CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Goudberg en Galderse Hei

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 25 september 1971

 

Ooit gehoord van het natuurreservaat de Goudberg voordat wij dit hier enige tijd geleden terloops releveerden zonder er verder bij stil te staan? Toch ligt dat nog geen 25 km van Tilburg verwijderd, zij het dan ook in een richting waarop men - naar het ons voorkomt - in onze stad niet erg georiënteerd is. Met moet dit 20 ha omvattende voor het publiek opengestelde reservaat zoeken in het grensgebied van Strijbeek. Wij willen u hiermee nader in kennis brengen. Ook al daarom omdat vanaf de Goudberg nog de mogelijkheid openstaat voor een paar boeiende, toeristische routes, zowel naar het noorden als naar het zuiden over de Belgische grens. Zo'n route voert langs allerlei interessante zaken, die een eigen rol gaan spelen wanneer daar van te voren extra aandacht voor gevraagd werd. Één route hebben we voor u uitgestippeld. Ge maakt daarbij ook kennis met twee eeuwenoude kapellen in het land van de Baronie van Breda en de schilderachtigheid van de tegen het Bredase Mastbos grenzende Galderse Hei, welke laatste wederom een voor iedereen toegankelijk natuurlijk recreatieoord betekent. Met 70 km op de teller van de auto zijt ge van Tilburg uit en thuis, na een goedbestede dag, vol variatie en ontdekkingen.

 

Goudberg luidt de beloftevolle naam van het natuurgebied bij de Strijbeekse grens met België. Voor wie komt uit de richting Chaam, rijdende naar Strijkbeek-Grens, ligt het aan de linkerkant van de weg zonder zich direct op te dringen. Reden waarom het nogal gemakkelijk aan de aandacht van de automobilist ontsnapt. Dit is te meer het geval daar de hoogste berg met zijn breedaflopende zandhelling momenteel gecamoufleerd wordt door andere "bergen" van ingekuild veevoeder of iets dergelijks van de nabijgelegen boerderij. Daardoor heeft dit gedeelte een groot stuk van zijn aantrekkelijkheid verloren. Maar ook elders vindt ge wel een gaatje of een paadje om te voet binnen te komen.

De karakteristiek van de Goudberg ligt in de sterke geaccidenteerdheid van het met dennen en loofhout beplante terrein en het grote Goudbergven, dat door bossen aan alle kanten wordt ingesloten. Het ven vormt hierin een grote kom naast nog een paar kleine satellietplasjes. Meen echter niet, dat ge dan ook wel voor een grote waterplas staat. Het ven is sterk aan verlanding onderhevig, een natuurprocédé, dat zich vooral in deze droge zomer méér dan in andere jaren openbaart. Bij een deel blijkt deze ontwikkeling reeds zover voortgeschreden, dat het ven een groot stuk aan een nieuwe situatie heeft af moeten staan zodat daar weer de heide kwam opzetten.

 

Waterlelies

Het open water, dat er normaal nog volop is, ligt vooral langs de oevers, soms staat ge daar op verrassende wijze met de pralende waterlelies bijna grijpens na aan uw voeten. De grote, drijvende bladen strijden daar in groene vlakken dicht opeengedrongen hardnekkig om hun plaatsje in de zon alsof ieder van haar bloemen de mooiste wil zijn. Hier leeft en ademt de ongebreidelde natuur in een eigen schoonheid. En dit niet alleen áán en óp het water maar ook op de omringende heuvels tussen eiken en dennen met hier en daar een plukje hei of een stukje zandverstuiving.

Wie het hele ven omwandelt - hetzij beneden langs de oever voor zover mogelijk of hoger over de "bergen" - beleeft het allemaal en zal ten slotte toch wel weer ergens op de Goudbergseweg terug geraken. Natuurlijk zonder een spoor te hebben gevonden van de schat, die op de Goudberg heet begraven te liggen. Er dwalen twee boeren door de legende, die lang geleden met de schop gestuit zijn op de ijzeren kist waarin de schat verborgen zit. Toen ze hun grijpgrage vingers uitstaken, verscheen er echter de naar pek en zwavel stinkende duivel en ze namen ijlings de benen. De ijzeren kist zit nog altijd in de Goudberg doch niemand weet waar...

