Kastelen hebben veel te vertellen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 26 juni 1971
Er
bestaan weinig gebouwen, die méér tot de verbeelding van
de mensen spreken dan kastelen. Geen wonder, want zij
bieden de ontvankelijke geesten een overvloed van
materiaal om de fantasie ongebreideld uit spelevaren te
zenden in het land van Waarheid en Verdichtsel. Vanuit
het nevelig verschiet der historie laten ze hele
generaties geslachten paraderen van hen, die de kastelen
bouwden en van grote heren, die ze met adellijke dames
bewoonden. Ze spreken van rijkdom en macht, van luister,
strijd en... cultuur. Soms ook van tirannie, maar voor
wie over en door dit alles heenkijkt áltijd van de
betrekkelijkheid der wereldse dingen omdat "het altijd
al voorbijgaat". Voor de meer simpele zielen presenteren
zij hun sagen en hun geheime gangen. Bovendien houdt
ieder zichzelf respecterend kasteel er een spook op na,
dat op het middernachtelijk uur weeklagend door de grote
zalen doolt of hartverscheurende kreten slaakt vanaf de
torentrans. Romantiek bij de vleet en voor elk wat wils!
Er is
een tijd geweest, dat we in Nederland niet minder dan
700 kastelen kenden. Slechts 300 zijn er van
overgebleven. Overigens toch altijd nog een respectabel
aantal. Een derde hiervan heeft evenwel zijn
oorspronkelijke bestemming verloren, want het bewonen
van een kasteel behoort in onze huidige welvaartsstaat
tot een luxe, die maar weinig particulieren zich
financieel kunnen veroorloven. Ruim veertig kastelen
werden in de loop der jaren tot openbare gebouwen
ingericht, een twintig vervielen tot ruïnes en een dikke
vijftig zagen zich tot museum, raadhuis of hotel
gemaakt.
Onze
omgeving en Oost-Brabant is niet slecht bedeeld. Men
denke o.a. maar aan de afgebrande Nemerlaer van Haaren,
Stapelen te Boxtel, Henkenshage te St. Oedenrode, Croy
te Stiphout, de "Blauwe Camer" te Oosterhout, Maurick in
Vught, De Wamberg in Berlicum, de kastelen van Helmond,
Gemert, Heeswijk en Heeze en de in de jongste oorlog tot
ruïne geworden burcht van Deurne.
Waar
hebben we het over als we over kastelen praten? Het
woord is uit het Latijnse "castellum", dat legerplaats
betekende, via 't oud-Franse "chastel" tot ons gekomen.
Het er mee aangeduide begrip laat zich moeilijk scherp
omgrenzen. Men praat even vrolijk over "burcht" en
"slot". Eigenlijk is dat allemaal één pot nat al zou men
misschien toch wel nuances kunnen construeren. In de
middeleeuwen werd het woord "kasteel" nauwelijks
gebruikt terwijl we ze in die periode toch graag
thuisdenken. Een kasteel heette toen bij voorkeur "het
hooge huys" of "het sterke huus". De naam "Hoog Huis"
treft men tot in onze tijd nog aan en die duidt dan vaak
op iets méér dan een gewoon huis. Men kent of kende de
namen o.a. in Moergestel, Diessen, Woensel, Poppel, en
op de Koningshoeven in Tilburg om nu maar in de buurt te
blijven.
In de
achter ons liggende eeuw is er wat de klad in de
kastelen gekomen. Wonen op een kasteel klinkt chique en
gewichtig. Zo kwam men er wel toe ieder wat fors gebouwd
pand, vooral als het door grachten omgeven was, maar als
"kasteel" en als het dat toch eigenlijk niet goed kon
opbrengen toch minstens als "kasteeltje" te betitelen.
Een typisch voorbeeld hiervan hebben we in Tilburg
gekend in "het kasteeltje van Van Dooren" aan de
Zwijsenstraat.
Oorsprong
In zijn
oorsprong dienen we het kasteel te zien als een
versterking, waaruit vóór alles de gedachte aan
beveiliging spreekt. Vele van hen hadden daardoor een
grimmig karakter, vooral na de tijd van 1200 toen stenen
hun intrede als bouwmateriaal deden. Kastelen werden
niet zo maar willekeurig in het landschap geplaatst. De
bouwers kozen die plaatsen uit, waar zij ook inderdaad
hun functie konden vervullen. Daarom op punten, waar zij
wegen en/of rivieren beheersten terwijl de omgeving de
verdediging diende te vergemakkelijken. Hoogten hadden
derhalve de voorkeur.
