CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Drama in Tilburgse herberg in 1669

Het Nieuwsblad van het Zuiden - maandag 23 maart 1970

We schrijven november 1669! Een op het eerste gezicht verliefd geworden Fransman probeert een mooi, Oisterwijks kamermeisje van zeventien lentes, Elisabeth de Saint Mourel, met geweld te schaken uit de herberg "De Zwaan" aan de Heuvel te Tilburg. Dit loopt uit op een bloedig, nachtelijk drama. Het meisje, dat in de mening verkeert een moord te hebben begaan, vlucht in een novembernacht naar Hilvarenbeek, koopt onderweg een jongenspak en treedt - drie dagen later - te Dendermonde in België bij een Spaanse troep partizanen als soldaat in dienst. Zij houdt haar sekse geheim en trekt enige jaren al vechtende, niet als vrouw herkend, met de soldaten heen en weer. Ze onderscheidt zich door een roekeloze moed totdat zij, tengevolge van een verwonding, als jonge vrouw wordt ontmaskerd. Tenslotte trouwt zij met de zoon van haar Tilburgse ex-patroon, nadat zij door de Prins van Oranje met een jaargeld is beloond en te Breda op de Markt een herberg is gaan exploiteren. Of ze lang en gelukkig leefden, verhaalt de geschiedenis niet. Wél, dat hun nakomelingschap uit een later berucht geworden zoon bestond. Dat alles heeft zich afgespeeld driehonderd jaar geleden.

Men kan met minder ingrediënten volstaan om een eersteklas stuiversroman te brouwen. Geen wonder, dat zich auteurs met de stof hebben beziggehouden. Met veel verbeelding deed dit o.a. Mr. J.I.D. Nepveu (1841) in een verhaal onder de titel "Tobias Morello". Het fascinerende daarbij is, dat van de geschiedenis - ontdaan van haar romantische franje - enige historische feiten lijken over te blijven al zijn deze dan ook nog niet grondig onderzocht. En dan niet te vergeten: het begon op de Heuvel te Tilburg, dáár waar ooit het latere hotel "De Gouden Zwaan" van H.B. Hegeman heeft gestaan. Deze plaats wordt thans door de "Hema" in beslag genomen. Wie zou zich daarvoor niet interesseren? Zelfs als er een dosis verbeelding aan te pas komt! Laten we daarom maar eens van wal steken. Tot "leringhe ende vermaeck"!

 

In 1669 stond op de Heuvel een goed beklante boerenherberg waar tevens logies verleend werd, al zal ze de naam "hotel" wel niet hebben kunnen opbrengen. Zij bezat een uithangbord in de vorm van een zwaan met een vergulde kroon boven het hoofd, die het aan de burgerij overliet de herberg een naam te geven. In de wandeling sprak men in Tilburg van "De gekroonde Zwaan". De waard was een zekere Cornelis Weijerman, die in onze bron getekend wordt als een klein, dik mannetje, dat "even weinig verstand verried als hij werkelijk bezat". Hij wordt beschreven als een rijke boerenzoon, die eigenlijk alleen maar deugde om bier te tappen voor de drinkebroers en zelf ook mee te drinken. Het was zijn heel wat flinkere vrouw, die de zaak draaiende hield en zich met de betere bezoekers bemoeide. Ze hadden vier kinderen met een zoon Jacob.

Weijerman had de herberg gekocht van de vorige eigenaresse, de weduwe Jenneke de Crom, zo vertelt het verhaal. We hebben getracht dat eens na te gaan. Daarbij kwamen we tot de bevinding, dat "De Zwaan" al genoemd wordt in 1580 toen een Jan Cornelis eigenaar was. In 1639 staat er als eigenaar ene Nicolaas de Crom genoteerd en in 1702 woont er als eigenaar ene Hans Jochem Weydeman. De naam klopt wel niet precies maar lijkt er toch heel veel op.

 

Emigranten

In "De Zwaan" diende in 1669 als kamermeisje of dienstbode - vermoedelijk in beide functies tegelijk - Elisabeth de Saint Mourel, wier voornamen we ook populair als Lieske en Lys vermeld vinden. Deze Elisabeth was een dochter van Ludovic de Saint Mourel, een Fransman, die met zijn gehele gezin in Oisterwijk woonde. Dit gezin bestond uit vijf personen: man, vrouw, een dochter en twee zonen. De familie was van nette komaf maar straatarm. De vader vertelde, dat hij om redenen van geloof Frankrijk had moeten verlaten. De familie De Saint Mourel ging nooit naar de R.K. Mis, ze had veel omgang met de bejaarde, plaatselijke predikant ds. Jodocus Wylichius en de kinderen werden gereformeerd opgevoed.

