Moergestel, Heerlijkheid aan de Reusel
Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 28 mei 1969
Met bocht na bocht slingerde zich de vroegere
hoofdverbindingsweg Tilburg - Oirschot als een slang door de
bebouwde kom van Moergestel. Die slang is nog niet helemaal
verdwenen. Maar... wie de dag van vandaag door dat oude
Moergestel rijdt, wrijft zich op een bepaald moment toch even de
ogen uit en vraagt zich misschien af: Ben ik verkeerd of niet?
Ze hebben dat oude hart van het dorp kordaat opengebroken. Hele
blokken huizen en daarachter gelegen tuinen zijn weggevaagd om
plaats te maken voor een groot marktplein, dat straks met kleine
keitjes gaat geplaveid worden. Daar omheen groepeert zich een
ander Moergestel, waar oude en nieuwe gebouwen elkaar
afwisselen. De voorheen nogal ingesloten kerk domineert nu het
plein. Het moderne raadhuis kijkt er op uit en een nog moderner
gemeenschapshuis heft het fanaal van de nieuwe tijd, waarin ook
Moergestel wenst mee te stappen. Ten koste van enige intimiteit
is dat wel gegaan. Dit verraden de twee oude huizen aan de
zuidkant. "Kerkpad" vermeldt nog het blauwe bordje tegen zo'n
huis op de hoek van de Postelstraat, waar ge eerder de naam van
het plein zoudt verwachten. Dit oude Kerkpad, dat heel wat
geslachten voorbij zag trekken - generaties van boeren met
petjes en boerinnen met witte mutsen en op hoogtijdagen met de
poffer - dat pad heeft voor immer het veld moeten ruimen. Alleen
de klinkerbestrating verraadt nog de vroegere aanwezigheid. Toch
bestaat er nog wel enige intimiteit in Moergestel. Als ge er
maar naar zoekt en ze wilt proeven.
En natuurschoon is er ook binnen de
gemeentegrenzen. Maar dat sluit nu eenmaal op de Oisterwijkse
bossen aan en wordt zodoende stilzwijgend door de buurtgemeente
"geannexeerd". Moergestels grens snijdt evenwel, vanaf het
kapelletje op de weg naar Oisterwijk, dwars door de beroemde
bossen, door het Brandven en het zeer grote Kolkven heen. Er
liggen ook nog enige andere vennen op Moergestels territoir.
Sommige hiervan zijn echter in particuliere handen en dus niet
voor het publiek toegankelijk. Ook zit er historie in Moergestel
al sluimert die voor een deel in archieven. Voor de liefhebbers
ligt daar een terrein braak.
Al rondneuzende in de gemeente stuit ge op enige
fascinerende zaken, waar ge best wat méér van zoudt willen
weten. Iets hebben wij er van opgeduikeld. We gebruikten
daarvoor Schutjes, Van der Aa, Taxandria en nog verschillende
andere bronnen.
In zijn naam draagt Moergestel, al voor een deel
direct kenbaar, zijn oude identiteit uit. Het eerste lid duidt
uiteraard op moerassige gronden. Nu, die waren er genoeg. "Gest"
kan wijzen op hoge, zandige gronden en "el" zou "loo" kunnen
zijn in de betekenis van bos. De vroegere schrijvers spreken van
Gestel (ook Ghestel), Moer-Gestel of van Gestel bij Oisterwijk.
Dit laatste - en ook de samenstelling met "moer" - ter wille van
onderscheid met andere Gestels, die onze provincie kent zoals
het Eindhovense Gestel, St. Michielsgestel en Luiksgestel.
Wanneer men precies van Moergestel is gaan
praten, behoort tot de onbeantwoorde vragen. In 1619 komt die
naam al voor, al wordt er een eeuw later toch weer van Ghestel
bij Oisterwijk gesproken. Dat dit Gestel vroeger een
heerlijkheid is geweest, al weet men niet van wanneer af, staat
wel vast. En er is ook sprake van een adellijk huis in de
Meijerij van den Bosch, dat aangeduid wordt als "Huis te
Moergestel". Een heerlijkheid vergt uiteraard een "Heer". Wie
waren nu in het verleden "Heeren" van Moergestel?
