CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Wolven: grote plaag in Kempen en heel Brabant

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 25 januari 1969

Op een winterse dag, toen de hele wildernis lag weggedoezeld in sneeuw en mist, renden - op een goed half uur van het klooster van Postel in de Kempen - twee ruiters door de witte vlakte. Opeens schrokken de paarden. Was het 't geloei van de wind?... Neen, het gehuil van wilde dieren, die als zwarte stippen snel naderden. Het was een bende wolven. De paarden steigerden. Één werd losgelaten en stoof weg, het andere werd omsingeld en door de wolven besprongen. Een wolf bleef er aan de nek hangen. Een schot en daar lag hij. De bende stoof even achteruit maar ging opnieuw in de aanval. Het paard sloeg, sprong en rolde zich in de sneeuw. Nog een paar wolven sneuvelden door schoten maar het paard werd door de hongerige dieren verslonden. De volgende dag gingen de heren met hun honden om hun buit: de pelsen en de premies. Zo vertelt Aug. Snieders in "De Wolfsjager". Een van de ruiters, die dit benauwend avontuur meemaakte, was de Utrechtse edelman Nicolaas Cuyl, een familielid van de Sniedersen, die in de 16de eeuw Holland verliet "om het tumult ende rebellie datter in Holland was tegen den koninck van Hispaniën". Hij vestigde zich eerst te Tilburg en daarna in het klooster te Postel. Het wolvendrama speelde zich af "in de tijd dat overste Simonart aan het hoofd stond van het godshuis van Postel (1569-1590)", aldus verhaalt een kroniekschrijver.

 

Bovenstaand werpt een blik op de situatie in de eenzame Kempen in die dagen, waar het "in de 16de en 17de eeuw krioelde van de wolven". Natuurlijk bleven deze dieren niet in het gebied van Postel alleen opereren. Ze namen ook het hele huidige Noord-Brabant voor hun rekening en drongen zelfs door tot over de Nederlandse rivieren. Daarover bestaan vele getuigenissen. Alvorens hierover in details te treden, willen we onze eigen nieuwsgierigheid en die van anderen trachten te bevredigen door te vertellen wie toch die "Tilburgse" ruiter uit het Postelse avontuur wel is geweest.

In de geschiedenis van Bladel ontmoet men al vroeg de familie Cuyl-Helsemans-Snieders. Cuyl is de naam van een oud Hollands geslacht, dat we reeds in 1256 in de provincie Utrecht aantreffen als ambachtsheer van Kijfhoek. In de 14de eeuw is een lid van de familie "in dienst van 's keizers munt binnen Utrecht" en in de 16de eeuw stuiten we op een telg uit het geslacht als kanunnik en pastoor te 's Gravenhage. Toen de hervorming haar intrede begon te doen, verliet Nicolaas Cuyl de noordelijke gewesten. Hij verbleef in Tilburg en Postel. In de jaren 1523, 1531, 1540 en 1546 blijkt hij te Bladel schepen te zijn geweest. In 1538 is hij schout (voorzitter van de schepenbank) van Bladel en tevens secretaris van Reusel. In de schepenregisters van Bladel komt de naam Cuyl nog méér voor. Hendrik Cuyl is schepen in 1626 en Jan Cuyl in 1640. In de kerk van het begijnhof te Turnhout ligt begraven kanunnik Cuyl, kapitteldeken aldaar en oud-pastoor van Bladel (1628).

 

Familiewapen

De familie Cuyl voerde als wapen een rode leeuw op een veld van zilver. In de 17de eeuw bezat Jan Cuyl de afspanning "De roode Leeuw" te Bladel. Deze woning, die misschien in 1601 werd gebouwd, is door de Fransen in 1688 in brand gestoken. Het moet een kapitaal gebouw geweest zijn, bestaande uit woonhuis, brouwerij en boerderij. Jan Cuyl leed namelijk een schade van 6.300 gulden terwijl de hele brandschade in Bladel 52.000 beliep. Jan Cuyl zat echter niet bij de pakken neer. Hij bouwde zijn bezit met grote voortvarendheid weer op en zo verrees in 1689 het zg. oude Sniedershuis zoals dat nog tot 1960 te zien geweest is. Toen moest het als sta-in-de-weg worden afgebroken bij wijzigingen in het dorpscentrum.

Het is van de familie Cuyl, dat de later zo bekende Bladelse Sniedersen afstamden van moeders zijde. In rechte lijn stamde van Nicolaas Cuyl af Johanna Maria Helsemans, gedoopt te Bladel op 5 februari 1783. Zij trouwde op 10 augustus 1806 te Bladel met Jan Theodoor Snieders. Deze was 29 oktober 1772 in Riethoven geboren. Jan Theodoor Snieders betrok met zijn vrouw het door Jan Cuyl gebouwde huis, waarvan zij - als erfgename - bezitster was.