De spraakmakende gemeente vond het echter wel vreemd, dat deze familie zich in Oisterwijk gevestigd had, dus uitgerekend in Generaliteitsland, het brandpunt van katholicisme met nog zeer weinig protestanten. Men mompelde dan ook, dat De Saint Mourel zijn verhaal alleen opdiste om medelijden op te wekken, maar dat hij wel om andere reden uit Frankrijk zou verdreven zijn. Bewijzen voor deze lezing werden niet geleverd. Lieske zou één jaar oud geweest zijn toen haar ouders zich in Oisterwijk vestigden.

 

Ook Helvoirt

Later wordt, in een ander verhaal, ditzelfde Lieske als wees te Helvoirt opgevoerd. Na de dood van haar ouders heet zij uit het dorp te zijn weggelopen, omdat zij bang was op een boerderij uitbesteed te worden. Ook hier komt zij "omstreeks 1670" terecht in Tilburg, "waar zij in een café ging werken". Dat zou dus "De Zwaan" geweest kunnen zijn. Vrouw Weijerman had het meisje uit medelijden in dienst genomen. Zij was er aardig mee gesteld, want in "De Zwaan" logeerden nogal eens Fransen en Lieske de Saint Mourel sprak vloeiend Frans, waarbij ze haar verschijning ook nog mee had.

Op zekere kwade dag stierf de vrouw van de herbergier, die de zaak - ondanks haar man - twintig jaar goed draaiende had gehouden, aan de koorts. Weijerman bleef met zijn kinderen achter. Daar het meisje uit Oisterwijk - of, zo men wil, uit Helvoirt - wel zag, dat haar baas en diens zoon Jacob, die als kok optrad, het alleen niet zouden volhouden, bleef zij in dienst. Zoon Jacob toonde zich niet ongevoelig voor het mooie meisje in wie hij bovendien een geschikte vrouw zag voor de tijd, dat hij "De Zwaan" zou overnemen. Lieske gaf echter niet thuis. Het was: handjes af! Jacob was voorbestemd geweest om geestelijke te worden. Daartoe werd hij aanvankelijk in een klooster opgevoed maar was "teruggekomen". Spotters noemden hem "de verlopen pastoor", want sinds de opvoeding aan de waard alleen moest overgelaten worden, kwam daar niet veel van terecht.

 

Fatale nacht

Na de dood van de waardin hield Lieske de zaak mee op peil. Nog altijd floreerde "De Zwaan" daar op de Heuvel in Tilburg, totdat de fatale novembernacht van 1669 kwam. Vrij laat in de avond stopte de postwagen voor "De Zwaan". Hij bracht een Frans zakenman aan, die logies vroeg. De onbekende gast, die uiteraard vooral contact kreeg met Lieske, was getroffen door de charme van het meisje, zoals dat heet in verhalen als dit. Op het horen van haar mooie Franse naam verklaarde hij, dat ze een nicht van hem moest zijn. Hij stelde het meisje voor met hem naar Frankrijk te gaan, waar hij haar bij haar welgestelde familie zou terugbrengen. Ofschoon Lieske het voorstel van de hand wees, sliep zij die nacht slechter dan anders. Hoewel zij zich niets meer van haar geboorteland herinnerde, had het verhaal van de Fransman toch diepe indruk gemaakt. Stel, dat het eens waar was!... Ook de vreemdeling sliep die nacht niet, want hij had het plan opgevat het meisje tegen haar wil te schaken.

