Hof
Ten Dijcke en het Ridderhof
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 19 januari 1972
Tot een
eensluidend oordeel over de herkomst van de naam
"Tilburg" zijn de geleerden nog niet gekomen.
Vermoedelijk zal dat trouwens nooit gebeuren. De enige
tijd verkondigde theorie van drie burchten, waartoe
spelling, het stadswapen en het feit, dat ge gemakkelijk
drie "kastelen" opgeteld kunt krijgen t.w. de Hasselt,
Moerenburg en Broekhoven, verleidden, is al lang
losgelaten. Nadien zoekt men het in één burcht. De vraag
waar die dan wel gestaan heeft, is een kolfje naar de
hand van speurders. Er werden verschillende speculaties
opgezet. Zonder dat die een oplossing leverden, brachten
ze toch allerlei ander historisch materiaal uit de
streek bovengronds, dat op zich ook weer interessant is.
We denken hierbij aan wat er links en rechts geschreven
is door F. Smulders, mr. H. Hardenberg en M.Th.
Hoogedoorn over het Ridderhof en het Hof Ten Dijcke
onder Berkel-Enschot. Daar die gegevens evenwel meestal
begraven liggen in specialistische publikaties met
beperkte lezerskring doch de interesse er voor
ongetwijfeld veel uitgebreider is, komt het ons niet
ondienstig voor er op deze plaats aandacht aan te
besteden.
"Er
plagt hier voorheen een huis met burggracht en
ophaalbrug te wezen, zijnde een leengoed van den Hertog
van Braband; de eigenaar daarvan besat het regt om
vrijgeleide te geven aan misdadigers, aldaar gevlugt,
soo als onder anderen gebeurd is in het jaar 1468; thans
is dit huis slechts een Boerenhoeve." Dat vertelt Van
der Aa in zijn aardrijkskundig woordenboek (1839-1851)
als hij het over Enschot heeft. Had hij er nu maar
meteen bij gezegd waar dit omgracht huis of die latere
hoeve lagen, dan was er vermoedelijk ten minste één
misverstand uit de wereld gebleven. Mr. Hardenberg
klampt zich voor de locatie vast aan het Ridderhof, dat
hij blijkt te vereenzelvigen met het goed Ten Dijcke.
Maar dit waren twee verschillende goederen, die drie
kilometer van elkaar verwijderd lagen.
Een wat
eigenaardig geval was het wel met die Ridderhof. Hij lag
ten noordwesten van Enschot. Hij werd gerekend tot het
gebied van Enschot, maar vormde een exterritoriaal
gebied, geheel door Tilburgse gronden omgeven. We hadden
derhalve te maken met een enclave, zo in de geest van
die welke men te Baarle-Nassau-Hertog kent maar daar dan
internationaal. Later is de Ridderhof onder Tilburg
gekomen, nl. bij de grenswijziging van 1816. Om de
plaats wat nauwkeuriger aan te duiden: het ging hier om
een stuk van de in Tilburg beter bekende Rauwbraken
langs het pad van de Hemeltjes naar de Hazennest waar
het eens "gemeijnt" was. Het zou wel kunnen, dat het
vroegere Molensteegje te Berkel-Enschot de verbinding
tussen de Enschotse kerk en het goed is geweest. Nu heet
deze weg de Rauwbrakenweg.
Restant
Op een
Tilburgse kaart van 1890 draagt hier een heel gebied de
naam "Ridders Hof" en dat grenst daar dan in het westen
aan een Ridderstraat. Iets ten zuiden van die straat
vinden we daar ook de door Van Hogendorp aangelegde
Nieuwe Warande tegen de westgrens van Berkel. De kaart
van Zijnen vermeldt de Ridderhof ook. Eens was het in
deze contreien niets dan hei en wildernis. Dat is
allemaal nog niet zo heel lang geleden. Hei en bos vond
ge in 1920 nog maar genoeg op de Hemeltjes en de ten
noorden daarvan gelegen de Zwaluwen om nog maar te
zwijgen van de Rauwbraken. Thans ziet ge daar
uitgestrekte weidelanden. Wie het laatste restant van de
eens zo grote Rauwbraken nog wil zien, moet eens van het
Enschotse zwembad naar de Hazennest rijden, een slechte
weg met links ervan een nogal ruig bos, laaggelegen,
evenals de omringende weilanden. Het bosje is alles wat
er overbleef van die oude Rauwbraken, welke reeds voor
1450 voorkwam onder de naam "Ruybraken" - en soms ook de
"Wilde Braken" - en waar vele Tilburgse geslachten
verpozing zochten.
