CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Zullen stenen van Durendaal nog spreken?

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 1 februari 1969

Zullen in Oisterwijk de stenen van kasteel Durendaal te elfder ure dan toch nog gaan spreken? Daartoe bestaat alle kans. De mogelijkheid is nooit groter geweest dan thans, nu ook op terrein waar het kasteel van oudsher gelokaliseerd werd, uitgebreide graafwerken worden uitgevoerd in verband met de normalisering en verlegging in meer zuidelijke richting van de Voorste Stroom, die Tilburg onder de naam van Nieuwe Ley passeert. Bij de graafwerkzaamheden is men gestuit op oude fundamenten. De aanwezigheid hiervan is in het verleden door sommigen altijd wel vermoed, maar daar het betreffende terrein tot vóór nog niet zo heel lange tijd in particuliere handen was, waar men geen interesse aan de dag legde voor wat hier wel in de oude Oisterwijkse bodem kon verborgen zitten, is het nooit tot een serieus onderzoek gekomen.

Tegen het einde van het vorige jaar werd het gevaar, dat de eventueel laatste resten van wat eens Durendaal was voorgoed van de aardbodem zouden worden weggevaagd, zeer acuut, daar namelijk een deel van de nieuwe bedding van de Voorste Stroom in schuine lijn het gebied van de vermoede fundamenten doorsneed. Waarom dit nu per se moest, is niet iedereen duidelijk - wellicht had het historisch interessante terrein door enige wijziging gespaard kunnen blijven. Maar soit: dat is niet gebeurd. Momenteel is - zij het op het nippertje - de situatie gelukkig zo, dat met de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.) contact werd gekregen. De kasteeldeskundige hiervan prof. J.G. Renaud uit Amersfoort is eens in Oisterwijk komen kijken en toonde zich daarbij zeer geïnteresseerd. Het voorlopige resultaat was de afspraak, dat onder leiding van de Oisterwijkse architect de heer P. Drijvers met een aantal vrijwilligers een serieus onderzoek zal worden ingesteld. Het wachten is nu nog alleen op beter weer. Zodra dit de mogelijkheid daartoe biedt, gaat de archeologische spade in de grond om de stenen tot spreken te brengen.

 

Wie heden ten dage Oisterwijk zegt, associeert deze naam onmiddellijk met vennen en bossen. Voor de meesten is het wijdvermaarde natuurschoon karakterbepalend voor deze gemeente. Oisterwijk bezit echter nog een heel ander gezicht. Weliswaar minder spectaculair maar toch ook hoogst belangrijk al komt dat minder in de publiciteit. We bedoelen zijn historie. Tegen de achtergrond van het verleden komt een plaats in een zuiverder licht om soms een verrassend, niet eerder waargenomen, reliëf te vertonen. Toegegeven, dat hieraan niet iedereen behoefte voelt. Gemis van wat een mens nooit heeft gekend, wordt nu eenmaal niet als een tekort ondergaan, maar niet te weten wat er geweten kan worden, blijft een gemis en verarming van het leven. De tegenwoordig nogal vóór in de mond liggende efficiëncyvraag: "Wat koop ik er voor?" is hier in ieder geval misplaatst.

 

Al in 1200

Nu hééft Oisterwijk een groot verleden. Het is hier niet de plaats dat eens even uit de doeken te doen, maar er mag wel aan herinnerd worden. Al in 1200 bestonden er twee kerkdorpen, Oost- en West-Tilburg. Met dit laatste werd dan zo ongeveer ons huidige Tilburg bedoeld, maar Oisterwijk behoorde tot Oost-Tilburg, dat West-Tilburg in betekenis in hoge mate te boven ging. Oisterwijk vormde eens de hoofdplaats van een der vier kwartieren, waarin het platteland van de Meijerij van 's-Hertogenbosch verdeeld was. Onder dit zeer grote kwartier vielen niet minder dan 26 dorpen. Reeds in 1230 kreeg de plaats van de hertog van Brabant, Hendrik I, stadsrechten en dezelfde voorrechten als Den Bosch met uitzondering van de vrije vaart op de Rijn. Het voerde dan ook de titel van "Vreijheijt Oosterwijck". De stad werd echter nooit door verdedigingswerken omringd. Volgens een octrooi van hertogin Johanna van 1387 mocht echter niemand zich zo maar in de "vreijheijt" vestigen. Hij moest eerst poorter worden, wat hem op twee oude "schilden" kwam te staan.

