Monte
Lussari, de heilige berg
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 13 mei 1978
Monte
Lussari, de heilige berg... Wie weet waar die ligt, mag
de vinger opsteken! We zijn hem nooit tegengekomen in de
veelkleurige en ieder jaar dikker wordende boeken van
allerlei toeristische reisondernemingen. Geen wonder,
want wie naar die "heilige berg" wil reizen, komt
terecht in een uithoek van Noordoost-Italië, welke voor
Nederlanders en vele anderen nog niet tot de eer van de
toeristische altaren is verheven. Een tocht naar de
Monte Lussari betekent dan ook een exclusiviteit, alleen
weggelegd voor leden van het gilde der vakantiezwervers,
aangestoken door die merkwaardige zin voor originaliteit
en het onbekende. Speciaal voor hen bij wie nu, op dit
moment, ergens een snaar in trilling geraakt, schrijven
wij dit verhaal. Al te lang hebben wij ons "licht" over
de Monte Lussari onder de korenmaat gehouden...
De Monte
Lussari (spreek uit: Loessárie) ligt boven het dorpje
Valbruna (bruin dal). Twee namen die ge langzaam moet
uitspreken om daarna, als fondant, laten wegsmelten op
uw tong om er de muziek van te ondergaan. De eerste naam
hoort ge dan als de melodie met als baspartij "Valbruna"
daar tegen aan. Ons is een geval bekend van iemand, die
ooit reisde naar een... stem. De stem van de omroepster
van Radio Andorra. Is het dan zo héél gek een reis te
ondernemen naar twee intrigerende namen met daarbij in
die verlokking verdisconteerd, dat én berg én dorp ook
méér te bieden hebben?
Valbruna
ligt in dat merkwaardige punt van Europa, waar drie
grote families van volkeren elkaar ontmoeten, t.w.
Slaven, Romanen en Germanen. Hier respectievelijk
vertegenwoordigd door Slowenen, Friuli (Italianen) en
Oostenrijkers. Dat betekent, dat er drie verschillende
talen gesproken worden. Al naargelang hun generatie zijn
delen van de bevolking tweetalig. Ze spreken dan
Sloweens en Duits of Sloweens en Italiaans. De
gebiedsnaam Friuli klinkt ons, sinds de grote aardbeving
van een paar jaar geleden, niet meer onbekend in de
oren. Die ramp vond echter wat zuidelijker plaats, zodat
de Monte Santo en Valbruna de dans ontsprongen al werden
de verste uitlopers van de beving hier nog wel gevoeld.
Regionaal geniet de Monte Lussari grote bekendheid. De
bewoners van Valbruna hebben daarop zelf een veel
bredere kijk, want zij zien de Monte Lussari als
pelgrimsoord van "de Europese volkeren". Als dat waar
is, moesten wij het in Tilburg toch weten, dachten we
zo! Maar allee, op de Lussari-berg staat een
bedevaartskerk en daarin wordt gebeden tot de "Koningin
van de Europese volkeren". En dat al heel lang, zodat
onze Nederlandse "Koningin van alle volkeren", waar ge
maar weinig van hoort, zeker niet de erepalm van de
originaliteit wegdraagt.
Uitzichtberg
De
"heilige berg" is 1766 meter hoog. Ge kunt er te voet
naar boven klimmen. Dat betekent een hele penitentie en
weinigen voelen zich geroepen die te volbrengen. Waarom
zouden ze als ge ook met een niet zo dure kabine
gezellig en comfortabel heen en weer ter "beevaart"
zweven kunt. Minder vroom aangelegden buiten die
mogelijkheid graag uit voor zuivere ontspanning en
natuurgenot. De Monte Santo gaat immers terecht prat op
zijn kwaliteit van fantastische uitzichtberg naar de
vier windstreken. In het zuiden loopt de blik snel vast
op de noordwanden van de Julische Alpen en op hun soms
Dolomieten-achtige toppen en pinakels. De andere
windstreken daarentegen geven de blik vrij baan.
