CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisverhalen

 redactie: Ben van de Pol

 

Monte Lussari, de heilige berg

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 13 mei 1978

 

Monte Lussari, de heilige berg... Wie weet waar die ligt, mag de vinger opsteken! We zijn hem nooit tegengekomen in de veelkleurige en ieder jaar dikker wordende boeken van allerlei toeristische reisondernemingen. Geen wonder, want wie naar die "heilige berg" wil reizen, komt terecht in een uithoek van Noordoost-Italië, welke voor Nederlanders en vele anderen nog niet tot de eer van de toeristische altaren is verheven. Een tocht naar de Monte Lussari betekent dan ook een exclusiviteit, alleen weggelegd voor leden van het gilde der vakantiezwervers, aangestoken door die merkwaardige zin voor originaliteit en het onbekende. Speciaal voor hen bij wie nu, op dit moment, ergens een snaar in trilling geraakt, schrijven wij dit verhaal. Al te lang hebben wij ons "licht" over de Monte Lussari onder de korenmaat gehouden...

 

De Monte Lussari (spreek uit: Loessárie) ligt boven het dorpje Valbruna (bruin dal). Twee namen die ge langzaam moet uitspreken om daarna, als fondant, laten wegsmelten op uw tong om er de muziek van te ondergaan. De eerste naam hoort ge dan als de melodie met als baspartij "Valbruna" daar tegen aan. Ons is een geval bekend van iemand, die ooit reisde naar een... stem. De stem van de omroepster van Radio Andorra. Is het dan zo héél gek een reis te ondernemen naar twee intrigerende namen met daarbij in die verlokking verdisconteerd, dat én berg én dorp ook méér te bieden hebben?

Valbruna ligt in dat merkwaardige punt van Europa, waar drie grote families van volkeren elkaar ontmoeten, t.w. Slaven, Romanen en Germanen. Hier respectievelijk vertegenwoordigd door Slowenen, Friuli (Italianen) en Oostenrijkers. Dat betekent, dat er drie verschillende talen gesproken worden. Al naargelang hun generatie zijn delen van de bevolking tweetalig. Ze spreken dan Sloweens en Duits of Sloweens en Italiaans. De gebiedsnaam Friuli klinkt ons, sinds de grote aardbeving van een paar jaar geleden, niet meer onbekend in de oren. Die ramp vond echter wat zuidelijker plaats, zodat de Monte Santo en Valbruna de dans ontsprongen al werden de verste uitlopers van de beving hier nog wel gevoeld.

Regionaal geniet de Monte Lussari grote bekendheid. De bewoners van Valbruna hebben daarop zelf een veel bredere kijk, want zij zien de Monte Lussari als pelgrimsoord van "de Europese volkeren". Als dat waar is, moesten wij het in Tilburg toch weten, dachten we zo! Maar allee, op de Lussari-berg staat een bedevaartskerk en daarin wordt gebeden tot de "Koningin van de Europese volkeren". En dat al heel lang, zodat onze Nederlandse "Koningin van alle volkeren", waar ge maar weinig van hoort, zeker niet de erepalm van de originaliteit wegdraagt.

 

