Jan
B.M. van Besouw uit Goirle
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 12 juni 1971
Stel u
voor: een fabrikant, die zich bij arbeidsconflicten vaak
achter de arbeiders plaatst! Een fabrikant, die stelling
neemt tegen eigen collega's! Een fabrikant, die een
vakvereniging opricht voor arbeiders! Een werkgever, die
tal van andere "ongewone zaken" overhoop haalt zoals
kortere werkweek, bedrijfsraad, winstuitkering - en dit
alles rond 1900!- moet wel een heel vreemde eend in de
sociale bijt geweest zijn!... Toch hebben we in onze
naaste omgeving zo iemand gekend. Dat was Jan B.M. van
Besouw in Goirle, aldaar op 78-jarige leeftijd gestorven
op 26 augustus 1939. Net niet lang genoeg geleden om
geen persoonlijke herinneringen in nog levende
geslachten na te laten. Daarom bezit het proefschrift,
dat L.C.W.J.M. ten Horn-van Nispen op 16 juni a.s. aan
de Katholieke Hogeschool te Tilburg zal verdedigen ter
verkrijging van de graad van doctor in de sociale
wetenschappen, een voor onze contreien speciale
actualiteit. Het animeert tot kennisneming in kringen,
die doorgaans aan proefschriften voorbijgaan. Daar komt
bij, dat de bevattelijkheid, waarmede het geschreven
werd, dit wetenschappelijke werk ook voor een brede
kring van "ooggetuigen" toegankelijk maakt. Het gaat
hier om een boek van ruim 240 bladzijden, dat werd
opgenomen in de serie van de Stichting Zuidelijk
Historisch Contact, die reeds een hele serie uitgaven op
haar naam heeft staan. De titel van het proefschrift
luidt: "Jan B.M. van Besouw, een sociaal geïnspireerd
ondernemer rond 1900".
Dat deze
fabrikant in een plaats, waar verschillende
textielfabrieken waren die als concurrenten tegenover
elkaar stonden, verzet ontmoette, behoeft niet te
verwonderen. Als thans de schrijfster zegt: "In Goirle
is Jan van Besouw nog steeds een omstreden figuur;
populair bij de voorstanders, verguisd door de
tegenstanders", zal geen "ingewijde" hierbij behoefte
voelen tegen zo'n uitspraak op te komen.
Om de
lezer maar meteen over deze markante figuur "im Bilde"
te brengen, veroorloven wij ons de vrijheid hier over te
nemen wat de schrijfster als haar "Persoonlijke visie"
aan het slot van haar arbeid naar voren brengt: "Jan van
Besouw was een echte Brabander; hij was gastvrij,
iedereen was altijd welkom bij hem. Hij was gemoedelijk,
er bestonden geen grote sociale afstanden tussen het
personeel en hem. Hij handelde spontaan, en ging daarbij
sterk op zijn gevoel af. Toch wist hij goed wat hij
wilde, en hij schrok er niet voor terug zijn ideeën door
te voeren, al moest het tegen de stroom in. En dat moest
vaak."
Jan van
Besouw ging echter van het principe uit, dat men niet
alleen moest ZEGGEN wat er gedaan moest worden, maar dat
men het zelf ook moest DOEN. Hij wist zich daarbij
voortdurend gesteund door zijn familie, zijn werknemers
en door zijn verschillende vrienden. Hij was een zeer
godsdienstig man en zag het als zijn morele plicht de
ellendige toestand, waarin de arbeiders zich op het eind
van de vorige eeuw bevonden, te verbeteren.
Succes
Succes
met zijn werk heeft Jan van Besouw zeker gehad; aan het
enorme drankmisbruik kwam een einde, waarvoor ook het
Kruisverbond hard werkte. De arbeiders leerden hoe ze
moesten sparen, zó dat in 1935 gezegd kon worden dat
"ten minste 65 pct. van de gehuwde arbeiders in eigen
huizen woont, welke bouw voornamelijk door medewerking
van de heer J.B.M. van Besouw mogelijk is gemaakt,
hetzij door verstrekking van een renteloos voorschot,
hetzij op andere wijze."