Noordwaarts gaat die, over de uitlopers van de
Karawanken heen, tot aan de Oostenrijkse Tauernketen en
het Grosz-Glocknergebied. In het zuiden staat vlak
achter de Lussari de 2071 meter hoge berg Cima del
Cacciatore, die - net als zovele bergen in dit gebied -
er drie namen op na houdt. Naast de genoemde Italiaanse
heet hij "Kameni Jovec" (Sloweens) en "Steinernen Jäger"
(Duits), wat in het Nederlands allemaal "Stenen Jager"
betekent. Ook weer een uitzichtberg! Niet voor de gewone
"pelgrim" of Lussari-ganger, maar alleen voor mensen met
alpinistische aspiraties en... ervaring. Niet moeilijk,
wél vermoeiend. Hij is in één dag op en neer van
Valbruna uit te "doen" maar met stadsschoenen aan moet
je er niet aan beginnen.
Maria
Lussari, zo noemen de mensen hier hun berg, die dankzij
haar Lieve Vrouw tot "heilige berg" werd verklaard. Een
wonderbaarlijk gebeuren is daaraan voorafgegaan. Geen
bedevaartplaats ter wereld of zij heeft haar verhaal,
dat - als het een "goed" is - zich verliest in de
nevelen van ver teruggelegen eeuwen. De heilige berg
maakt geen uitzondering op de Middeleeuwse traditie.
Jammer alleen, dat het als weinig origineel overkomt.
Bron er van is "een oude overlevering", welke verhaalt,
dat in het jaar 1360 een herder uit Saifnitz naar
verloren gelopen schapen zocht. Dat Saifnitz bestaat
nog. Het ligt aan de spoorlijn Tarvisio - Udine maar
draagt nu de naam Camporosso (rood gebied of veld).
Wonderlijk geval
De
herder vond ten slotte zijn verdwaalde beesten op de
Lussari-berg, waar ze geknield om een jeneverbesstruik
zaten. De man schrok zich een hoedje want, dichterbij
gekomen, zag hij in de struik een houten, reliëfachtig
Lieve-Vrouwebeeld met het Kindje op de arm. Hij bracht
het beeld naar de pastoor van Saifnifz, die wel eens zou
kijken wat hij er mee deed. Maar de volgende dag bleek
het beeld op "wonderbare wijze" weer op de Lussari-berg
terechtgekomen te zijn. Teruggebracht naar Saifnitz was
het de volgende dag opnieuw weer naar de Lussari-berg
gereisd. Dat ging de pastoor eens de patriarch van
Aquilea vertellen. Deze had er geen moeite mee en hij
beval, dat er op de plaats, waar het beeld was gevonden,
een kapel gebouwd moest worden. En zo is het allemaal
gekomen!...
Die
kapel had evenwel in de komende eeuwen haar
geschiedenis. Het eerste en originele kerkje bestaat
niet meer. Van de tweede uit de 15de eeuw bleef het
priesterkoortje over. De derde kerk met de klokkentoren
en met de zijkapellen kwam in de 16de eeuw tot stand. Al
die voorbije eeuwen door waren pelgrims naar de "heilige
berg" blijven stromen en zo kon men in 1760 het vierde
eeuwfeest van de Lussari-bedevaart vieren. Die
vervelende keizer Jozef II, die ook in de zuidelijke
Nederlanden last verkocht, liet de kerk in 1786 sluiten
maar vier jaar later opende keizer Leopold van
Oostenrijk ze weer. Blikseminslag veranderde in 1807 het
bedehuis in een puinhoop maar het verrees, als een
phoenix, groter en mooier uit zijn as. Beschieting in de
eerste wereldoorlog vernielde het opnieuw, samen met de
omringende huizen. Het geredde Mariabeeld geraakte
daarna als vluchteling aan de zwerf. Via de
pleisterplaatsen Villach, Klagenfurt, Maribor en
Dravograd keerde het op 24 juni 1925 terug in de weer
opgebouwde kerk van de Monte Lussari. In 1960 vierde men
op de heilige berg Maria Lussari's zesde eeuwfeest wat
een hoop verbeteringen voor het pelgrimsoord meebracht.