Uitzichtberg

De "heilige berg" is 1766 meter hoog. Ge kunt er te voet naar boven klimmen. Dat betekent een hele penitentie en weinigen voelen zich geroepen die te volbrengen. Waarom zouden ze als ge ook met een niet zo dure kabine gezellig en comfortabel heen en weer ter "beevaart" zweven kunt. Minder vroom aangelegden buiten die mogelijkheid graag uit voor zuivere ontspanning en natuurgenot. De Monte Santo gaat immers terecht prat op zijn kwaliteit van fantastische uitzichtberg naar de vier windstreken. In het zuiden loopt de blik snel vast op de noordwanden van de Julische Alpen en op hun soms Dolomieten-achtige toppen en pinakels. De andere windstreken daarentegen geven de blik vrij baan. Noordwaarts gaat die, over de uitlopers van de Karawanken heen, tot aan de Oostenrijkse Tauernketen en het Grosz-Glocknergebied. In het zuiden staat vlak achter de Lussari de 2071 meter hoge berg Cima del Cacciatore, die - net als zovele bergen in dit gebied - er drie namen op na houdt. Naast de genoemde Italiaanse heet hij "Kameni Jovec" (Sloweens) en "Steinernen Jäger" (Duits), wat in het Nederlands allemaal "Stenen Jager" betekent. Ook weer een uitzichtberg! Niet voor de gewone "pelgrim" of Lussari-ganger, maar alleen voor mensen met alpinistische aspiraties en... ervaring. Niet moeilijk, wél vermoeiend. Hij is in één dag op en neer van Valbruna uit te "doen" maar met stadsschoenen aan moet je er niet aan beginnen.

Maria Lussari, zo noemen de mensen hier hun berg, die dankzij haar Lieve Vrouw tot "heilige berg" werd verklaard. Een wonderbaarlijk gebeuren is daaraan voorafgegaan. Geen bedevaartplaats ter wereld of zij heeft haar verhaal, dat - als het een "goed" is - zich verliest in de nevelen van ver teruggelegen eeuwen. De heilige berg maakt geen uitzondering op de Middeleeuwse traditie. Jammer alleen, dat het als weinig origineel overkomt. Bron er van is "een oude overlevering", welke verhaalt, dat in het jaar 1360 een herder uit Saifnitz naar verloren gelopen schapen zocht. Dat Saifnitz bestaat nog. Het ligt aan de spoorlijn Tarvisio - Udine maar draagt nu de naam Camporosso (rood gebied of veld).

 

Wonderlijk geval

De herder vond ten slotte zijn verdwaalde beesten op de Lussari-berg, waar ze geknield om een jeneverbesstruik zaten. De man schrok zich een hoedje want, dichterbij gekomen, zag hij in de struik een houten, reliëfachtig Lieve-Vrouwebeeld met het Kindje op de arm. Hij bracht het beeld naar de pastoor van Saifnifz, die wel eens zou kijken wat hij er mee deed. Maar de volgende dag bleek het beeld op "wonderbare wijze" weer op de Lussari-berg terechtgekomen te zijn. Teruggebracht naar Saifnitz was het de volgende dag opnieuw weer naar de Lussari-berg gereisd. Dat ging de pastoor eens de patriarch van Aquilea vertellen. Deze had er geen moeite mee en hij beval, dat er op de plaats, waar het beeld was gevonden, een kapel gebouwd moest worden. En zo is het allemaal gekomen!...

Die kapel had evenwel in de komende eeuwen haar geschiedenis. Het eerste en originele kerkje bestaat niet meer. Van de tweede uit de 15de eeuw bleef het priesterkoortje over. De derde kerk met de klokkentoren en met de zijkapellen kwam in de 16de eeuw tot stand. Al die voorbije eeuwen door waren pelgrims naar de "heilige berg" blijven stromen en zo kon men in 1760 het vierde eeuwfeest van de Lussari-bedevaart vieren. Die vervelende keizer Jozef II, die ook in de zuidelijke Nederlanden last verkocht, liet de kerk in 1786 sluiten maar vier jaar later opende keizer Leopold van Oostenrijk ze weer. Blikseminslag veranderde in 1807 het bedehuis in een puinhoop maar het verrees, als een phoenix, groter en mooier uit zijn as. Beschieting in de eerste wereldoorlog vernielde het opnieuw, samen met de omringende huizen. Het geredde Mariabeeld geraakte daarna als vluchteling aan de zwerf. Via de pleisterplaatsen Villach, Klagenfurt, Maribor en Dravograd keerde het op 24 juni 1925 terug in de weer opgebouwde kerk van de Monte Lussari. In 1960 vierde men op de heilige berg Maria Lussari's zesde eeuwfeest wat een hoop verbeteringen voor het pelgrimsoord meebracht.