Eerste Heer
In Taxandria lezen we, dat Sasse van Ysselt als
eerste Moergestelse heer Diederik van Hornes heeft gevonden.
Deze was ook nog heer van Perweys en Kranenburg en voorts
gerechtigde in de heerlijkheid Hulhuizen bij Doornenburg. Zijn
ouders waren Gerard van Hornes, Heer van Horn, Altena, Perweys
enz. en o.a. ook van Loon op Zand; hij was gehuwd met Ermgard,
gravin van Kleef. Onze Diederik stierf kinderloos in 1354. Kort
te voren had hij echter de heerlijkheid overgedragen aan Vrouwe
Beerte, geheten van den Dorpe, ('t) wijf 's heren van
Bout(er)shem, want zij werd er reeds in 1349 mee beleend.
Vandaar kwam de heerlijkheid achtereenvolgens aan de kinderen
van Jan van der Leck en Oda van Hornes, zijnde Jan van der Leck
en Breda, overleden 11 augustus 1394 en Henrick van der Leck,
Heer van Heeswijk, Dinther en Asten.
Van Duivenvoorde
Die Oda van Hornes was een dochter van Willem van
Hornes, heer van Hornes, Altena, Weert, Nederweert, Heeze en
Leende en Cortesem, en van Oda, Vrouwe van Putte en Strijen. Ze
werd met haar man eigenlijk genoemd Van Duivenvoorde, heer van
Polanen, Leck en Breda. Ze ligt begraven in de Grote Kerk te
Breda onder een prachtige graftombe, die nog bestaat.
Bij de dood van Henrick van der Leck treedt
Joanna van der Leck 8 augustus 1428 op als Vrouwe. In 1461 laat
ze de heerlijkheid na aan haar neef Pieter Vertaing. Deze
trouwde met Margaretha, erfdochter van de heer van Boxmeer.
Vertaing stierf in 1479 kinderloos, waarop Margaretha hertrouwde
met Willem van Egmond. Zij verklaarde nog 14 januari 1495, als
weduwe van wijlen Pieter Vertaing de heerlijkheid van Gestel "in
tocht" te houden (vruchtgebruik).
Weldra volgden Eustaat van Boussier, Heer van
Vertaing, en in 1511 zijn zoon Floris van Boussier op, na wiens
overlijden zijn zuster Joanna van Boussier in 1531 de
heerlijkheid bij huwelijk overbracht aan Karel van Rubempré. Hun
zoon jonkheer Jan van Rubempré volgt 6 juni 1545 op, sterft en
laat het heerlijk goed op 3 juni 1547 aan zijn broers Karel en
Antoni.
Van Grobbendonck
Daarna komt het goed in het geslacht van Jasper
Schetz, Heer van Grobbendonck, doordat op 27 februari 1560
Philips II, koning van Spanje, ze aan hem in pandschap uitgeeft.
Bij de dood van Jasper verheft mr. Jan Karel Schetz 24 juli 1584
de hoge, middelbare en lage heerlijkheid. Toen zijn zoon Conrard
Schetz 20 mei 1600 tot baron van Hoboken was verheven, nam hij
de geslachtsnaam en het wapen van zijn moeder Catharina van
Ursel over. Dit adellijke geslacht verhief zich in 1638 tot de
grafelijke en in 1718 tot de hertogelijke waardigheid.
In het midden van de 18de eeuw behoorde de
heerlijkheid nog aan de Heren van Ursel. Van hen ging ze, door
verkoop, over aan Marcellus Bles en later, toen ze al verder
tanende was, aan Marcelis Adrianus Bekkers, burgemeester van
Chaam. Als laatste Heren van Moergestel vonden wij in de 19de
eeuw intussen ook nog genoemd de jonkheren Van den Bogaerde-van
Terbrugge, die tevens eigenaren waren van kasteel Nemelaer te
Haaren. Ze hebben ook ooit de boerderij van Van de Wouw op het
Stokeind bezeten.
