CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Knuppelpad in moeras van "De Brand"

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 3 november 1971

 

In Udenhout raakten wij onlangs verzeild in twee attractieve landschappen. Verzeild?... Nou ja, helemaal toevallig kon het niet heten. Om de waarheid te zeggen: we hadden ze opzettelijk tot doel gekozen in de hoop aanleiding te vinden er wat meer bekendheid aan te geven ten behoeve van het gilde der natuurzwervers. Het gaat hier om "De Brand", die op de ANWB-toeristenkaart met een zwart sterretje onderscheiden wordt, en om de voormalige "Leemkuilen" van de steenfabriek Udenhout, welke waterpartijen het tot heden nog zonder dit sterretje doen.

Enige jaren geleden hebben we De Brand gekenschetst als een ontoegankelijk broek- en moerasland. Er zou geen aanleiding bestaan hier nog eens op terug te komen indien De Brand in het voorbije jaar niet in een ander stadium was getreden. Staatsbosbeheer heeft een deel van dit 90 ha omvattende gebied toeristisch toegankelijk gemaakt door het uitzetten van een wandelroute. Deze veroorlooft het de wandelaar door te dringen tot in het hartje van de "wildernis". Om dit te verwezenlijken werd door het meest ontoegankelijke gedeelte zelfs een knuppelpad van naar schatting in totaal een kleine honderd meter lengte aangelegd. Nu kan er droogvoets de normale barrière van het water genomen worden. Dat dit water in de voorbije extra droge zomer, uitzonderingsgewijs, eens verstek liet gaan, mag een teleurstelling betekend hebben. In normale seizoenen in voor- en najaar heeft De Brand water genoeg om het avontuur van het uitzonderlijke tot zijn recht te laten komen. In drie kwartier tijds geeft de in het verleden voor de niet-ingewijde ontoegankelijke De Brand zich over!

 

De toegang tot deze nieuwe, exclusieve wandelroute ligt aan de zuidkant van de befaamde Drunense Duinen aan de Oude Bossche Baan tussen de uitspanningen Bos en Duin in het westen en De Rustende Jager in het oosten. Het is daar waar, komende vanaf Bos en Duin, het laatste deel van de bebossing ophoudt, recht tegenover Bivakplaats 15 van de duinen. Ge kijkt hier aan uw rechterhand door een eikendreef naar het zuiden op een sterk gebogen brug. Een zekere aanwijzing, dat ge het goede punt ontdekt hebt. Tot verdere herkenningstekenen behoren bij het begin van het dreefje een roodgekopte piketpaal met het opschrift: "Eigen weg" en een wit-groen schildje N 70 met een sterrenrand en de tekst "Een land om in te leven". Embleem van Natuurbeschermingsjaar 1970.

De Brand vormt met zijn moeras- en bosgebied een van de laatste voorbeelden van een typisch Brabants broeklandschap. De afwisseling van hogere en lagere gedeelten heeft, te zamen met de variaties in bodemtype, een rijke mengeling geschapen van verschillende levensgemeenschappen. Op de laagste gedeelten treft men rietvelden aan. Op het iets hogere terrein mooie ontwikkelde begroeiingen van zegge-vegetaties, nog wat hoger broekbossen en moerasweiden. Het moerasgebied is ornithologisch waardevol. Nagenoeg alle soorten vogels, die ge in dergelijke gebieden aantreft, broeden hier.

Spreekt dit alles meer tot de specialist, de wandelaar en zwerver met een hang naar het exclusieve en naar weinig bezochte oorden zal aan De Brand zijn vreugde beleven. Helaas wordt hij er een paar maal geconfronteerd met de Zandkantse Leij, een lieflijk aandoende naam die echter in werkelijkheid een totaal door blauw en stinkend industriewater vervuilde beek blijkt te zijn. Dus natuurvervuiling in optima forma! Staatsbosbeheer bouwde er een kloeke, geheel houten boogbrug overheen zonder dat dit een pleister op de wonde werd.

