"'t
Zand" heeft een heel eigen gezicht
Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 31 mei 1969
Als de naam van ons naburige Alphen klank heeft
in breder kring dan zijn naaste omgeving, was dit tot heden wel
te danken aan de vele hier gedane opgravingen met als resultaat
unieke prehistorische vondsten. Onder de bezielende leiding van
oud-pastoor W. Binck is hier jaren geleden een grote activiteit
ontwikkeld op het gebied van oudheidkundig bodemonderzoek. Dat
loonde de moeite, want Alphen heeft oude papieren en vormde
bovendien door zijn ligging op een kruispunt van Romeinse
heirbanen een belangrijk wooncentrum. Maar Alphens gezicht
vertoont daarnaast nog een heel belangrijk facet, dat alleen
maar bekend was aan enkele ingewijden en tot voor kort eigenlijk
nooit in het licht van de openbaarheid is getreden. En dat
gezicht heet: Natuurschoon.
Natuurschoon? U bedoelt zeker de Chaamse bossen?
Neen, niet de Chaamse bossen, die wel op die van Alphen
aansluiten, maar het gaat hier om het gebied "'t Zand". Nu valt
er voor die onbekendheid wel een verklaring te vinden. Het
gebied-in-kwestie was tot voor enige jaren particulier eigendom.
Dat betekende, zeker in een tijd toen openstelling van
landgoederen voor recreatie nog tot de zeldzaamheden behoorde,
"Verboden Toegang". Wanneer dit alleen reeds niet voldoende was
om er de mensen weg te houden, dan had men altijd nog te maken
met een enigszins moeilijke toegankelijkheid. Rijdende van
Tilburg of Gilze naar Alphen kijkt men aan de rechterkant van de
grote weg over de akkerlanden heen wel op een bosrand, men
ontwaart er zelfs een beboste heuvelrug - die misschien ooit de
vraag heeft opgeroepen: Hé, hoe zou het er daar wel uitzien? -
maar ge zoekt langs de grote weg tevergeefs naar een
uitnodigende toegangsweg tot 't Zand. Toch is het gemakkelijk te
bereiken als ge maar weet hoe.
Voor de natuurminnaar blijkt de tocht niet
tevergeefs. Wat hij dan ontdekt, slaat de stoutste verwachting.
Met de hand op het hart durven we beweren, dat een dergelijk
gebied in de verre omtrek zijn weerga niet vindt. Sterker nog:
we hebben nooit iets gezien, dat zich hiermee vergelijken laat.
Wie het in zijn huidige staat nog beleven wil, moet echter wel
haast maken, want - zoals in dit blad al eerder bericht - de
plannen voor een modern recreatiecentrum in dit oord zijn in
kannen en kruiken. Er komt van alles wat daar bij behoort, met
nog villabouw op de koop toe. Vóór 1972 zal die moderne
recreatie er zijn. Voor wie het zonder deze kan stellen, is het
dus kort dag. Daarom: Ga hooien zolang de zon schijnt in 't oude
Zand!
Niet zonder knagend zelfverwijt moeten we
erkennen tot vóór korte tijd zelf nooit in 't Zand van Alphen te
zijn geweest. Dat dit uitgerekend óns moest overkomen! Als
enige, overigens méér gezochte dan voldoening wekkende
verontschuldiging hebben we gevonden, dat een mens maar één
leven leidt en de gave der bilocatie alleen aan heiligen
voorbehouden placht te zijn. In ieder geval ploften we nu
onbevooroordeeld in 't Zand. We konden het element der
verrassing tot de bodem uitpuren om er nu, eens fris van de
lever, over te schrijven.
Hoe kom je er? Daar waar de betonweg van Riel
links naar Alphen afbuigt, gaat men rechts af in de richting
Gilze. Na enige honderden meters eerste asfaltweg links: de
Fransebaan, zoals een naambord aangeeft. Een fraaie weg van een
kijk lang. U behoeft die echter maar halverwege af te rijden.