Zo men ziet, er zijn mooie namen genoeg aan dat
eenvoudige Moergestel verbonden geweest.
Kasteel "Nieuwenhof"
En nu rijst natuurlijk de vraag: hadden die
Gestelse Heren en Vrouwen een kasteel? Zo ja, waar staat of
stond dat. Dit kasteel lag aan de noordkant van de gemeente op
de plaats, waar zich thans het St. Stanislausklooster bevindt
van de Zusters van Liefde van O.L. Vrouw van Barmhartigheid te
Tilburg.
Zoals we gezien hebben, was de laatste eigenaar
van Nieuwenhof burgemeester Bekkers van Chaam. Deze had niet
zoveel plezier van zijn Moergestels kasteel, want het stond leeg
en bracht hem geen cent huur of interest op. Toen mgr. Zwijsen,
de oprichter van de Tilburgse zusterscongregatie, die op zoek
was naar een noviciaatsgebouw voor zijn zusters, in maart 1840
een bemiddelaar naar Chaam zond om Nieuwenhof te kopen, had
burgemeesters Bekkers daar wel oren naar. Mgr. Zwijsen kreeg het
kasteel voor zesduizend gulden. Dat gaf nogal wat vreugde onder
de Moergestelse katholieken, maar van protestantse zijde vond
men: "het was beter dat men het kasteel had afgebroken dan er
een nonnenklooster van te maken".
Op 24 juni 1840 werd het kasteel door vier
zusters betrokken, de novicenmeesteres, twee novicen en een
zuster voor de keuken. De ontwikkeling van het werk der zusters
te Moergestel laten we hier rusten. We bepalen ons thans tot het
kasteel als gebouw. Uit de kloosterkroniek blijkt, dat er heel
wat verbouwingen zijn aangebracht. Reeds in 1842 liet mgr.
Zwijsen achter aan het huis het dak optrekken voor twee
slaapzalen. In 1843 verrees een echte kapel.
Afbraak
De meest ingrijpende verbouwingen beginnen echter
in 1887 toen het klooster niet meer de rol van noviciaat
vervulde, maar al sinds 1858 diende voor opname van zieke, oude
zusters. Kort voordat de grote verbouwingen begonnen, had de
protestantse familie Vosterman-van Oyen een buiten de grachten
gelegen deel, de zogenaamde Heerlijkheid, met woningen, weiden
en landerijen ook aan de zusterscongregatie verkocht. Men had
derhalve de ruimte gekregen. Er werden nu oude gebouwen
afgebroken, een nieuwe boerderij gezet, een schuur enz. De
zusters ondervonden daarbij veel hulp van de boeren, die in de
wintermaanden met uitkarren hielpen, waardoor de kosten niet te
hoog opliepen.
Toch bleven de tegenvallers niet uit. Het gebied
van Nieuwenhof is laaggelegen. De hele omgeving van Moergestel
stond trouwens vroeger onder water. Er ontstonden bij de
verbouwing nogal eens verzakkingen en men had veel last van
grondwater. Zo was aannemer Vriens genoodzaakt een wagon cement
en "tras" in ondergrondse kuilen te storten. Op zekere dag zakte
de metselaar Van Laarhoven zo diep in de modder weg, dat hij met
vereende krachten naar boven moest worden gehaald om er zijn
hachje niet bij in te schieten. De vloeren van het gebouw
moesten wel een keer of zeven behandeld worden voordat ze
waterdicht waren. De zusters bleven aan het moderniseren en
verbouwen tot het klooster was wat het nu is.
Niet oninteressant is het te weten, dat er in
1897 in het klooster veertig kachels stonden. Dat kostte per
jaar vierhonderd gulden aan... belasting. In 1897 was er
namelijk een belasting op de stookplaatsen ingevoerd, die nog
tot in het begin van onze eeuw bestaan heeft. Wij hebben het
zelf nog meegemaakt, dat mensen niet gebruikte schoorstenen
dichtplakten om de fiscus een aantal guldens door de neus te
boren.
