CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Piet Gijsbers zweert bij brandnetels

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 17 augustus 1968

Als ge in Casteren vraagt waar Pietje Gijsbers woont, zullen ze misschien nog wel eventjes moeten nadenken, maar als ge om "Pietje Schrijn" vraagt, kan u een kind de weg wijzen. Die naam kennen ze - niet alleen in Casteren maar door heel de Brabantse Kempen. Op de dorpen hebben ze er nu eenmaal een handje van een goede bekende te noemen met een naam, die de zijne niet is in het plechtige boek, dat Burgerlijke Stand heet. Zonder tot de Wederdopers te behoren doopt de spraakmakende gemeente op haar manier en die tweede naam wordt de identiteit van de betrokkene. Vaak vindt die bijnaam zijn oorsprong in een of andere in het oog vallende eigenschap van de drager - niet altijd een even vleiende want erg teerhartig toont de dorpeling zich daarbij niet - soms is de naam ook een teken voor zijn afkomst. "Pietje Schrijn" mag er tevreden mee zijn en dat is hij ook. Hij wordt zo genoemd omdat niet zijn vader maar... zijn oom en neven schrijnwerkers waren. Dat kan er dus best mee door al lijkt het niet heel logisch.

 

Nu is Pietje Gijsbers al tijdens zijn leven een legendarische figuur aan het worden, omdat hij over enige kwaliteiten beschikt, die de aandacht trekken. Om te beginnen: Pietje is tweeënnegentig jaar, ongelooflijk fit en bij de pinken en... hij eet iedere week een keer of drie brandnetels. Tussen die brandnetels en zijn voortreffelijke lichamelijke constitutie legt hij een oorzakelijk verband, waaraan niet te wringen of te wrikken valt. Niet dat hij voor kwakzalver speelt. Hij is gewoon een opgewekte Casteraar of hoe ge zo iemand daar noemen moet, die zich verheugt in zijn goede gezondheid en in de goedheid van het leven, waarvan hij nog graag zo lang mogelijk de room wil aflikken. Maar bij dat alles zweert hij bij de brandnetel wiens profeet hij is door persoonlijke ervaring. "Brandnetels, het gezondste eten, dat er bestaat." Deze uitspraak zal vanuit Casteren als een gevleugeld woord de historie ingaan als zelfs de brandnetels het niet meer hebben aangekund...

Ook zonder een bezoek aan Pietje Gijsbers betekent een tocht naar Casteren al een attractie op zich. Het dorp, dat maar zevenhonderd inwoners telt en onder de gemeente Hoogeloon hoort, heeft oude papieren. De Romeinen zijn er al geweest, getuige opgegraven Romeinse voorwerpen en ook de naam, die afkomstig is van het Latijnse "castra", dat "legerplaats" betekent.

Rijdende door de industrialiserende Kempen en de uitgroei van weleer onbekende plaatsen ziende, denkt ge wel eens dat er geen kleine dorpen meer bestaan. In Casteren, dat niet aan grote autobanen ligt, hebt gij er echter toch nog zo een. Industrialisatie heeft er nog niets bedorven.

 

Zo is het er

Als ge op een gewone dag door de breed uitgespreide straten met verspreide bebouwing en open vakken slentert en tevergeefs zoekt naar een mens om te vragen waar al die straten en wegen, welke er naar de vier windstreken afbuigen, wel naar toe gaan... Als achter de hagen van de hoven de appels en peren aan de bomen in filosofische zelfberusting op wat zon hangen te wachten... Als het café aan het pleintje zo leeg is als een lampeglas en een vereenzaamde hond verveeld over de straat snuffelt.... dan voelt ge hier de asem van de oude Kempen gaan, die van enige gejaagdheid geen weet heeft. Ge zijt blij dit te mogen beleven. Al kunt ge dan ook niet altijd in Casteren zijn en zoudt ge het misschien ook niet willen - alleen de wetenschap, dat het er is en dat ge daar rondpallieteren kunt wanneer ge er zin in hebt, maakt uw eigen leven fleuriger...