 

Hevig duel

Midden in de nacht hoort het meisje hoe het raam van haar kamer geopend wordt en ze ziet de Fransman binnendringen. Hij herhaalt zijn uitnodiging en zegt, dat er een rijtuig gereed staat. Als Lieske opnieuw weigert en om hulp begint te schreeuwen, stopt hij haar een zijden doek als prop in de mond. Doordat het meisje lawaai blijft maken, begint hij, woedend geworden, met zijn degen te zwaaien. Hij struikelt, waarbij het meisje kans ziet de degen te grijpen en hem daarmee te bedreigen. De man poogt een tafel tegen haar aan te gooien, struikelt opnieuw en valt met grote kracht in zijn eigen degen, welke dwars door zijn lichaam gaat, zodat hij er aan de andere kant uitkomt. Tenminste volgens het ene verhaal, dat hier wel alle registers van de romantiek opentrekt. In een andere lezing vinden we dit alles echter gecomprimeerd tot de tamme mededeling: "Op zekere dag stak zij een Tilburger, die haar vastgreep, met het mes, dat zij steeds bij zich in de gordel droeg". Wat wél zo geloofwaardig klinkt!

Hoe dan ook, in "De Zwaan" is groot tumult ontstaan na de mislukte schaakpoging. Weijerman en zoon Jacob en ander volk komen toelopen. Daaronder bevindt zich ook de postiljon, die Lieske als moordenares aanwijst, terwijl men zich bezighoudt met de verzorging van de zwaar bloedende Fransman. Deze is "stervend" in elkaar gezakt, maar over zijn dood vernemen we verder niets meer.

 

Op de vlucht

Lieske verkeert in de mening een moord gepleegd te hebben, hoewel zij - volgens haar uiteenzetting - uit pure zelfverdediging heeft gehandeld en het drama aan toeval moet worden toegeschreven. Intussen heerst er volop paniek in "De Zwaan". Daar Weijerman het ergste vreest, adviseert hij het meisje maar de benen te nemen, waarvoor hij haar wat geld meegeeft. Diezelfde nacht nog vlucht het slecht geklede Lieske naar Hilvarenbeek. Ergens onderweg raakt zij in contact met twee vrouwen, waarvan één zo pas haar 15-jarige zoon door de dood verloren heeft. Na enig heen en weer gepraat verkoopt deze vrouw aan Elisabeth de Saint Mourel het netjes bewaarde communiepak van haar zoon. Als jongeman vermomd trekt het meisje verder om drie dagen later te belanden in Dendermonde in België. Daar wordt zij, eerst als trommelslager en later als soldaat, opgenomen in een vrijschare van Spaanse fuseliers. Deze stond onder leiding van Campo Plantines (elders Plotinus genoemd). Dit korps had zich tot taak gesteld het de Fransen in de rug lastig te maken.

 

Tobias Morello

Elisabeth noemde zich bij haar aanmelding Tobias de Mourel. Die voornaam had zij ontleend aan de knaap wiens pak zij droeg naar zij later zelf heeft verteld. Haar commandant, met wie zij goed overweg kon, vond de naam Mourel te Frans en verspaanste hem daarom tot Morello. Zo werd Tobias Morello geboren, waarvan niemand vermoedde, dat men met een vrouw te maken had, hoewel haar fijn gezicht opviel.

Nu volgden er jaren van militairenavontuur, waarin Tobias Morello, alias het dienstmeisje uit "De Zwaan" op de Heuvel te Tilburg, staaltjes van onbegrijpelijke moed aan de dag legde. In 1672 voerde zij de guerrillastrijd tegen de Fransen. Ze werd tot sergeant bevorderd en had op een gegeven moment de leiding over een halve compagnie. Zij opereerde in het Stichtse en Gelderse heuvelland en zelfs tot in het Rijnland en in Munsterland.

 

Doodsverachting

Bij Nijkerk overviel haar troep een door Munsterse troepen bewaakt konvooi, dat proviand, geld en munitie vanuit Munster naar het Franse hoofdkwartier te Utrecht vervoerde. Het konvooi maakte ter verdediging een wagenburcht, maar Tobias Morello sprong te paard over de samengebonden disselbomen te midden van de vijand. Het konvooi werd veroverd. Deze stoutmoedigheid leverde "Tobias" driehonderd ducaten beloning en een bevordering tot vaandrig op. Bij het plotseling oprukken van de Fransen werd ze te Swammerdam gevangen genomen, maar wist te ontsnappen en zich bij de ruiters van Plantines te voegen. Een aanbod van stadhouder Willem III om als luitenant in het Staatse leger te treden sloeg zij af. Eens ook nam Tobias Morello met haar mannen dertig Fransen gevangen.

