Met het voortschrijden der dagen
nam ik toe in gewicht, lengte en in welbehagen bij de mensen.
Niets scheen de hoopvol ingezette afwikkeling van de levenskluwen
te zullen onderbreken. In letterlijke zin begon - toen ik de
aanvallige leeftijd van zes weken bereikt had - het licht voor mij
te dagen, 'n geschenk des hemels, dat me veroorloofde enige
exploraties in de contreien van mijn wiege-heem te ondernemen.
Ik ontdekte daar een rose hemel, in
speelse plooien afhangende gordijntjes met daartussen een bij de
minste beweging balancerend kruisje van ivoor en verder een hele
boel andere niet de definiėren zaken, die paps of mam vlak voor
mijn neus plachten heen en weer te bewegen. Ik behoefde maar
weinig vernuft aan te boren teneinde te begrijpen, dat ik al deze
voorwerpen met de ogen moest volgen om gestelde verwachtingen in
vervulling te doen gaan. Het meest favoriet was bij deze
experimenten paps sleutelbos, daar de vertoning hiervan ook nog
van een rinkelend geluid vergezeld placht te gaan. En aan mijn
reacties op geluid scheen men nog al enige waarde te hechten. Men
beschikte evenwel over nog andere apparaten om mijn gehoor te
testen als hoedanig ik dan een rood gummi poppetje met een gaatje
in zijn rug in herinnering roep. De komst van dit stuk speelgoed
in mijn woonstede was te danken aan een geniale inval van oom
Piet.
De ijver, waarmede ook de overige
familieleden zich reeds vroegtijdig hadden uitgesloofd om mij met
geschenken te overladen, kon ik niet anders dan prijzen. Goede
bedoelingen prevaleerden daarbij wel eens een keertje boven het
nuttig effect. Wat immers zal men als baby van zes weken anders
kunnen getuigen van een heuse trom-met-vel, geėscorteerd door
twee bijbehorende stokken, waarmede oma uiting gaf aan haar
sympathie te mijnen opzichte. Paps heeft er zich in elk geval
verscheidene uren mee zoetgehouden, waarbij ik geen andere taak
had dan te luisteren. De vraag mag echter gesteld, of het bespelen
van een dergelijk instrument de meest geschikte methode is voor de
ontwikkeling van het sluimerende muzikale talent eens baby's.
Behalve de trom doken er als
geschenken beestjes en ballen op in alle mogelijke uitvoeringen.
Zo was daar de bruine beer van tante Annie, de Pekingees van mams,
het pluche konijn van tante Leni en zeker niet te vergeten een
eigenlijk niet te qualificeren "beest" van tante Sjaan.
Met de haar eigen ijver had tante Sjaan dit "beest" zo
maar in elkaar gebreid en het met de naam van "beer"
betiteld, niettegenstaande een opvallende disproportionering die
herinneringen opriep aan de prehistorie en voor evolutionisten
zeer gemakkelijk de rol van "missing link" tussen mens
en dier vervuld zou kunnen hebben. In ieder geval was mijn
"beer" zacht en mollig, gespeend van alle scherpe
kanten, waarbij - ter ere van tante Sjaan - mag vermeld, dat dit
stuk in de toekomst bewezen heeft het speelgoed te zijn, waaraan
ik mijn hart verpand had. Waarmede dan meteen wordt vastgelegd,
dat over tante Sjaans babydeskundigheid niet zo gesmaald behoefde
te worden als venijnige tongen wel eens plachten te doen!
Daarnaast waren er ook geschenken
van een op de toekomst berekende soliditeit, zoals een zilveren
servetring, een gouden scapuliermedaille, een zilveren lepel met
een gootjesmondje, een lepel met een averechtse steel, een
vork-met-een-schuivertje in étui en last but not least een
zilveren beker met mijn naam erop gegraveerd uit welk stuk
vaatwerk ik tot heden nog nooit heb mogen drinken, omdat een
geėmailleerde kroes diens plaats innam toen ik op de leeftijd van
het drinken was aangeland. Een geboortebordje in bestelling heb ik
dan hierbij nog vergeten op te noemen.
Wanneer nu iemand bij mijn
"Memoires" in dit stadium zich de opmerking mocht laten
ontvallen: "Je kunt wel zien, dat Pietje een eerstelingetje
geweest is! Dat zal zo niet blijven duren!", zal deze
intelligente vaststelling de werkelijkheid zeker op de meest
volledige wijze benaderen.
PIETJE WIJSNEUS