Zijsprongetje
Of het een goed gesternte of intuïtie is geweest,
weten we niet maar we stopten daar waar aan de rechterkant,
dicht aan de weg, een mastenbosje begint, waar een pad doorheen
leidt. Tegenover dit paadje, dus aan de overzijde van de weg,
stapt ge 't Zand binnen. Een wandeling in het vermelde bosje,
dat niet tot het eigenlijke Zand behoort en eigendom van een
boer is, loont overigens ook de kleine moeite. Trof men vroeger
in een mastebos hoogstens wat verspreide berk of beuk aan, hier
heeft de voortaan overal woekerende maar overigens fraaie
vogelkers domicilie gekozen. De geïmporteerde plant is aardig op
weg het karakter van onze dennebossen te veranderen.
Het kronkelend paadje tussen verwrongen oude
dennen loopt ten slotte uit in weiland bij een den met een
parapluie-achtige kroon als een zeeden. Dan gaat de blik over
een grote uitgestrektheid van bouw- en weiland, waar de wulpen
met hun lange, gebogen snavels schreeuwend door de lucht vliegen
als ze u opmerken. Zo ver het oog reikt en naar welke kant ge
het ook richt, ge zult boven de verre bosranden nergens enige
verhevenheid, zelfs geen kerktoren ontdekken. Een merkwaardige
constatering in een toch zo bewoonde streek. Het is hier het
land van de absolute rust, die deze dag nog een speciaal accent
krijgt door een venijnig druilende regen, die de laatste boer
van het veld heeft gejaagd.
Alleen te voet
We meenden u dit zijsprongetje niet te mogen
onthouden. Nu echter terug naar het eigenlijke Zand. Langs de
weg wordt het afgesloten door een singel van loofhout, waar de
vogelkers weer de baas speelt. Het is niet de bedoeling dat er
auto's in 't Zand komen. Hiervoor zijn verschillende
toegangswegen vanaf de Fransebaan gebarricadeerd door
afsluitbomen of midden over het pad geslagen paaltjes. Sommige
van deze wegen zien er trouwens voor een voertuig niet zo
uitnodigend uit. Ze zijn mul of heuvelig en soms vertonen ze
beide kwaliteiten tegelijkertijd. Wél hebt ge daarentegen eerder
onderweg al ergens het uitnodigend groene bord met de twee
poppetjes plus de toegangscondities ontmoet. Wie het door ons
gesignaleerde paadje gebruikt, zal spoedig merken recht in de
roos geschoten te hebben. Al verder dwalend valt ge dan van de
ene verbazing in de andere.
Totaal anders
Waardoor onderscheidt dat Alphense Zand zich dan
toch wel van andere natuurgebieden? Dat betreft op de eerste
plaats de geaccidenteerdheid van het terrein. Het gaat hier niet
om enige golving maar om, voor onze Brabantse begrippen, bepaald
hoge al of niet beplante heuvels. Nu eens loopt het pad door een
onbeboste laagte, die kennelijk de vroegere aanwezigheid van een
ven verraadt en nu een heerlijke ruigte vormt, dan weer klimt
het omhoog tussen oude, knoestige dennen.
Een tweede kenmerkende eigenschap van 't Zand,
rechtstreeks verbonden met de eerste, ligt in de onvoorstelbare
variatie van het gebied. Het gaat hier helemaal niet om een
gewoon mastebos, waaraan vaak enige eentonigheid niet ontzegd
kan worden. Ge staat gewoon te midden van een speels kunstwerk
van de natuur, die er plezier in heeft gehad hier bijna alles
wat er te bedenken valt dooreen te klotsen, maar dan altijd
zonder de harmonie uit het oog te verliezen. Dat doet de natuur
trouwens nooit zolang de mens er maar niet al te veel met zijn
vingers aanzit! Dat heeft hij wel hier en daar gedaan in 't
Zand. Voor wat het de wegen en paden betreft, had hij daarbij
een nogal gelukkige hand. Er lopen namelijk allerlei wegen,
waarbij de brede, kaarsrechte dreven ver in de minderheid zijn.