Een het
hele gebouw omringende gracht was in lage landen
onafscheidelijk aan een kasteel verbonden. Daarover
leidde een valbrug, die in tijd van nood kon worden
opgehaald, naar de zware toegangspoort. Het gebouw had
een vierkant grondplan met achter de poort een vaak
sombere binnenplaats, waar omheen zich de verschillende
verblijven groepeerden. De buitenkant van het geheel
bestond uit dikke, van kantelen en schietgaten voorziene
muren en een ronde of vierkante verdedigingstoren. Aan
de laatste vorm werd ten slotte de voorkeur gegeven
omdat ronde torens 't strategisch nadeel van
onoverzichtelijkheid bleken te bezitten.
Steeds anders
Verdediging van een kasteel bij een aanval werd
aanvankelijk vanaf de bovenkant, dus van de transen en
torens gevoerd en was derhalve verticaal gericht. We
geven hier maar een zeer algemene, summiere lijn aan.
Wie veel kastelen bezoekt - wat telkens weer een nieuwe
attractie blijkt - ontdekt spoedig, dat niet één zo'n
burcht gelijk is aan de ander. Men staat telkens weer
versteld over de fantasie van de bouwmeesters en de
bezorgdheid voor beveiliging van buitenaf.
Er zijn
heel wat romantische verhalen over belegeringen van
kastelen in omloop. Van zo'n belegering in de
middeleeuwen behoeft men zich echter niet zo'n geweldige
voorstelling te maken. Het ten tonele voeren van
honderden verdedigers van een "benarde veste" met daar
omheen hele aanvallende legers doet het goed voor het
dramatisch effect. De werkelijkheid zag er vaak heel
anders uit. Grote legers vormden een kostbare zaak. Zij
bestonden uit huursoldaten, die op tijd hun soldij
eisten en voor de fourage kwam ook heel wat kijken. De
verbeelding ziet zich dan ook een domper opgezet als ge
leest, dat bij de belegering van een kasteel
herhaaldelijk aan weerskanten maar enkele tientallen
soldaten betrokken waren. Voor de betrokkenen uit die
dagen zal het wel vaak een kwestie van "to be or not to
be" geweest zijn, in het licht van onze dagen doet al
dat "ge-oorlog" nogal gezapig aan.
Belegering
Laten we
eens kijken hoe dat eigenlijk in zijn werk ging.
Natuurlijk wist de kasteelheer meestal wel van te voren,
wie aanleiding en lust zou kunnen hebben het hem eens
even lastig te maken. Onder die omstandigheden stond er
een wachter op de toren op uitkijk. Hij overzag
gemakkelijk de weinige naar het kasteel leidende wegen.
Waren die in een regentijd modderig, dan kwam de
aanvaller met al zijn materiaal niet vlug vooruit. De
stoffige wegen van de zomer verrieden zijn komst direct
door het opstuivende stof. Eenmaal een aanvaller
gesignaleerd dan blies de wachter op een hoorn het
alarmsignaal. De burchtbezetting kwam daardoor in
beweging. De valbrug werd opgehaald, de poort
vergrendeld en de transen werden bezet. Op die transen
bracht men de reeds in rustiger tijden voor dit doel
klaargemaakte houten uitkragingen aan. De strijd ging
immers van bovenaf gevoerd worden en op deze manier
beheerste de verdediging de voet van de muren.
En de
gracht dan? Indien de vijand niet voornemens was hier
vóór te blijven staan, dempte hij gedeelten daarvan met
meegebrachte takkebossen en rijshout. Niet zo'n enorm
karwei want de grachten waren niet heel diep. In onze
streken zat men al spoedig aan het grondwaterpeil.
Overigens is er een tijd geweest, dat een gracht slechts
zó diep mocht zijn, dat een op de bodem staande man de
uitgegraven aarde nog met de schop op de kant kon
gooien.
Wapens
Belegeraars voerden verschillende aanvalswerktuigen mee
zoals de "evenhoge", de stormram, de blijde en de
balista. De laatste twee waren katapultachtige
werpwerktuigen met grote stenen als projectiel. De
stormram diende om bressen in muren of poort te beuken
en in de "evenhoge" ontmoeten we een rollende toren,
even hoog als de muren. Hij werd op een gedempt deel van
de gracht vlak bij de muur geplaatst en dan probeerden
de soldaten, via een neergelaten uitklapbaar deel, op de
muren te komen. Ook werden er enterladders toegepast. De
dicht bij de muur staande aanvalswapens werden soms
bekleed met natte koehuiden om niet in brand te geraken.
De belegerden zaten natuurlijk ook niet stil. Ze hadden
er veel plezier in de vijand te bestoken met stenen,
gloeiende olie, kokend water en brandende pekkransen,
die de aanvallers over het hoofd werden gegooid. Men kon
het allemaal nogal aardig bekijken en wist tegen wie men
vocht. Met speciale haken werden ook de enterladders van
de muren geduwd. Een dergelijke belegering kan als
karakteristiek gelden voor de tijd tot rond 1350 toen er
nog geen vuurwapens aan te pas kwamen.