 

"Wildernis"

Spoedig echter wordt ge opgeslorpt door de "wildernis" als ge de eikendreef achter de rug hebt. De steeds door piketpaaltjes gemarkeerde route versmalt zich, na het eikenbos, tot een met fijn bosgras begroeid dijkje. Aan weerskanten hiervan fluistert het zacht wuivend riet van zijn verborgen mysteries. Moerassen en rietvelden plegen nu eenmaal sterk te spreken tot de verbeelding. Als onbekende in het terrein weet ge immers nooit wat u rechts en links van het gebaande pad te wachten staat. Geslachten hebben er in voorbije tijden hun lugubere verhalen om geborduurd. Er was altijd wel een met naam genoemde inwoner, die het "zelf beleefd" of uit de mond van een overleden voorvader vernomen had. Dat ging dan over dwaallichten en witte vrouwen, over verzonken koeien en mensen en soortgelijke zaken. Zwervend door De Brand kunt ge dat allemaal beter begrijpen dan op de trottoirs van de stad.

 

Droogvoets

Even wijkt het mysterie terug als ge het riet achter u gelaten hebt. Het pad verbreedt zich, gaat over een klein bruggetje, maar wordt spoedig overrompeld door een orgie van loofhout. Een afspiegeling van een oerwoud, in staat de vreemde indringer in te kapselen. Nu wordt het hem echter gemakkelijk gemaakt want juist in dit gedeelte, waar ge het gevoel krijgt wel ver van de bewoonde wereld verwijderd te zijn, begint het knuppelpad. Het is ruim een meter breed en bestaat uit ontschorst en aan de bovenzijde afgevlakt rondhout, stevig bevestigd op in de moerasbodem geheide steunen. Dit pad slaat een rechte hoek door het dichtste deel van het moerasbos.

De droge zomer heeft echter een grap met De Brand uitgehaald. Wat vermoedelijk sinds jaren niet het geval was, is nu geschied. Onder normale omstandigheden dient links en rechts en onder de knuppelweg en overal tussen het struikgewas het brakke water als een alom aanwezige dreiging te loeren. Dat water was tijdens ons herfstbezoek verdwenen. De Brand liet zich daardoor eindelijk eens in zijn kaart kijken. Hij haalde een streep door oude verhalen. De grond mocht er dan nog vochtig zijn, het moeras bleek waarachtig lang niet zo diep als het pleegt te suggereren. Ge zult terug moeten komen in het najaar, de winter of het voorjaar om er de totale betovering van te ondergaan. Een paar ruziënde kraaien, die de stilte openkrassen, vormden daartoe een onvoldoende bijdrage...

 

Weer riet

Verder gaand in de omhelzing van het bos met eik, beuk, berk, els en wilg met hier en daar de verdorde guirlandes van tegen sparren opgehangen kamperfoelie en hop, kondigt zich weer de beschaafde wereld aan. Door het hout schemert een weiland met rood-bonte koeien. Toch betekent dit niet het einde. Nog één keer zult ge in de rietvelden duiken. De piketpaaltjes voeren u over een duiker naar de linkeroever van de vervuilde Leij. Deze zoekt haar weg midden tussen de rietvelden door. Van een voetpad langs de beek kan eigenlijk niet gesproken worden. Men heeft de voorheen dichtbegroeide oever van zijn riet ontdaan, waardoor er een passage is vrijgekomen over gras en stoppels. Voerde elders in De Brand het loofhout een orgie, hier aan de stinkende Styx, waarop de Hades trots zou zijn, regeert de dood. Aan beide oevers van de Leij vermocht geen spiertje groen zich te handhaven.

Via een duiker nodigt het "pad" u naar de rechteroever. Maar dan hebt ge, niet meer zo ver af, de bekende brug al opgemerkt. Ge hebt een boog door de nu ontsloten Brand gemaakt en zijt weer op uw punt van uitgang terug. Aan de overkant van de Oude Bossche Baan lokt dat andere, méér bekende en méér bezochte natuurgebied van de Drunense Duinen. Groter contrast met De Brand is nauwelijks denkbaar!

