CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Legende verbindt Hasseltse kapel met Poppels landgoed

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 12 februari 1969

 

Kasteel de Schrieken - Poppel - archief Pierre van Beek

 

Onze Lieve Vrouw van "De Schrieken". Wel een heel vreemde betiteling voor Tilburgse oren. Maar weinig Tilburgers zullen er ooit van gehoord hebben. En nog zonderlinger wordt het te vernemen, dat er een legendarisch verband bestaat met onze Hasseltse kapel. Deze band wordt gelegd in een oude legende, die werd opgetekend uit de mond van een bewoner van het grensgebied. Bij nadere informatie hebben we een paar mensen ontmoet, die zich nog konden herinneren "ooit wel eens van zoiets gehoord te hebben". Het verhaal speelt met een paar historische namen en minder positief vaststaande feiten, waardoor het zich een schijn van echtheid toeëigent. Verder vertoont het echter alle kenmerken van een vrome maar naïeve volksverbeelding zoals dat bij vele legenden het geval pleegt te zijn. In ieder geval achten wij het de moeite waard ze met het bijbehorende decor hier voor het nageslacht vast te leggen. Volksverdichtsels als deze geven immers steeds warmte en kleur aan de streek, waarin ze gelokaliseerd werden.

"De Schrieken" is een nog bestaand particulier landgoed onder Poppel tegen de grens van de gemeente Baarle-Nassau. De legende die in 1641 speelt, vertelt van de overbrenging van het beeld van Onze Lieve Vrouw van de Hasselt naar Baarle-Hertog vanwaar het later terecht is gekomen in de grenskerk van Steenvoort (Nieuwkerk), waar Tilburgse en wellicht ook Goirlese katholieken kerkten op Belgisch gebied in de tijd toen onze streken Generaliteitsland waren. De met het transport naar Baarle-Hertog belaste marskramer werd door bandieten beroofd, maar het beeld werd later onder wonderlijke omstandigheden bij de huidige "Schrieken" teruggevonden. Dit landgoed zou zijn naam aan de legende ontleend hebben. De huidige bewoners was daarvan echter nauwelijks iets bekend.

 

Wie zich van Poppel naar Baarle-Nassau begeeft, passeert de Belgisch-Nederlandse grens bij het gehucht Groot-Bedaf. De op het gebied van Weelde ontspringende Nieuwkerkse Ley vormt hier de grens tussen beide landen. Men bevindt zich in het gebied, waarvoor bij het bekende verdrag van 1843 de grens nooit definitief werd vastgesteld. De laatste grenspaal (nr. 214) staat een 700 meter naar het noorden midden in een weiland in het dal van de Ley. Een volgende grenspaal (215) ontmoet ge dan pas weer 36 kilometer verder aan de Oude Loop, bij het uiteinde van de gemeente Baarle-Nassau. Uit hoofde van deze omstandigheid vormt de streek al een merkwaardig gebied.

 

De naam "Bedaf"

Over de naam Bedaf, welke men op meerdere plaatsen aantreft, hebben de geleerden ook het hoofd gebogen. Één verklaring is, dat het een samenstelling zou vormen van "bat" en "af". Dit zou dan "verder" of "afgelegen" betekenen. In 1372 ontmoet men Badaf of Baddaf. Tegen het einde van de 12de eeuw komt "Middaf" voor en er bestaat ook de vorm "Medaf". Als familienaam is Van Bedaf niet onbekend. De volksmond houdt er zijn eigen naamsverklaring op na: Op Bedaf had men vroeger maar één bed. Daarvan kon men om beurten gebruik maken na de waarschuwing: "Bed af!"…

"Verafgelegen" is in ieder geval van toepassing geweest op ons Bedaf. Als is "ver" in onze tijd een betrekkelijk begrip geworden, het valt niet te ontkennen, dat ook de dag van vandaag Bedaf nog tot de stille en onbekende streken behoort. Bent u er wel eens ooit geweest? Het land is hier zó stil, zó ruim en zó wijd, dat ge u oneindig ver van de wereld voelt met de hemelkoepel, bij wijze van spreken, als naaste buur. Ge moet er alleen niet snel per auto doorheenrijden, want dan komt ge niet aan de aroma toe.

