Ruim
duizend ha van Staatsbosbeheer, op slechts vijftien kilometer
van Tilburg verwijderd, staan open voor de ontspanning
zoekende mens. We hebben hierbij het oog op de
"boswachterij Dorst", die zich uitstrekt op het
territoir van drie gemeenten, t.w. Oosterhout, Dongen en
Gilze-Rijen. Als de naam van de badinrichting "Surae"
of de oudere "De Leemputten" valt, weten vele
Tilburgers waar het om gaat - daar komen op een mooie zomerse
dag soms wel 10.000 bezoekers - maar "Surae" is toch
slechts een onderdeel van de boswachterij. En nu lijkt het ons
juist het resterende deel, dat in Tilburg weinig bekendheid
geniet, eens onder de aandacht te brengen. Tóch betreft het
hier een uitzonderlijk mooi natuurgebied, dat zich kenmerkt
door een bijzonder grote variatie en de gemakkelijke manier,
waarop het te bereiken valt. Men rijdt er linea recta heen van
Tilburg, voorbij het kruispunt te Rijen en dan rechts over de
fraaie weg naar Oosterhout. Aan de linkerkant van deze weg
ontmoet u dan enige verharde wegen met een bord "Surae"
en elk van deze voert u naar het hart van het gebied. Het
plezierige is dat ook de vele zandwegen voor auto's
toegankelijk zijn. Men kan zijn wagen op ieder willekeurig
plekje kwijt om op de plaats van zijn keuze verpozing te
zoeken. Zeer uiteenlopende smaken vinden er hun bevrediging.
Dat varieert in de scala van een soort veredeld bermtoerisme,
waarbij men nog altijd de auto's over de grote verkeersweg
ziet en hoort voorbijzoeven, tot het meer exclusieve genot van
de zoeker naar stilte.
Wie
Dorst zegt, zegt meteen ook: leem. "Heel Dorst zit op
leem", beweren de mensen uit de streek en die weten
waarover ze het hebben. Hoe het plaatsje aan zijn naam gekomen
is, weet echter niemand met zekerheid. Wel is in het verleden
in het kerkdorp menige dorst gelest, want men had er vroeger
een posthuis annex herberg voor de koetsiers en reizigers van
de diligences, maar daar heeft het toch niets mee te maken.
Lang
geleden werd de plaats Dorsten genoemd en serieuze
onderzoekers hebben de veronderstelling geopperd, dat dit een
samentrekking zou kunnen zijn van De Horsten. Daarmee is men
dan wel een eindje op weg, want horsten zijn hoge gebieden in
een lagere moerassige streek. En dat is hier wel van
toepassing. Ook in Duitsland kent men een Dorsten, een plaats
in de nabijheid van Wesel.
Uit
oertijden
De
prehistorie heeft ook haar sporen in de bodem achtergelaten,
zij het dan ook niet in die mate als ze in meer oostelijk
gelegen gebieden van Brabant aan het licht zijn gebracht.
Boringen van de Bredase Waterleiding wezen uit, dat zich op
een diepte van 125 meter schelpenbanken bevinden, zodat hier
uiteraard miljoenen jaren geleden de zee gegolfd heeft. Bij de
Moerputten in de Baarschot, dat ooit een uitgestrekt moerassig
gebied is geweest, werden sporen van rendierjagers
aangetroffen, welke wijzen op een bewoning van méér dan
honderd eeuwen vóór Christus. Fossielen van mammoeten
spreken er hun eigen taal, evenals de in zand en leem
aangetroffen zwerfstenen, die afkomstig blijken van gebergten
uit Duitsland en België. Deze zwerfstenen werden in het
verleden wel gebruikt voor het plaveien van verkeerswegen. Dit
betekende dan al een hele vooruitgang, want in het begin van
de vorige eeuw waren alle Brabantse wegen nog onverhard met
als enkele uitzondering de verbinding 's Hertogenbosch -
Boxtel. Een gedeelte van de oude rijksweg te Dorst heeft ooit
een bestrating van veldkeien gekend.
Bij
een verbouwing van de uit 1854 daterende boerderij - thans een
kampeerboerderij - van Hermans (de "Eekhoorn") in
het gebied, dat de naam Seters draagt, werd een zg.