 

Leemputten

Heel anders gesteld is het met dat andere Udenhoutse natuurgebied de Leemkuilen. Zo ooit de naam een teken mag heten, dan hier! Het gaat om een gebied kuilen en putten, in de loop der jaren ontstaan door de leemwinning voor de "Steenfabriek Udenhout". Ge kunt ze vanaf De Brand bereiken via de Gommelse Straat en de Heusdense Baan, waarbij ge dan kennis maakt met het landelijk schoon van het noordoostelijk gedeelte van Udenhout, een heel eigen schoonheid, die zich sterk van bijvoorbeeld de Kempische onderscheidt. De eenvoudigste en meest directe weg van Tilburg loopt evenwel over de Bosscheweg. Ge neemt dan de eerste verharde weg linksaf, 1,5 km voorbij "Quatre Bras". Dat is de van Oisterwijk komende Heusdense Baan. Er staat een groot bord met "N.V. Steenfabriek Udenhout". De Leemkuilen kunt ge dan niet meer missen want ze strekken zich rechts en links van de Heusdense Baan uit.

 

In oude staat

We hebben hier te maken met een in eerste aanleg kunstmatige en uit utiliteitsgronden tot stand gekomen natuurgebied, dat enige tijd min of meer aan zijn lot werd overgelaten. Zonder de Leemkuilen zou de blik gedwaald hebben over uitgestrekte vlakten grasland maar thans bezit het landschap hier, door zijn met loofhout omzoomde watervlakten, een geheel eigen karakteristiek. De Stichting Het Brabants Landschap heeft dit al jaren geleden begrepen toen het, met vooruitziende blik, er in slaagde beslag op dit gebied te leggen. Haar Leemkuilen vormen een afgerond bezit van 33 ha. Ongeveer 23 ha hiervan bestaat uit leemkuilen, destijds ontstaan door de primitieve leemwinning van de in de buurt gelegen steenfabriek. Met schop, kruiwagen en kipkar ontstond hier een milieu, dat zich vergelijken laat met onze voedselarme vennen, welke - zoals bekend - zich door een eigen flora plegen te onderscheiden.

De plassen ten zuidwesten van de Heusdense Baan liggen er nog precies zoals ze jaren geleden gemaakt werden: betrekkelijk kleine plassen, gescheiden door dammen, waarover eens de grondspecie werd afgevoerd. Op deze dammen heeft zich zeer schilderachtig houtgewas ontwikkeld. Sommige plassen liggen geheel geïsoleerd, andere staan door greppeltjes met elkaar in verbinding. Deze situatie vormde een bij uitstek gunstige omstandigheid voor het doen ontstaan van milieuverschillen met de daaraan inherente vergroting van de soortenrijkdom op het gebied van flora en fauna.

 

Oosterplas

Een zeer grote plas ligt aan de noordoostkant van de weg. Deze onderscheidt zich van de andere, niet alleen door zijn omvang maar ook door zijn diepte. In 1960 werd hij namelijk gedeeltelijk sterk uitgegraven met een zandzuiger. Deze zandwinning geschiedde ten behoeve van de aanleg van de Bosscheweg. Voordat Het Brabants Landschap eigenaresse van de Leemkuilen werd, was in 1967 de plas verhuurd aan een speedboatclub. Een dergelijke bedrijvigheid bleek weinig geschikt voor de vogelstand hoewel een hout- en plassengebied als het onderhavige zich daartoe toch eigenlijk bij uitstek leende. Het speedboatcontract kon gelukkig spoedig worden beëindigd. De gunstige gevolgen bleven niet uit. De fuut, die als broedvogel bedreigd leek, kreeg weer de verlangde rust.

Momenteel is deze vijver als visvijver in exploitatie. Met het oog hierop werden rondom, op gezette afstanden, houten steigers aangebracht. Met de wilde begroeiing van allerlei schaarhout in de rug en hier en daar ook zacht aflopende stranden vormt de Oosterplas een ideaal oord voor de hengelaars. De futenparen, die tussen begin juni en begin september hier als het ware op u zitten te wachten, trekken zich niets aan van de rustige sportvissers. En nog sterker blijkt dit te gelden voor de zwarte waterhoentjes. Ze dringen brutaal-dicht op naar de visser en spelen onder diens ogen uitdagend hun spel alsof ze hun oude rechten doorlopend tot gelding willen brengen.