 

Bloeiende industrie

Er bestond een bloeiende industrie. Van Oudenhoven spreekt van "wel 500 wollen weefgetouwen ende 28 brouwerijen". Hij noemt verscheidene huizen van openbaar en sociaal belang en op de voorgrond tredende personen. De ingezetenen van de vrijheid waren "altijd seer tot de studiën genegen geweest". Volgens sommige schrijvers waren aan de kerk wel 25 priesters verbonden en die kerk had 20 altaren. "Men seght dat in voortijden hier een gassen of een gesteende straet geweest is, wel 500 stappen langh, aan weder-zijde wel dicht met huysen betimmert." Enfin, hij vond van Oisterwijk: "Het is een groot ende schoon dorp en plachten de thienden dickmaels meer als 400 mudden koorens op te brenghen." Omstreeks 1560 begon echter Oisterwijks verval door allerlei rampspoeden.

Het huidige gemeentewapen van Oisterwijk voert drie gelijkvormige torentjes naast elkaar en het vertoont daardoor veel overeenkomst met het voorlaatste wapen van Tilburg, zoals men dit aantrof op oude, ijzeren lantaarnpalen - in het begin van deze eeuw - en ook op... de nikkelen knopen van de Tilburgse politieagenten. Bij de wijziging van het Tilburgse wapen hebben de voormalige torentjes, die door spotters heel oneerbiedig "drie kruikskes" werden genoemd, aan slankheid - en daarmee aan hun kruikvorm - ingeboet. Er werden stenen op getekend en er kwam ook nog een vestingmuur met toegangspoort voor. Persoonlijk hebben we nooit de indruk kwijt kunnen raken, dat de invloed van de spotters aan deze wijziging niet vreemd is geweest, al vrezen wij dat officiële stukken daarvan geen melding zullen maken.

 

Oude wapens

Ook Oisterwijk had vroeger een ander wapen. Van Oudenhoven schrijft: "Oosterwijck voert in sijn wapen een burght met seven hangende pauwevederen. Eenighe meynen dat op den bergh hoogenbergh geseyt, een burght geweest is, ende dat Oosterwijck daarom een burght in het wapen voert, ende stellen dat wapen mede in haren publijcken zeghel met dit opschrift: Sigillum libertatis de Oosterwijck. De zeghel van de Vryheydt van Oosterwijck." Het oudst bekende wapen op een zegel is van 1259. Dit bevat een burcht met drie torens. Uit de middelste, de hoogste, stijgen twee staartsterren op. Op een later zegel (1355) is een muur met poorten en tinnen afgebeeld, waarachter zich drie torens verheffen. De sterren ontbreken evenwel. De pauweveren treden op in een later zegel.

Al die kasteeltorens hebben historici, etymologen en weetgierige snuffelaars al heel wat hoofdbrekens gekost. Ze vormen een dankbaar object voor wetenschap en fantasie. Over Tilburg alleen zijn al pagina's volgecomponeerd, wat wij - echt serieus bedoeld - een heel aangename bezigheid vinden. Er komt altijd weer wel iemand, die het nog beter weet. Uit de "choc des opinions" springt dan misschien nog wel eens ooit de "echte" waarheid naar voren. Ook in Oisterwijk zitten mensen op wie die burcht al lang een fascinerende invloed heeft uitgeoefend, die nog een stimulans kreeg door dat omwaterde, adellijk huis Durendaal, dat reeds in oude geschriften wordt genoemd. De naam Durendaal is in Oisterwijk nog actueel.

 

Ligging

Men weet waar dit kasteel lag, namelijk aan een kronkel van de Voorste Stroom of Ley tussen de Lage of Tilburgse baan - thans gedeeltelijk Beukendreef geheten - en de tegenwoordige Moergestelseweg. Overblijfselen van de grachten zijn er tot op heden altijd zichtbaar geweest en deze grachten staan duidelijk aangegeven op een oude kadasterkaart. Het is onder andere op deze plaats, dat thans bulldozers reeds enige tijd in actie zijn. Waar Van Oudenhoven de mening van "eenighe" met betrekking tot de burcht weergeeft, bedoelt hij kennelijk het landgoed Ter Borgte in de buurt van de Wijenbergh, waar men nog de namen Ter Burgt, Ter Burgtweg en Burgtweiden kent. Durendaal noemt hij elders in ander verband. Dit behoeft nog geen letsel te zijn om in de ban te geraken van de magie van het oude Durendaal en daarop zijn aandacht te richten nu de laatste resten op punt van verdwijnen staan.