Ge doolt over brede kronkelpaden, waar achter iedere bocht de
mogelijkheid van de verrassing ligt. Ge doolt door smalle
bospaadjes en als er eindelijk ergens een pad recht door de
dennen schiet, wordt het gevaar van eentonigheid ondervangen
doordat de bosgrond om beurten daalt en stijgt als golfplaten op
een dak.
Open ruimten
Dan ziet ge u plotseling weer getrakteerd op een
lichte, open ruimte. Staande op het hoogste punt van een berg
kijkt gij beneden u in een ruig dal van één en al
schilderachtigheid, zodat ge in gedachten van verrukking de
bijbelse kreet slaakt: "Laat ons hier drie tenten bouwen!"...
Maar misschien zijt ge wel verzeild geraakt in een geheel
andere, omsloten ruimte. Die zacht gegolfde met scherp gras
bedekte vlakte, waarop enige verspreid staande lariksen, die men
hier overigens - althans wat het door ons bezochte deel van 't
Zand betreft - niet zoveel tegenkomt. Als ge ons geluk hebt,
zullen er drie reeën tegelijk uit wegspringen en veilige
onderkomst in het aangrenzende bos zoeken. En daar hoort ge
plotseling weer de schrille schrei van een fazantenhaan.
Het kan ook zijn, dat ge in trage tred naar boven
zijt geklommen omdat op een grote berg, die wellicht het hoogste
punt van 't Zand uitmaakt, een paviljoen lokte, dat ge al lang
niet meer verwachtte. Dat is dan het jachthuisje van de
voormalige eigenaar van 't Zand dr. J.A. Klein Swormink,
directeur van het Ignatiusziekenhuis te Breda. Het is een
gebouwtje in de vorm van een van achter plat afgesneden cirkel
met de ramen op het zuiden en een breed, als een rond luifel,
vooruitstekende rand. De vindingrijke Alphense volksmond heeft
er de naam "politiepet" voor ontdekt.
De onzichtbaren
Met metaal beklede deuren sluiten het eenvoudig
gemeubileerde huisje hermetisch af. Netjes om een lange tafel
geschaard staan er de stoelen met rood-wit geblokte kussentjes
zodat de vergadering ieder ogenblik kan beginnen. Het wachten is
alleen nog maar op de genodigden en mijnheer de voorzitter, die
de bijeenkomst met een hamerklap gaat openen. Er verschijnt
echter niemand. De stoelen blijven onbezet. Vandaag niet. Morgen
en overmorgen zal het ook zo zijn. En wij kunnen niet binnen om
als enige lijfelijke ziel aan de vergadering van de onzichtbaren
deel te nemen...
Buiten is het echter ook nog niet zo
oncomfortabel, onder het luifel, half zittend op de brede,
afgeschuinde tegels, die voor raamdorpel fungeren. Het is
verrukkelijk hier te zijn, eindelijk niet langer bereikbaar voor
de nu al de hele zaterdagmiddag neerdreinende regen en in het
zalige gevoel van geborgenheid. Laat het dubbel zo hard regenen
dan wordt alle groen rondom misschien nog wel dubbel zo groen.
Niets ontgaat aan oog of oor, hier vanaf de commandobrug van het
schip, waarop de verbeelding rijdt over de golven en dalen van
't Alphense Zand. Er valt genoeg te zien en te luisteren.
Zingen in de regen
Het sjierpt en kwettert er overal in de bomen, in
de heesters en tegen de grond. Nu zouden we toch eindelijk wel
eens die merel willen zien, die ons als een trouwe hond van boom
tot boom tijdens de hele wandeling met zijn niet aflatend gezang
heeft vergezeld. Mochten we ons daarin vergissen, is het niet
één merel geweest, dan zitten hier honderd merels hun plaatje
"Singing in the rain" te draaien. Zo aanstekelijk werkt die
regen. Aan leven dus geen gebrek maar het is geen geluid, dat de
stilte stoort doch haar daarentegen beter tastbaar maakt. Wie
daar naar zijn ziel te luisteren zit, ondergaat het als één
dikke streep onder de serene rust, die ge hier door een rietje
naar binnen zuigt.