 

Vreemd beeld

De uitzonderlijk lage waterstand na de droge zomer manifesteerde zich bij ons bezoek ook in de Leemkuilen: hoog zwevende steigers rondom de Oosterplas en een curieuze bodemformatie bij een geheel drooggevallen plas aan de zuidwestkant. Door een spel van de natuur leek de bodem bezaaid met mythologische draketanden. Ook de hiervan door een dam afgescheiden put leverde een beeld zoals men dit hier waarschijnlijk maar zelden te zien krijgt. Rondom door water omgeven vertoonde zich een grillig gevormde zandbank van zwarte aarde met daarop hier en daar verspreide verhoginkjes met wilgehoutbegroeiing, waarvan het normaal onder water zittende wortelstelsel nu helemaal bloot lag. Een zeer ongewoon tafereel, dat associaties opriep met een primitief gepenseeld schilderij van een zondagsschilder en tegelijkertijd iets infernaals had. Kortom een landschap, dat ge eerder in ziekelijke verbeelding dan in werkelijkheid verwacht. Zodra de herfstregens inzetten, zal het echter weer even geleidelijk verdwijnen als het ontstaan is.

Op de Leemkuilen werd "met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid" de aanwezigheid van de zeldzame visotter vastgesteld. Dit zoogdier met zijn grote actieradius beperkt zijn leefgebied niet tot het reservaat. Behoudens wellicht onvoldoende rust is het milieu hier voor hem in ieder geval optimaal. In Brabant komt de visotter nog hoogstens op vier plaatsen voor. Naast de fauna is ook de flora hier rijk vertegenwoordigd. Jeugdnatuurgroepen hebben beide geïnventariseerd. Men kwam daarbij tot een lijst van meer dan tweehonderd waargenomen plantensoorten.

 

In opbouw

Bij de Leemkuilen hebben we te maken met een nog geheel in opbouw zijnd reservaat. Reden waarom er nog geen wandelroute werd uitgezet. Een rondwandeling om de grote oostelijke plas (de visvijver) verdient aanbeveling. Aan de noordoostelijke kant maakt ge dan kennis met de ongetemde vegetatie van een hoger gelegen watervrij gedeelte.

Er moet in dit gebied nog heel wat gebeuren alvorens het een reservaat zal zijn in overeenstemming met wat Het Landschap zich voorstelt ervan te maken. Zo zal uiterlijk binnen tien jaar nog 10 ha landbouwgrond - ook eigendom van de Stichting - machinaal ontleemd worden. Daarbij zal zoveel mogelijk de ouderwetse handmethode worden nagebootst. Door zowel de bovengrond als de leemlaag af te voeren zal nog een tiental nieuwe putten ontstaan, afgescheiden van elkaar door uit te sparen richels met afwisselende steile en flauwe oeverhellingen. Het creëren van een geaccidenteerde bodem zal méér gelegenheid bieden voor een aan soorten rijke begroeiing. De situatie van hoger gelegen zandkopjes en lager gelegen leem schept een zekere gradiënt van droog en voedselarm naar nat en relatief voedselrijk. De eerstkomende jaren zal het daarom in de "landbouwhoek" van het reservaat nog wel wat rommelig blijven.

Met dit alles dient ge rekening te houden bij een bezoek aan de Leemputten. Hier is een reservaat nog in wording. Er wordt voortdurend natuur- en landschapsschoon geschapen voor komende geslachten. Niettemin loont zich thans reeds een bezoek. En we hebben het gevoel, dat zowel hier als in de nu ontsloten Brand tegen de Drunense Duinen nog maar weinig Tilburgers een voet gezet hebben. Ge moet het dan ook wel weten!

 

PIERRE VAN BEEK