Hier nu ligt het afgesloten en dus voor het publiek niet toegankelijke landgoed "De Schrieken", dat de vorm heeft van een grote trechter, die met zijn breedste rand op de Nederlandse grens staat. Er zijn twee toegangswegen aan de Bedafse kant. De hoofdingang bevindt zich echter helemaal aan de grote weg Poppel - Turnhout, juist bij de grens van de gemeente Weelde aan de rechterkant van de weg, vlak vóór het rusthuis "Emmaus". Een zeer lange, met bomen beplante oprijlaan voert naar het hart van het landgoed met het kasteel "De Schrieken" en zijn grote, schilderachtige vijvers als centraal punt. "De Schrieken" vormt een goed voorbeeld van vervolmaking van de natuur door mensenhand, een activiteit, waaraan we zoveel natuurschoon in onze streken te danken hebben. De "oer"-natuur heeft er hier heel anders uitgezien.

 

Grote Leegte

In de tweede helft van de vorige eeuw was deze streek er een van een grote, troosteloze leegte met ruime vergezichten en daarenboven voor een deel laag gelegen. Er moest een hartstochtelijk jachtliefhebber uit Brussel komen om hier op de aangekochte 50 ha met echter een veel omvangrijker jachtgebied, een kloek stenen paviljoen te bouwen als "pied à terre" in het afgelegen Vlaamse land. Die jager was generaal Paulin Lahure, die een deel van zijn eigendom met een nog aanwezige aarden wal omringde. Deze generaal stierf in 1874. Vermoedelijk was hij niet gehuwd want twee broers erfden zijn bezit, t.w. de generaal Camille Lahure en Albert Lahure. Het bleken echte Brusselnaars, die zich helemaal niet voor een stuk wildernis aan de grens interesseerden. Vijf jaar later deden zij "De Schrieken" van de hand door verkoop aan Ulysse Burnenville. Bij diens dood in 1882 kwam het goed in bezit van zijn dochter, die in het huwelijk trad met Lucien Snijmers. Deze verkocht het in 1888 aan Aimé Misonne, een uit Charleroi afkomstige Waal, die in Turnhout woonde en daar voorzitter van de rechtbank was. Hij was gehuwd met een juffrouw Van Ravestijn. Tot de dag van vandaag is "De Schrieken" nog steeds in het bezit van de familie Misonne.

 

Tachtig jaar familiebezit

Met Aimé Misonne had "De Schrieken" weer zijn ware meester gevonden. Hij was niet alleen een hartstochtelijke jager, maar ook een groot liefhebber van de natuur met gevoel voor het schone en voor romantiek. Hij breidde het bezit uit, plantte, bouwde, maakte vijvers en verfraaide. Langzaam verrees er in de uitgebreide heidevlakten, waar hij over 2000 ha het jachtrecht genoot, een waardig landgoed. Hij bouwde in 1900, in de nabijheid van het nog bestaande paviljoen en een oude boerderij uit de tijd van de eerste generaal, het kasteel dat in 1909 aanzienlijke uitbreiding onderging. De stijl ervan zou men gemoderniseerde Vlaamse renaissance kunnen noemen.

Een bijzondere bekoring kreeg het landgoed door de tegen de Nederlandse grens uitgegraven vijvers. De hierdoor vrijkomende grond werd gebruikt voor de ophoging van het te laag liggend gebied. Van de huidige "Schrieken", dat thans 120 ha groot is, wordt vijf ha in beslag genomen door twee vijvers, die in een rechte hoek op elkaar staan en door een laan gescheiden zijn. Vooral de lange grote vijver is grillig van vorm en beide krijgen een apart accent door meer dan twintig uitgespaarde, nu dichtbegroeide eilandjes. Twee zwak gewelfde bruggen zonder leuning spannen in een sierlijke boog over het water. Een van de bruggen geeft toegang tot een vrij groot eiland, waar een uit boomstammen opgetrokken soort Hans en Grietje-huisje de romantische sfeer verhoogt.

