CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Pietje Wijsneus - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Pietje Wijsneus - Memoires van een vroeg-rijpen baby (5)

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 5 december 1946

 

De belangrijkste gebeurtenis op de tweede dag van mijn bestaan vormde de doop. Hieraan ging een dusdanige drukte en opwinding vooraf, dat het wel leek of ik opnieuw geboren werd. Ik zag me opgetuigd met een onmogelijke jurk, wier lengte van bijna twee meter zijde in genen dele in verhouding tot de breedte stond. Daarenboven was zij omwolkt met een zodanige verkwistende hoeveelheid tule, dat ik er absoluut in verdwaald zou zijn om nooit meer boven te komen, indien men mij niet de weg gewezen had. Intussen straalde mams van vreugde omdat al die overdadigheid, welke ik met maar weinig piëteit tegemoet trad, afkomstig was van haar bruidskleed en sluier, die anderhalf jaar lang het suprême moment van vandaag hadden liggen afwachten. Een idee dat ik achteraf toch wel vermag te appreciëren. Met sleep en sluier waren de zorgen nog niet uitgeput. Zeker met het oogmerk om mij voor een longontsteking te vrijwaren werd ik tenslotte nog omhuifd met een wollen cape-met-muts, zodat ik uiteindelijk hermetisch van de buitenwereld was afgesloten.

Eindelijk dan was het grote moment aangebroken, dat een uit zes man bestaande familiestoet, die de ruim genomen wachttijd had zoekgebracht met het beschuit-met-muisjes knabbelen, zich opmaakte om mij kerkwaarts te vergezellen. Met tederheid en voorzichtigheid, welke alleen nog maar door trots overtroffen werden, voelde ik mij op de armen van oma-peet in een rijtuig gedragen en daarna neergevleid op haar schoot als een kostbaar porseleinen beeldje, dat geen stootje verdragen kan. Dra bleken deze voorzorgen niet overbodig, want het naar de weidse naam van rijtuig luisterend vehikel, dat kennelijk voor mij uit een museum was gehaald, schokte zó ongenadig, dat de verende welgedaanheid van oma als compensatie voor het verengebrek van het rijtuig ten enenmale onmisbaar was om mij in behoorlijke conditie te houden.

Halverwege onze tocht begon dan ook paps zich onwel te voelen. Dit leidde ik ten minste af uit de in zeer snel tempo groeiende nervositeit, waarmede hij zich plotseling begon te betasten en daarna zijn zakken tot op hun bodems ging peilen terwijl hij aldoor maar roder aanliep. Reeds vreesde ik het ergste totdat het hoge en alles ophelderende woord er uit kwam: "Ik heb mijn trouwboekje vergeten". Alle inzittenden vonden dit een onmisbaar attribuut. Dus volgde er een tik op de voorruit. Deze moest meerdere malen herhaald worden om boven het wielengeratel uit te stijgen en tot het oor van de hoog verheven koetsier door te dringen. Tenslotte werden de teugels van de klepperende Rossinant aangehaald, maar nog vóórdat het rijtuig stilstond, was paps er al uitgevlogen voor "de weg terug"... Zijn afscheidswoorden bestonden uit de mededeling, dat hij wel per fiets zou nakomen...

PIETJE WIJSNEUS