Ergens
in die bossen, maar we weten niet waar, dreef Kiske
Bertens een café, waarop het volgende, nogal duister of
verhaspeld (?) stuk "poëzie" te lezen zou zijn geweest:
"De
vogel in het woud
gaat om
zijn aas te zoeken
Als hij
dat vinden kan
zal hem
de moed verkloeken" (!?)
Toch wel
enigszins geïnspireerd door de bosrijke omgeving.
Ridderhof
In deze
contreien dan had men het Ridderhof. In 1445 en 1556
komt onder Berkel een "des ridders hoeve" voor. De naam
Ridderhof en ook wel Sriddershof ontmoet men in het
midden van de 16de eeuw. De bronnen over het Ridderhof
zijn erg schaars doch Smulders heeft toch iets
achterhaald van bewoners of eigenaren.
In 1513
geeft Elisabeth, weduwe van Dirck Bacx, aan haar
kinderen Willem, Jan Geerlach en Maria het vruchtgebruik
in een stede Sriddershof, die zeven mudzaat groot is.
Daarbij wordt vermeld, dat voornoemde Dirck Bacx het
goed had gekocht van de kinderen van Steven der
Almenvoert. De genoemde oppervlakte van 7 mudzaat komt
overeen met 17 bunder of ha.
Diericksoon van wijlen Geerlick Bacx verkoopt in 1559
een "stede" die Sriddershof heet aan Marcelis Wouter
Nauwen. Ze ligt aan de Ruybraken onder de parochie
Enschot en omvat twee mudzaat lands. In 1571 blijkt
Marcelis Wouter Nauwen bezitter van twee steden, genaamd
Sriddershof.
Heeft
hier, midden in de hei, nu ooit een ridder op een burcht
gewoond? Daar ziet het niet naar uit. In een uittreksel
van de cijnsgelden van Berkel uit 1433 komt een familie
voor die De Ridder heet. Op dezelfde plaats vindt ge ook
de volgende personen met betrekking tot vroegere
bewoners van de Ridderhof: Jan Laurens soen Engelberth
van der Yevelaar, Jan de Ridder Peters soen, Ansem
Wijlmans soen Beel, Jan Ridders wijf en Peter den Ridder
Henric Stevens soen. Een van de vier hoeven van het
Brabants leengoed De Strijdhoeven te Udenhout werd ook
als Sriddershoeve aangeduid. Hier treden op de namen van
Jan Peters die Ridder, Willem die Ridder en zijn zoon
Herman die Ridder. De naam "die Ridder" komt ook reeds
in 1380 voor.
Smulders
spreekt ten slotte als zijn oordeel uit, dat we te maken
hebben met een boerenfamilie die De Ridder heette en de
Riddershof bewoonde. Het zal hier gaan om een hofstede
en niet om een kasteel. Dat die familie van adellijke
bloede is geweest, behoeft niet bij voorbaat te worden
uitgesloten.
Ten Dijcke
Als we
nu op zoek gaan naar het goed Ten Dijcke. Dan komen we
aan de zuidoostkant van Enschot terecht en wel bij de
Helleputten, waaraan wij 24 oktober 1970 reeds een
artikel wijdden doch daarin Ten Dijcke opzettelijk
slechts terloops releveerden. Op dit goed moet het in de
aanvang van dit verhaal gegeven citaat van Van der Aa,
dat over een omwaterd huis met ophaalbrug en een recht
van vrijgeleide rept, van toepassing zijn.
Het
Brabants Leengoed Ten Dijcke is volgens het Leenboek van
griffier Strick in 1455 in het bezit van Matheus, Willem
en Jan, zonen van wijlen Jan Bruysten. De Bruystendijk
ontleende zijn naam aan deze familie. Later wordt de
dijk Wouter van Haerendijk of gewoon Haerendijk genoemd.
Dit moet de weg geweest zijn, die van de Zandstraat over
de Enschotsebrug in de richting van Baksven liep. Men
had hier ook een Dijcksbroeck liggen. Van 1468 tot in de
17de eeuw is het goed in handen van de familie Van
Haeren, waarvan twee Wouters en één Jan bekend zijn.