Bewoner van het kasteel is sinds 1950 de heer August Misonne wiens zoon, de heer L. Misonne, op een steenworp van het kasteel een crèmekleurige villa in klassicistische stijl bewoont. Deze villa werd in 1965 gebouwd. Verder verbergt het landgoed nog een nieuw villaatje, dat de boswachter tot woning dient.

Twee arbeiders in blauwe overall hebben bij villa en kasteel, waarvan alleen het puntige torentje boven de hoogste bomen uitprikt, de laatste herfstbladeren bijeengeveegd. De gazons zien er weer keurig uit. Op het eiland echter, waar het kronkelpad voert door metershoge rododendrons, gaat de voet over het zacht verend en ritselend tapijt van een dikke laag dode bladeren. Op deze winterdag staat het loofhout kaal en doorzichtig zodat ge er door naar Holland kijkt met zijn eindeloos lijkende weiden. Er is echter weinig verbeelding nodig om zich een voorstelling te vormen hoe heerlijk het in de lente en zomer zal zijn als beuk, berk en Amerikaanse eik hun triomfen vieren in wedijver met de eeuwig groene sparren en dennen. De bloeiende rododendrons maken dan de eilanden tot evenzoveel reuzenboeketten in een orgie van kleur.

 

De avond valt

Sneller dan gehoopt komt de avond over "De Schrieken". De in ijsboeien geklonken vijvers maken de stilte nog intenser, zodat het lijkt alsof ze naar zichzelf zitten te luisteren. In het kasteel spreiden de lampen een warme gloed over oude schilderijen, ander antiquiteiten en vele mooie dingen. De door vorst van de vijvers verdreven waterhoentjes - wel vijfentwintig in getal - houden een stomme conferentie - of slapen ze al? - op het gazon onder het wakend oog van een exotische boom: een heuse sequoia! In Amerika staan er van duizenden jaren oud, van fabelachtige hoogten en dikten. Hier reikt hij niet eens boven het kasteel uit. Hij is interessant om zijn als fluweel aanvoelende, ruwe schors, die als schuimrubber meegeeft onder de druk van uw hand.

Het is nu te laat geworden voor een bezoek aan het 4 ha grote heidereservaat - de enige hei nog hier in de omgeving - met het Kerkven en verder voor het Kwebbeven van "De Schrieken" op het gebied van Weelde. Jammer, anders hadden wij ook daarover kunnen vertellen!

 

Twee oorlogen

Twee maal heeft "De Schrieken" de Duitsers over de vloer gehad. In 1914-1918 was er een grenspost, die trachtte te voorkomen, dat Belgen uitweken om zich via Nederland naar het vrije IJzergebied te begeven. Bomen in het zg. patrouillelaantje langs de grens vertonen nog honderden sporen van bajonetwonden. De zich vervelende Duitsers kozen deze bomen voor hun sport van bajonetwerpen. Vele kostbaarheden verdwenen met die Duitsers. Wél lieten ze een in een boom gesneden hart achter...

1940-1944 kende "De Schrieken" wéér bezetting. Nu werd er zogenaamd gepatrouilleerd tegen smokkelaars. Dat smokkelen kon de soldaten echter weinig schelen. Ze waren méér uit op privé-arrestanten om deze op het kasteel huishoudelijke karweitjes te laten opknappen. Een torenkamer werd van tralies voorzien om de dwangarbeiders des nachts veilig op te bergen. Ten slotte liet men ze na een poosje weer lopen.

