Zullen
in Oisterwijk de stenen van kasteel Durendaal te elfder ure
dan toch nog gaan spreken? Daartoe bestaat alle kans. De
mogelijkheid is nooit groter geweest dan thans, nu ook op
terrein waar het kasteel van oudsher gelokaliseerd werd,
uitgebreide graafwerken worden uitgevoerd in verband met de
normalisering en verlegging in meer zuidelijke richting van de
Voorste Stroom, die Tilburg onder de naam van Nieuwe Ley
passeert. Bij de graafwerkzaamheden is men gestuit op oude
fundamenten. De aanwezigheid hiervan is in het verleden door
sommigen altijd wel vermoed, maar daar het betreffende terrein
tot vóór nog niet zo heel lange tijd in particuliere handen
was, waar men geen interesse aan de dag legde voor wat hier
wel in de oude Oisterwijkse bodem kon verborgen zitten, is het
nooit tot een serieus onderzoek gekomen.
Tegen
het einde van het vorige jaar werd het gevaar, dat de
eventueel laatste resten van wat eens Durendaal was voorgoed
van de aardbodem zouden worden weggevaagd, zeer acuut, daar
namelijk een deel van de nieuwe bedding van de Voorste Stroom
in schuine lijn het gebied van de vermoede fundamenten
doorsneed. Waarom dit nu per se moest, is niet iedereen
duidelijk - wellicht had het historisch interessante terrein
door enige wijziging gespaard kunnen blijven. Maar soit: dat
is niet gebeurd. Momenteel is - zij het op het nippertje - de
situatie gelukkig zo, dat met de Rijksdienst Oudheidkundig
Bodemonderzoek (R.O.B.) contact werd gekregen. De
kasteeldeskundige hiervan prof. J.G. Renaud uit Amersfoort is
eens in Oisterwijk komen kijken en toonde zich daarbij zeer
geïnteresseerd. Het voorlopige resultaat was de afspraak, dat
onder leiding van de Oisterwijkse architect de heer P.
Drijvers met een aantal vrijwilligers een serieus onderzoek
zal worden ingesteld. Het wachten is nu nog alleen op beter
weer. Zodra dit de mogelijkheid daartoe biedt, gaat de
archeologische spade in de grond om de stenen tot spreken te
brengen.
Wie
heden ten dage Oisterwijk zegt, associeert deze naam
onmiddellijk met vennen en bossen. Voor de meesten is het
wijdvermaarde natuurschoon karakterbepalend voor deze
gemeente. Oisterwijk bezit echter nog een heel ander gezicht.
Weliswaar minder spectaculair maar toch ook hoogst belangrijk
al komt dat minder in de publiciteit. We bedoelen zijn
historie. Tegen de achtergrond van het verleden komt een
plaats in een zuiverder licht om soms een verrassend, niet
eerder waargenomen, reliëf te vertonen. Toegegeven, dat
hieraan niet iedereen behoefte voelt. Gemis van wat een mens
nooit heeft gekend, wordt nu eenmaal niet als een tekort
ondergaan, maar niet te weten wat er geweten kan worden,
blijft een gemis en verarming van het leven. De tegenwoordig
nogal vóór in de mond liggende efficiëncyvraag: "Wat
koop ik er voor?" is hier in ieder geval misplaatst.
Al
in 1200
Nu
hééft Oisterwijk een groot verleden. Het is hier niet de
plaats dat eens even uit de doeken te doen, maar er mag wel
aan herinnerd worden. Al in 1200 bestonden er twee kerkdorpen,
Oost- en West-Tilburg. Met dit laatste werd dan zo ongeveer
ons huidige Tilburg bedoeld, maar Oisterwijk behoorde tot
Oost-Tilburg, dat West-Tilburg in betekenis in hoge mate te
boven ging. Oisterwijk vormde eens de hoofdplaats van een der
vier kwartieren, waarin het platteland van de Meijerij van
's-Hertogenbosch verdeeld was. Onder dit zeer grote kwartier
vielen niet minder dan 26 dorpen. Reeds in 1230 kreeg de
plaats van de hertog van Brabant, Hendrik I, stadsrechten en
dezelfde voorrechten als Den Bosch met uitzondering van de
vrije vaart op de Rijn. Het voerde dan ook de titel van "Vreijheijt
Oosterwijck". De stad werd echter nooit door
verdedigingswerken omringd. Volgens een octrooi van hertogin
Johanna van 1387 mocht echter niemand zich zo maar in de
"vreijheijt" vestigen. Hij moest eerst poorter
worden, wat hem op twee oude "schilden" kwam te
staan.