"baardmannetje" gevonden. Dit is de populaire
benaming voor een geglazuurde, stenen kruik met aan de hals
het gezicht van een man met lange baard in reliëf. Ze werden
in de zestiende en zeventiende eeuw in Duitsland vervaardigd
en van deze exemplaren zijn er in Nederland genoeg aan het
licht gekomen. Interessanter is het te weten, dat het 'n
bijgelovige, heidense gewoonte was onder de drempel van de
hoofdingang van een woning een kruik in het zand te graven om
de boze geesten te weren.
Oude
namen
In
de boswachterij stuit men op enige oude namen, zoals Seters,
Baarschot, Breedven, De Keeten, Moerken, Duiventoren,
Kurassiersheide en Frederiksbossen. De naam Seters wordt door
sommigen verklaard als afkomstig van "oude ceeters",
waarmee dan het huidige Seters werd bedoeld, en van
"nieuwe ceeters" voor het tegenwoordige Klein
Oosterhout. Ceeters waren onvruchtbare stukken grond, waarin
zich oerbanken bevonden. De steenfabriek van Dorst heeft hier
vroeger leem gegraven van welke arbeid nog twee kleine putjes
als getuige zijn overgebleven. De op de kaart voorkomende
Seterse en Lange Heide bleven alleen als naam bewaard. Zij
hebben plaats gemaakt voor bebossing. Een gedeelte van Seters
bestaat echter nog uit bouw- en akkerland, waar zich de reeds
genoemde kampeerboerderij bevindt.
Men
heeft ook een periode gekend, dat 80 ha van de Seterse heide
uit stuifzand bestond tengevolge van het feit, dat Prins
Frederik, de te Berlijn geboren tweede zoon van de latere
koning Willem I, het westelijke deel der bossen geheel liet
kaalslaan. In deze kale woestenij met zijn grote
zandverstuivingen was het in die dagen bij avond moeilijk de
weg te vinden, omdat deze wegen, die niet veel meer dan sporen
waren, herhaaldelijk onderstoven.
Seterse
berg
In
1897 werd er met herbebossing een begin gemaakt, maar tot de
dag van vandaag heeft een deel van Seters nog iets van zijn
oude karakter overgehouden. En hieraan dankt het zijn
aantrekkelijkheid. Seterse berg is een begrip voor de
boswachterij en alle natuurvrienden en ontspanningzoekenden,
die in deze contreien bekend zijn. Nu gooien we in ons vlakke
land graag met de naam "berg" wanneer er van enige
bodemverhoging sprake is. Op dit niveau bezien mag er onze
Seterse berg zijn, al is hij dan enkel een hoge duin tussen
twee wegen. Aan de ene zijde wordt hij afgeschermd door
dennenbossen met een tapijt van dennenaalden, dat de jaren
hebben opgestapeld en dat nu zacht veert in de droge grond
onder de voet van de klimmer. Aan de tegenovergestelde kant
daarentegen is hij geheel kaal en daar daalt de helling van
stuifzand in een sierlijke boog, als van een doorgezakt zeil,
af naar de weg. Rechts en links wordt hij geflankeerd door
schilderachtig verwrongen dennen, die met hun
breeduitgespreide wortelstelsel met moeite om hun bestaan
vechten. Éénmaal was de Seterse berg nog groter, maar bij de
vernieuwing van een weg aan zijn voet in 1953 moest hij worden
doorgesneden en werd er 12.000 kubieke meter zand weggegraven.
Wijds
uitzicht
Doordat
de blik naar het noorden geheel vrij is, vormt de berg niet
alleen een heerlijke speelplaats voor de jeugd maar ook het
mooiste uitzicht van de boswachterij. Staatsbosbeheer is er de
laatste jaren bijzonder op uit geweest zijn voorheen
afgesloten bossen voor het publiek aantrekkelijk te maken.
Vanzelfsprekend werd er dus boven op de berg ook een van de
rustieke, zo goed aan de omgeving aangepaste picknickbanken
geplaatst, zoals men die op nog verschillende andere punten
van de boswachterij aantreft. Op vrije dagen en weekeinden
heerst hier gejoel van de spelende jeugd, maar het jaar kent
heel wat meer stille dagen en dan is hier het uur van dromers,
dagenmelkers en poëten. Daartoe rekenden wij op die mooie,
late herfstdag toen de schaduwen al zo lang geworden waren, de
schilder, die in tere tinten van waterverf, op de top van de
berg gezeten, zijn impressie in vorm en kleur vastlegde.
