Zo langzamerhand was ook de tijd
aangebroken, dat ik per wagen op excursie trok. Uiteraard onder de
bescherming van mams, die met een niet geringe trots deze geheel
in crème geschilderde "slee" door al de straten van de
stad reed. Liggend op mijn rug keek ik naar het zeilen van de
wolken langs de hemel, die als schepen met bolle zeilen naar de
havens van verlangen dreven. Of ik amuseerde mij met het
voorbijschietende groen der bomen, die bij deze tochten naar
buiten voor het eerst hun intrede in mijn bestaan deden.
Lang achter mij lag reeds de tijd,
dat men mij door kitteling van mijn voeten na een smulpartij een
lachje meende te kunnen ontfutselen. Nu was mij het echte lachen
tot een tweede natuur geworden, zodat tante Sjaan niet langer van
zenuwtrekjes zou hebben durven spreken, indien zij dit al niet
eerder om redenen van tactische aard achterwege had gelaten. Ik
schiep een dusdanig genoegen in deze nieuwe methode tot het geven
van uitdrukking aan mijn innerlijke roerselen, dat ik er een
wellicht meer dan bescheiden gebruik van maakte. Intussen greep
oma deze gelegenheid gretig aan om een nieuw adjectief toe te
voegen aan de reeks, welke zij al voor haar kleinkind gereserveerd
had wanneer het gold mijn lof te zingen. Zo kreeg ik dan nu ook
nog de naam van een "vriendelijk kind" te zijn. Teneinde
oma niet te beschamen heb ik mijn uiterste best gedaan deze
reputatie hoog te houden, wanneer zich een of andere kennis
belangstellend over mijn wagen boog teneinde mijn uiterlijk
voorkomen te beoordelen.
Ongetwijfeld zou het leven in deze
dagen zeer aangenaam gebleven zijn, indien mams op zekere kwade
dag niet de ontstellende ontdekking had gedaan, dat het met mijn
luiers lang niet in orde was. De door paps met zoveel ambitie
bijgehouden groeigrafiek toonde een neiging tot stilstand en
daarna zelfs tot teruggang. Er kwam een dokter bij te pas en
rijstewater terwijl er een sfeer van neerslachtigheid als een
drukkende wade lag uitgespreid over ons anders zo gezellig huis.
Rigoureuze maatregelen werden te mijnen opzichte genomen, hierop
neerkomend, dat ik botweg op een dieet van alleen maar rijstewater
werd gezet, zodat ik mij met angst en beven ging afvragen, wat er
van mijn reeds zo mollige beentjes en armpjes terecht zou moeten
komen. Er werd dan ook gefluisterd, dat ik lelijk aan het afvallen
was. Alle hieruit voortspruitende discussies over de waarde van
natuurlijke tegenover kunstmatige voeding deden aan dit feit niets
af... Gelukkig echter behoefde het waterdieet maar één dag te
duren. Iedere volgende dag kreeg men méér medelijden met mij in
die zin, dat de bijgevoegde hoeveelheid eiwitmelk voortdurend werd
vergroot. Dit kon in zoverre als een vooruitgang worden
aangemerkt, dat daarmede tenminste de achteruitgang tot stilstand
kwam en mijn gederailleerde stofwisseling weer op het rechte spoor
gezet werd. Er zou echter nog eens een nieuwe voeding op het menu
moeten komen alvorens alle wantrouwen omtrent mijn voorspoed
geweken en daarmede weer de zon van het huiselijk geluk was
teruggekeerd...
Met ijver begon ik hierna te
spurten om de niet geringe achterstand, die ik door dit avontuur
had opgelopen, in te halen. En dit met zóveel succes, dat oma -
na verloop van tijd - dan ook weer heel haar vocabulaire met
loftuitingen zonder blozen kon gebruiken. Totdat er een nieuwe
kink in de kabel kwam...
PIETJE WIJSNEUS