Rond de "commandobrug" laat 't Zand weer een heel
ander gezicht zien dan dat van nu toe. Véél meer loofhout dan
elders. In ongetemde bandeloosheid bestormt de vogelkers de
berg. Met haar van het nat blinkende bladeren veegt ze een plak
fris groen tegen de helling in de vlotte toets van een
onstuimige schilder. Maar hier is ook de mensenhand aan het werk
geweest. Dit verraden niet alleen de aangeplante rododendrons,
maar spreekt ook uit een wijde kring van alle even grote
loofbomen, waarvan de takken van één punt uitlopen als bij een
knotwilg. We gokken op acacia's. Als u meent dat we het mis
hebben, mag u ons uitlachen.
Vijver in dal
Aan één kant daalt de heuvel stijl en diep af in
een natuurlijke kom, op de bodem waarvan een zuiver cirkelronde
vijver als een doffe spiegel de drensende regen vangt. Hier is
duidelijk sprake van enige tuinaanleg, zodat er niet aan te
twijfelen valt of we zitten in het hart van 't Zand. Wat dat
Zand nog allemaal voor verdere verrassingen verborgen houdt,
weten we niet. Per saldo gaat het om een oppervlakte van maar
even 235 ha. Ga daar eens aanstaan op een regenmiddag. Toch
heeft ook die zijn nut gehad, want nu roept er nog altijd 't
Zand van een zonnedag met al de aantrekkelijkheid van een nieuwe
geboorte.
Daar kompassen altijd thuis liggen als je ze
nodig hebt, hebben we al ronddolende iedere oriëntatie verloren.
Daarom staat onze auto wel een kilometer ver weg als we weer de
Fransebaan bereiken. "O, het kan hier 's zondags zo druk zijn",
zegt een onder een boom schuilende boer. Hadden we echt niet
gedacht.
Dit was 't Zand. Daar komt het recreatiepark.
Daar komen de zomerhuisjes. Daar komt een nieuwe weg ten zuiden
waarvan 36 ha voor villabouw is geprojecteerd...
Ander facet
Nu een ander gezicht van Alphen. Wie deze naam
uitspreekt, krijgt een smaak van prehistorie en geschiedenis in
de mond. Er is in weinig Brabantse dorpen zoveel gedaan aan
oudheidkundig bodemonderzoek als juist in Alphen. Daarom kunt ge
wel geen geschrift opslaan, dat zich serieus met prehistorische
vondsten bezighoudt of ge zult daarin ook de naam van Alphen
vinden. Het zal wel nergens op tegenstand stuiten als de nu
hoogbejaarde oud-pastoor W. Binck daarvan de grote promotor en
animator genoemd wordt. Onder hem beleefde Alphen zijn
hoogconjunctuur van het prehistorisch onderzoek. Hij heeft
daarover in 1945, onder de titel "Omzwervingen in de Alphense
praehistorie" een verduiveld aardig boekje geschreven, waarvan
we wel graag een exemplaar ons eigendom zouden noemen zodat we
geen leentjebuur meer behoeven te spelen. De uitgave is namelijk
uitverkocht.
Zó begon het
In dat boekje kan men o.a. lezen hoe pastoor
Binck met zijn behulpzame mannen van de Jonge Boerenstand tot
zijn archeologische hobby kwam. Pas twee dagen pastoor te Alphen
dook hij al in het dikke parochiememoriaal, waar zijn aandacht
bleef haken aan de woorden "pestkerkhof" of "heikerkhof".