 

Schilderachtig

We mogen dan geen historicus zijn, het uithangen van de romanticus kan ons niemand verbieden. Daaraan ontlenen wij dan maar de vrijheid voor een nogal uitvoerig citaat van de door Nederland wandelende dominee Jacobus Craandijk (geb. 1834). Het eerste deel van zijn "Wandelingen" verscheen in 1875. Ook hij heeft in zijn tijd bij Durendaal gestaan en daar méér gezien dan wij. Hier komt de dominee dan in een voor onze tijd aangepaste spelling:

"Op korte afstand van Oisterwijk wordt onze aandacht getrokken door fraaie boomgroepen en eikenlanen, groene, zonnige grasperken tussen het hakhout en een helder water, overwelfd door de breed uitgeslagen takken der bomen wier stammen langs de donkere, steile kanten staan geschaard. Hoewel thans verwilderd en verwaarloosd - en daarom niet minder schilderachtig! - zijn hier toch de overblijfselen van een oude, deftige aanleg duidelijk te bespeuren. Die laan is blijkbaar eens de ingang van een aanzienlijk landgoed geweest. Dat water schijnt de buitengracht van een herenhuizinge. Waar nu die akkermaalsbossen groeien, kunnen we ons lichtelijk moes- en bloemstuinen voorstellen. Die grasvelden en boomgroepen herinneren aan een park. Wat wij vermoeden wordt zekerheid door de naam Durendael, die wij op de paaltjes bij de oprijlaan lezen.

Durendael was een adellijk huis, indertijd een eigendom der Brederode's en Renesse's, waaraan in 1647 door de heer Nemerlaer het jachtrecht over Heukelom werd opgedragen. Meer kunnen we er niet van te weten komen dan dat het omstreeks 1870 werd gesloopt. Bijzonderheden schijnen er niet van bekend. 't Is niettemin een bekoorlijk plekje al kan het dan ook voor de geschiedenis niet belangrijk worden genoemd. Het stille water - 't is eigenlijk het riviertje de Ley - weerspiegelt rustig het rijke groen en de grijze stammen aan zijn oevers, totdat het zich tussen de dichtbewassen bosjes verliest, en vooral van de brug aan het einde der laan overzien wij een romantische bospartij, zoals het Oisterwijkse landschap er maar weinige meer heeft aan te wijzen.

Op het voormalige slotterrein, aan de overzijde van de brug, prijken krachtige eiken en hoog opgaande dennen. Een lange, brede laan, recht tegenover de brug, loopt er dwars doorheen en tussen 't eerwaardige geboomte ligt de boerenwoning, vroeger een der 'neerhuizen', het enige dat nog van het kasteel is gespaard. We behoeven niet op onze schreden terug te keren. De laan over de brug wendt zich strak linksaf en komt weer uit op de grintweg, die langs de gronden van Durendael heenloopt."

In het voorbijgaan merkt de dominee nog op, dat er van het oude landgoed nog best een "fraaie buitenplaats" zou zijn te maken. Onze wandelaar, die zijn ogen niet in zijn zak had, roept hier een aantrekkelijk beeld op, dat wel enige weemoed moet wekken bij wie thans voor Durendaal staat. Een heimwee, dat zeker niet minder wordt door de litho van een bospartij, die de verteller er bij laat afdrukken.

 

Twee oprijlanen

Tot vóór het begin van de huidige werkzaamheden en nieuwe bebouwing was het Durendaalgebied hoofdzakelijk een weinig aansprekend weiland. Aanvankelijk gaven twee grote oprijlanen toegang tot het kasteel. In het noorden vanaf de Beukendreef over de stroom en in het zuiden vanaf de Kloosterdijk, de huidige Moergestelseweg. Deze laatste oprijlaan is nog als akkerweg aanwezig. Door de bij de huidige Beukendreef beginnende laan is de begeesterde Craandijk destijds het kasteelterrein genaderd. Van de brug over de Voorste Stroom, die hij passeerde, waren tot voor kort nog resten waar te nemen. Deze stroom vormde de basis van de vierkante omwatering, waarvan altijd nog restanten te zien zijn geweest. Op een toeristische wandelkaart van Oisterwijk door John Bergmans, bijgewerkt tot 1933, staat het omwaterde complex met een weg er dwars doorheen aangegeven met de naam Durendaal er bij.

