We
schrijven november 1669! Een op het eerste gezicht verliefd
geworden Fransman probeert een mooi, Oisterwijks kamermeisje
van zeventien lentes, Elisabeth de Saint Mourel, met geweld te
schaken uit de herberg "De Zwaan" aan de Heuvel te
Tilburg. Dit loopt uit op een bloedig, nachtelijk drama. Het
meisje, dat in de mening verkeert een moord te hebben begaan,
vlucht in een novembernacht naar Hilvarenbeek, koopt onderweg
een jongenspak en treedt - drie dagen later - te Dendermonde
in België bij een Spaanse troep partizanen als soldaat in
dienst. Zij houdt haar sekse geheim en trekt enige jaren al
vechtende, niet als vrouw herkend, met de soldaten heen en
weer. Ze onderscheidt zich door een roekeloze moed totdat zij,
tengevolge van een verwonding, als jonge vrouw wordt
ontmaskerd. Tenslotte trouwt zij met de zoon van haar
Tilburgse ex-patroon, nadat zij door de Prins van Oranje met
een jaargeld is beloond en te Breda op de Markt een herberg is
gaan exploiteren. Of ze lang en gelukkig leefden, verhaalt de
geschiedenis niet. Wél, dat hun nakomelingschap uit een later
berucht geworden zoon bestond. Dat alles heeft zich afgespeeld
driehonderd jaar geleden.
Men
kan met minder ingrediënten volstaan om een eersteklas
stuiversroman te brouwen. Geen wonder, dat zich auteurs met de
stof hebben beziggehouden. Met veel verbeelding deed dit o.a.
Mr. J.I.D. Nepveu (1841) in een verhaal onder de titel "Tobias
Morello". Het fascinerende daarbij is, dat van de
geschiedenis - ontdaan van haar romantische franje - enige
historische feiten lijken over te blijven al zijn deze dan ook
nog niet grondig onderzocht. En dan niet te vergeten: het
begon op de Heuvel te Tilburg, dáár waar ooit het latere
hotel "De Gouden Zwaan" van H.B. Hegeman heeft
gestaan. Deze plaats wordt thans door de "Hema" in
beslag genomen. Wie zou zich daarvoor niet interesseren? Zelfs
als er een dosis verbeelding aan te pas komt! Laten we daarom
maar eens van wal steken. Tot "leringhe ende vermaeck"!
In
1669 stond op de Heuvel een goed beklante boerenherberg waar
tevens logies verleend werd, al zal ze de naam
"hotel" wel niet hebben kunnen opbrengen. Zij bezat
een uithangbord in de vorm van een zwaan met een vergulde
kroon boven het hoofd, die het aan de burgerij overliet de
herberg een naam te geven. In de wandeling sprak men in
Tilburg van "De gekroonde Zwaan". De waard was een
zekere Cornelis Weijerman, die in onze bron getekend wordt als
een klein, dik mannetje, dat "even weinig verstand
verried als hij werkelijk bezat". Hij wordt beschreven
als een rijke boerenzoon, die eigenlijk alleen maar deugde om
bier te tappen voor de drinkebroers en zelf ook mee te
drinken. Het was zijn heel wat flinkere vrouw, die de zaak
draaiende hield en zich met de betere bezoekers bemoeide. Ze
hadden vier kinderen met een zoon Jacob.
Weijerman
had de herberg gekocht van de vorige eigenaresse, de weduwe
Jenneke de Crom, zo vertelt het verhaal. We hebben getracht
dat eens na te gaan. Daarbij kwamen we tot de bevinding, dat
"De Zwaan" al genoemd wordt in 1580 toen een Jan
Cornelis eigenaar was. In 1639 staat er als eigenaar ene
Nicolaas de Crom genoteerd en in 1702 woont er als eigenaar
ene Hans Jochem Weydeman. De naam klopt wel niet precies maar
lijkt er toch heel veel op.
Emigranten
In
"De Zwaan" diende in 1669 als kamermeisje of
dienstbode - vermoedelijk in beide functies tegelijk -
Elisabeth de Saint Mourel, wier voornamen we ook populair als
Lieske en Lys vermeld vinden. Deze Elisabeth was een dochter
van Ludovic de Saint Mourel, een Fransman, die met zijn gehele
gezin in Oisterwijk woonde. Dit gezin bestond uit vijf
personen: man, vrouw, een dochter en twee zonen. De familie
was van nette komaf maar straatarm. De vader vertelde, dat hij
om redenen van geloof Frankrijk had moeten verlaten. De
familie De Saint Mourel ging nooit naar de R.K. Mis, ze had
veel omgang met de bejaarde, plaatselijke predikant ds.