 

Brede devotie

De intentie is breed gesteld en omvat eigenlijk alles: Vrede voor alle Europese volkeren, wederzijdse achting, gemeenschappelijke inspanning voor verbreiding van de christelijke cultuur, troost voor lijdenden en bedrukten en ten slotte genade en redding voor allen.

Het interieur van het kerkje komt heel weldadig en mild tot de vreemde bezoeker over. Als centraal punt prijkt op het barokke altaartje, tegen een achtergrond van hemelsblauwe mozaïeksteentjes, de Madonna met haar Kind, zwaar gekroond en bedekt met een zilveren mantel. Deze mantel is al vaak vernieuwd maar het beeld zelf zou hetzelfde zijn, dat sinds aloude tijden de pelgrims trok. De voorzichtige historieman heeft in zijn mededeling het woord "waarschijnlijk" ingelast. Als je daar overheen leest - wat wel vaak gebeuren zal - wordt het natuurlijk allemaal veel mooier. De wanden van de kapel dragen beschilderingen in heldere kleuren. Daarin wordt ge ook visueel geconfronteerd met de door ons al vertelde legende en maakt ge kennis met Maria Lussari als toevlucht voor de lijdenden. Verder zijn er taferelen uit het Nieuwe Testament.

Wie geluk heeft, treft in het kerkje een of andere bedevaartsgroep van zingende, Sloweense vrouwen aan. Dan blijft ge onweerstaanbaar vastgekluisterd staan op de blokplavuizen. Na verloop van tijd zoudt ge wel in een bank willen gaan zitten als er maar een plaatsje was. Ge raakt hier niet gemakkelijk los! De Sloweense volkszang bezit van nature reeds een slepend en melancholisch karakter. Dit komt hier nog méér nadrukkelijk dan normaal tot uiting door de wereldvergetende overgave, waarmee die vrouwen zingen. En Slowenen zingen graag en goed. Zoals trouwens alle Zuidslaven.

 

Eindeloos!...

Ge verstaat er geen woord van. Alleen vangt uw oor de in schier eindeloze herhaling weerkerende naam "Maria". De zang zindert langs de muren en onder het decoratieve gewelf. Het ene lied volgt op het andere, pauzeloos en met een hardnekkigheid, dat ge u ten slotte nauwelijks nog verbazen zoudt als Maria Lussari van het altaar kwam gestapt... De Slowenen staan toch al op vertrouwde voet met de Maagd. Ze praten van: "naar Maria Lussari gaan". Bij verbazing of verbijstering roept de Italiaan: "Mamma mia!" De Sloweense oude vrouwtjes slaan, onder dezelfde omstandigheden, de handen met een: "O, Maria!" ineen. Wanneer een of andere televisiekwismaster in Nederland het in zijn gekke hoofd zou krijgen te vragen: "Wie is Maria Lussari" dan weet ge nú, dat ge nooit": "Een Italiaanse filmster of zangeres" moogt antwoorden!...

 Als ge, nog in de ban van het in de kerk beleefde, buiten komt, staat ge plotseling in de werkelijkheid: het gedoe van een bedevaartsoord: Dus souvenirwinkeltjes en cafeetjes. Maar dat is hier kleinschalig en wat popperig. Het zit trouwens in hoofdzaak allemaal bijeengekloekt in één nauw straatje tussen de weinige huizen van de "Monte Santo". Hier wordt het goede met het aangename vereend totdat de laatste "Seilbahn" naar beneden gaat. De doorgefourneerde voetgangers hebben natuurlijk meer tijd.

 

Het "bruine dal"

Wel leuk daar beneden in het "bruine dal" ook eens in Valbruna rond te kijken. Ze gaan er hier nog altijd trots op, dat de ontsluiter van de Julische Alpen, de Triëstenaar Julius Kugy, dit dorpje vaak tot zijn standplaats koos. De goede man is al méér dan driekwart eeuw dood, leeft echter nog in zijn geschriften en op een gedenkplaat in het centrum van Valbruna.