 

Prelude

De tocht erheen heeft u eigenlijk al rijp gekneed om Casteren te ontvangen. Afbuigend van de betonweg te Lage Mierde vormt het piepkleine Netersel, dat onder Bladel hoort, reeds een kleine prelude. Dit is een land met een ander gezicht. De einders zijn geweken en de bossen staan nu blauw te wezen aan een verre horizont, waardoor de luchtkoepel oneindig groot geworden is. Daaronder ademt de buik van de Kempische aarde, het frisgroene bouw- en weiland, dat steeds lager schijnt te worden. Wat het ook inderdaad doet, want ge zijt gekomen bij het zich duidelijk van te voren aankondigende dal van de Grote Beerze, de beek, welke hier ten westen van Casteren onder een brug met forse en sierlijke leuningen van hout de weg oversteekt. Lage graslanden en broekbosvegetaties met hun specifiek eigen karakter vergezellen de beek. Ruilverkaveling heeft in deze contreien wel veel bekoorlijks weggenomen, maar 16 ha wist Het Noordbrabants Landschap in ieder geval te redden. Die blijven!

 

Fraaie bungalow

Casteren zelf kan nu niet meer teleurstellen. Kerkstraat nr. 1 moeten we zijn. Daar woont Pietje Gijsbers bij zijn getrouwde zoon, in een spiksplinternieuwe, stenen bungalow, die er waarachtig niet om liegt. Vlak daarnaast ligt hun oude boerderij, nu als een relikwie. De bungalow staat op een met een kortgeschoren gazon bedekte kunstmatige heuvel, waar rode rozen en petunia's in een grote, Keulse pot naast de deur uitbundig te bloeien staan en feest maken. Door het gazon leidt een boog van nog al ver vaneen liggende flagstones naar het deurbordes. Ge moet wél grote stappen maken van de ene steen op de andere. Dat doen we dan maar, want we willen ook niet de eerste zijn, die over dat mooie gazon sloft. Het pad wordt kennelijk weinig begaan. "Achterom kermis voor de bekenden" denken we, maar wij zijn nog vijf minuten een onbekende, dus...

Als zoon Jef op ons bellen heeft opengedaan en we nog in de hal staan, roept Pietje, nog voor hij ons gezien heeft, al vanuit de huiskamer "Kom er maar in". Sigaarsmorend in een pijp... zit hij in een gemakkelijke stoel bij het grote raam, dat uitzicht geeft op de prachtige voortuin. Wat daarna in de huiskamer het eerst de aandacht trekt, is een groot, getekend portret van ons slachtoffer. Goedgetroffen, precies zoals hij er uitziet en met de onafscheidelijke pijp aan de mond. Wie gedacht had een stokoude man aan te treffen, staat wel even raar te kijken en die verbazing stijgt als Gijsbers los komt, niet alleen over de brandnetels maar ook over andere episoden uit zijn leven. Zo'n krasse en levendige tweeënnegentigjarige hebben we nog nooit ontmoet. "Hoe dat met die brandnetels begon?"

 

Zo begon het

Een vijfentwintig jaar geleden had Gijsbers, toen hij nog in de veehandel zat, veel last van een grote negenoger (steenpuist) in zijn nek. Het was een hardnekkig ding, waar de kinderen bang van werden. "Vadder, gao toch naar den dokter!" zeiden ze. "Aanders gao-d-er nog van dood!" Gijsbers zag er aanvankelijk niet zo veel in, maar op zekere dag toog hij op pad naar de dokter. Onderweg kwam hij een zekere Van Genen uit Eindhoven tegen, die "met het pak" (verkoop van ellegoed) de boer optrok. "Pietje, waor gaode gij op aaf?" vroeg die. "Ik gao naor den dokter." "Veur dieë negeneuger? Bende nou helemaol gek! As gij doet wà ik jou zeg, bende er in acht daogen aaf." "Wà zou ik dan volgens jou moeten doen?" "Brandnetels eten", luidde het advies, dat uitvoerig werd toegelicht. "Ik ben omgedraaid en nie meer naor den dokter gegaan", aldus Pietje.