Dit is wat we weten van het geslacht van onze Nicolaas Cuyl, die we in Postel hebben achtergelaten. Wat hij in Tilburg heeft uitgespookt? Jammer genoeg hebben we daar niets van kunnen achterhalen.

 

Wolvendorado

En nu terug naar de wolven. Wie het gebied ten zuiden van Reusel en Bladel met het daaraan grenzende Postel kent, weet dat zich daar ook nu nog uitgestrekte bossen bevinden. En al zijn de voormalige heidevelden, die "de hemel raakten", grotendeels verdwenen, ook nu nog heeft men hier te maken met een eenzame streek. Zij vormt echter geen afschaduwing meer van de wildernis der zestiende eeuw toen de wolven zich daar zo goed thuis voelden en een bedreiging vormden, niet alleen voor het vee maar evengoed voor de mensen.

Hooft vertelt er van in zijn "Nederlandse Historiën", dat gedurende de opstand tegen Spanje "heele dorpen verlaaten werden en naardat de mensen minderden 't ongedierte aanfokte, toen in de huizen de wolven quaamen nestelen en men vernam hunne jongen geworpen in de bedsteden; toen deze gruwelijke beesten derwijze vermenighvuldigden in Brabant en Vlaandre, dat zij bij schaarsheit van aas, niet alleenlijk het vee, maar wyven en mannen aanranzden; de kinderen uit de wiegh oft der ouderen armen schaakten, en op een jaar (zoo bereekent werd) omtrent Gent, binnen twee mijlen in 't ronde, wel honderd menschen verslonden"...

 

Dapper paard

We vonden nóg een wolvenoverval op ruiters in de contreien van Postel vermeld. Het betrof "teuten" (reizende kooplui) uit Holland, die op een bende wolven stuitten. Ze lieten hun slechtste paard voor de wolven achter om zelf te kunnen ontkomen. Het paard liet zich echter niet zó maar afmaken. Druipend van bloed kwam het 'n half uur na zijn meesters in "Haspen ouw" aan. Dit was een oude afspanning die een twintig jaar geleden nog dienst deed als schuur bij het kasteel van Postel, zo luidt het. Met rieken en gaffels zijn toen de mensen op de wolven afgetrokken. Ze vonden er twee dood, die door het voor zijn leven vechtende paard waren neergestampt.

Zó erg was de wolvenplaag, dat de mensen al bellende langs eenzame wegen gingen of op een hoorn bliezen om de wolf af te schrikken. Men verkeerde in de mening, dat wolven niets moesten hebben van het rinkelen van metaal. Er wordt verteld, dat iemand plotseling tegenover een wolf stond, die hem rustig zat aan te kijken. De man nam zijn zakmes en begon daarmee over de metalen knopen van zijn vest te strijken en de wolf maakte zich uit de voeten.

 

Wolfsjagers

Om de plaag te bestrijden maakten op 9 februari 1612 de aartshertogen Albert en Isabella een "nieuwe ordonnantie op de wolvenjagt"; hierbij werd onder anderen bepaald "dat ieder dorp wolfsnetten behoorde te laten maken, die by de warandmeesters en erflaten van het Consistorie van den horen moesten bewaerd worden"; ook moest elk dorp "eenen wolfjager aenstellen". Verder beval die ordonnantie "algemeene jagten, en andere byzonderheden."

Voor de Kempen vormde Postel een middelpunt van de wolvenjacht. Bij zijn bezoek aan Turnhout op 9 september 1614 leidde de Prins van Oranje te Postel een wolvenjacht met netten. Volgens het Postelse archief kwam het voor, dat te Postel volk uit Mol, Balen, Dessel, Retie, Arendonk, Lommel, Reusel, Bergeik en andere dorpen uit de omtrek samenstroomde, "veele duysenden in getalle".

 

Omsingeling

Op 15 oktober 1742 had er een groot opgezette klopjacht tegen de wolven plaats. Vanuit zestien plaatsen tegelijk werden de jagers opgeroepen. Uit het noorden verschenen ze uit Hooge Mierde, Reusel, Bladel, Eersel, Bergeik en Luiksgestel; uit het zuiden van Lommel en Retie en uit het westen de mannen van Turnhout, Oud-Turnhout, Korsendonk en Schoonbroek. Na het afzoeken van het terrein sloten de jagers uit het noorden met die van Mierde zich op de "Voorheide" bij die van Arendonk aan om samen verder te trekken. Ook Poppel en Weelde waren vertegenwoordigd. Die van Retie en de rest van Arendonk kregen versterking uit Turnhout en omstreken. Langs de nu nagenoeg geheel verdwenen moeren zakte men naar Postel af terwijl de mannen uit de andere dorpen ook in die richting trokken. Rond de middag was het "Grootbos" omsingeld. Zo verhaalt het archief van de gemeente Poppel. Over het resultaat der jacht wordt jammer genoeg met geen woord gerept.