Het dorpje bezit een hotelletje, dat we als "Hotel Frühstück" jaren geleden leerden kennen. Het dankte zijn naam aan de eigenaar, die de merkwaardige eigennaam Frühstück (ontbijt) droeg. We hebben deze sympathieke, zeer krom gebogen, oude man nog gekend maar toen wij, twee jaar geleden, in Valbruna terugkwamen, behoorde hij niet meer tot de levenden. Zijn eveneens Duits sprekende opvolger heeft het op een verhoging langs de weg liggende hotelletje grondig gemoderniseerd. De kamers zijn er aangepast aan de eisen des tijds. Naast het hotelletje, op dezelfde heuvel, staat het dorpskerkje met een klein ommuurd kerkhofje vóór de hoofdingang. Hier en tegen de wanden van het kerkje is het alles Sloweens wat in de grafschriften de klok slaat. De alpinistisch georiënteerde bezoeker zal hier misschien uitkijken naar een "bekende". En hij zal hem vinden tegen de wand van het rechter kerkhofmuurtje. Daar ligt begraven Kugy's vrolijke Kärnter gids Oitzinger. Misschien verwondert hij zich wel over het bezoek van een Tilburger...

Valbruna geldt als een toegangspoort voor het hooggebergte. Er loopt een rijweg zuidwaarts naar de voet van de noordwanden. Op die weg buigt links een berijdbare weg af, die in een reeks van kronkelingen naar de Monte Santo omhoog kruipt. Verder zuidwaarts voert die weg naar de mooie, vlakke en gedeeltelijk beboste alm Seissera, een heerlijk picknickoord met ruime plaats voor de auto, van aangezicht tot aangezicht met de duizelingwekkend steile berg Montasio (2754 m). Ook hier wordt Kugy herdacht in een wit marmeren monument. Het vermeldt o.a. de namen van zijn gidsen, maar dominerend is de hier vervulde wens van de grote alpinist: "Als ik er niet meer zal zijn, geef mijn naam dan aan een klein plaatsje aan de prachtige noordkant van je wanden en houd mijn hart hoog tussen je bewonderenswaardige spitsen." Het monument werd in 1966 opgericht door de afdeling Triëst van de Italiaanse Alpenclub.

Vanaf de almen, ook reeds eerder vanuit het Seissera-dal, voeren alpinistische routes door de ongenaakbaar lijkende steile wanden naar het hart van het hooggebergte. Maar dat is heel andere koek! Wél is het voor "goede wandelaars" mogelijk vanuit Valbruna twee "bewirtschafte" berghutten te bereiken. Naar de Attillo Grego-hut (1525 m) is vanaf de alm maar een kattesprong. Nu misschien zelfs per auto mogelijk. De westelijker gelegen Pelligrini-hut (1500 m) vergt méér inspanning.

Voor wie zich daartoe geroepen voelt, biedt Valbruna twee zeer uiteenlopende mogelijkheden: een vroom beleven en een alpinistisch avontuur.

 

Wegwijzer

Hoe u op de "Heilige Berg" komt?

Per auto: Tilburg - München - Salzburg - Badgastein (auto in Böckstein voor Tauern-tunnel op speciale autotrein tot Mallnitz). Verder: Spittal - Villach. Direct over Arnoldstein naar Tarvisio (men laat Joegoslavië en Wurzenpass dus links liggen) en dan van Tarvisio westwaarts naar Camporosso - Valbruna. Van Tilburg uit ongeveer 1160 km in totaal.

Treinreizigers: zelfde route. Het dorp Valbruna ligt 20 minuten van het kleine stationnetje verwijderd.

 

Als u deze zomer op de "Heilige Berg" van Lussari mocht staan, zal Pierre van Beek graag een ansichtkaartje ontvangen...

 

PIERRE VAN BEEK