Een ware rampdag voor het klooster betekende 24
september 1944 toen het door Engelse vliegtuigen werd
gebombardeerd. Maar dat is een afzonderlijk verhaal.
Alleen kelders
Wat is er thans van het oude kasteel dat de
zusters lieten afbreken nog over? Dit zouden alleen oude kelders
met zware gewelven en muren van een meter dikte zijn. Vermolmde
balken zijn destijds, zonder dat er enige aandacht aan is
besteed, naar de sloper gegaan. Maar nog altijd liggen er de met
water gevulde grachten van verscheidene meters breedte, die het
kloostercomplex vierkant omgeven en de herinnering aan oude
glorie levendig houden. De grachten worden weer aan drie kanten
omsloten door een beukenlaan. Achter het klooster strekken zich
de wijde velden van de ruilverkaveling 't Stokske uit tot "Over
het water", dat is aan de noordkant van de Reusel, die hier
gekanaliseerd werd tot aan de Oude Hondsberg, want daar begon
Natuurbescherming een woordje mee te spreken onder andere in het
gebied van "Het Brabantse Landschap". "Daar mochten ze er jammer
genoeg niet aankomen", zei ons een teleurgestelde boer, die
ruilverkaveling van zijn standpunt uit bekijkt...
Men bereikt het voormalige Nieuwenhofcomplex via
de Kloosterlaan, die de vorm van een winkelhaak heeft en er uit
twee punten van de dorpskom naar toe leidt. Het langste "been"
begint bij het nieuwe gemeentehuis. Een dertig jaar geleden,
toen de laan nog niet verhard was, werd zij geflankeerd door
afwisselend geplaatste eiken en sparren. Bij het klooster
stonden zeer oude en zeer dikke eiken, die rond genoemde tijd
gerooid werden. "Het hout viel maar tegen voor het gebruik. De
draad was te kort", aldus een man, die er meer van weet.
Voorname rust
Hoewel vlak bij de kom van het dorp gelegen,
weegt om het St. Stanislausklooster een sfeer van voorname rust.
Deze wordt mede bepaald door het grote zusterskerkhof met een
opvallende hoeveelheid kruisen - geen zwarte zoals weleer
gebruikelijk, maar witte en het lijkt van verre of ge op een
militair oorlogskerkhof kijkt. Alleen de twee witte, wakende
engelen en een calvarieberg, helder afstekend tegen het decor
van sparren, spreken een andere taal.
Zo is het nu bij "Nieuwenhof", een naam die
vanzelfsprekend de gedachte oproept aan een vroegere "hof" of
een vroeger "kasteel". Maar daarvan is tot heden nog helemaal
niets bekend.
"Broothuys"
Een ander gebouw, dat in Moergestel de
nieuwsgierigheid gaande maakt, is het zogenaamde "Broothuys" op
welks deplorabele toestand in dit blad reeds eerder de aandacht
werd gevestigd. Het ligt over de Reusel in het gebied van een
van de vier voormalige Moergestelse "heertgangen", waaraan de
naam "Over 't water" nu nog steeds herinnert. Het heeft de
historie op zijn verweerd gezicht geschreven staan en intrigeert
te meer omdat er zo weinig met zekerheid over bekend is. Omtrent
de herkomst van de naam tast men zelfs in het duister. "Ja,
Broothuys, zo noemen ze dat wel!" zeggen de mensen van
Moergestel.
Bij bekende historieschrijvers worden we ook niet
veel wijzer. Daarom werkt dit huis nog sterker op de verbeelding
dan het, door zijn verwaarloosde toestand, reeds doet. Het ziet
er zó spookachtig uit, dat het zou kunnen dienen als decor voor
griezelverhalen, want alle verval blijkt niet in staat de geest
van oude voornaamheid en statie te camoufleren. Het komt dan ook
voor op de voorlopige lijst van monumenten. Volgens de bouwstijl
zou het uit de 17de eeuw kunnen dateren. Dit klopt dan met het
verhaal, dat het pand ooit een steen zou gedragen hebben met het
jaartal 1673. Maar niemand weet, waar die steen is gebleven. Aan
de kant van het ingestorte koetshuis zijn sporen gevonden, die
duiden op vroegere aanwezigheid van een torentje en er gaat het
gerucht van een verdwenen uurwerk, dat zich op de Rosephoeve zou
bevinden. In een houten schouwrand in een van de vertrekken
staat gesneden "Hoc fac et vives" (Doe dit en gij zult leven).