Rond de eerste wereldoorlog zou op de Goudberg ook "Klaveren Vrouwke" door kommiezen doodgeschoten zijn. Het betrof hier een smokkelaar van niet al te beste reputatie, afkomstig van het Rucphens Heike. Deze smokkelaar had zijn destijds alom bekende bijnaam te wijten aan de omstandigheid, dat hij als vrouw verkleed en met een zwart gemaakt gezicht opereerde. Hij was "vogelvrij" verklaard, zeggen de mensen, maar dat kan natuurlijk niet kloppen. De tijd van vogelvrijverklaringen was toen wel voorbij.

 

Patersmoer

Een helemaal uniek gebied in de buurt van de Goudberg vormt het Patersmoer. Het gaat hier om een voor het publiek gesloten natuurreservaat, bestemd voor wetenschappelijk onderzoek. Er leidt nauwelijks een weg heen en ga er maar niet naar zoeken. Behoudens een gedeelte bos en hei stelt het zich hardnekkig te weer tegen een eventuele indringer. Daar waar de bolle rug van de akkers en de weide met schrikdraad snel afdalen naar de Strijbeekse beek, die hier de grens tussen Nederland en België vormt, ligt een poel van naar schatting één are groot. Hij heeft de naam erg diep te zijn en op zijn spiegel vertoont zich dan ook geen enkele waterplant. Hij wordt gebarricadeerd door een ondoordringbare strook moeras met dicht aaneengegroeid kreupelhout en een overdadige plantengroei op de sompige bodem, die de voet wegzuigt. Alles van een zo wild en ruig karakter dat zich de gedachte aan een oerwoud opdringt.

De Strijbeekse beek, die hier alleen door Nederlandse koeien bekeken wordt, verkeert ook nog in volledige oerstaat. Met haar zeer vele kronkelingen vormt ze een uitdaging voor alle normalisators en ruilverkavelaars aan wie dit oord tot nu toe ontsnapt is. De Belgische oever bouwt met zijn eveneens wilde bebossing een adembenemend decor op ter afsluiting van een land. In al zijn vijandigheid tegenover de toerist maakt het Patersmoer een weergaloze indruk op iedere natuurzwerver, die er zich mee geconfronteerd ziet.

 

Fiasco

Rond 1935 hebben mensen, tuk op vis, een poging gewaagd de poel van het mysterieuze Patersmoer leeg te pompen. Een dag of vijf hebben zij met een "kattekop" gewerkt, waarbij het aan publiciteit niet ontbrak. De belangstelling voor de stoute onderneming was van de kant van het publiek zó groot, dat er tijdelijk een bier- en limonadetentje voor de dorstige kelen verrees. Na dagen pompen bleek de waterspiegel nog niet zo veel gedaald. Het werk werd dan ook gestaakt. Boze tongen in Strijbeek beweren, dat de "osers" ten pleziere van het publiek en ter redding van hun figuur een bak met elders gekochte vis langs de oever hadden staan...

 

Kapelletje

Onze weg vervolgend trekt op de wegsplitsing bij het grenskantoor van Strijbeek, waar een ANWB-paddestoel (1158) o.a. vertelt, dat het naar... Brussel nog maar 86 km is, een speels kapelletje de aandacht. Een fier ding uit baksteen met steunbeertjes aan de voorkant en een klokketorentje op de geveltop. Het geheel maakt een 18de-eeuwse indruk maar deze kapel dateert van 1872. Het is de St. Hubertuskapel, die in haar oorsprong echter eeuwen teruggaat.