Brede
devotie
De
intentie is breed gesteld en omvat eigenlijk alles:
Vrede voor alle Europese volkeren, wederzijdse achting,
gemeenschappelijke inspanning voor verbreiding van de
christelijke cultuur, troost voor lijdenden en bedrukten
en ten slotte genade en redding voor allen.
Het
interieur van het kerkje komt heel weldadig en mild tot
de vreemde bezoeker over. Als centraal punt prijkt op
het barokke altaartje, tegen een achtergrond van
hemelsblauwe mozaïeksteentjes, de Madonna met haar Kind,
zwaar gekroond en bedekt met een zilveren mantel. Deze
mantel is al vaak vernieuwd maar het beeld zelf zou
hetzelfde zijn, dat sinds aloude tijden de pelgrims
trok. De voorzichtige historieman heeft in zijn
mededeling het woord "waarschijnlijk" ingelast. Als je
daar overheen leest - wat wel vaak gebeuren zal - wordt
het natuurlijk allemaal veel mooier. De wanden van de
kapel dragen beschilderingen in heldere kleuren. Daarin
wordt ge ook visueel geconfronteerd met de door ons al
vertelde legende en maakt ge kennis met Maria Lussari
als toevlucht voor de lijdenden. Verder zijn er
taferelen uit het Nieuwe Testament.
Wie
geluk heeft, treft in het kerkje een of andere
bedevaartsgroep van zingende, Sloweense vrouwen aan. Dan
blijft ge onweerstaanbaar vastgekluisterd staan op de
blokplavuizen. Na verloop van tijd zoudt ge wel in een
bank willen gaan zitten als er maar een plaatsje was. Ge
raakt hier niet gemakkelijk los! De Sloweense volkszang
bezit van nature reeds een slepend en melancholisch
karakter. Dit komt hier nog méér nadrukkelijk dan
normaal tot uiting door de wereldvergetende overgave,
waarmee die vrouwen zingen. En Slowenen zingen graag en
goed. Zoals trouwens alle Zuidslaven.
Eindeloos!...
Ge
verstaat er geen woord van. Alleen vangt uw oor de in
schier eindeloze herhaling weerkerende naam "Maria". De
zang zindert langs de muren en onder het decoratieve
gewelf. Het ene lied volgt op het andere, pauzeloos en
met een hardnekkigheid, dat ge u ten slotte nauwelijks
nog verbazen zoudt als Maria Lussari van het altaar kwam
gestapt... De Slowenen staan toch al op vertrouwde voet
met de Maagd. Ze praten van: "naar Maria Lussari gaan".
Bij verbazing of verbijstering roept de Italiaan: "Mamma
mia!" De Sloweense oude vrouwtjes slaan, onder dezelfde
omstandigheden, de handen met een: "O, Maria!" ineen.
Wanneer een of andere televisiekwismaster in Nederland
het in zijn gekke hoofd zou krijgen te vragen: "Wie is
Maria Lussari" dan weet ge nú, dat ge nooit": "Een
Italiaanse filmster of zangeres" moogt antwoorden!...
Als ge,
nog in de ban van het in de kerk beleefde, buiten komt,
staat ge plotseling in de werkelijkheid: het gedoe van
een bedevaartsoord: Dus souvenirwinkeltjes en cafeetjes.
Maar dat is hier kleinschalig en wat popperig. Het zit
trouwens in hoofdzaak allemaal bijeengekloekt in één
nauw straatje tussen de weinige huizen van de "Monte
Santo". Hier wordt het goede met het aangename vereend
totdat de laatste "Seilbahn" naar beneden gaat. De
doorgefourneerde voetgangers hebben natuurlijk meer
tijd.
Het
"bruine dal"
Wel leuk
daar beneden in het "bruine dal" ook eens in Valbruna
rond te kijken. Ze gaan er hier nog altijd trots op, dat
de ontsluiter van de Julische Alpen, de Triëstenaar
Julius Kugy, dit dorpje vaak tot zijn standplaats koos.