Grootte
In 1531
geeft Wouter van Haeren als leengoed op: een huis met
hof en gracht, geheten het guet Den Dijck in de parochie
Enschot groot 1,5 buunder, liggende met één zijde aan de
straat en met de andere einden aan de beemden van
voornoemde Wouter; verder 3 buunder beemde aan de Dijck,
strekkende van "dat Waterhuys" tot die Aa (de huidige
Ley); noch "'t Goer", 2 buunder groot; een beemd "den
hoogen schot" groot 1¼ buunder; ½ buunder land "die
Dijck Braede" en ½ lopense land "Den Uuthof".
Daarna
vermeldt Wouter zijn drie leenmannen. Deze houden te
zamen in leen de "Leenacker", groot één buunder en 2
lopense, in de Huykelomse ackeren; het tweede leen is 3
lopense land in de Lovense ackers onder Tilburg, en dan
is er nog een juffrouw Ghijselen, die te leen houdt: 2
buunder beemd "'t Goer" en een buunder beemd aan de Aa
(Ley). Ten slotte is er Gertrut, weduwe van Jan Meeus,
die te leen houdt: 3 buunder beemd "Legenschot" aan de
Aa; 1¼ buunder beemd aan de Aa; een buunder land "die
Dijckbraeck", nog een stuk land "Den Doorenbosch" naast
den uithof en ½ buunder land, ook genoemd de
"Dijckbraeck".
Het hele
goed Ten Dijcke is iets minder dan negen buunder. Daar
komen dan bij de lenen van samen 9¼ buunder (landerijen
onder Tilburg en Heukelom) en 5 lopense. Dus alles
bijeen een beetje groter dan 18 buunder (ha).
Veldnamen
Zoals
altijd zijn interessant de in dit stuk voorkomende
veldnamen. Zij kunnen namelijk vaak dienen als bijdrage
voor opheldering van allerlei problemen. Hun draagwijdte
reikt daarvoor soms verder dan oppervlakkig vermoed. Het
weer opdiepen van verdwenen en het vastleggen van nog
bestaande veldnamen vormt een waardevolle taak, die we
in de belangstelling van onze Tilburgse heemkundigen
aanbevelen. Daarna wacht de veel moeilijker maar zeer
boeiende opgave een verklaring voor de toponiemen te
zoeken. We geloven dat van de resultaten van deze arbeid
in brede kring met belangstelling kennis zal worden
genomen. Wie trekt er eens aan?
Het goed
Ten Dijcke schijnt nog verder terug te gaan dan het
midden der 15de eeuw en wel tot het begin van de 14de.
In het oudste Brabantse Leenboek van hertog Jan III vond
mr. Hardenberg een "Adam, Filius Johanni, dicti Knode de
Dike" (Adam, zoon van Johannes, genoemd Knode de Dike),
die door de schrijver echter abusievelijk in verband met
de Ridderhof wordt gebracht. Deze Adam Knode moet een
familielid zijn geweest van Gosewijn Knode, kanunnik van
St. Oedenrode, want in 1282 deed Gosewijn Knode, zoon
van wijlen Gillis Knode, ten behoeve van de abdij van
Tongerlo afstand van zijn rechten op de grote en kleine
tienden van Enschot. Een andere zoon van wijlen Gillis
Knode, Willinus Knode, wordt vermeld in 1293 als schepen
van Den Bosch, aldus mr. Hardenberg.
Geen
Leenhof
We
hebben hier steeds gesproken over het LEENGOED Ten
Dijcke. Daar er leenmannen op de proppen komen, zal dit
wel in orde zijn. Hoogedoorn uit Enschot weet echter
nog, dat sommige boeren zeiden dat Peer van Iersel, die
een nu verdwenen boerderij op de plaats van het
voormalige goed Ten Dijcke bewoond heeft, zijn boerderij
"Het LEENHOF" placht te noemen. En dat is heel iets
anders! Onder een leengoed verstaat men landerijen en
gebouwen, die de leenheer als leen bezit. Een leenhof
daarentegen is een gerechtshof, waar recht gesproken
werd over leenzaken. We nemen aan dat de mensen uit de
streek met dit onderscheid geen rekening hebben
gehouden.
Niet ver
van het voormalige goed Ten Dijcke treft ge thans aan de
Zandstraat de in 1920-1921 gebouwde Eddy-hoeve aan,
bewoond door A. Verhoeven. De oude boerderij van Peer
van Iersel stond een vijfentwintig meter in
zuidwestelijke richting van de Eddy-hoeve verwijderd.