Een nog
niet vermeld middel van belegering vormde het
uithongeringssysteem. Het kasteel werd geïsoleerd en men
wachtte geduldig tot de belegerde zich wegens
voedselgebrek moest overgeven. Over de belegering van
het kasteel de Wildenborch gaat het verhaal, dat het
kasteel en zijn bewoners gespaard werden dankzij... één
varken. Het laatst overgebleven varken werd - toen de
nood hoog was - iedere dag op het binnenplein geducht
mishandeld, waarbij het beest moord en brand schreeuwde.
De belegeraars zouden daardoor in de waan gebracht zijn,
dat het met de honger geen vaart liep als men iedere dag
een varken kon kelen. Moedeloos geworden door deze
krijgslist braken zij 't beleg op. Een primitief en
typisch Middeleeuws verhaaltje.
Toen het
vuurwapen zijn intrede deed moest de kasteelbewoner de
bakens verzetten. Het ging er nu op de eerste plaats om
de vijand op een afstand te houden. De verticale
verdediging van weleer ging over in een horizontale.
Sommige kastelen werden aangepast door de muren met
aarden wallen te beschermen en men verlaagde de torens
daar deze nu een te duidelijk doelwit vormden.
Meer
comfort
Allengs
verloren de kastelen steeds meer hun oorspronkelijke
bestemming. Er ontstond de wens naar wooncomfort. Men
wilde van de koele soberheid af en sloopte vaak een deel
van een vleugel om meer zon op de binnenplaats toe te
laten treden. De kastelen kregen een U-vorm, waarbij
uiteraard van verdediging geen sprake meer was. Dit
geschiedde vooral na 1700, speciaal in Frankrijk, het
kastelenland bij uitstek. Grote buitenhuizen werden nu
ingericht tot kleine paleizen met rijke interieurs vol
kunstschatten. Daarmee was men een heel eind uit de
buurt geraakt van het huis van de middeleeuwse edelman.
Toen in
de 19de eeuw de romantiek hoogtij vierde, ontstond er
een rage tot verbouwing, moderne aanpassing en wat men
als verfraaiing beschouwde maar in werkelijkheid gewoon
knoeierij was. Er verrezen in dezelfde eeuw zelfs weer
nieuwe kastelen doch daarnaast verdwenen er in deze
periode ook talrijke omdat de onderhoudskosten niet te
dragen vielen. Sommige van deze vervielen tot nu nog
altijd schilderachtige ruïnes.
Schoonheid
Een
aantal der overgebleven kastelen is heel belangrijk. Zij
getuigen van onze historie en cultuur, die zich hier
eeuwen lang heeft afgespeeld. Ze verdienen
belangstelling uit bouwkundig oogpunt, vormen vaak een
brokje schoonheid of geven een speciaal accent aan het
landschap. Voor dromers, schoonheidsgenieters en
romantici betekenen zij een bron van levensgeluk. Zij
stimuleren tot overpeinzing en contemplatie en krijgen
daardoor een nieuwe actualiteit in een tijd, die zich in
een steeds bewuster protest afkeert van flatcultuur en
overtrokken zakelijkheid. Zo dienen zij de mens. Het is
daarom maar goed, dat er thans geen kastelen meer
verloren gaan, mede dankzij Rijks Monumentenzorg en
andere instellingen.
In dit
verband mag niet onvermeld blijven de te Muiderberg N.H.
(Van Ostadelaan 23) gevestigde "Nederlandse
Kastelenstichting", die in het ijveren voor onze
kastelen, waarvan er sommige 700 jaar oud zijn, al een
staat van dienst achter de rug heeft. Iedereen kan
hiervan lid worden. Hij treft daar geestverwanten aan
voor wie studie en bezoek van kastelen o.a. ook een
hobby geworden is. De Stichting beoogt:
a.
kennis verspreiden van kastelen door publicaties en het
houden van een jaarlijkse "kastelendag",
b.
excursies naar kastelen,
c.
strijden voor het behoud ervan.
Vier
boekjes
In
samenwerking met de ANWB verspreidt zij goedkope,
deskundig geschreven, geïllustreerde boekjes, waarvan
elk deeltje een afzonderlijk kasteel onder de loep
neemt. Ge vindt hierin, naast plattegronden en foto's,
de geschiedenis en inrichting van het betreffend
kasteel. Weliswaar beknopt maar toch ook weer juist
uitvoerig genoeg om het leven van de burcht aan zijn
geestesoog voorbij te zien trekken. Wie een kasteel
bezoekt en ook iets van de geest ervan beleven wil, kan
deze boekjes gewoon niet missen.
Het is
opvallend en verheugend tegelijkertijd, dat bij deze
uitgaven het eerst de aandacht op Brabantse kastelen is
gevallen. Vier deeltjes liggen momenteel voor ons. Het
in het midden van de 17de eeuw gebouwde kasteel van
Heeze opent de rij. Bouwmeester ervan was de bekende
Pieter Post, Tilburg bezit een naar hem genoemd plein.