Het "Grootbos" te Postel bestaat in naam nog altijd. Rijdende van Eersel naar Postel over de miserabele keiweg van de meest beruchte Belgische "kassaaien" ligt het aan de rechterkant. Het had weleer een nu legendarisch geworden faam vanwege de enorme bomen, die er stonden. Thans nog zijn er sterke verhalen over in omloop. Zo'n bos als het "Grootbos" in Postel leek er wel nergens op de wereld te bestaan. Nu onderscheidt het zich in niets van andere bossen. Was het er geen verboden terrein, dan zou men, met de oude faam in zijn achterhoofd, moeilijk aan de verleiding kunnen weerstaan er thans eens te gaan ronddolen om een vleug van dat verre verleden met zijn wolven op te snuiven. Dan zouden ook de legenden tot leven komen, die de volksfantasie in de Kempen om de wolven heeft geweven. De schaapherders hadden er alle tijd toe om ze te verzinnen.

 

Legenden

Daar is het verhaal van het schaap dat een wolf ving: Een schaap stond te grazen bij een veldkapel toen 'n wolf toeschoot uit het bos. Met één sprong rukte het schaap het paaltje uit de grond, waaraan het vastgebonden stond en het vluchtte door de openstaande deur de kapel in met de wolf achter zich aan. Het schaap stormde rond stoelen en bankjes en sprong weer buiten. De paal bleef echter haken achter de deur, die daardoor dichtsloeg. De wolf zat gevangen en bekocht dat met de dood...

Een ander verhaal: Een herder had een jonge wolf tam gemaakt en nooit een trouwer bewaker van zijn kudde gekend. Het beest speelde het namelijk klaar een wilde wolf te doden, die in de schaapsstal was binnengedrongen. De tamme wolf bedekte zijn wilde soortgenoot met de schapen, die deze gewurgd had. Toen de herder de verwoesting zag, dacht hij dat zijn wolf deze had aangericht en hij schoot de trouwe waker dood. Zodra hij echter de ware dader onder de dode schapen vond, huilde hij het uit van spijt... De legende verbindt hieraan ook nog de moraal van: bezint eer gij begint.

 

Inheems

Meen nu niet, dat de wolvenplaag zich alleen maar in de uithoek van de Kempen afspeelde. Ook in de meer noordelijk gelegen streken en zowel in Oost-, Midden- als West-Brabant en over de rivieren had men er erge last van. Tot in de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw waren de wolven in Brabant inheems. Er werd jacht op gemaakt en er stonden premies op hun koppen. Op het einde van de 16de eeuw werden er drijfjachten in Holland, Utrecht en de Veluwe gehouden, waaraan het hele gewest deelnam. Het uitroeien ging daar echter gemakkelijker dan in Brabant.

In de stadsrekening van Oss van 1597 komt een post voor over het doden van "Vijff jonge wolffkes", zoals het charmant heet. In 1603 werden op Tholen vier wolven waargenomen, die vermoedelijk over het ijs uit Brabant daar verzeild waren geraakt. In Etten schoot men in 1692 een wolf. Bergen op Zoom kende premies voor het doden van de wilde dieren.

 

Lijk opgegraven

Een merkwaardig geval deed zich in 1754 te Putte voor tijdens een wolvenjacht. De Puttese wolfsjagers Cornelis Verheijen en Jan Thyssen trokken op een dag in oktober over de besneeuwde hei op zoek naar wolven. Zij vonden daar een door de wolven opgegraven lijk, dat haastig begraven bleek. Het was dat van een vermoorde vrouw. Dankzij de wolven kwam er licht in een misdrijf.

Een oud handschrift meldt: "In den jare 1588 mits de reuwine (ruïne) van den voorleden jaeren is de geheel Vreijheijt (Oisterwijk) desolaat gebleven, uytgenomen die wolven in hoeken en holen scheulende". Op het einde van de 18de eeuw werd bij Oisterwijk een nest jonge wolven gevonden en ook te Heeswijk zijn er gedood.