Kort vóór 1518 werd zij opgericht en kreeg in 1520 een beneficie ter ere van O.L. Vrouw, St. Cornelius en St. Hubertus. Aangezien er geen enkele rekening van de kapelmeesters bewaard bleef, is er van haar geschiedenis niet zo heel veel bekend. Op een tekening van Verhees uit 1809 ziet ze er geheel anders uit. Daar hebben we te maken met een grotere kapel, meer een echt kerkje met een spits torentje midden op het dak, zes steunberen en deuren in west- en zijgevel. De klok was in 1556 gegoten door Jacob Waghevens. Zij werd in 1857 aan de Capucijnen van Meersel-Dreef geschonken en daar opgehangen in de St. Quirinuskapel. Op 19 april 1872 kregen de gelovigen van de bisschop toestemming hun oude kapel af te breken daar de onderhoudskosten te hoog waren. Van het oude materiaal heeft men toen, onder toezicht van P. Soffers uit Ginneken, een kleine kapel gebouwd. De fundamenten van de oude zijn nog in de grond aanwezig. Vast staat ook, dat rond de kapel ooit begraven is. Er zijn daar herhaaldelijk doodsbeenderen gevonden. In de nis van de nieuwe kapel werd boven de ingang een beeldje van St. Hubertus geplaatst en in de kapel een beeld van de Onbevlekte Ontvangenis.

Wij menen het beeldje in de nis vroeger ooit gezien te hebben, maar thans is het verdwenen zoals alles wat los of vast zit aan kapellen de laatste jaren verdwijnt als het waardevol is of lijkt. Ook is er geen beeld meer in de kapel. Het klokje in de voorgevel werd in 1756 gegoten door G. de Mery uit Brugge. Het huidige kapelletje, dat vrij op een hoogte staat, betekent een aantrekkelijke stoffering van het landschap, waaraan ge niet kunt voorbijgaan.

 

Galder

Vanaf de kapel volgen we nu de richting Strijbeek, passeren de brug over de Strijbeekse beek en gaan dan in noordelijke richting Ulvenhout om bij paddestoel 1356 links af te slaan naar Galder. Deze sterk kronkelende klinkerweg voert u door het echte, oude Brabantse land waarvan in tegenstelling bijv. tot in de Kempen de moderne industrie verre gebleven is. Hoewel ook hier gebouwd is, werd de landelijke rust niet aangetast. Voorbij het kruispunt bij café Leijten-van Gils (paddestoel 1345) in de verte het open kapelletje met zijn strodak en klokketorentje, dat uit recente tijd stamt. Dat links laten liggen en dan kunt ge een eind verder de eeuwenoude Galderse St. Jacobskapel niet missen. Ze keert haar oude priesterkoor met dichtgemetselde deur en ramen en het gezicht als van een rimpelig oud vrouwtje naar de kant van de weg. Het schijnt alsof ze geheel in zichzelve gekeerd met een van de Galderse wereld afgewend gelaat mediteert tussen de beukehagen, die een driehoekig pleintje omsluiten, dat heel lang geleden tot kerkhof heeft gediend.

 

Monument

Die ingekeerdheid is echter slechts schijn want de St. Jacobskapel speelt - ondanks haar ouderdom - nog volop mee in het leven van de mensen van Galder. Iedere zaterdag is er avondmis en op zondag worden er twee missen gedaan. De kapel is dan ook eigenlijk méér een echt kerkje dan kapel-zonder-meer. Zij dankt dit vooral aan haar forse - ge zoudt haast zeggen té forse - toren, die van vroegere welstand spreekt. Galder was dan ook in de 17de en 18de eeuw een volkrijk gehucht.

Er blijkt in de loop der tijden heel wat aan de kapel geknutseld, gekalefaterd en gerestaureerd. Aan alle kanten vertoont zij daarvan de curieuze sporen, die de bezoeker onmiskenbaar intrigeren. Dat maakt het u misschien wel moeilijk los te komen van deze plek, waar de wind door de bomen suizelt alsof hij fluisterend verhalen van het verleden vertelt maar die ge nog niet half kunt verstaan. Laten we u daarbij een handje helpen! De Galdersen, wier parochiekerk Ginneken wel een uur ver verwijderd lag, hebben eens de kapel gebouwd. Voor wat de toren betreft denkt men aan het midden van de 16de eeuw. Het bedehuis moet echter al veel vroeger verrezen zijn, want in 1474 wordt er reeds melding gemaakt van een bestaand beneficie (recht op kerkelijke inkomsten met verplichtingen). Men meent de bouwtijd van de kapel tot de eerste helft van de 15de eeuw te kunnen terugvoeren. Zij was toegewijd aan de H. Jacobus en H. Barbera.