Aan
de voet van de berg aan de overkant van de weg filosofeert
onder een laag pannendak een langgerekt boerderijtje, dat de
naam "Het Hoefke" draagt, maar dat in vroeger dagen
een café was en "Het Heihuiske" werd genoemd. Nu
een symbool van in zichzelf gekeerde rust maar in de
overlevering, die de geslachten al anderhalve eeuw hebben
levendig gehouden, een lugubere herinnering. Hier is namelijk
150 jaar geleden ooit een moord gebeurd en dat vergeten de
mensen niet gemakkelijk...
Romantiek
De
namen "De Keeten" en "Kurassiersheide",
die echter geen heide meer is, roepen historische
herinneringen op. Daar komen de adellijke geslachten van Van
Strijen en Van Duivenvoorde op het toneel, wier namen aan de
geschiedenis van Oosterhout verbonden zijn. In de midden in
het Oosterhoutse polderland in het noorden staande "Slotbossetoren"
kan men heden ten dage nog, in de vorm van een ruïne, 't
laatste restant zien van het "Huis ten Strijen", dat
in 1289 gebouwd werd door Willem van Strijen. Er heeft zich
heel wat afgespeeld tussen de oude muren. De volkverbeelding
is daaraan niet zonder meer voorbijgegaan. Hoe kan het ook
anders als Willem van Duivenvoorde bij een bestorming van zijn
kasteel met zijn dochter Aleide door een onderaardse gang naar
Geertruidenberg ontsnapt naar het toen daar gelegen
kartuizerklooster! Later vestigde Willem van Duivenvoorde
zich, met zijn dochter, die intussen getrouwd was met Herman
van Strijen, op het destijds onder Oosterhout gelegen slot
"Ter Horst". Over dit huwelijk zijn lezenswaardige
verhalen in omloop. Dat de romantiek er wel aan zijn trekken
komt, blijkt als een kroniekschrijver over de ruïne van
"Huis ten Strijen" de retorische ontboezeming
loslaat: "Hier beminde Aleide den edelen Herman van
Strijen en zong de valse minstreel zijn liefdesboutades".
Wat wil je nog meer!...
Ridderspelen
Maar
om nu terug te keren tot de Kurassiersheide: daarvan wordt nu
verteld, dat eenmaal de geslachten Van Strijen en Van
Duivenvoorde hier hun ridderspelen hebben gehouden met alle
daaraan verbonden schittering. En wat nu "De Keeten"
heeft - een gebied, gelegen aan de Oude Bredase Baan - dit is
de plaats, waar rond 1300 de houten paardestallen van de
familie Van Duivenvoorde hebben gestaan.
Bij
de nieuwe snelweg, niet ver van de Hoevestraat, moet zich nog
een grenspaal uit 1725 bevinden, die aan de ene zijde het
wapen van Oosterhout en aan de andere kant dat van Breda
draagt. Hij geeft de scheiding van beide gemeenten aan maar...
we hebben hem op onze zwerftocht niet kunnen vinden. "De
Keeten" en "Seters" zijn in de jaren 1701 en
1732 ook het toneel geweest van grote militaire oefeningen.
De
Moerputten vormden reeds in prehistorische tijd bewoond
gebied. Zij waren lange tijd moerassig terrein en in de
middeleeuwen werd hier turf gestoken. Rond 1850 werden ze
evenwel ontgonnen en vormen nu weidegrond.
Leemputten
Het
onmiskenbare middelpunt van de boswachterij uit een oogpunt
van recreatie vormt de plaats, waar zich de leemputten
bevinden, die ontstaan zijn door het leemgraven voor de nog
steeds in bedrijf zijnde Rijense steenfabriek bij "De
Vijf Eiken". Tegen het einde van de vorige eeuw begon die
leemgraverij toen V.J. van den Heuvel uit Tilburg de zg. Lange
Heide kocht. Hij droeg die weliswaar in 1894 aan de gemeente
Breda over voor de Bredase waterleiding, maar behield toch tot
16 januari 1995 het alleenrecht van leemgraven in dit gebied.