Niet
alleen zorgde hij voor verbeteringen op materieel
gebied, ook de plaatselijke textielarbeidersbond had
zijn belangstelling. De sociale cursussen, de
studiekring en de bibliotheek maakten zijn arbeiders tot
de best ontwikkelden van de omgeving. Daarnaast nam hij
het initiatief tot de oprichting van de plaatselijke
textielarbeidersbond; de cursussen hadden er voor
gezorgd dat de arbeiders zelf de leiding ervan in handen
konden nemen. Dat minstens één van zijn werknemers later
jaren lang wethouder van Goirle is geweest en anderen
belangrijke functies in het vakbondsleven gingen
vervullen, mag zeker ook aan die vorming toegeschreven
worden. Ook de corporatie was voor de arbeiders een
goede leerschool geweest, zowel wat betreft het
organiseren, als het nemen van beslissingen.
De
mentaliteit waarmee Jan van Besouw al deze vernieuwingen
nastreefde, was bepaald niet bevoogdend, hoewel dat -
gezien de geringe scholing en vorming van de arbeidende
klasse - wel voor de hand lag. Hij deed alles samen met
de betrokkenen en stimuleerde de zelfwerkzaamheden. Hij
wees de weg en trok zich steeds terug zodra de
organisaties op eigen benen konden staan.
Fabrieksraad
Zijn
democratische instelling blijkt wel heel duidelijk uit
de oprichting van een fabrieksraad. Daarmede deed de
medezeggenschap haar intrede in zijn eigen bedrijf. Hij
gaf hiermee, evenals met de afsluiting van de CAO, blijk
van de noodzaak van een beperking van de liberale
ondernemersmacht niet alleen in te zien, maar ook in
haar consequenties te aanvaarden. Dat die fabrieksraad
niet altijd even optimaal werkte, is niet verwonderlijk.
Zeventig jaar nadat bij Jan van Besouw de fabrieksraad
tot stand kwam, kan men nog niet zeggen, dat alle
bedrijven zo ver zijn! Daarbij is het opmerkelijk
hoeveel punten van overeenkomst er zijn tussen de
fabrieksraad van Van Besouw en de ondernemingsraad nu.
De
fabrieksraad, die ook een adviserende taak had, besprak
onder andere zaken zoals de werktijdverkortingen en het
loonsysteem. Dat gebeurde niet achteraf maar vóór de
invoering van de plannen. Over de indeling van de
werktijd moesten de arbeiders zelf beslissen. In zaken
waarin de fabrieksraad niet mocht beslissen, kwamen de
besluiten toch niet overhaast tot stand. De leden van de
fabrieksraad bespraken de zaak met de mensen die zij
vertegenwoordigden, en brachten in de vergadering
daarvan verslag uit. Indien de oppositie te groot was,
werd de beslissing nogal eens opgeschort. De
fabrieksraad had tevens het recht tot vergaderen zonder
patroon.
Na 70
jaar
Men kan
moeilijk beweren, dat hier niet van medezeggenschap
sprake was of dat de arbeiders bevoogd werden. De
ondernemingsvorm van het bedrijf, de vennootschap onder
firma, heeft waarschijnlijk de invoering van de
medezeggenschap vergemakkelijkt; de vennoten waren er
vóór, met anderen had men geen rekening te houden. Nu
zeventig jaar later blijkt dat net andersom. Het is
vreemd, dat in bijna zeventig jaar op dit gebied van de
medezeggenschap weinig veranderd is, terwijl op vrijwel
alle andere terreinen enorme ontwikkelingen hebben
plaats gehad. We menen dan ook, dat Jan van Besouw, die
in zijn tijd nogal eens als socialistisch werd
bestempeld, als sociaal werkgever het best te
karakteriseren is met de kwalificatie, die Ariëns voor
hem gebruikte: "een patroon van de daad".