 

Kapel gesloten

Nadat bij de belegering van Breda in 1625 de kerk van Ginneken onbruikbaar was geworden, werd voor de parochianen van Galder bijna iedere zondag en feestdag op Galder de mis gedaan. Toen de Ginnekense pastoor in 1627 weigerde te komen, nam de pastoor van Rijsbergen die taak over. De kapel schijnt tijdens het Bredase beleg ook averij te hebben opgelopen bij een plundering door militairen. In 1639 werden er nieuwe banken in geplaatst. De vrede van Munster (1648) betekende natuurlijk sluiting voor de katholieken. Een enkele keer deed een predikant dienst. De Galdersen konden kerken op Strijbeek of in de kapel van Meersel. Na de vestiging van de Capucijnen in Meersel-Dreef hebben deze op Galder lang de zielzorg waargenomen.

Er bestaat een tekening van landmeter Verhees uit de 19de eeuw, welke de toren nog met een hoge spits en tweedelige galmgaten over de hele hoogte van de derde geleding weergeeft. Op deze tekening komt de nok van het schip tot het midden van de tweede geleding. De sporen daarvan zijn thans nog goed waarneembaar tegen de toren zodat het vroegere schip kennelijk hoger was dan het huidige. De tekening vertelt voorts dat het schip maar één venster had in de oostelijke helft en dat het koor sloot met een vlakke muur, waarin een breed venster. Een ander raam staat er in de travee. Na die tijd moesten derhalve het schip en het koor vernieuwd zijn. Funderingsresten aan weerskanten van het schip verraden dat dit vroeger twee meter breder dan het huidige moet geweest zijn. De vensters werden dichtgemetseld in 1628.

 

Uurwerk

Het klokje in de toren, dat versieringen en een opschrift draagt, stamt uit de 16de eeuw. In 1648 meenden "de Galdersen", dat ze het niet langer zonder uurwerk konden doen. Ze wilden niet graag door meer bevoorrechte buren "ondergesneeuwd" worden. Daarom bestelden zij op 12 december bij Nic. Janssen in Turnhout een uurwerk "met een wijser so groot als tot Bavel met vergulden letter". Voor het uurwerk, dat in 1649 werd geplaatst, legde Galder f 150,- op tafel. Nadat in 1795 het mechaniek was nagekeken, kwam er in 1801 een nieuwe wijzerplaat zoals blijkt uit het jaartal op de vier hoeken.

In 1821 werd de kapel gebruikt voor schoollokaal en een deel ervan diende tot keuken van de tegen de kapel aangebouwde onderwijzerswoning. Die situatie duurde meer dan een halve eeuw nl. tot 1882 toen het rijksschooltoezicht de school niet meer geschikt achtte. Nadat er een jaar later een door de gemeente gebouwde nieuwe school en onderwijzershuis tot stand waren gekomen, kon de kapel weer tot bedehuis worden ingericht. O.a. in de dertiger jaren van onze eeuw hebben er restauraties plaatsgehad en daar vraagt de kapel nu weer om.

 

Op de hei

Na deze excursie in de historie weer eens de natuur in. Bij een wegkruising vlak bij de kapel (paddestoel 1497) linksaf en rechtdoor tot paddestoel 2585 naar De Drie Zwaantjes, een voormalige, oude boerderij, die nog vroeger herberg was en welke thans een grondige verbouwing ondergaat. Bij dit pand bevindt zich een fraaie oude schuur met strooien dak plus een voormalige schaapskooi, welke al even schilderachtig is. De paddestoel vertelt o.a. dat het nu naar de Galderse Hei nog slechts 1,1 km bedraagt. De route gaat over de geasfalteerde Zwaantjesweg, die ook gekenmerkt wordt door een richtingbord van de West-Brabantroute van de ANWB. De roemruchte Galderse Hei, die vroeger veel grotere omvang had en zich door grote eenzaamheid kenmerkte, waardoor de smokkelaar zijn weg zocht, strekt zich thans ten noorden van de Zwaantjesweg uit tot aan het Bredase Mastbos.