Later schijnt zij toch bij de Staatsen terecht te zijn gekomen. Zij ontmoet - hoe merkwaardig komt het toeval in de kraam van de verhalenschrijver te pas! - ook nog Jacob Weijerman, de eens afgewezen zoon van haar Tilburgse baas. Jacob blijkt als lijfknecht in dienst van ene "mijnheer van Zuylenstein" voor wie hij als gevolmachtigde optreedt. Bij het overbrengen van een voor de graaf Van Hornes bestemde brief komt het tweetal even oog in oog te staan. Tobias geeft geen enkel teken van herkenning en zorgt er voor, dat de ontmoeting met Jacob zo kort mogelijk duurt. Deze gebeurtenis vond plaats drie jaar na de verdwijning van Elisabeth de Saint Mourel uit Tilburg.

 

Ontmaskerd

Tenslotte raakt Tobias Morello gewond bij de slag om Bonn. De Fransen hadden deze stad opgegeven na de belegering door het verenigde Staatse en keizerlijke leger, onder Montecuculi en de Prins van Oranje. De verovering van Bonn werd gevierd op 15 november 1673. Bij de strijd was Tobias Morello gewond geraakt door een schot in de borst. Chirurgisch ingrijpen leidde toen tot de ontdekking, dat men met een jonge vrouw te maken had. De ontmaskering van haar werkelijke identiteit ging rond als een lopend vuur en bereikte ook Jacob Weijerman, die ook bij Bonn weer present bleek te zijn...

Een jaar na de curieuze ontdekking ontbiedt de Prins van Oranje Elisabeth de Saint Mourel naar zijn hoofdkwartier te Breda. Hij verleent haar een jaargeld van f 200 wat in die tijd een behoorlijk bedrag betekende. Lieske zet nu een herberg op, op de Grote Markt te Breda, en trouwt daarna met de eens afgewezen Tilburger Jacob Weijerman. Uit ingewonnen informatie vernamen wij, dat de oprichting van deze herberg door Elisabeth de Saint Mourel heeft plaatsgehad.

In Tilburg was intussen "De Zwaan" van Cornelis Weijerman sterk achteruit gegaan zoals te voorzien was geweest. Enige jaren na de dood van zijn vrouw en de verdwijning van Lieske stierf de waard. Zoon Jacob was aan de zwerf geraakt en bij "mijnheer van Zuylenstein" terecht gekomen. Elisabeth de Saint Mourel heeft nooit meer iets van haar broers vernomen. Vermoedelijk zijn dezen in die roerige tijden van 1672, dat als "rampjaar" de Nederlandse geschiedenis is ingegaan, als soldaat gesneuveld.

Afgaande op wat Elisabeth later over haar militaire actie schijnt verteld te hebben, komt haar uitzonderlijke heldenmoed wel wat in een ander licht te staan dan waarin men hem tot dan toe gezien had. Na haar vlucht uit Tilburg, in de mening verkerende een moord te hebben gepleegd, afgescheiden van familie en bekenden, zonder huis of thuis en voortdurend levend met het risico van als vrouw ontdekt te worden, had het leven voor haar geen waarde meer. Iedere roekeloze dapperheid was voor haar een vernieuwde poging tot zelfmoord. Zij heeft steeds opzettelijk de dood gezocht, maar het is haar nooit gelukt. Éénmaal heeft ze ook op het punt gestaan zich te verdrinken...

 

Jacob Campo

Uit haar huwelijk is een zoon geboren, Jacob Campo Weijerman, de bekende schilder. Zij gaf hem als tweede naam die van "Campo" als herinnering aan haar later tot luitenant-kolonel bevorderde commandant van Dendermonde, Campo Plantines, die zij steeds als haar weldoener beschouwd heeft. Die zoon werd geboren drie jaar na haar trouwen. Een moreel succes schijnt de man niet te zijn geworden. Nepveu schrijft er tenminste van: "Deze heeft zich later zó berucht gemaakt, dat - zo ik al ooit iets van zijn levensbijzonderheden mededeele - zulks niet zal zijn in een jaarboekje, bestemd om onder de oogen van vrouwelijk publiek gebragt te worden". Dit boek is inmiddels geschreven. De qualificatie "jaarboekje" slaat op "Aurora", waarin het verhaal van Tobias Morello in 1841 voor het eerst werd gepubliceerd, zo luidt een voetnoot. Het boek over Jacob Campo Weijerman verscheen in 1763 bij Pieter van Os te 's-Gravenhage onder de titel "Zeldzame levensgevallen van Jacob Campo Weijerman".