Ook op
landelijk niveau was Jan van Besouw actief. Hij had
contacten met de groten op sociaal gebied in die tijd.
Bij de oprichting van het KSW (Katholiek Sociaal
Weekblad) heeft hij een grote rol gespeeld. Voor de
definitieve opzet van het blad kwamen de adviezen
slechts van Vlekke en Van Besouw. Van Besouw bleef
Aalberse ook verder in de zaak adviseren. Ook op de
oprichting van de Katholieke Sociale Actie heeft hij,
middels verschillende commissies, waarvan hij lid was,
zeker invloed gehad. Op het gebied van de
drankbestrijding bekleedde hij diverse functies, zowel
in landelijke als diocesane besturen. Meerdere
voorstellen gingen van hem uit. Zo was hij
initiatiefnemer tot het houden van het eerste landelijke
congres voor drankbestrijding.
Het
bewijs
Meer op
regionaal vlak, maar zeker niet minder belangrijk, was
zijn stuwende invloed op de Katholiekendagen van het
bisdom Den Bosch. Zijn ijveren voor het oprichten van
een bond voor werkgevers getuigde van visie. Het zou de
man te kort doen wanneer we hem alleen maar zouden zien
als consument en uitvoerder van de sociale ideeën van
meer op de voorgrond tredende figuren. Hij was ook een
kritisch en praktisch gericht denker, waarmee figuren
als Ariëns, Aalberse en Ruys de Beerenbrouck graag van
gedachten wisselden en aan wie zij vaak advies vroegen.
Misschien is hij echter nog het meest van belang omdat
hij, door het realiseren van de nieuwe sociale ideeën in
zijn omgeving, de praktische haalbaarheid ervan
demonstreerde.
Ziehier
een beeld van Jan van Besouw zoals dat geboetseerd werd
aan de hand van een indrukwekkende hoop gegevens. Voor
de bijzonder geïnteresseerde is het niet van belang
ontbloot te weten waar die gehaald werden. Het werk
vermeldt ze allemaal, zowel de gedrukte als ook die uit
mondelinge informatie.
Brede
opzet
Het werk
is opgezet in vier hoofdstukken. Het eerste analyseert
het leef- en werkmilieu van Jan van Besouw. Dat sluit in
aandacht voor de familie Besouw en korte levensschets
van de betrokkene. Ook het bedrijf, waar hij zijn hele
leven werkte, experimenteerde en zijn vernieuwingen
doorvoerde, komt aan de orde. Daarbij wordt een beknopte
geschiedenis van het bedrijf gegeven vanaf 1820. Als
afronding van het hoofdstuk wordt ingegaan op de
woonplaats Goirle, zoals er die in economisch en sociaal
opzicht rond 1900 uit zag. We leren hier o.a. dat de
naam Besouw vanaf 1700 in Goirle bekend is waar de
familie zich vanuit Tilburg vestigde. In Tilburg werd
reeds in 1671 een Jan Janszoon van Besouw begraven. De
genealogie van de familie vormt geen aaneensluitend
geheel maar laat veel in het ongewisse.
De eerst
bekende gegevens over de activiteiten van de Van Besouws
in Goirle dateren van plm. 1815 toen een Gerard van
Besouw en zijn zoon Adriaan in kaatsballen handelden.
Gaandeweg verplaatsten de activiteiten zich naar een
linnenweverij (1839), tapijtweverij met textielververij
(1909) en kokosweverij (1909).
Contacten
Het
tweede hoofdstuk houdt zich bezig met geestelijke
stromingen en persoonlijke contacten, die op denken en
doen van Jan van Besouw van invloed zijn geweest en
zonder welke zijn ideeën en activiteiten moeilijk te
begrijpen zijn. Allereerst was daar het corporatieve
denken zoals dat in katholieke kring naar voren kwam.
Vooral de encycliek Rerum Novarum en de figuur van de
Franse textielfabrikant Léon Harmel maakten diep indruk
op hem.