"Het was geen gewone boerderij want er waren tralies
voor de ramen", zegt Hoogedoorn, die ter plaatse
onderzoekingen heeft gedaan. Op 5 juni 1951 zaten daar
nog restanten van een harde, lemen vloer. Hij heeft daar
ook een aantal scherven van Romeins aardewerk gevonden.
Gissing
Verder
wijst hij er op, dat zich in het archief van
Berkel-Enschot een oorkonde of afschrift van een stuk
bevindt d.d. 24 juni 1327, opnieuw bekrachtigd door
keizer Karel V op 3 maart 1554 en door de aartshertogen
Albertus en Isabella op 31 januari 1554. Hierin wordt
genoemd Engelbrecht Ludinck van den Dijcke, rentmeester
van Den Bosch. De naam Dijcke valt in dit stuk te meer
op omdat het document ook de naam "Heuckelom" vermeldt.
Deze Van den Dijcke heeft aan de geburen van Heuckelom
een "gemeynte" verkocht. Woonde Van den Dijcke als hoge
ambtenaar eens op het omwaterd huis met de ophaalbrug en
is dat - naar hem - "Goed Ten Dijcke" geworden? Macht
straalde er in ieder geval wel van het "Waterhuis" uit,
daar de bewoner van 1468 de bevoegdheid bezat aan
misdadigers vrijgeleide te geven. Dit betekende, dat hij
aan misdadigers vrije doortocht door vijandelijk of
verboden gebied kon waarborgen. Bovenstaande vraag stelt
Hoogedoorn, die ook aandacht schenkt aan de beveiligde
ligging van goed Ten Dijcke tegen de moerassen van de
Ley, waarbij dan tegelijkertijd een oogje kon worden
gehouden op de scheepvaart van de eens bevaarbare Ley.
Ten slotte waagt hij zich voorzichtig aan de gissing:
Stond hier wellicht ooit de burcht van Tilburg van de
oudste Heren van de beide Tilburgen (Oost- en
West-Tilburg)?
Opvallend
Nog iets
interessants ontdekten wij. In de door onze stadgenoot
wijlen Jos J.M. van Dijk samengestelde genealogie van
het geslacht Van Dijk, waarin tot 1300 wordt
teruggegaan, stuitten wij op een rond 1592 geboren
koopman in wol en lakens Thomas Cornelis Goijaert
Martens, die in 1627 aan de pest stierf en getrouwd
bleek met Heilken de Roy. Deze Thomas en Heilken waren
niet alleen gerechtigd in een halve hoeve van het
leengoed Enthoven onder Tilburg (we hebben nog een
Enthovenseweg recht tegenover het St.
Elisabethziekenhuis), maar Heilken was ook gerechtigd in
een deel van het leengoed Ten Dijke. Het is niet
uitgesloten, dat de kinderen van deze Thomas en Heilken
hieraan hun naam Van Dijk ontlenen, meent de navorser.
Het valt namelijk in de geslachtsboom op, dat juist de
kinderen van dit echtpaar voor het eerst de familienaam
Van Dijk voeren.
De
huidige Eddy-hoeve, die als oriëntatiepunt van het
voormalige goed Ten Dijcke kan dienen, bereikt ge vanuit
Tilburg door bij de Oisterwijksebaan het kanaal over te
steken en dan verder via Broekstraat en Zandstraat. Het
is hier een zeer landelijk gebied. Jammer genoeg werd
het geschonden doordat aan de noordkant de voorheen zo
wijde blik over de velden door de hoge dijk van de
"Druiventrosweg" abrupt, als op een muur, vastloopt. Een
offer aan het snelverkeer! Kenners van de oude situatie
zullen ook ervaren dat hier in weinige jaren nog meer
veranderde. Dit geldt tevens voor het besproken
Ridderhofgebied en die oude Rauwbraken.
Fluïdum
Mocht
een fiets- of autotocht u hierheen voeren, dan hopen wij
dat onze duik in het verleden ertoe bijdraagt deze
contreien opnieuw te bezielen door het geestesoog dingen
te laten zien welke niet te zien zijn, maar die toch nog
- voor wie het vatten kan! - als een ultraviolet fluïdum
rondwaren.
PIERRE
VAN BEEK