Volgens de kleine Winkler Prins Encyclopaedie leefde deze Weijerman van 1677 tot 1747. Hij wordt genoemd Nederlands schilder en schrijver, auteur van "De levensbeschrijvingen der Nederlandse kunstschilders en kunstschilderessen" (vier delen 1729-1769), een vervolg op Houbraken, voorts van schotschriften, hekeldichten en enige toneelstukken. Hij heeft dus toch wel iets gepresteerd. De hier genoemde Arnold Houbraken schreef (in drie delen) "Groote Schouburgh der Ned. konstschilders", dat na Van Mander's Schilderboeck de voornaamste bron is voor de oude Nederlandse schilders. Met bovenstaand is dan wel het beste van Jacob Campo verteld. Hij blijkt een behoorlijke schuinsmarcheerder te zijn geweest, die zich veel vijanden op de hals haalde.

 

Levenslang

Naast zijn politieke bedrijvigheid toonde hij zich nogal "wispelturig jegens het vrouwelijke geslacht" zoals het erg eufemistisch wordt uitgedrukt. Per saldo draaide het er op uit, dat hij door het Hof van Holland tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld "ter zake van onbeteugelde lust tot paskwilschrijven". Dit vonnis viel 22 juli 1739. Hij zou jaren in de Gevangenpoort te Den Haag opgesloten gezeten hebben en daar in 1747 zijn overleden. In de gevangenis vermaakte hij zich met het temmen van muizen, die op zijn fluiten naar hem toekwamen en zich uit zijn hand lieten voeren. Vóór zijn veroordeling had hij o.a. in Vianen en Leiden gewoond. In deze laatste stad liet hij zich als "Medicinae studiosus" inschrijven op 11 maart 1737, dus op 60-jarige leeftijd. Of hij ook een medische graad behaald heeft, is niet bekend.

Enige titels van de schotschriften, die Jacob Campo naar de gevangenis deden verhuizen, luiden: Amsterdamsche Hermes, Rotterdamsche Hermes, Ontleeder der Gebreeken, Echo des Waerelds, Vrolijke Courantier, De vrolijke Tugtheer, en De naakte Waerheid. Sommige van zijn toneelstukken zijn destijds opgenomen in de bibliotheek van de Nederlandsche Maatschappij voor Letterkunde te Leiden. Men beschikte daar ook over een portret van de man naar K. Troost door J. Houbraken.

In een aanhangsel op een lezing met de langademige titel "Bydrage voor de vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde door I.A. Nijhoff", een lezing van de verzamelaar zelf onder het opschrift "De vereenigde Nederlanden in 1672, door laakbare onvoorzichtigheid de val nabij gebragt, door de Goddelijke Voorzienigheid zigtbaar behouden", komt zijn moeder Elisabeth de Saint Mourel ter sprake. Daar wordt onder andere gezegd: "onze vrouwelijke sergeant was een volmaakte partijgangster geworden..."

 

Vraagtekens

De hierboven vertelde geschiedenis is zwaar geladen van romantiek, zodat men haar wel met een korreltje zout dient te nemen. Waarheid en verdichtsel zitten er hoogst waarschijnlijk dooreengemengd. Wantrouwen is ook op zijn plaats, omdat wij, bij een vergelijking van verschillende versies van episoden uit het verhaal, op data en andere feiten stuiten, die niet met elkaar in overeenstemming zijn. Zo blijft de lezer met een aantal niet opgeloste vragen zitten. Men vergete echter niet, dat - hoe ongeloofwaardig het geheel ook klinkt - het leven zelf soms sterkere verhalen schrijft dan de verbeelding van auteurs-van-professie aandurft. En enige feiten worden er wel gegeven.

Zou hier niet een dankbaar terrein liggen voor onze heemkundigen? Er moet toch wel wat te vinden zijn over het verblijf van de familie De Saint Mourel te Oisterwijk. Dan kan dan iets voor "De Kleine Meierij" in Oisterwijk zijn. En de pas opgerichte Heemkundekring "Tilborgh" zou zijn vernuft en speurzin kunnen spitsen op de Tilburgse en Bredase episodes, opdat we eens de nuchtere waarheid zullen kennen of althans minder op de romancier aangewezen blijven dan nu nog het geval is.

 

PIERRE VAN BEEK