Van de hei op zich is niet zoveel overgebleven. Een aanzienlijk deel is bebost of bedekt met oude vliegdennen. Daartussen strekken zich dan de restanten uit, waar men overal met de auto bereikbare picknickplaatsjes in de vrije natuur aantreft. Door de hele hei kronkelen zich paden. Er zijn een speelweide voor de kinderen, een open zandvlakte en ook uitgezette wandelroutes van niet te lange duur o.a. een wandeling van 2,5 km. Men heeft er te maken met een vooral voor families met kinderen zeer geschikt recreatiegebied, dat nog attractiever belooft te worden als straks een zwemgelegenheid tot stand is gekomen in de Galderse meren, waar thans zand gewonnen wordt voor een nieuwe weg.

 

Dwars er door

Vanaf een kruispunt op de Zwaantjesweg schiet rechts een asfaltweg midden door de "hei". Die voert u naar het zeer schilderachtig tussen het groen gelegen hotel-restaurant "Huize Den Deijl" bij paddestoel 1835. Tegenover het hotel begint een 3 km lange wandelroute in het "Eeuwigheidslaantje". Een juweel van een smal, met berken omzoomd laantje, dat zich kaarsrecht en een juweel ver in het Mastbos boort. Een bij de start aangebrachte kaart geeft een duidelijk overzicht van de situatie op dit punt.

Om niet te ver uit de koers te geraken geven we in overweging weer terug te rijden naar het begin van de Zwaantjesweg (paddestoel 2585), waar reeds eerder de fantastisch mooie, door loof overkoepelde weg naar Ulvenhout als een grote verleiding heeft gelokt. Wie aan die verleiding niet weet te weerstaan, kan doorrijden naar Ulvenhout en vandaar in Tilburg zien te komen. Wij sloegen, als afkorting van de route, reeds vrij spoedig, bij paddestoel 2896 aan de rechterkant, de weg naar het gehucht Notsel in en maakten bij een dubieuze splitsing en na het passeren van een brug over de Mark een grote boog naar links.

 

Klokkenberg

Ge hebt hier dan een weergaloos uitzicht naar het westen over de groene velden aan het eind waarvan "De Klokkenberg" als een machtige burcht met twee of eigenlijk drie torens oprijst en zich in al zijn uitgebreidheid etaleert. De weg mondt ten slotte uit bij paddestoel 2898. Rechtsaf bereikt ge na 3,8 km weer Strijbeek. Wie van hier uit zijn bekende route over Chaam en Gilze naar Tilburg neemt, zal thuis tot de ontdekking komen, dat hij voor het hele traject slechts ongeveer 70 km nodig heeft gehad. Men kan natuurlijk ook een andere, wat langere terugweg kiezen.

Voor ons was deze route, waarin Patersmoer - alleen een zalmneusje voor natuurbezetenen - door de weekeindtoerist gemeden dient te worden, een openbaring. Ze kenmerkt zich door haar grote afwisseling en vermenging van landelijke schoonheid, ongekunstelde natuur en historie. Eenmaal weer in Tilburg hebt ge met uw familie of tochtgenoten dat plezierige gevoel van heel ver te zijn weg geweest. Goed succes!

 

Beknopte routeopgave:

Tilburg - Gilze (via Gilzerbaan) - Chaam - Meerleseweg - Ginderdoorstraat - Oude Bredasebaan - Goudbergseweg - Strijbeek - Ulvenhoutseweg - Galder - Ulvenhoutseweg - Zwaantjesweg - Galderse Hei - Huize Den Deijl.

Terug over Zwaantjesweg naar Ulvenhoutseweg - Notsel - Strijbeek - Chaam - Gilze - Tilburg.

Variatie voor langere terugweg: Chaam - Baarle-Nassau - Alphen - Riel - Tilburg.

 

PIERRE VAN BEEK