Jodocus Wylichius en de kinderen werden gereformeerd opgevoed.
De
spraakmakende gemeente vond het echter wel vreemd, dat deze
familie zich in Oisterwijk gevestigd had, dus uitgerekend in
Generaliteitsland, het brandpunt van katholicisme met nog zeer
weinig protestanten. Men mompelde dan ook, dat De Saint Mourel
zijn verhaal alleen opdiste om medelijden op te wekken, maar
dat hij wel om andere reden uit Frankrijk zou verdreven zijn.
Bewijzen voor deze lezing werden niet geleverd. Lieske zou
één jaar oud geweest zijn toen haar ouders zich in
Oisterwijk vestigden.
Ook
Helvoirt
Later
wordt, in een ander verhaal, ditzelfde Lieske als wees te
Helvoirt opgevoerd. Na de dood van haar ouders heet zij uit
het dorp te zijn weggelopen, omdat zij bang was op een
boerderij uitbesteed te worden. Ook hier komt zij
"omstreeks 1670" terecht in Tilburg, "waar zij
in een café ging werken". Dat zou dus "De
Zwaan" geweest kunnen zijn. Vrouw Weijerman had het
meisje uit medelijden in dienst genomen. Zij was er aardig mee
gesteld, want in "De Zwaan" logeerden nogal eens
Fransen en Lieske de Saint Mourel sprak vloeiend Frans,
waarbij ze haar verschijning ook nog mee had.
Op
zekere kwade dag stierf de vrouw van de herbergier, die de
zaak - ondanks haar man - twintig jaar goed draaiende had
gehouden, aan de koorts. Weijerman bleef met zijn kinderen
achter. Daar het meisje uit Oisterwijk - of, zo men wil, uit
Helvoirt - wel zag, dat haar baas en diens zoon Jacob, die als
kok optrad, het alleen niet zouden volhouden, bleef zij in
dienst. Zoon Jacob toonde zich niet ongevoelig voor het mooie
meisje in wie hij bovendien een geschikte vrouw zag voor de
tijd, dat hij "De Zwaan" zou overnemen. Lieske gaf
echter niet thuis. Het was: handjes af! Jacob was voorbestemd
geweest om geestelijke te worden. Daartoe werd hij
aanvankelijk in een klooster opgevoed maar was
"teruggekomen". Spotters noemden hem "de
verlopen pastoor", want sinds de opvoeding aan de waard
alleen moest overgelaten worden, kwam daar niet veel van
terecht.
Fatale
nacht
Na
de dood van de waardin hield Lieske de zaak mee op peil. Nog
altijd floreerde "De Zwaan" daar op de Heuvel in
Tilburg, totdat de fatale novembernacht van 1669 kwam. Vrij
laat in de avond stopte de postwagen voor "De
Zwaan". Hij bracht een Frans zakenman aan, die logies
vroeg. De onbekende gast, die uiteraard vooral contact kreeg
met Lieske, was getroffen door de charme van het meisje, zoals
dat heet in verhalen als dit. Op het horen van haar mooie
Franse naam verklaarde hij, dat ze een nicht van hem moest
zijn. Hij stelde het meisje voor met hem naar Frankrijk te
gaan, waar hij haar bij haar welgestelde familie zou
terugbrengen. Ofschoon Lieske het voorstel van de hand wees,
sliep zij die nacht slechter dan anders. Hoewel zij zich niets
meer van haar geboorteland herinnerde, had het verhaal van de
Fransman toch diepe indruk gemaakt. Stel, dat het eens waar
was!... Ook de vreemdeling sliep die nacht niet, want hij had
het plan opgevat het meisje tegen haar wil te schaken.
Hevig
duel
Midden
in de nacht hoort het meisje hoe het raam van haar kamer
geopend wordt en ze ziet de Fransman binnendringen. Hij
herhaalt zijn uitnodiging en zegt, dat er een rijtuig gereed
staat. Als Lieske opnieuw weigert en om hulp begint te
schreeuwen, stopt hij haar een zijden doek als prop in de
mond. Doordat het meisje lawaai blijft maken, begint hij,
woedend geworden, met zijn degen te zwaaien. Hij struikelt,
waarbij het meisje kans ziet de degen te grijpen en hem
daarmee te bedreigen. De man poogt een tafel tegen haar aan te
gooien, struikelt opnieuw en valt met grote kracht in zijn
eigen degen, welke dwars door zijn lichaam gaat, zodat hij er
aan de andere kant uitkomt. Tenminste volgens het ene verhaal,
dat hier wel alle registers van de romantiek opentrekt. In een
andere lezing vinden we dit alles echter gecomprimeerd tot de
tamme mededeling: "Op zekere dag stak zij een Tilburger,
die haar vastgreep, met het mes, dat zij steeds bij zich in de
gordel droeg". Wat wél zo geloofwaardig klinkt!