Daarmede was de belangstelling definitief losgeslagen om niet
meer te wijken, toen na heel wat studie en zoeken de plaats van
het kerkhof ook gevonden werd. Ze hadden er niet veel zin in die
jonge boeren om de botten van een gevonden pestlijder met de
handen aan te pakken. Zelfs niet na een doktersverklaring, dat
je er nu echt niet meer de pest van zou krijgen. Toen is pastoor
Binck maar zelf in de kuil gesprongen om een schedel in de hand
te nemen. Dit feit is tekenend voor het enthousiasme van de
pastoor, die er trouwens geen been in zag door de hei te
baggeren en omgeploegde akkers meter na meter systematisch te
doorzoeken op oude scherven. Ten slotte sloeg hij ook nog zelf
de hand aan de schop. Ja, waar in Alphen is hij niet aan de slag
geweest.
Bergen verzet
Van die dingen gaat de lol af als je nooit iets
vindt. In Alphen dreigde dat gevaar niet, want er werd in de
loop der jaren verbazend veel gevonden. De vondsten bleven heus
niet tot scherven en urnen beperkt. Een deel van Alphens oude
historie stond in de grond geschreven. Zodanig, dat de officiële
wetenschap ook interesse toonde. In hechte samenwerking tussen
amateurs en vakmensen zijn in Alphen in letterlijke en
figuurlijke zin bergen werk verzet. Met prachtig resultaat.
Tot de fascinerende dingen, die een mens in de
ban kunnen slaan om hem daar nooit meer uit los te laten nadat
hij aan zijn nieuwe ontdekte wereld heeft genipt, behoort de
archeologie. Automatisch ontstaat daarbij de steeds sterker
wordende drang tot weten en immer méér te weten. Dat betekent
derhalve studie, de greep naar de boeken en contact met mensen
van het vak. Zo kan een als amateuristische hobby gestart
ondernemen op de duur tot een zekere graad van onvermoede
deskundigheid leiden. Dergelijke gangen van ontwikkeling vallen
er legio aan te wijzen, waarbij men zich niet tot het terrein
der heemkunde hoeft te beperken.
Boeiend kaartje
Nu heeft zich in Alphen - zeker voor wat pastoor
Binck betreft - iets dergelijks afgespeeld. Dit blijkt uit zijn
hierboven vermelde, zeer populair gehouden boekje. Het
boeiendste daarvan vormt misschien wel het door de schrijver
getekende kaartje met de bijbehorende lijst en toelichting van
archeologische vondsten, historische plaatsen en de daarom
geweven legenden.
Van veel wat op de kaart staat aangegeven, valt -
buiten een naam - nu geen spoor meer te bekennen, maar voor tal
van andere plaatsen geldt het tegendeel. Ge stuit daar op de
oude Romeinse heirbaan, de wijd verspreide plaatsen van met of
zonder opgravingen gedane vondsten, oude, bestaande of verdwenen
boerderijen, een pestkerkhof, een kapel op de Druysdijk, een
Kattekuil, een Duivelsput, een Klokke-uil, een Ulekasteel, een
Quaalburg (oude burcht?), een St. Willibrordusputje, een "oude
pastorie", het Hof ter Brake van de Tempeliers, een Romeinse
villa, een smidse, een herberg, een "akker van het vliegend
licht" en tal van andere, romantische achtergronden. En overal
daartussen zweven de sagen, waarin vooral kabouters en voorts
wat er zoal tot de vroegere volksverbeelding placht te behoren,
een rol spelen.
Extra dimensie
Eigenlijk is het alsof Alphen, hoe meer ge hier
over nadenkt, gewoon een dimensie bij krijgt. Zo'n boeiende
bezigheid vormt de bestudering van dit kaartje aan de hand van
een stafkaart. Dit kan er zelfs toe leiden, dat ge op zekere dag
bezwijkt voor de lust al deze plaatsen - ook waar niets meer te
zien is - stuk voor stuk toch eens te bezoeken tot herbeleving
van het hier uitgestippelde avontuur. Ge moet dit echter pas
aanvaarden na een bezoek aan het archeologische dorpsmuseum, dat
ge - fris in de verf gezet als het is - niet kunt missen op de
splitsing van de wegen Baarle-Nassau - Poppel.
PIERRE VAN BEEK