De goede man is al méér dan driekwart eeuw dood, leeft
echter nog in zijn geschriften en op een gedenkplaat in
het centrum van Valbruna.
Het
dorpje bezit een hotelletje, dat we als "Hotel
Frühstück" jaren geleden leerden kennen. Het dankte zijn
naam aan de eigenaar, die de merkwaardige eigennaam
Frühstück (ontbijt) droeg. We hebben deze sympathieke,
zeer krom gebogen, oude man nog gekend maar toen wij,
twee jaar geleden, in Valbruna terugkwamen, behoorde hij
niet meer tot de levenden. Zijn eveneens Duits sprekende
opvolger heeft het op een verhoging langs de weg
liggende hotelletje grondig gemoderniseerd. De kamers
zijn er aangepast aan de eisen des tijds. Naast het
hotelletje, op dezelfde heuvel, staat het dorpskerkje
met een klein ommuurd kerkhofje vóór de hoofdingang.
Hier en tegen de wanden van het kerkje is het alles
Sloweens wat in de grafschriften de klok slaat. De
alpinistisch georiënteerde bezoeker zal hier misschien
uitkijken naar een "bekende". En hij zal hem vinden
tegen de wand van het rechter kerkhofmuurtje. Daar ligt
begraven Kugy's vrolijke Kärnter gids Oitzinger.
Misschien verwondert hij zich wel over het bezoek van
een Tilburger...
Valbruna
geldt als een toegangspoort voor het hooggebergte. Er
loopt een rijweg zuidwaarts naar de voet van de
noordwanden. Op die weg buigt links een berijdbare weg
af, die in een reeks van kronkelingen naar de Monte
Santo omhoog kruipt. Verder zuidwaarts voert die weg
naar de mooie, vlakke en gedeeltelijk beboste alm
Seissera, een heerlijk picknickoord met ruime plaats
voor de auto, van aangezicht tot aangezicht met de
duizelingwekkend steile berg Montasio (2754 m). Ook hier
wordt Kugy herdacht in een wit marmeren monument. Het
vermeldt o.a. de namen van zijn gidsen, maar dominerend
is de hier vervulde wens van de grote alpinist: "Als ik
er niet meer zal zijn, geef mijn naam dan aan een klein
plaatsje aan de prachtige noordkant van je wanden en
houd mijn hart hoog tussen je bewonderenswaardige
spitsen." Het monument werd in 1966 opgericht door de
afdeling Triëst van de Italiaanse Alpenclub.
Vanaf de
almen, ook reeds eerder vanuit het Seissera-dal, voeren
alpinistische routes door de ongenaakbaar lijkende
steile wanden naar het hart van het hooggebergte. Maar
dat is heel andere koek! Wél is het voor "goede
wandelaars" mogelijk vanuit Valbruna twee
"bewirtschafte" berghutten te bereiken. Naar de Attillo
Grego-hut (1525 m) is vanaf de alm maar een kattesprong.
Nu misschien zelfs per auto mogelijk. De westelijker
gelegen Pelligrini-hut (1500 m) vergt méér inspanning.
Voor wie
zich daartoe geroepen voelt, biedt Valbruna twee zeer
uiteenlopende mogelijkheden: een vroom beleven en een
alpinistisch avontuur.
Wegwijzer
Hoe u op
de "Heilige Berg" komt?
Per
auto: Tilburg - München - Salzburg - Badgastein (auto in
Böckstein voor Tauern-tunnel op speciale autotrein tot
Mallnitz). Verder: Spittal - Villach. Direct over
Arnoldstein naar Tarvisio (men laat Joegoslavië en
Wurzenpass dus links liggen) en dan van Tarvisio
westwaarts naar Camporosso - Valbruna. Van Tilburg uit
ongeveer 1160 km in totaal.
Treinreizigers: zelfde route. Het dorp Valbruna ligt 20
minuten van het kleine stationnetje verwijderd.
Als u
deze zomer op de "Heilige Berg" van Lussari mocht staan,
zal Pierre van Beek graag een ansichtkaartje
ontvangen...
PIERRE
VAN BEEK