Zijn
vele contacten kwamen tot stand via de Klarenbeekse
club, de Katholieke Actie, de diocesane
Katholiekendagen, de drankbestrijding of andere
activiteiten, al dan niet in het bedrijf. Het slot van
dit hoofdstuk schenkt aandacht aan de coöperatieve
weverij "De Eendracht" te Haaksbergen, waarvan Jan van
Besouw commissaris en adviseur was en aan de kwestie
Unitas, waarbij hij door dr. Alfons Ariëns en pater
Rijken betrokken werd. Zowel de produktie-coöperatie als
de interconfessionele vakbond hadden zijn warme
belangstelling.
Corporatie
Dit
kapittel maar speciaal het volgende hoofdstuk III vormen
de hoofdmoot van het proefschrift. In het laatstgenoemde
komen aan de orde de toepassing van de nieuwe sociale
ideeën in eigen bedrijf. En dat wordt bijzonder
interessant. Grotendeels waren die ideeën ontleend aan
de encycliek Rerum Novarum en aan de geschriften van
Léon Harmel. De realisering geschiedde in het kader van
een 11-3-1896 opgerichte corporatie "Rerum Novarum". Als
"voorbereidende maatregelen" schafte Jan van Besouw de
fabriekswinkel af en begon met een verkorting van de
werktijd. Met de werktijden werd tussen 1886 en 1910
voortdurend geëxperimenteerd. Het proefschrift gaat daar
later uitvoerig op in.
In het
kader van de corporatie ontstonden een coöperatieve
winkel van de arbeiders, een spaarkas, een aantal
verenigingen voor sociale en culturele ontwikkeling,
ontspanningsverenigingen en een soort ziekenfonds.
Verder kwamen een fabrieksraad tot stand, een flinke
drankbestrijdersvereniging en een vakbond. Beide laatste
organisaties waren niet uitsluitend bestemd voor
werknemers van Van Besouw maar werkten op plaatselijk
niveau. Ten slotte wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de
CAO, die in 1909 tot stand kwam en zeer veelzijdig was.
Hoofdstuk IV geeft een beoordeling van Jan van Besouw
door tijdgenoten en de hierboven reeds vermelde
persoonlijke visie van de schrijfster. Verder bevat het
werk o.a. een zeer beknopte samenvatting in het Engels
en drie bijlagen, t.w. Statuten van de vereeniging
corporatie Rerum Novarum, Arbeidscontract der N.V.
Stoomweverijen v.h. firma G. van Besouw J.B. zn. Goirle,
en Reglement op den arbeid in de fabrieken van genoemde
stoomweverijen.
Deze
opsomming van de behandelde stof verraadt voldoende
duidelijk, dat de schrijfster het zich niet gemakkelijk
heeft gemaakt.
"Tere" zaken
De
figuur van de Goirlese fabrikant wordt hier behandeld in
een zeer breed kader. Daardoor wordt een beeld
opgeroepen over saillante zaken, die rond de eeuwwende
de arbeiderswereld in haar bewustwording beroerden. Niet
alleen plaatselijk te Goirle (en Tilburg) maar ook
landelijk (vooral Twente) en zelfs in relatie tot het
buitenland. Ook enige "tere" kwesties blijven daarbij
niet onbesproken.
In het
geheugen van jongere generaties leven hier en daar een
soort overgeleverde "slagwoorden" zonder dat men er veel
besef van heeft welke begrippen en wat een strijd
daarachter eigenlijk schuil gaan. Nemen we nu
bijvoorbeeld de "gedwongen winkelnering", een voor onze
huidige begrippen onvoorstelbare toestand, zowel in
Tilburg als in Goirle en elders. Het loon werd daarbij
geheel of gedeeltelijk uitgekeerd in bonnen, die alleen
besteed konden worden in de winkel van de werkgever of
diens familie. Vaak bestond er dwang om daar te kopen of
anders voelde de arbeider toch een morele verplichting.