Hoe
dan ook, in "De Zwaan" is groot tumult ontstaan na
de mislukte schaakpoging. Weijerman en zoon Jacob en ander
volk komen toelopen. Daaronder bevindt zich ook de postiljon,
die Lieske als moordenares aanwijst, terwijl men zich
bezighoudt met de verzorging van de zwaar bloedende Fransman.
Deze is "stervend" in elkaar gezakt, maar over zijn
dood vernemen we verder niets meer.
Op
de vlucht
Lieske
verkeert in de mening een moord gepleegd te hebben, hoewel zij
- volgens haar uiteenzetting - uit pure zelfverdediging heeft
gehandeld en het drama aan toeval moet worden toegeschreven.
Intussen heerst er volop paniek in "De Zwaan". Daar
Weijerman het ergste vreest, adviseert hij het meisje maar de
benen te nemen, waarvoor hij haar wat geld meegeeft. Diezelfde
nacht nog vlucht het slecht geklede Lieske naar Hilvarenbeek.
Ergens onderweg raakt zij in contact met twee vrouwen, waarvan
één zo pas haar 15-jarige zoon door de dood verloren heeft.
Na enig heen en weer gepraat verkoopt deze vrouw aan Elisabeth
de Saint Mourel het netjes bewaarde communiepak van haar zoon.
Als jongeman vermomd trekt het meisje verder om drie dagen
later te belanden in Dendermonde in België. Daar wordt zij,
eerst als trommelslager en later als soldaat, opgenomen in een
vrijschare van Spaanse fuseliers. Deze stond onder leiding van
Campo Plantines (elders Plotinus genoemd). Dit korps had zich
tot taak gesteld het de Fransen in de rug lastig te maken.
Tobias
Morello
Elisabeth
noemde zich bij haar aanmelding Tobias de Mourel. Die voornaam
had zij ontleend aan de knaap wiens pak zij droeg naar zij
later zelf heeft verteld. Haar commandant, met wie zij goed
overweg kon, vond de naam Mourel te Frans en verspaanste hem
daarom tot Morello. Zo werd Tobias Morello geboren, waarvan
niemand vermoedde, dat men met een vrouw te maken had, hoewel
haar fijn gezicht opviel.
Nu
volgden er jaren van militairenavontuur, waarin Tobias Morello,
alias het dienstmeisje uit "De Zwaan" op de Heuvel
te Tilburg, staaltjes van onbegrijpelijke moed aan de dag
legde. In 1672 voerde zij de guerrillastrijd tegen de Fransen.
Ze werd tot sergeant bevorderd en had op een gegeven moment de
leiding over een halve compagnie. Zij opereerde in het
Stichtse en Gelderse heuvelland en zelfs tot in het Rijnland
en in Munsterland.
Doodsverachting
Bij
Nijkerk overviel haar troep een door Munsterse troepen bewaakt
konvooi, dat proviand, geld en munitie vanuit Munster naar het
Franse hoofdkwartier te Utrecht vervoerde. Het konvooi maakte
ter verdediging een wagenburcht, maar Tobias Morello sprong te
paard over de samengebonden disselbomen te midden van de
vijand. Het konvooi werd veroverd. Deze stoutmoedigheid
leverde "Tobias" driehonderd ducaten beloning en een
bevordering tot vaandrig op. Bij het plotseling oprukken van
de Fransen werd ze te Swammerdam gevangen genomen, maar wist
te ontsnappen en zich bij de ruiters van Plantines te voegen.
Een aanbod van stadhouder Willem III om als luitenant in het
Staatse leger te treden sloeg zij af. Eens ook nam Tobias
Morello met haar mannen dertig Fransen gevangen.