Het devies draagt ook nog een weegschaal. Aan ons lekenoog kwam
deze inscriptie echter als vrij recent voor.
Oude pastorie?
Wat is dit "Broothuys" toch eigenlijk geweest? In
1334 kreeg de abdij van Tongerloo het patronaat voor Moergestel,
dat wil zeggen het recht tot benoeming van de pastoors. Zij
behield dit recht tot 1839. Moergestel bezit een Postelstraat
(de voormalige "Boterstraat" omdat er de boterfabriek aan lag),
die de herinnering aan de "witheren" bewaart. De monniken van
Tongerloo en Postel zijn immers Norbertijnen. W. van Spilbeek
vermeldt in zijn boek "De abdij van Tongerloo", dat Tongerloo te
Moergestel in 1713 een pastorie aankocht. Is dit het "Broothuys"
geweest? Of was die pastorie het voormalige huis van Martina
Rijnen, vlak naast de kerk, dat de eigenaresse, bij legaat, aan
de kerk heeft nagelaten? Zowel voor het een als voor het ander
zijn argumenten pro en contra aan te voeren. Zolang er echter
geen documenten te voorschijn komen, worden we daar niet veel
wijzer van. De ambtenaar J. Becx van het Tilburgse
gemeentearchief veronderstelt, dat het "Broothuys" een pastorie
van Tongerloo is geweest. Hij meent een verband te zien met de
tijd, dat de witheren van Tongerloo de pastorie van 't Goirke in
Tilburg bouwden.
Intussen blijven de zaak van het "Broothuys" en
de oude pastorie intrigerende problemen, waarover - bij naarstig
speuren - toch méér licht moet kunnen schijnen.
Spookachtig
Het "Broothuys" ligt op een driehoekig perceel
grond, net als Nieuwenhof, door water omgeven. Men kan hier
echter nauwelijks van grachten spreken. Het betreft niet méér
dan een sloot. Een met ijzeren hekken afgesloten, korte laan van
hoge kastanjebomen en beuken leidt naar de brede hoofddeur. Deze
ligt hoog boven de grond. Een stenen trapje eronder spreekt van
oude status. Aan de achterzijde staat in het dak gebouwd een
kapel van een katrol, waarvan het wiel zich nog op de zolder
bevindt. Dit kan duiden op een looierij, die hier na 1830
gevestigd moet zijn geweest.
Van de talrijke ramen aan voor- en achterkant is
geen ruit meer heel. De ramen staren de voorbijganger hol aan,
want ge kijkt door het gebouw heen als door de ribbenkast van
een skelet. We waren er op een winderige dag. Die maakte het
"Broothuys" tot een spookhuis doordat, onder de geseling van de
wind, de nog aanwezige vitrages als etherische geesten-in-nood
naar buiten laaiden, nu eens slap en uitgeput tot rust kwamen om
even later opnieuw gegeseld te worden. Een haast lugubere
vertoning!
Zo staat de raadselachtige sfinx, die "Broothuys"
heet, thans aan de vernieling prijsgegeven. Het is overigens nog
niet zo lang geleden, dat het huis betere tijden kende. Alle
oudere mensen in Moergestel weten u te vertellen, dat er eens
gewoond heeft Moergestels burgemeester E.J.M.J. Mayer (geboren
16-12-1860 en overleden 27-7-1931), die door de inmiddels ook
weer gepensioneerde burgemeester J.H. Bardoel werd opgevolgd. Op
het kerkhof van Moergestel bevindt zich het familiegraf van
burgemeester Mayer.