Vooral van 1754 tot 1757 vertoonden zich rond Loon op Zand veel van de gevreesde dieren. Met groepen vielen zij boerderijen aan en schepers durfden met hun schapen niet meer de heide op. In burgemeestersrekeningen van Venloon (Loon op Zand) vinden we de namen van wolfsjagers en de bedragen van uitbetaalde premies. Wolfsjagers waren hier Aert Janszoon van Vugt, Cornelis Janszoon en Lambert Nouwens. In 1715 kreeg de eerste voor een gedode wolf 15 gulden. In 1732 werd twee gulden en twee stuiver betaald. In 1741 werden in een wintermaand zes wolven gedood en in 1759 drie stuks. De premie bleek toen tot één gulden tien stuiver gedaald. Bij de grens Loon op Zand - Udenhout - Tilburg komt nog de naam "Wolfsbos" voor. De voormalige "Loonse Gemeijnt", het huidige munitiedepot, kent een "Wolvenbos" en ten oosten van St. Joachimsmoer ligt een "Wolfsheuvel". Het vormen evenveel herinneringen aan de oude plaag.

 

Moedige pastoor

In 1758 waren de wolven zó brutaal, dat zij een hond verscheurden, die tussen de wielen van een voermanswagen liep, welke van Den Bosch naar Lieshout reed. Een jaar van te voren had de pastoor van Lieshout in zijn tuin een wolf ontdekt, die wilde binnenstappen. De pastoor gaf hem een lading uit zijn geweer en ofschoon het dier al door de heg poogde terug te kruipen, greep de pastoor het nog bij zijn staart. De wolf verzette zich geducht en zou zeker niet meer ontsnapt zijn als de toegeschoten boeren niet te bang waren geweest om mede aan te pakken. Het dier rukte zich los en verdween via de gracht in het bos. De volgende morgen werd de aangeschoten wolf, op bijna een uur afstand van Lieshout, in een akker in de buurt van Helmond dood gevonden.

Legio zijn nog de verhalen van wolven, die in 1757 in Midden-Brabant in groepen van 7 tot 8 stuks rondzworven en grote schade onder het vee aanrichten. In 1794 werd er een in Vught geschoten en zelfs op 28 november 1814 nog een in Eindhoven. Ook hier werden, evenals te Postel, door premies gestimuleerde jachten gehouden. In de Peel werden tien rijksdaalders betaald voor het doden van een wolvin, zes voor het vellen van een volwassen wolf en vier gulden voor het vangen of uitgraven van een jonge wolf. In West-Brabant betaalde de overheid zes gulden voor een dier.

 

Met netten

Het vangen geschiedde op verschillende manieren, te weten door schieten, in valkuilen, met klemmen zoals er nog een in de Postelse abdij berust, en vooral ook door drijfjachten met netten. Zulke laatste jachten vonden in het land van Cuyk plaats in 1687, 1688, 1716, 1720, 1724 en van 1727-1729. De netten stonden opgesteld tussen het Gasselse en het Bortse bos onder de gemeente Beers. Vanuit Maashees en Overloon werden de wolven hierheen gedreven. Alle dorpen tussen Maas en Peel, van Maashees tot Mill en Beers, moesten manschappen met geweer en gaffel leveren.

In het land van Cuyk werden tussen 1700 en 1732 op die manier 43 oude wolven van kant gemaakt. Tussen 1696 en 1734 waren er op die manier 65 jonge wolven onschadelijk gemaakt. Ten slotte hebben de voortdurende jachten de wolven uitgeroeid. In het land van Cuyk werden er echter in 1815 nog twee geveld. De wolfsnetten in het land van Cuyk waren van zwaar touw gemaakt met mazen van 1 bij 10 cm. Ze hebben lang als "een unicum" op de zolder van het Cuykse raadhuis gelegen totdat ze naar het openluchtmuseum te Arnhem verhuisden. Daar zullen ze nu vermoedelijk nog wel zijn.

 

Oud schilderij

Uit onze jeugd herinneren we ons een schilderij, een soort gravure, dat men in het begin van deze eeuw nog wel eens in zwarte lijst achter glas in woningen placht aan te treffen. Op een dramatische wijze bracht het een overval door wolven op eenzame reizigers in een slede of ander voertuig op een met sneeuw overdekte vlakte in beeld. De vuurspuwende geweren van de reizigers en de dood in de sneeuw liggende wolven vormden een onvergetelijk tafereel. Het lag echter allemaal veraf in tijd en ruimte - moest wel ergens in Rusland of zo zijn. We wisten toen nog niet, dat de jeugdige verbeelding gerust dichter bij huis had kunnen blijven. In ons eigen Brabant...

 

PIERRE VAN BEEK