In de loop der jaren ontstonden er grote met water gevulde
gaten, waarvan de diepten varieerden van vier tot veertien
meter. Aanvankelijk waren er negen gescheiden putten, maar
doordat sommige werden samengetrokken, zijn er nu nog vijf
over. Twee hiervan liggen nu in het fraaie natuurbad "Surae"
terwijl de drie andere sportvisserij als bestemming hebben
gekregen. Twee verenigingen van sportvissers hebben de putten
van Staatsbosbeheer in pacht. Jaarlijks wordt er karper en
snoek uit gezet.
Hoewel
dicht bij de weg gelegen kan men de visvijvers vandaar niet
zien. Een smal voetpaadje door het dichte gewas van de
onderbeplanting brengt de wandelaar, die ook hier vrij toegang
heeft, echter snel bij de vijvers in de serene rust en stilte,
die aan een paradijs voor de hengelaars eigen behoort te zijn.
'Twee vijvers liggen geheel ingesloten in bossen te mediteren.
Wie gaat peilen, zal hier tot een diepte van veertien meter
komen. Voor het oog verraadt eigenlijk niets meer, dat men met
oude leemputten te doen heeft. De natuur heeft er haar rechten
weer opgeëist na zijn bodemschatten te hebben afgestaan aan
de nijverheid. Hier en daar groeit er wat riet aan de oevers
en op de onberoerde waterspiegel drijven, dicht bij de oevers,
de grote bladeren van de koningin der waterplanten, de witte
waterlelie, die hier - tijdens het hoogtij van haar seizoen -
geen andere taak heeft dan mooi te zijn als een jonge bruid op
haar trouwdag.
Als
een zeestrand
Wie,
van welke kant hij ook mag komen aangereden, het bord "Surae"
in het oog houdt, komt vroeg of laat altijd terecht bij een
enorme, komvormige vlakte van duinzand, die in haar diepste
punt met water is gevuld. Na een rit door een ingesloten
bosweg werkt zij als een verrassing, waarvan men eerst even
bekomen moet. Nergens in de boswachterij klatert het licht zo
klaar van de hemel als hier en ge krijgt het plezierig gevoel
aan het strand van de zee te staan. Een woestijn van heerlijk
zand, alleen maar hier en daar onderbroken door de donkere
silhouetten van enige picknickbanken. Men heeft hier te maken
met een oude leemput, die wéloverlegd voor het grootste deel
gedempt werd totdat men deze kom had overgehouden, waarna men
die met het fijne zand heeft gevuld.
Ver
op de achtergrond liggen echter nog grauwe bergen en ook daar
schemert water. Die bergen bevatten het leem voor de
steenbakkerij want daar gaat de produktie door. Daarom kan het
u op een weekse dag overkomen, dat ergens in de bossen een
puffend diesellocomotiefje met een dertigtal wagentjes
erachter over smalspoor uw weg kruist. Er wordt dus nog steeds
gegraven en er ontstaan nog altijd nieuwe putten. Eenmaal leeg
worden deze echter voortaan opnieuw gevuld en dan komt er weer
beplanting op. De nog jonge den, die ge aan een zijde van de
zandvijver waarneemt, heeft aan dit werksysteem zijn ontstaan
te danken. Hij staat thans vier jaar op de voormalige
afgravingen als sprekend getuigenis van de kringloop van komen
en gaan.
Bad
"Surae"
De
ontwikkeling van het huidige natuurbad "Surae" begon
reeds schuchter in 1927 toen het Staatsbosbeheer gelegenheid
tot baden en zwemmen in de leemputten gaf. We kennen de
situatie uit de dertiger jaren met de twee gescheiden baden,
hun grens van rietmatten en primitieve accommodatie. Sindsdien
is er heel wat veranderd. Men maakt nu kennis met een
charmant, van alle gerief voorzien natuurbad, met diepe en
ondiepe bassins en altijd wakende ogen van badmeesters.
Menigeen
heeft zich wellicht afgevraagd, hoe de inrichting aan haar
exotische naam is gekomen. Ze werd zo genoemd naar de Bredase
sportleraar Kuit, die zich veel moeite gegeven heeft de
zwemgelegenheid tot ontwikkeling te brengen en die er van 1931
tot 1957 de leiding heeft gehad. "Kuit" als deel van
het been luidt in het Latijn "sua" en van dit woord
heeft men de Latijnse meervoudsvorm "surae" gekozen.
