - Baarle-Nassau - Alphen -
Riel - Tilburg.
PIERRE
VAN BEEK