Bloeiende
industrie
Er
bestond een bloeiende industrie. Van Oudenhoven spreekt van
"wel 500 wollen weefgetouwen ende 28 brouwerijen".
Hij noemt verscheidene huizen van openbaar en sociaal belang
en op de voorgrond tredende personen. De ingezetenen van de
vrijheid waren "altijd seer tot de studiën genegen
geweest". Volgens sommige schrijvers waren aan de kerk
wel 25 priesters verbonden en die kerk had 20 altaren.
"Men seght dat in voortijden hier een gassen of een
gesteende straet geweest is, wel 500 stappen langh, aan
weder-zijde wel dicht met huysen betimmert." Enfin, hij
vond van Oisterwijk: "Het is een groot ende schoon dorp
en plachten de thienden dickmaels meer als 400 mudden koorens
op te brenghen." Omstreeks 1560 begon echter Oisterwijks
verval door allerlei rampspoeden.
Het
huidige gemeentewapen van Oisterwijk voert drie gelijkvormige
torentjes naast elkaar en het vertoont daardoor veel
overeenkomst met het voorlaatste wapen van Tilburg, zoals men
dit aantrof op oude, ijzeren lantaarnpalen - in het begin van
deze eeuw - en ook op... de nikkelen knopen van de Tilburgse
politieagenten. Bij de wijziging van het Tilburgse wapen
hebben de voormalige torentjes, die door spotters heel
oneerbiedig "drie kruikskes" werden genoemd, aan
slankheid - en daarmee aan hun kruikvorm - ingeboet. Er werden
stenen op getekend en er kwam ook nog een vestingmuur met
toegangspoort voor. Persoonlijk hebben we nooit de indruk
kwijt kunnen raken, dat de invloed van de spotters aan deze
wijziging niet vreemd is geweest, al vrezen wij dat officiële
stukken daarvan geen melding zullen maken.
Oude
wapens
Ook
Oisterwijk had vroeger een ander wapen. Van Oudenhoven
schrijft: "Oosterwijck voert in sijn wapen een burght met
seven hangende pauwevederen. Eenighe meynen dat op den bergh
hoogenbergh geseyt, een burght geweest is, ende dat
Oosterwijck daarom een burght in het wapen voert, ende stellen
dat wapen mede in haren publijcken zeghel met dit opschrift:
Sigillum libertatis de Oosterwijck. De zeghel van de Vryheydt
van Oosterwijck." Het oudst bekende wapen op een zegel is
van 1259. Dit bevat een burcht met drie torens. Uit de
middelste, de hoogste, stijgen twee staartsterren op. Op een
later zegel (1355) is een muur met poorten en tinnen
afgebeeld, waarachter zich drie torens verheffen. De sterren
ontbreken evenwel. De pauweveren treden op in een later zegel.
Al
die kasteeltorens hebben historici, etymologen en weetgierige
snuffelaars al heel wat hoofdbrekens gekost. Ze vormen een
dankbaar object voor wetenschap en fantasie. Over Tilburg
alleen zijn al pagina's volgecomponeerd, wat wij - echt
serieus bedoeld - een heel aangename bezigheid vinden. Er komt
altijd weer wel iemand, die het nog beter weet. Uit de "choc
des opinions" springt dan misschien nog wel eens ooit de
"echte" waarheid naar voren. Ook in Oisterwijk
zitten mensen op wie die burcht al lang een fascinerende
invloed heeft uitgeoefend, die nog een stimulans kreeg door
dat omwaterde, adellijk huis Durendaal, dat reeds in oude
geschriften wordt genoemd. De naam Durendaal is in Oisterwijk
nog actueel.
Ligging
Men
weet waar dit kasteel lag, namelijk aan een kronkel van de
Voorste Stroom of Ley tussen de Lage of Tilburgse baan - thans
gedeeltelijk Beukendreef geheten - en de tegenwoordige
Moergestelseweg. Overblijfselen van de grachten zijn er tot op
heden altijd zichtbaar geweest en deze grachten staan
duidelijk aangegeven op een oude kadasterkaart. Het is onder
andere op deze plaats, dat thans bulldozers reeds enige tijd
in actie zijn. Waar Van Oudenhoven de mening van "eenighe"
met betrekking tot de burcht weergeeft, bedoelt hij kennelijk
het landgoed Ter Borgte in de buurt van de Wijenbergh, waar
men nog de namen Ter Burgt, Ter Burgtweg en Burgtweiden kent.