Bij de bevrijding kregen veel bomen ijzer in de stammen. Het kasteel werd met granaten beschoten maar niet geraakt. Wel bleef er geen ruit heel. Op Bedaf was het erger gesteld. Van de vier tot vijf boerderijen bleef er hier maar één overeind. Kort vóór de bevrijding hadden de Duitsers het kleine klokkespelletje uit de kasteeltoren naar beneden gesmeten. De nog niet geheel vernielde klokjes werden met geweld stuk gestampt en geslagen. De grootste vernielingen in het kasteelinterieur werden echter direct na de bevrijding aangericht toen de zogenaamde "zwarten" (Belgische N.S.B-ers) anderhalve maand in het gebouw zaten.

 

En de legende?

Het is al helemaal donker geworden als we de lange laan naar de grote weg afrijden, tussen twee donkere muren van bossen, waar doorheen we een tunnel van licht boren. Van tijd tot tijd wijkt een nieuwsgierige haas of konijntje maar node uit de bundels van onze koplampen. De legende, die toch het doel was van onze komst, zijn we bijna vergeten...

Hoe zag dit gebied er uit in de tijd dat de legende speelt? Dat is 1641. Onafzienbare heidevlakten? In ieder geval was het er eenzaam en afgelegen en zat Brabant als Generaliteitsland onder de druk van de Staten van Holland. Uitoefening van de katholieke godsdienst was verboden. De pastoor van Tilburg, de Norbertijner pater Wichmans had in het geheim zijn pastorie "De Moerenburg" verlaten om zich te vestigen op een hoeve te Alphen, die aan de pastorie van Tilburg toebehoorde. Die nog bestaande hoeve wordt daarom nog steeds "de pastoriehoef" genoemd. Van daar uit deed hij kerkdiensten voor gelovigen uit Staats Brabant te Baerle en ook in de grenskerk op Steenvoort (Nieuwkerk) op onder Spaans bewind vallend gebied.

 

Geheime opdracht

Het is daags vóór Kerstmis, 24 december 1641. Pastoor Wichmans heeft bekend laten maken, dat hij in de kerk van Baerle de nachtmis zal opdragen en hij heeft de gelovigen uitgenodigd in groten getale aanwezig te zijn. Ondanks de tocht van drie uur schrokken de mensen daar niet van terug. Velen hadden zich al tijdig op weg begeven, want de baan was slecht en er lag een flinke laag sneeuw. Bovendien waren de wegen erg onveilig. Overal haast trof men Staatse ruiters aan en het wemelde er van gedeserteerd Spaans oorlogsvolk, dat roofde en plunderde. Dan zwierven er nog de zogenaamde "Heydens en Egyptenaren" (zigeuners), die - als beroepsbaanstropers - de schrik van het platteland waren.

De eerste die zich als pelgrim op pad begaf, was Willem Derrijke, een marskramer van geen beetje vervaard. Zijn beroep had hem vertrouwd gemaakt met ieder paadje in het Kempenland. Hij was bovendien een goede vriend en vertrouwensman van pastoor Wichmans. Al heel wat karweitjes had Willem voor de pastoor opgeknapt en ook dit maal zag hij zich met een bijzondere opdracht belast.

 

Hasselts beeld

Het beeld van Onze Lieve Vrouw van de Hasseltse kapel was al geruime tijd ondergedoken bij de kwezel Van Riel op de Velthoven te Tilburg. Nu had Willem van de pastoor opdracht gekregen dit beeld naar Baerle over te brengen omdat het daar veiliger zou zijn. Met het beeld zorgvuldig in zijn mars verpakt, toog Willem al vroeg in de middag op weg naar Baerle. Zijn route liep over de Oude Baan langs Goirle, dwars over de Regte Hei, over Steenvoort en dan via Bedaf naar Baerle.

In de herberg St. Jacob te Goirle ontmoette hij twee mannen, die verklaarden ook naar Baerle te willen. Zij vroegen met hem mee te mogen gaan. Ofschoon Willem de lui op het eerste gezicht al niet vertrouwde, liet hij daarvan toch niets merken en hij stemde met het verzoek in. Mocht er iets gebeuren, dan vertrouwde hij in de eerste plaats op de hulp van de Moeder Gods, wier beeltenis hij meedroeg. Bovendien beschikte hij nog over zijn eigen vuisten en een dikke stok. Niettemin nam Willem zijn voorzorgen. Op het besneeuwde smalle pad moesten zij de meeste tijd achter elkaar lopen. Hij zorgde steeds de achterste van het drietal te blijven. Er gebeurde evenwel niets. Ze hadden al een heel stuk van de weg achter de rug en naarmate men vorderde verminderden Willems angst en bezorgdheid.