Totdat zij in 1944 afbrandde, stond op het eigenlijke kasteelterrein, dat nu doorgraven wordt, een door Schellekens bewoonde boerderij. De gedupeerde bewoner heeft later aan de Baerdijk een nieuwe gebouwd en de naam Durendaal daarvoor gehandhaafd. Behalve de tot eind vorig jaar zichtbare put, die tot 1944 in gebruik was, moeten zich op het terrein nog twee putten bevinden. In het westelijk deel van Durendaal heet een gebied Het Seuverik. Hier bevindt zich nu de gemeentelijke vuilnisbelt. Ook lag er een vrij grote, dichtgegroeide plas. Sommigen menen, dat dit misschien eens het Werdven is geweest.

Het verbaast enigszins te vernemen, dat het gebied van Durendaal pas vanaf augustus van het vorige jaar Oisterwijks territoir is. Voordien heeft het steeds tot de gemeente Berkel-Enschot (Heukelom) behoord. Dit deel van Heukelom, tussen de Voorste Stroom en de Moergestelseweg, stak als een wig in het Oisterwijkse gebied.

 

Twee vleugels en torentjes

Uit een stuk uit het rijksarchief te Den Bosch vernemen we iets naders over de bebouwing binnen het omgrachte terrein, dat een lengte heeft van 98 meter en een breedte van 56 meter. Omstreeks 1777 stonden hier: "Casteel, stallinge, koetshuis, washys en een hoef". Uit een inventaris van een nalatenschap valt een en ander over de inrichting van het kasteel in 1737 te achterhalen. Er is daar sprake van: "de kleine sael, de groote sael, het agter camerke, de eerste keldercamer of mama's camer, de tweede keldercamer, de keuke camer of sogenaamde groene camer, de keuke".

Uit een rapport van J. Mastenbroek president-schepen te Helvoirt d.d. 10 januari 1777 aan mr G. van Grootveld blijkt, dat er heel wat reparaties nodig zijn. De rechtervleugel van het gebouw is zodanig afgeweken, dat men er door naar buiten kijkt. Twee binnenmuren, waarvan de ene van steen en de andere van leem is, zijn van onder tot boven gescheurd. De muur op de zolder van de linkervleugel vertoont een zelfde scheur. Het torentje verkeert in deplorabele toestand en het hele huis is zó vochtig, dat de schilderijen er van aanslaan. Er is verder sprake van behang en van noodzakelijke reparatie van "de menagerie". Er bestaat ook een akte met de uitdrukking "gelegen tegenover de eerste poort van het huis genaamd Durendaal". Er moet dus minstens nog een tweede poort bestaan hebben.

Met deze gegevens kan men zich enigszins een beeld van het kasteel vormen.

 

Funderingen

Een onlangs op Durendaal onder leiding van de heer Leenhouwers uit Hilvarenbeek, correspondent van het R.O.B., ingesteld onderzoek, heeft uitgewezen, dat er funderingen in de bodem aanwezig zijn. Men ontdekte een stuk fundament van 4 meter lang en 15 cm breed. En er zit nog meer. Men toonde ons een paar van deze fundering afkomstige zogenaamde kloostermoppen, rode bakstenen van groot formaat. Ze moeten een eerbiedwaardige ouderdom bezitten. Aangenomen wordt dat de grondslagen van Durendaal minstens zeven eeuwen oud zijn.

24 oktober 1477 verhuurt Bertout Back, heer tot Asten, aan zijn zoon Jan Back, ridder, o.a. "die huising van voors Bertout" in de parochie Oisterwijk. In een andere bron is sprake van de ridder Johan Back en van "seeker eelmanshuys, ghenaemt Durendael". In de 16de eeuw komt er méér lijn in de families en personen, die het kasteel door erfenis, aankoop of huur in bezit hadden of bewoond hebben. Via een dochter van Jan Back, vrouw van Wolffaert van Brederode, kwam Durendaal in bezit van het geslacht Van Brederode. Achtereenvolgens treden volgens Huybers op de namen De la Rivière, De Merode, De Salm, Van Doerne, Van Renesse, Bouwers, Van Grootvelt, Van Tengnagell.