Durendaal noemt hij elders in ander verband. Dit behoeft nog
geen letsel te zijn om in de ban te geraken van de magie van
het oude Durendaal en daarop zijn aandacht te richten nu de
laatste resten op punt van verdwijnen staan.
Schilderachtig
We
mogen dan geen historicus zijn, het uithangen van de
romanticus kan ons niemand verbieden. Daaraan ontlenen wij dan
maar de vrijheid voor een nogal uitvoerig citaat van de door
Nederland wandelende dominee Jacobus Craandijk (geb. 1834).
Het eerste deel van zijn "Wandelingen" verscheen in
1875. Ook hij heeft in zijn tijd bij Durendaal gestaan en daar
méér gezien dan wij. Hier komt de dominee dan in een voor
onze tijd aangepaste spelling:
"Op
korte afstand van Oisterwijk wordt onze aandacht getrokken
door fraaie boomgroepen en eikenlanen, groene, zonnige
grasperken tussen het hakhout en een helder water, overwelfd
door de breed uitgeslagen takken der bomen wier stammen langs
de donkere, steile kanten staan geschaard. Hoewel thans
verwilderd en verwaarloosd - en daarom niet minder
schilderachtig! - zijn hier toch de overblijfselen van een
oude, deftige aanleg duidelijk te bespeuren. Die laan is
blijkbaar eens de ingang van een aanzienlijk landgoed geweest.
Dat water schijnt de buitengracht van een herenhuizinge. Waar
nu die akkermaalsbossen groeien, kunnen we ons lichtelijk
moes- en bloemstuinen voorstellen. Die grasvelden en
boomgroepen herinneren aan een park. Wat wij vermoeden wordt
zekerheid door de naam Durendael, die wij op de paaltjes bij
de oprijlaan lezen.
Durendael
was een adellijk huis, indertijd een eigendom der Brederode's
en Renesse's, waaraan in 1647 door de heer Nemerlaer het
jachtrecht over Heukelom werd opgedragen. Meer kunnen we er
niet van te weten komen dan dat het omstreeks 1870 werd
gesloopt. Bijzonderheden schijnen er niet van bekend. 't Is
niettemin een bekoorlijk plekje al kan het dan ook voor de
geschiedenis niet belangrijk worden genoemd. Het stille water
- 't is eigenlijk het riviertje de Ley - weerspiegelt rustig
het rijke groen en de grijze stammen aan zijn oevers, totdat
het zich tussen de dichtbewassen bosjes verliest, en vooral
van de brug aan het einde der laan overzien wij een
romantische bospartij, zoals het Oisterwijkse landschap er
maar weinige meer heeft aan te wijzen.
Op
het voormalige slotterrein, aan de overzijde van de brug,
prijken krachtige eiken en hoog opgaande dennen. Een lange,
brede laan, recht tegenover de brug, loopt er dwars doorheen
en tussen 't eerwaardige geboomte ligt de boerenwoning,
vroeger een der 'neerhuizen', het enige dat nog van het
kasteel is gespaard. We behoeven niet op onze schreden terug
te keren. De laan over de brug wendt zich strak linksaf en
komt weer uit op de grintweg, die langs de gronden van
Durendael heenloopt."
In
het voorbijgaan merkt de dominee nog op, dat er van het oude
landgoed nog best een "fraaie buitenplaats" zou zijn
te maken. Onze wandelaar, die zijn ogen niet in zijn zak had,
roept hier een aantrekkelijk beeld op, dat wel enige weemoed
moet wekken bij wie thans voor Durendaal staat. Een heimwee,
dat zeker niet minder wordt door de litho van een bospartij,
die de verteller er bij laat afdrukken.
Twee
oprijlanen
Tot
vóór het begin van de huidige werkzaamheden en nieuwe
bebouwing was het Durendaalgebied hoofdzakelijk een weinig
aansprekend weiland. Aanvankelijk gaven twee grote oprijlanen
toegang tot het kasteel. In het noorden vanaf de Beukendreef
over de stroom en in het zuiden vanaf de Kloosterdijk, de
huidige Moergestelseweg. Deze laatste oprijlaan is nog als
akkerweg aanwezig. Door de bij de huidige Beukendreef
beginnende laan is de begeesterde Craandijk destijds het
kasteelterrein genaderd. Van de brug over de Voorste Stroom,
die hij passeerde, waren tot voor kort nog resten waar te
nemen. Deze stroom vormde de basis van de vierkante omwatering,
waarvan altijd nog restanten te zien zijn geweest. Op een
toeristische wandelkaart van Oisterwijk door John Bergmans,
bijgewerkt tot 1933, staat het omwaterde complex met een weg
er dwars doorheen aangegeven met de naam Durendaal er bij.