Later
schijnt zij toch bij de Staatsen terecht te zijn gekomen. Zij
ontmoet - hoe merkwaardig komt het toeval in de kraam van de
verhalenschrijver te pas! - ook nog Jacob Weijerman, de eens
afgewezen zoon van haar Tilburgse baas. Jacob blijkt als
lijfknecht in dienst van ene "mijnheer van Zuylenstein"
voor wie hij als gevolmachtigde optreedt. Bij het overbrengen
van een voor de graaf Van Hornes bestemde brief komt het
tweetal even oog in oog te staan. Tobias geeft geen enkel
teken van herkenning en zorgt er voor, dat de ontmoeting met
Jacob zo kort mogelijk duurt. Deze gebeurtenis vond plaats
drie jaar na de verdwijning van Elisabeth de Saint Mourel uit
Tilburg.
Ontmaskerd
Tenslotte
raakt Tobias Morello gewond bij de slag om Bonn. De Fransen
hadden deze stad opgegeven na de belegering door het verenigde
Staatse en keizerlijke leger, onder Montecuculi en de Prins
van Oranje. De verovering van Bonn werd gevierd op 15 november
1673. Bij de strijd was Tobias Morello gewond geraakt door een
schot in de borst. Chirurgisch ingrijpen leidde toen tot de
ontdekking, dat men met een jonge vrouw te maken had. De
ontmaskering van haar werkelijke identiteit ging rond als een
lopend vuur en bereikte ook Jacob Weijerman, die ook bij Bonn
weer present bleek te zijn...
Een
jaar na de curieuze ontdekking ontbiedt de Prins van Oranje
Elisabeth de Saint Mourel naar zijn hoofdkwartier te Breda.
Hij verleent haar een jaargeld van f 200 wat in die tijd een
behoorlijk bedrag betekende. Lieske zet nu een herberg op, op
de Grote Markt te Breda, en trouwt daarna met de eens
afgewezen Tilburger Jacob Weijerman. Uit ingewonnen informatie
vernamen wij, dat de oprichting van deze herberg door
Elisabeth de Saint Mourel heeft plaatsgehad.
In
Tilburg was intussen "De Zwaan" van Cornelis
Weijerman sterk achteruit gegaan zoals te voorzien was
geweest. Enige jaren na de dood van zijn vrouw en de
verdwijning van Lieske stierf de waard. Zoon Jacob was aan de
zwerf geraakt en bij "mijnheer van Zuylenstein"
terecht gekomen. Elisabeth de Saint Mourel heeft nooit meer
iets van haar broers vernomen. Vermoedelijk zijn dezen in die
roerige tijden van 1672, dat als "rampjaar" de
Nederlandse geschiedenis is ingegaan, als soldaat gesneuveld.
Afgaande
op wat Elisabeth later over haar militaire actie schijnt
verteld te hebben, komt haar uitzonderlijke heldenmoed wel wat
in een ander licht te staan dan waarin men hem tot dan toe
gezien had. Na haar vlucht uit Tilburg, in de mening
verkerende een moord te hebben gepleegd, afgescheiden van
familie en bekenden, zonder huis of thuis en voortdurend
levend met het risico van als vrouw ontdekt te worden, had het
leven voor haar geen waarde meer. Iedere roekeloze dapperheid
was voor haar een vernieuwde poging tot zelfmoord. Zij heeft
steeds opzettelijk de dood gezocht, maar het is haar nooit
gelukt. Éénmaal heeft ze ook op het punt gestaan zich te
verdrinken...
Jacob
Campo
Uit
haar huwelijk is een zoon geboren, Jacob Campo Weijerman, de
bekende schilder. Zij gaf hem als tweede naam die van "Campo"
als herinnering aan haar later tot luitenant-kolonel
bevorderde commandant van Dendermonde, Campo Plantines, die
zij steeds als haar weldoener beschouwd heeft. Die zoon werd
geboren drie jaar na haar trouwen. Een moreel succes schijnt
de man niet te zijn geworden. Nepveu schrijft er tenminste
van: "Deze heeft zich later zó berucht gemaakt, dat - zo
ik al ooit iets van zijn levensbijzonderheden mededeele -
zulks niet zal zijn in een jaarboekje, bestemd om onder de
oogen van vrouwelijk publiek gebragt te worden". Dit boek
is inmiddels geschreven. De qualificatie
"jaarboekje" slaat op "Aurora", waarin het
verhaal van Tobias Morello in 1841 voor het eerst werd
gepubliceerd, zo luidt een voetnoot. Het boek over Jacob Campo
Weijerman verscheen in 1763 bij Pieter van Os te 's-Gravenhage
onder de titel "Zeldzame levensgevallen van Jacob Campo
Weijerman".