De prijzen lagen hier dikwijls hoger en de kwaliteit was
slechter dan elders. Voor een werkgever die een aantal
thuiswerkers had, werd de winkel een aardige
bijverdienste. Al liep het bedrijf wat slechter, dan was
de patroon vaak in staat van zijn winkel alleen te
leven. Rond 1903 werd bv. voor de Langstraat die
gedwongen nering de kurk genoemd, waarop het
schoenmakersbedrijf dreef. Er kwam meer uit dan uit de
schoenmakerij zelf.
Jan van
Besouw verbood zijn arbeiders in zo'n winkel, die zijn
ouders dreven, te kopen en hij richtte een corporatieve
winkel voor zijn arbeiders op, waarbij de netto-winst
geheel aan de leden (de arbeiders zelf) werd uitgekeerd.
Zijn ouders waren niet zo met de opvatting van hun zoon
ingenomen, maar ze gingen toch door de knieën voor diens
drang.
"Unitas"
Een
kwestie die in Brabantse textielcentra heel wat
beroering heeft gebracht, was de uit Twente stammende
Nederlandsche Christelijke Textielarbeidersbond Unitas,
die met steun van kapelaan Alfons Ariëns (vriend van Jan
van Besouw) streed tegen liberalisme en socialisme. In
1904 werd daarvan een afdeling Tilburg opgericht, die
grote aanhang kreeg. Van deze Tilburgse afdeling was Jan
van Besouw vice-president. Met dat Unitas begon het
gekletter in de glazen. In Tilburg waren de leden wel
allemaal katholiek doch Unitas gold per saldo toch als
interconfessioneel. In Tilburg kende men trouwens al een
R.K. Gildebond. Had Unitas in Twente eendracht gebracht,
hier betekende die bond juist het tegendeel daarvan. In
fabriekskwesties kwamen de twee bonden tegenover elkaar
te staan. Ongeveer tegelijk met de oprichting van Unitas
kreeg kapelaan L. Poell opdracht de katholieke arbeiders
in een diocesane bond te organiseren. Pogingen tot
samenwerking mislukten.
Felle
strijd
De
fabrikanten waren afkerig van Unitas maar nog méér dan
dezen stond de geestelijkheid er tegenover, zeker nadat
het episcopaat steeds duidelijker voorkeur uitsprak voor
katholieke diocesane organisaties. Na die verklaringen
werden katholieke Unitas-leden beschouwd als "dissidente
katholieken". Aan een vrouw van de propagandist Mensink
werd de communie geweigerd, leden kregen ontslag in de
fabriek. Enfin, er werd fel gevochten. De neerslag van
die strijd vond men vooral in ingezonden stukken in de
Tilburgse pers. De uit Twente afkomstige propagandist J.
Oldekotte werd in een Tilburgse krant eens "Oldeketter"
genoemd. Officiële gedenkboeken van later tijd negeren
de Unitas-affaire of releveren ze slechts even. Het
hoogste aantal leden van Unitas in Tilburg bedroeg 1500.
Rond
1904 had Unitas in Goirle 138 leden bij de oprichting.
Zeer waarschijnlijk is Jan van Besouw hierbij betrokken
geweest al werd daarvoor het bewijs niet gevonden. In
ieder geval bestonden er vanaf 1900 contacten tussen Jan
van Besouw en Unitas. Dit alles en het verdere verloop
van de brandende kwestie doet het proefschrift uit de
doeken.
Stakingen
Nog een
saillant punt dat hier aan de orde komt, zijn de
loonconflicten in Goirle, o.a. de wilde staking met
uitsluiting bij Van Puijenbroek in 1904 en de staking
met uitsluiting van 1908. Deze begon eveneens bij Van
Puijenbroek. De vakbonden riepen nu een algemene staking
uit, waarbij alle Goirlese textielbedrijven betrokken
raakten. De firma Van Besouw schaarde zich aan de kant
van de ontslagen arbeiders. Zij nam 70 man van hen in
dienst. Deze arbeiders verplichtten zich daarbij hun
lonen af te dragen aan de stakingskas. De firma's Van
Lisdonk, Pijnenburg en Van Enschot waren solidair met
Van Puijenbroek eveneens tot uitsluiting overgegaan. Als
gevolg hiervan waren 450 arbeiders bij het conflict
betrokken. Van hen was 95% georganiseerd.