Achter het huidige gebouw gaat nog een gedeelte van een
vroegere voorganger schuil. Dit middeleeuws huis van
Heeze moet reeds omstreeks 1300 een aanzienlijk gebouw
zijn geweest. In 1381 had daar namelijk een grote
bijeenkomst plaats van edelen uit Brabant, Holland en
Kleef. Dat leren oude archiefstukken, die ook spreken
van een kasteel Eymerick van 1600 en later tijd. De
bewonende heren is het niet alle even goed vergaan. Er
werden er twee vermoord en een derde liet het hoofd op
het schavot. In de legende spelen "lange botten" van zg.
Tempeliers een rol zoals ze dat, zoals we hier al
vroeger gezien hebben, ook doen op het Hof ten Brake
onder Alphen.
Nemerlaer
De
tweede brochure pakt het ons vertrouwde maar helaas in
maart 1967 afgebrande "Nemerlaer" te Haaren bij de kop.
Met spook en al! In de loop van de komende zomer hopen
wij dit kasteel nog wel eens in het kader van zijn
omringende natuur te plaatsen.
Nummer
drie van de reeks houdt zich bezig met het kasteel van
Dussen in het land van Altena en Heusden. We hebben hier
niet te maken met een uitbreiding van een vroeger
bestaand huis maar met een omwaterd kasteel, dat in twee
jaar tijds naar een weloverwogen plan gebouwd werd in
1387 door Dussens heer Arent van Dussen. Dussen wordt al
in 1156 vermeld. Waar de heren uit die tijd gewoond
hebben, weet men niet. In elk geval niet op het huidige
kasteel, dat momenteel tot raadhuis is ingericht.
Geroemd wordt hiervan de 17de-eeuwse met Florentijnse
bogen omsloten binnenplaats, die men nergens zo mooi
bewaard vindt als hier.
Bange
dame
Antoon
Coolen heeft in Dussen zijn inspiratie gevonden voor
zijn boek "De Vrouw met de zes slapers". Met de
eigenlijke geschiedenis van het kasteel houdt dit geen
verband, maar toch wel met een excentrieke juffrouw uit
onze tijd. Zij was een lid van de familie Suringar uit
Koudekerke, eens eigenaresse van het kasteel. Deze dame
heeft het slot bewoond tot haar dood in 1931. Wat die
juffrouw dan wel voor raars deed? Zij liet zich des
nachts door enige mannelijke inwoners van de gemeente
bewaken. Zij zelf sliep dan in het lokaal boven de
tegenwoordige secretarie. Haar ezel bracht de nacht door
in een torenkamer en de "slapers" verbleven in de
galerij... En hiermee is dan meteen de titel van het
boek verklaard.
Zo ziet
men, dat kastelen voortdurend hun grote en kleine
mysteries hebben. Er behoeven niet altijd kille
gevangenisholen met muurkluisters of lugubere
martelwerktuigen, zoals men die in Kasteel van Heeswijk
weleer vond en mogelijk nog vindt, aan te pas te komen.
Hoe meer ge van de historie weet, des te interessanter
wordt een kastelenbezoek. Ge moet er daarom nooit zonder
enige voorstudie naar toe gaan om eens echt de sfeer te
ondergaan.
De
vierde brochure handelt over de "Blauwe Camer" te
Oosterhout (St. Catharinadal). In verband met de viering
van het 700-jarig jubileum werd hieraan onlangs reeds
aandacht besteedt in dit blad.
Toerisme
Tot de
publicaties van de Kastelenstichting behoort ook een
prospectus met een alfabetische lijst van kastelen en
ruïnes in Nederland, welke op introductie op bepaalde
dagen en uren voor het publiek te bezichtigen zijn. Over
het toeristisch aspect van onze kastelen hebben we hier
niet nadrukkelijk gesproken. Dit is, zeker na
bovenstaand, onmiskenbaar. Vooral nu zo velen over een
auto beschikken en het vinden van een doel voor een niet
te grote excursie vaak moeilijkheden oplevert. Van tijd
tot tijd een tochtje naar een van onze kastelen met de
voorpret van en voorbereiding met de handleiding thuis,
zit er dit seizoen wel in, dachten we zo!
PIERRE
VAN BEEK
*
Kasteel Heeze; Anton van Oirschot, nr. 1.
*
Kasteel Nemerlaer; Anton van Oirschot, nr. 2.
*
Kasteel Dussen; Drs. G. Ros-De Korte, nr. 3.
* De
blauwe Camer, St. Catharinadal; Anton van Oirschot, nr
4.
Alle
uitgaven van ANWB en Ned. Kastelenstichting.