Volgens
de kleine Winkler Prins Encyclopaedie leefde deze Weijerman
van 1677 tot 1747. Hij wordt genoemd Nederlands schilder en
schrijver, auteur van "De levensbeschrijvingen der
Nederlandse kunstschilders en kunstschilderessen" (vier
delen 1729-1769), een vervolg op Houbraken, voorts van
schotschriften, hekeldichten en enige toneelstukken. Hij heeft
dus toch wel iets gepresteerd. De hier genoemde Arnold
Houbraken schreef (in drie delen) "Groote Schouburgh der
Ned. konstschilders", dat na Van Mander's Schilderboeck
de voornaamste bron is voor de oude Nederlandse schilders. Met
bovenstaand is dan wel het beste van Jacob Campo verteld. Hij
blijkt een behoorlijke schuinsmarcheerder te zijn geweest, die
zich veel vijanden op de hals haalde.
Levenslang
Naast
zijn politieke bedrijvigheid toonde hij zich nogal
"wispelturig jegens het vrouwelijke geslacht" zoals
het erg eufemistisch wordt uitgedrukt. Per saldo draaide het
er op uit, dat hij door het Hof van Holland tot levenslange
gevangenisstraf werd veroordeeld "ter zake van
onbeteugelde lust tot paskwilschrijven". Dit vonnis viel
22 juli 1739. Hij zou jaren in de Gevangenpoort te Den Haag
opgesloten gezeten hebben en daar in 1747 zijn overleden. In
de gevangenis vermaakte hij zich met het temmen van muizen,
die op zijn fluiten naar hem toekwamen en zich uit zijn hand
lieten voeren. Vóór zijn veroordeling had hij o.a. in Vianen
en Leiden gewoond. In deze laatste stad liet hij zich als
"Medicinae studiosus" inschrijven op 11 maart 1737,
dus op 60-jarige leeftijd. Of hij ook een medische graad
behaald heeft, is niet bekend.
Enige
titels van de schotschriften, die Jacob Campo naar de
gevangenis deden verhuizen, luiden: Amsterdamsche Hermes,
Rotterdamsche Hermes, Ontleeder der Gebreeken, Echo des
Waerelds, Vrolijke Courantier, De vrolijke Tugtheer, en De
naakte Waerheid. Sommige van zijn toneelstukken zijn destijds
opgenomen in de bibliotheek van de Nederlandsche Maatschappij
voor Letterkunde te Leiden. Men beschikte daar ook over een
portret van de man naar K. Troost door J. Houbraken.
In
een aanhangsel op een lezing met de langademige titel "Bydrage
voor de vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde door I.A.
Nijhoff", een lezing van de verzamelaar zelf onder het
opschrift "De vereenigde Nederlanden in 1672, door
laakbare onvoorzichtigheid de val nabij gebragt, door de
Goddelijke Voorzienigheid zigtbaar behouden", komt zijn
moeder Elisabeth de Saint Mourel ter sprake. Daar wordt onder
andere gezegd: "onze vrouwelijke sergeant was een
volmaakte partijgangster geworden..."
Vraagtekens
De
hierboven vertelde geschiedenis is zwaar geladen van
romantiek, zodat men haar wel met een korreltje zout dient te
nemen. Waarheid en verdichtsel zitten er hoogst waarschijnlijk
dooreengemengd. Wantrouwen is ook op zijn plaats, omdat wij,
bij een vergelijking van verschillende versies van episoden
uit het verhaal, op data en andere feiten stuiten, die niet
met elkaar in overeenstemming zijn. Zo blijft de lezer met een
aantal niet opgeloste vragen zitten. Men vergete echter niet,
dat - hoe ongeloofwaardig het geheel ook klinkt - het leven
zelf soms sterkere verhalen schrijft dan de verbeelding van
auteurs-van-professie aandurft. En enige feiten worden er wel
gegeven.
Zou
hier niet een dankbaar terrein liggen voor onze heemkundigen?
Er moet toch wel wat te vinden zijn over het verblijf van de
familie De Saint Mourel te Oisterwijk. Dan kan dan iets voor
"De Kleine Meierij" in Oisterwijk zijn. En de pas
opgerichte Heemkundekring "Tilborgh" zou zijn
vernuft en speurzin kunnen spitsen op de Tilburgse en Bredase
episodes, opdat we eens de nuchtere waarheid zullen kennen of
althans minder op de romancier aangewezen blijven dan nu nog
het geval is.
PIERRE
VAN BEEK