Bij een "kuitenbad" is het niet gebleven, maar er
zit in ieder geval de naam van een zwempromotor in verborgen,
wat waarschijnlijk slechts aan weinigen bekend is.
Intieme
hoekjes
Het
bosgedeelte, dat aan de ene zijde wordt begrensd door "Surae"
en aan een andere door de kunstmatig gevormde zandwoestijn,
behoort tot de meest aantrekkelijke plekken natuurschoon,
welke wij in de boswachterij ontdekten. "Berg en
Dal" luidt de naam. Het terrein is er sterk
geaccidenteerd. De heuvels dalen en rijzen er. Daar doorheen
kronkelen zich smalle, dichtbegroeide voetpaadjes, die de
wandelaar telkens voor verrassingen plaatsen, omdat er na
iedere bocht wel een intiem plekje opduikt, dat
onweerstaanbaar uitnodigt tot een zitje in het gras of op de
dennenaalden. Al deze hoekjes liggen wel verborgen maar toch
allemaal ergens in de nabijheid van een of andere brede
zandweg, waar men de auto kan achterlaten. Het is heus niet
nodig een eind met stoelen te sjouwen om zich van een rustige
middag te verzekeren.
Een
prettig oord voor dagrecreatie vindt men ook onder Seters
nabij de Lange Dreef, een veelbezocht terrein met
parkeergelegenheid, picknicks en toiletgebouwtje. Een
overeenkomstige gelegenheid voor dagrecreanten vormt "Het
Breedven", gelegen ten zuiden van de spoorlijn Tilburg -
Breda en aan de zuidkant begrensd door de rijksweg Tilburg -
Breda. De uitgestrekte grasvlakte is bij uitstek geschikt voor
hen, die niet zonder het gejaag van het leven van alledag
kunnen. Hier valt een veredeld "bermtoerisme" te
beoefenen. In ieder geval ziet en hoort men - overigens op
behoorlijke afstand - van hier de auto's over de rijksweg
stuiven. De door ons genoemde Frederiksbossen liggen aan de
oostelijke zijde van de weg, die van de Bredaseweg naar
Oosterhout afbuigt. Ze zijn echter vrij eentonig.
Een
uitloper van de boswachterij vormt "De Duiventoren"
in de richting Dongen. Een legenden-omgeven gebied, dat in
schoonheid voor de andere niet onderdoet. Het mysterie van
onopgeloste historische vragen zweeft hier om de
picknickplaats bij de schoongemaakte oude grachten. Misschien
hebben deze eeuwen geleden het kasteel van de familie Van
Duivenvoorde omsloten. Een intrigerend probleem voor vorsers
in de historie...
Vol
variatie
Als
men weet, dat bij de instelling van Staatsbosbeheer in 1899 de
bossen van de "boswachterij Dorst" nagenoeg geheel
uit grove den bestonden, constateert men nu met genoegen wat
er sindsdien ten goede werd veranderd. Er is nu een rijke
variatie van niet alleen naald- maar ook loofhout aanwezig.
Naast de grove den zal de kenner er aantreffen Corsicaanse en
Oostenrijkse den, douglas, lariks en fijnspar en verder zowel
inlandse als Amerikaanse eik, beuk, berk, els en vogelkers. Er
loopt een imposante beukenlaan langs het complex der
waterleiding. Er staan bomen van 80 jaar oud, ge wordt verrast
met doorkijkjes door geheel overhuifde wegen, soms
geasfalteerd, dan weer rul als een echte Brabantse weg uit
oude tijden.
Jammer
genoeg wordt dit niet door iedereen voldoende gewaardeerd. De
opvoeding tot verblijf in de natuur moet bij sommigen nog
beginnen. Daarom steeds weer vernielingen aan het hout en
papierrommel in de bossen ofschoon er toch voldoende
vuilnisbakken staan. Men vergete niet, dat men op bezoek is en
gastvrijheid geniet!
En
tot slot: De "boswachterij Dorst" leent zich zeer
goed voor een herfst- en winterbezoek. Het loofhout mag er dan
kaal staan, men kijkt er wat verder doorheen, maar de
dennenbossen blijven wat ze zijn: altijd mooi en beschutting
biedend tegen kou en wind.
PIERRE
VAN BEEK