 

Afbraak

Zeker tot in het midden van de 16de eeuw tot 1700 bleef het Durendaal doorlopend eigendom der adellijke geslachten van Brederode en Van Doerne, wier erfdochters hier en daar schuil gaan onder de namen van hun echtgenoten. Na dezen werd het nog anderhalve eeuw onrustig bezit van allerlei kortstondige kopers. Totdat in 1780 onder baron Van Tengnagell Durendaal werd afgebroken. Dat heeft tenminste Craandijk vernomen van de heer Rypperda te Oisterwijk. Volgens een publicatie van recente datum echter is het kasteel in het begin van de vorige eeuw pas afgebroken onder de toenmalige eigenaar, waarschijnlijk Jan Hendrik, baron van Lynden tot Lunenburg. De afbraak werd door een Oisterwijks notaris publiek verkocht.

Huybers staat nogal uitvoerig stil bij de verschillende eigenaren en hun familierelaties. Belangstellenden verwijzen wij daarvoor naar zijn boek Oud Oisterwijk. Hieruit blijkt o.a. dat Wolffaert van Brederode op Durendaal overleed in 1548 en te Vianen begraven werd. "Hij was onlanx te voren van Brussel gekomen, daar men meind dat hem vergiftigt ingegeven was."

 

Namen en titels

Bij de opsomming van de vele bewoners van Durendaal passeert een hele processie van baronnen, jonkers, jonkvrouwen en ridders met lange namen en titels de revue. Sinds 1736 behoorde ook "De Hondsberg" bij Durendaal. De naam "Hondsberg" heeft echter tot in onze dagen de meeste bekendheid behouden. Mr Albertus Constant, baron van der Feltz, zoon en erfgenaam van mr Jacobus baron van der Feltz, lid van de Ged. Staten van Gelderland (overl. 1904) en jonkvrouw Albertina Joanna van Swinderen (overl. 1914), verkocht als gevolmachtigde van de weduwe-moeder "Den Hondsberg" aan de Mij. "Waldemar" te Helden op 4 maart 1912 voor f 250.000,-. Deze verkocht in percelen: de bouwhoeve "Durendaal" op 2 mei 1912, aan de Ver. "De Boerenleenbank" te Oisterwijk voor f 8.020,-. De dennenbossen gingen voor f 16.500,- naar de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten. Het landgoed "De Hondsberg" kwam op 1 juli 1916 in handen van de heer A.H. Kleiweg de Zwaan voor ongeveer f 100.000,-. Dat was de finale uitverkoop van "Hondsberg-Durendaal" maar gelukkig niet de ondergang van Oisterwijks natuurschoon. Anderen, waaronder de Ver. tot Behoud van Natuurmonumenten, de gemeente en de Stichting Het Brabants Landschap hebben de zorg van het behoud overgenomen tot welzijn van de gemeenschap.

 

In afwachting

Na alles wat wij hier vertelden is het begrijpelijk, dat de restanten van Durendaal de weetgierigheid van sommigen geprikkeld hebben. Na het vinden van fundamenten is er die niet minder op geworden. De heer G. Beex van het R.O.B. is enige maanden geleden ook al eens poolshoogte komen nemen. Hij beloofde straks bij de opgravingen aanwezig te zijn om eventuele vondsten op hun oudheidkundige waarde te toetsen en te trachten de toestand van vroegere eeuwen te reconstrueren Bij de jongste normalisatiewerkzaamheden is men ook elders op een fundering gestuit. Ze kan van een afscheidsmuurtje of poortgebouwtje afkomstig zijn geweest. Men kwam echter te laat om nog wat te redden. Er is zelfs geen steen meer van achterhaald kunnen worden. Een behoorlijk aantal instanties hebben thans hun medewerking toegezegd zodat de komende opgravingen met belangstelling tegemoet gezien mogen worden.

 

Geen afbeelding

Het is wel jammer, dat er tot heden geen afbeelding van Durendaal of een Oisterwijks kasteel achterhaald is kunnen worden. In het Oisterwijks raadhuis krijgt men een tekening te zien van een kasteel met de naam Oisterwijk er onder, waarvan men ooit gedacht heeft, dat ze met de gemeente iets te maken had, maar nu weet men beter. Er bestaan inderdaad gravures van een kasteel Oisterwijk en dat ligt eveneens bij een Heukelom maar... in Zuid-Holland aan het riviertje De Linge. Men kan het er nog zien. De mystificatie is derhalve wel enigszins verklaarbaar.

 

PIERRE VAN BEEK