 

Struif met brandnetels

Vanaf dat moment at onze veehandelaar iedere dag brandnetels, die fijngesneden door de "timper" (dat blijkt in Casteren "beslag" te zijn) van struif (dikke pannekoek) werden gedaan. "De struif krijgt er wel een ander smaakje door maar hij is best te eten." In vijf dagen tijds was de akelige steenpuist weg. Hij probeerde nog wel eens terug te komen, maar dan werd hij er met brandnetels wel weer ondergehouden totdat hij definitief wegbleef. "Nooit meer last van gehad en ik heb nog wel twintig man van steenpuisten afgeholpen..."

Pietje Gijsbers is er vast van overtuigd, dat dit allemaal aan de brandnetels te danken is. Voor hem zijn brandnetels het gezondste eten, dat er bestaat. Zijn hele leven door is hij verder drie tot vier keer per week brandnetels blijven eten. "En ik blijf het doen zolang ik leef", zegt hij resoluut. Maar dat hoeft niet altijd struif te zijn. Hij eet ze klaargemaakt als spinazie, gebakken in de pan terwijl hij er ook thee van trekt. De dokter zegt, volgens Gijsbers, dat wie brandnetels eet geen beslag of aderverkalking krijgt. Ze zouden het bloed zuiveren en ook al helpen tegen de rheumatiek. Dan moet men zich met brandnetels inwrijven.

 

Snel genezen

Gijsbers is in zijn leven twee keer geopereerd. Een maal toen hij al zeventig was. "Ze snapten er niks van in het ziekenhuis. Er lag er geen ene, die zo vlug genas als ik. Da komt omdat ik brandnetels eet", heb ik ze gezegd. We hebben er eens een encyclopedie op nageslagen en vinden daar, dat aan brandnetels inderdaad altijd genezende kracht is toegeschreven, bv. netelthee voor bloedreiniging, de zaden voor slijmoplossing, de gave brandnetel tegen kortademigheid, terwijl men verlamde ledematen met neteltakken sloeg om daardoor netelhuiduitslag als krachtig, prikkelend middel op te wekken. In gematigde streken zijn dertig soorten brandnetels verspreid, zo lezen we.

Gijsbers houdt het bij twee soorten, die hij kent. De hele grote en de hele kleine, lichtgroene. Die grote zijn vooral goed als ze nog jong zijn. Dat is in februari. "Wie ze dan eet, heeft een heel jaar goed bloed", verzekert onze zegsman, die niet alleen bij brandnetels zweert maar ook van andere natuurgewassen houdt. Zo maakt hij een paar keer per week stamp, waar niet alleen brandnetels ingaan maar ook spinazie, sla, bladen van paardenbloemen, selderie, prei en verder suiker. Ook een recept van hem, dat hij niet heeft gehaald uit het dikke boek van fl. 22,50 "De kleine dokter", dat daar op de kast ligt. Dat heeft hij pas een week in huis.

 

Sigarenmaker

Nu moet ge niet denken dat Pietje Gijsbers maar een goedgelovige boer uit Casteren is, want dan blijft ge niet een lang mensenleven veekoopman. Daar komt wel iets meer dan goedgelovigheid bij kijken. Als zoon van een boer in Hulsel geboren op 16 februari 1876 stamt hij uit een gezin van acht kinderen, die allemaal getrouwd zijn. Pietje, die zoals zijn naam al wel verraadt klein van postuur is, kwam in het sigarenmakersvak terecht. Met zijn 18de jaar werkte hij in het enige sigarenfabriekske, dat Kaatsheuvel rijk was. Dat van Driek Zoontjes op het "Verkensend". Loon: één rijksdaalder in de week en de kost. "Eens kijken...", hij rekent even vlug, "dat is vierenzeuventig jaor geleje. Ze hadden toen in Kaatsheuvel vier fietsen op 1800 schoenmakers", lacht hij.

Na nog een tweejarig verblijf in Hulsel "in de sigaren" gooide hij zijn petje in de lucht om te weten of hij naar Reusel of Casteren zou gaan. Waar de klep naar toe wees, moest het worden. Het werd Casteren en wéér sigarenmaken. In die periode kwam hij met de veehandel in aanraking en was tussen de sigaren door daarvoor al vaak op stap totdat hij de sigaren helemaal de sigaren liet. Toen was hij 27.