Later heeft het pand, waaronder zich grote
kelders bevinden, nog gediend als huisvesting van vogels van
diverse pluimage en onderging het ook enige inwendige
verbouwing. Pas eind 1967 heeft de eigenaresse, mevrouw de
weduwe Mast, die nu in Hoevenlaken woont, het pand verlaten, dat
sindsdien snel zijn ondergang tegemoet ging. Het is te koop maar
welke particulier zal dat aantrekken?...
"Hoogenhuizen"
Schuin tegenover het "Broothuys" trekt nog een
voorname "huizinge" direct de attentie. "Hoogen Huizen" staat er
te lezen op de monumentale, met smeedwerk versierde
toegangspoort bij een gemetselde brug. In Moergestel heeft men
aan water nooit gebrek gehad. Dus ook weer hier wordt de op een
hoogte in een park met oude bomen staande villa weer aan alle
kanten door een brede gracht, waarop eendjes drijven, omgeven.
Een aansluitend perceel, waarop een witte boerderij charmant
afsteekt tegen het groen, heeft ook nog eens een afzonderlijke
gracht en toegangsweg.
Dit "Hoogenhuizen", dat we nu voor ons zien, werd
pas in 1889 onder architectuur van Dekkers door aannemer Vriens
uit Moergestel gebouwd. De huidige grachten waren toen al
aanwezig en daartussen heeft - naar verluidt - in het verleden
een kasteeltje met de naam "Hoogenhuizen" gestaan. De vermelde
witte boerderij binnen de grachten werd vroeger wel "het
kasteeltje" genoemd. Zij is dan ook ouder dan de villa.
Kasteeltje gesloopt
Dit kasteel "Hoogenhuizen" wordt genoemd als het
huis van Jonker de Cock, een geslacht van Bossche Schepenen in
de 17de eeuw. Door huwelijk kwam het daarna in bezit van de
Jonkers Becx. Volgens Van der Aa werd het in eigendom bezeten
door Cornelis Andries van de Pol. De bijbehorende gronden
besloegen een oppervlakte van ruim 60 bunder.
Het eigenlijke kasteeltje was danig in verval
geraakt en is ten slotte gesloopt. De nog aanwezige bomen en
boerderij zouden uit zijn tijd kunnen stammen. Op oude kaarten
komt "Hoogenhuizen" met zijn grachten voor. De tegenwoordige
villa wordt bewoond door de rector van het zustersklooster St.
Stanislaus, Egbertus Dekkers, en door Jan Dijker, kunstschilder
en leraar aan de Academie tot opleiding van Tekenleraren te
Tilburg.
Vluchtelingen
Volgens het archief van het St.
Stanislausklooster spreekt in 1628 de geschiedenis van zekere
Anna van Hambroeck (overleden te Oirschot plusminus 1660). Deze
heeft, vergezeld van katholieke mannen, het wonderbeeld van de
Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch in 1628 (dus een jaar vóór de
val van Den Bosch) naar Antwerpen gebracht. Later zou het ook
nog te Brussel verzeild geraakt zijn. Deze Anna kreeg van
bisschop Ophovius de raad met dertien weeskinderen uit Den
Bosch, die men voor overgang naar het protestantisme wilde
behoeden, te gaan wonen in haar Huis te Moergestel dat haar
grootvader Albert van Berckel haar had nagelaten. Dit huis is
omschreven als een "omwaterde huizinge met optreckende brugge".
Later is het in protestantse handen overgegaan. De kroniek zegt
er verder van: "Dit huis is gelegen in het noordoosten van de RK
kerk. Het was vroeger een kasteel met twee torentjes, gemeenlijk
bewoond door protestanten aan wie het ook toebehoorde."
"Hoogenhuizen" lag ten noordoosten van de kerk en was omwaterd.
Gaat het daar hier over?
We zijn nog niet uitgepraat over onze
buurgemeente, want we zijn ons wel bewust geweest, dat er volop
ruimte zit voor mystificatie en dat er over Moergestel nog heel
veel om opheldering vraagt.
PIERRE VAN BEEK