Totdat
zij in 1944 afbrandde, stond op het eigenlijke kasteelterrein,
dat nu doorgraven wordt, een door Schellekens bewoonde
boerderij. De gedupeerde bewoner heeft later aan de Baerdijk
een nieuwe gebouwd en de naam Durendaal daarvoor gehandhaafd.
Behalve de tot eind vorig jaar zichtbare put, die tot 1944 in
gebruik was, moeten zich op het terrein nog twee putten
bevinden. In het westelijk deel van Durendaal heet een gebied
Het Seuverik. Hier bevindt zich nu de gemeentelijke
vuilnisbelt. Ook lag er een vrij grote, dichtgegroeide plas.
Sommigen menen, dat dit misschien eens het Werdven is geweest.
Het
verbaast enigszins te vernemen, dat het gebied van Durendaal
pas vanaf augustus van het vorige jaar Oisterwijks territoir
is. Voordien heeft het steeds tot de gemeente Berkel-Enschot (Heukelom)
behoord. Dit deel van Heukelom, tussen de Voorste Stroom en de
Moergestelseweg, stak als een wig in het Oisterwijkse gebied.
Twee
vleugels en torentjes
Uit
een stuk uit het rijksarchief te Den Bosch vernemen we iets
naders over de bebouwing binnen het omgrachte terrein, dat een
lengte heeft van 98 meter en een breedte van 56 meter.
Omstreeks 1777 stonden hier: "Casteel, stallinge,
koetshuis, washys en een hoef". Uit een inventaris van
een nalatenschap valt een en ander over de inrichting van het
kasteel in 1737 te achterhalen. Er is daar sprake van:
"de kleine sael, de groote sael, het agter camerke, de
eerste keldercamer of mama's camer, de tweede keldercamer, de
keuke camer of sogenaamde groene camer, de keuke".
Uit
een rapport van J. Mastenbroek president-schepen te Helvoirt
d.d. 10 januari 1777 aan mr G. van Grootveld blijkt, dat er
heel wat reparaties nodig zijn. De rechtervleugel van het
gebouw is zodanig afgeweken, dat men er door naar buiten
kijkt. Twee binnenmuren, waarvan de ene van steen en de andere
van leem is, zijn van onder tot boven gescheurd. De muur op de
zolder van de linkervleugel vertoont een zelfde scheur. Het
torentje verkeert in deplorabele toestand en het hele huis is
zó vochtig, dat de schilderijen er van aanslaan. Er is verder
sprake van behang en van noodzakelijke reparatie van "de
menagerie". Er bestaat ook een akte met de uitdrukking
"gelegen tegenover de eerste poort van het huis genaamd
Durendaal". Er moet dus minstens nog een tweede poort
bestaan hebben.
Met
deze gegevens kan men zich enigszins een beeld van het kasteel
vormen.
Funderingen
Een
onlangs op Durendaal onder leiding van de heer Leenhouwers uit
Hilvarenbeek, correspondent van het R.O.B., ingesteld
onderzoek, heeft uitgewezen, dat er funderingen in de bodem
aanwezig zijn. Men ontdekte een stuk fundament van 4 meter
lang en 15 cm breed. En er zit nog meer. Men toonde ons een
paar van deze fundering afkomstige zogenaamde kloostermoppen,
rode bakstenen van groot formaat. Ze moeten een
eerbiedwaardige ouderdom bezitten. Aangenomen wordt dat de
grondslagen van Durendaal minstens zeven eeuwen oud zijn.
24
oktober 1477 verhuurt Bertout Back, heer tot Asten, aan zijn
zoon Jan Back, ridder, o.a. "die huising van voors
Bertout" in de parochie Oisterwijk. In een andere bron is
sprake van de ridder Johan Back en van "seeker
eelmanshuys, ghenaemt Durendael". In de 16de eeuw komt er
méér lijn in de families en personen, die het kasteel door
erfenis, aankoop of huur in bezit hadden of bewoond hebben.
Via een dochter van Jan Back, vrouw van Wolffaert van
Brederode, kwam Durendaal in bezit van het geslacht Van
Brederode. Achtereenvolgens treden volgens Huybers op de namen
De la Rivière, De Merode, De Salm, Van Doerne, Van Renesse,
Bouwers, Van Grootvelt, Van Tengnagell.