 

Veehandel

De veehandel begon met één kalf. Het kalf werd een koe, die ene koe werden meerdere koeien en zo klom dat "Pietje Schrijn" op tot een veehandelaar, wiens naam door heel de Kempen en nog verder ging. Vijfenzestig jaar is hij naar de Bossche markt getogen. "In twintig jaar niet ene keer 'geraand' (overgeslagen)", zegt hij trots. Vijfentwintig jaar naar de Zwolse veemarkt. Dat ging natuurlijk met trein of auto, maar die Bossche reizen waren lange tijd per benewagen, dat is te voet. Binnendoor over Oirschot, Boxtel en Vught. "Ge moet er nou eens om komen", merkt zijn zoon op. Met die Bossche reizen waren twee dagen gemoeid. "Ik heb vijftien jaar in 'De Vossenklem' op den Bosscheweg, bij Van Raak, overnacht. In Den Bosch was ik altijd in 'De Ketting' thuis. De terugreis van Den Bosch kostte één dag. En dan namen we soms nog vee mee ook. Later gingen we per fiets."

 

Touwtje met knopen

In het begin had Pietje als sigarenmaker niet zoveel verstand van kalveren. Om toch wat houvast bij het schatten te hebben gebruikte hij een touwtje met twee knopen erin om het beestje te meten. Dan wist hij ongeveer wel wat er aan zat. "Mijn duurste koei is ooit 2275 gulden geweest. Dat was in de mobilisatie. De goeiekoopste kocht ik voor één rijksdaalder en ik verkocht ze voor vijf gulden", grinnikt Pietje. "Die koei zat vol bulten en dan had ze nog ene heel grote bult. Zo"... en hij maakt met beide armen een omschrijvende beweging, die de grootte van de bult aangeeft. "Ik hoefde dat beest natuurlijk niet te nemen, maar ik deej het veur de lol. Het was meer bult dan koei!"

Pietje was met zijn 25ste jaar getrouwd. Het ging crescendo met de handel en ook met de uitbreiding van het gezin. Vijftien kinderen kwamen er, waarvan er nu nog acht in leven zijn.

 

Bravourestuk

Tot een bravourestuk van zijn jeugd behoort een waaghalzerij aan de toenmalige Casterse water- annex windmolen. "Ik ging mee m'n tenen en kop omleeg aan het uiterste puntje van een wiek hangen. Tien meter boven de grond. Gezwakt ben ik altijd goed geweest. Ik oefen nou nog. Kijk maar, zo!" en hij trekt krachtig en in ritmisch tempo eerst het ene en dan het andere been omhoog om daarna de linker- en dan de rechterarm in het kogelgewricht te doen draaien. Alles gelijk een voor de harmonie uit stappende tamboer-maître en onder het motto: "Da's gezond!" Daarom snort hij op zijn pas twee maanden oude Solex als een jonge gast de hele Kempen door. Hij gaat kaartspelen in Boekel, Hapert, Reusel, Knegsel, Beek, Vessum, Wintelré en noem maar op. "Biljarten doet hij als de beste", vult zijn zoon aan. "Als we mee z'n drieën speulen, maakt hij méér caramboles dan wij tweeën samen."

 

Nog een slagzin

Pietje spreekt het niet tegen. Hij geniet zichtbaar van al het plezierigs dat hem op de oude dag nog beschoren is en om het succes van de veehandel, dat toch wel iets anders is als sigarenfrutten. Maar toch houdt hij het oude vak hoog. "Uit een sigarenmaker kan alles groeien", zegt Pietje Schrijn. Naast die van de brandnetels is dit de tweede slagzin, die nu al door heel de Kempen en de Acht Zaligheden gaat en welke zelfs tot onze Tilburgse oren was doorgedrongen voordat wij in Casteren kwamen. Handel in vee drijft hij niet meer. Dat is voor de jongere generatie weggelegd. "Maar ik gao nog wel mee", haast hij zich op te merken, want uitgerangeerd is hij niet.

 

Ons gesprek heeft langer geduurd dan voorzien. Plotseling ontdekt hij dat zijn zoon, die nog een karwei had, stilletjes verdwenen is. Pietje had mee gemoeten! Gemist door onze schuld? Als we bij ons vertrek de deur dichttrekken, denken we: "Zou hij nu gauw op zijn brommer springen en zijn zoon achterna rijden?"

 

PIERRE VAN BEEK