Terwijl
bemiddelingspogingen faalden, laaiden de gemoederen hoog
op. De lange duur van de strijd en de uitzichtloosheid
werkten fnuikend op de solidariteit der arbeiders. De
onrust in het dorp werd nog groter doordat arbeiders
zich tegen arbeiders keerden en er deden zich tal van
ongeregeldheden voor. Door bemiddeling van burgemeester
Steinweg kwam daags voor Kerstmis de vrede weer tot
stand. De strijd had 18 weken geduurd.
Pro
of contra
Dat het
conflict grote indruk had gemaakt, is tot op heden nog
te constateren, zegt de schrijfster. "Oudere mensen
kunnen er over meepraten; men is daarbij vóór of tegen
Van Besouw, nuancering in dit standpunt is niet
mogelijk." Het is derhalve wel van belang te weten of er
een vóór- of tegenstander aan het woord is. De eerste
zal de lof van Van Besouw verkondigen, de ander zeer
kritische geluiden laten horen.
Een van
deze laatste categorie schetste Jan van Besouw als een
handig en eerzuchtig zakenman. Hij wilde niet ontkennen
dat Van Besouw veel goeds gedaan had, maar hij had het
alleen maar voor zichzelf gedaan. Toch verafgoodden zijn
arbeiders hem, wat de informatieverstrekker niet
begreep. Hij vond dat Jan van Besouw helder van geest
was geweest. Voorts uitte hij enkele nogal forse
beschuldigingen aan het adres van Van Besouw, "waarvoor
wij in de rest van ons materiaal geen steun hebben
kunnen vinden", aldus letterlijk het proefschrift.
Beschuldiging
Daar Van
Besouws fabrieksraad zijn bemoeiingen ook tot het
privé-leven van de arbeiders, dus buiten het bedrijf
uitstrekte, kan de vraag gesteld worden of de arbeiders
dit paternalisme op prijs stelden.
Ten
aanzien van de staking van 1908 besloot een anoniem
artikel in "De Tijd" met de volgende woorden: "Volgens
mijn mening is het gehele conflict een gevolg van
geheime opstokerij, waarvan een die achter de schermen
blijft, de centen in de zak steekt en het werkvolk bij
slot van rekening de dupe wordt". Hier werd kennelijk
Jan van Besouw bedoeld: terwijl andere fabrieken
gesloten waren, had de fabriek van Jan van Besouw, zelfs
met extra krachten, doorgewerkt. De drie Goirlese
vakbonden reageerden op het artikel met een scherp
protest en weerlegden het Tijd-verhaal punt voor punt.
Over Van
Besouws contacten met Tilburgse fabrikanten is weinig of
niets bekend. Zonder meer kan worden gezegd, dat hij
niet de sympathie genoot met al zijn acties. Terwijl,
landelijk gezien, de liberale geest begon weg te ebben,
vierde die in Tilburg nog hoogtij. Daar keerden de
fabrikanten zich fel tegen een wettelijke regeling van
werktijden en tegen de vakvereniging. Evenmin was men er
te vinden voor een patroonsbond.
Jan van
Besouw, een omstreden figuur? Dat wel! Het, ondanks de
weergegeven kritiek, uiteindelijk gunstig totaalbeeld
zoals dat in het proefschrift wordt opgebouwd, gaven we
reeds in de aanvang van dit artikel. Verder hopen wij
duidelijk te hebben gemaakt, dat dit proefschrift een
grote hoeveelheid informatie verschaft over het begin
van de arbeidersemancipatie in het algemeen en meer
speciaal die van Goirle en ook Tilburg. Dus een zeer
belangwekkend werk, dat vooral de mensen van onze streek
zal aanspreken.
PIERRE
VAN BEEK