 

Lage overval

Op Bedaf gekomen deed de voorste echter of hij door de gladheid wegschoof en hij liet zich plat op de grond vallen. De tweede "struikelde" over hem heen, maar greep in zijn gefingeerde val Willems benen, zodat deze mee tegen de grond werd gesleurd. Willem wilde toeslaan met zijn stok maar meteen vloog de eerste overeind, richtte een pistool en schoot de marskramer in zijn schouder. De ander gaf Willem een slag op het hoofd, zodat hij versuft in de sneeuw bleef liggen. Daarna verdwenen zij met hun buit.

Later komende kerkgangers vonden Willem gewond langs de weg. Zij brachten hem naar de dichtst nabijzijnde boerderij. Groot was hun ontsteltenis en ook hun woede toen zij, nadat Willem bij zijn positieven was gekomen, diens avontuur vernamen. Direct togen enkelen op pad om de daders te achterhalen. Die kans was weliswaar klein, maar het verlies van het Moeder Godsbeeld trof hen zo zeer, dat ze geen mogelijkheid ongebruikt wilden laten. En ze hadden succes. Toen zij de plaats naderden, waar ze Willem hadden gevonden, snoven zij, hoewel het midden in de winter was, plotseling een heerlijke lentelucht op. Zij gingen op de geur af en weldra bevonden zij zich op een plaats, waar helemaal geen sneeuw lag en waar een grote vlierstruik stond te bloeien als in volle lentetooi. Bijen gonsden er om heen. En - wonder boven wonder - het Mariabeeld, Onze Lieve Vrouw van de Hasseltse kapel, stond daar onbeschadigd te schitteren in al die lentepraal. De rovers hadden blijkbaar dit deel van hun buit als waardeloos beschouwd en achteloos weggeworpen.

 

Naar Baerle

Pastoor Wichmans werd van het gebeurde op de hoogte gebracht. De volgende dag liet hij het beeld in een grote processie van Bedaf halen om het een ereplaats in de kerk van Baerle te geven. Hier verbleef het enkele jaren tot de kerk op Steenvoort te Goirle werd gebouwd. Pastoor Van Dijck heeft het beeld toen naar Nieuwkerk overgebracht. Op de plaats waar het beeld door de kerkgangers werd gevonden, liet men een houten kastje tegen een boom bevestigen met een eenvoudig Mariabeeldje er in. Het heeft er vele jaren gehangen. Zo'n kastje heette in die tijd "schrienkijn" of "schrienken". Het is hiernaar, dat de streek haar naam kreeg, die in de loop der tijden verbasterd werd tot "Schrieken".

Nog heden ten dage kennen we deze streek als "De Schrieken". Een deel hiervan vormt het landgoed, dat wij hierboven beschreven. Ook heden ten dage treft ge rechts van de weg, tegenover een ingang van het landgoed en kort vóór de Bedafse brug, een soort "schrienkijn" aan. Het is een uit bakstenen gemetselde zuil met nis, waarin nog altijd een Lieve-Vrouwebeeldje. Dit veldkapelletje is echter van recente datum.

 

Voor poëten

Nu moogt ge van deze legende denken wat ge wilt. Het valt niet te ontkennen, dat ze enige fleur geeft aan dit weinig bekend maar voor ontvankelijke zielen toch wel fascinerend gebied. Als die zielen dan ook nog poëtenzielen zijn, vangen ze misschien zelfs wel een vleugje van de hemelse lentegeur van méér dan drie eeuwen geleden in het stille land van Bedaf.

Kasteel de Schrieken - Poppel - archief Pierre van Beek

 

 

PIERRE VAN BEEK