Afbraak
Zeker
tot in het midden van de 16de eeuw tot 1700 bleef het
Durendaal doorlopend eigendom der adellijke geslachten van
Brederode en Van Doerne, wier erfdochters hier en daar schuil
gaan onder de namen van hun echtgenoten. Na dezen werd het nog
anderhalve eeuw onrustig bezit van allerlei kortstondige
kopers. Totdat in 1780 onder baron Van Tengnagell Durendaal
werd afgebroken. Dat heeft tenminste Craandijk vernomen van de
heer Rypperda te Oisterwijk. Volgens een publicatie van
recente datum echter is het kasteel in het begin van de vorige
eeuw pas afgebroken onder de toenmalige eigenaar,
waarschijnlijk Jan Hendrik, baron van Lynden tot Lunenburg. De
afbraak werd door een Oisterwijks notaris publiek verkocht.
Huybers
staat nogal uitvoerig stil bij de verschillende eigenaren en
hun familierelaties. Belangstellenden verwijzen wij daarvoor
naar zijn boek Oud Oisterwijk. Hieruit blijkt o.a. dat
Wolffaert van Brederode op Durendaal overleed in 1548 en te
Vianen begraven werd. "Hij was onlanx te voren van
Brussel gekomen, daar men meind dat hem vergiftigt ingegeven
was."
Namen
en titels
Bij
de opsomming van de vele bewoners van Durendaal passeert een
hele processie van baronnen, jonkers, jonkvrouwen en ridders
met lange namen en titels de revue. Sinds 1736 behoorde ook
"De Hondsberg" bij Durendaal. De naam
"Hondsberg" heeft echter tot in onze dagen de meeste
bekendheid behouden. Mr Albertus Constant, baron van der Feltz,
zoon en erfgenaam van mr Jacobus baron van der Feltz, lid van
de Ged. Staten van Gelderland (overl. 1904) en jonkvrouw
Albertina Joanna van Swinderen (overl. 1914), verkocht als
gevolmachtigde van de weduwe-moeder "Den Hondsberg"
aan de Mij. "Waldemar" te Helden op 4 maart 1912
voor f 250.000,-. Deze verkocht in percelen: de bouwhoeve
"Durendaal" op 2 mei 1912, aan de Ver. "De
Boerenleenbank" te Oisterwijk voor f 8.020,-. De
dennenbossen gingen voor f 16.500,- naar de Vereniging tot
behoud van Natuurmonumenten. Het landgoed "De
Hondsberg" kwam op 1 juli 1916 in handen van de heer A.H.
Kleiweg de Zwaan voor ongeveer f 100.000,-. Dat was de finale
uitverkoop van "Hondsberg-Durendaal" maar gelukkig
niet de ondergang van Oisterwijks natuurschoon. Anderen,
waaronder de Ver. tot Behoud van Natuurmonumenten, de gemeente
en de Stichting Het Brabants Landschap hebben de zorg van het
behoud overgenomen tot welzijn van de gemeenschap.
In
afwachting
Na
alles wat wij hier vertelden is het begrijpelijk, dat de
restanten van Durendaal de weetgierigheid van sommigen
geprikkeld hebben. Na het vinden van fundamenten is er die
niet minder op geworden. De heer G. Beex van het R.O.B. is
enige maanden geleden ook al eens poolshoogte komen nemen. Hij
beloofde straks bij de opgravingen aanwezig te zijn om
eventuele vondsten op hun oudheidkundige waarde te toetsen en
te trachten de toestand van vroegere eeuwen te reconstrueren
Bij de jongste normalisatiewerkzaamheden is men ook elders op
een fundering gestuit. Ze kan van een afscheidsmuurtje of
poortgebouwtje afkomstig zijn geweest. Men kwam echter te laat
om nog wat te redden. Er is zelfs geen steen meer van
achterhaald kunnen worden. Een behoorlijk aantal instanties
hebben thans hun medewerking toegezegd zodat de komende
opgravingen met belangstelling tegemoet gezien mogen worden.
Geen
afbeelding
Het
is wel jammer, dat er tot heden geen afbeelding van Durendaal
of een Oisterwijks kasteel achterhaald is kunnen worden. In
het Oisterwijks raadhuis krijgt men een tekening te zien van
een kasteel met de naam Oisterwijk er onder, waarvan men ooit
gedacht heeft, dat ze met de gemeente iets te maken had, maar
nu weet men beter. Er bestaan inderdaad gravures van een
kasteel Oisterwijk en dat ligt eveneens bij een Heukelom
maar... in Zuid-Holland aan het riviertje De Linge. Men kan
het er nog zien. De mystificatie is derhalve wel enigszins
verklaarbaar.
PIERRE
VAN BEEK