CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Postel hart van de Kempen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 11 juli 1968

Lindenlaan in Postel - archief Pierre van Beek

 

Over eindeloze bossen en velden, door een stilte, die bijna niet meer van deze wereld is, kunt ge ieder kwartier van de dag speelse klokkeklanken horen, die uit kristallen kelen lijken te komen. Ge zoudt ze willen grijpen en vasthouden, maar even verrassend als ze kwamen, zijn ze weer verdwenen zoals zeepbellen uiteenspatten. Het was het carillon van de Norbertijner abdij van Postel, dat zo braaf en trouw telkens weer herinnert aan het voorbijgaan van de tijd in een oord, waar eigenlijk geen tijd schijnt te bestaan omdat men er aan eeuwigheid meer verwant is.

De abdij van Postel is een eerbiedwaardige abdij, die haar spoor getrokken heeft door de beroeringen van de geschiedenis. Meer dan acht eeuwen zijn er voorbijgegaan want reeds in 1140 vestigden zich hier de Norbertijnen. Ze werden beroofd en verdwenen, maar keerden weer en zo werd door de eeuwen door daar, in de meest verre uithoek van de toch al zo dunbevolkte en verweesde Kempen, een centrum van cultuur opgebouwd, waarvan de invloed tot in onze tijd voortduurt. Dit mag dan ten zuiden van de Nederlandse staatsgrens liggen, wie bladert in de annalen constateert spoedig, dat ook een deel van onze Noord-Brabantse Kempen nauw met het leven van Postel verweven zit. Namen van Bladel, Reusel, Bergeijck, Luiksgestel, Hoge en Lage Mierde en Eersel duiken daarbij voortdurend op. Daarom is Postel ook een stuk van ons.

 

Postel, welke naam "gagelbos" zou betekenen, is een dubbel begrip. Wie het woord kent, denkt aan de abdij maar evengoed aan de streek, waarin die is gelegen. Voor het eerst hoorden wij hier spreken van "het dorp", waar ge wel even vreemd van opkijkt omdat ge eigenlijk niets ziet dat op een dorp lijkt. Dit dorp concentreerde zich oorspronkelijk binnen de muren van de abdij, waar nu echter de meeste huisjes zijn verdwenen of voor andere doeleinden omgebouwd. Naar een oude man ons vertelde, telt Postel toch nog altijd een 300 inwoners en een zestigtal huizen: "Maar die kunt ge nie gemakkelijk vinden als ge ze nie weet"… Postel, dat onder Mol - met zijn 11.419 ha oppervlakte de meest uitgestrekte gemeente van België - behoort, is een parochie en heeft ook een eigen pastoor, die natuurlijk een Norbertijn is. Allemaal dingen, die ge er zo maar niet aan afkijkt.

 

Eeuwenoude lindelaan

Wie vanaf de nieuwe asfaltweg van Retie hier komt binnengereden, wordt direct overrompeld door een in letterlijke zin eeuwenoude lindelaan. Kanjers van bomen met hun kruinen hoog in de hemel, dicht bij elkaar geplaatst, vormen een opvallend smalle laan, welke nu nog alleen als voetpad bruikbaar is en die er op wijst hoe gauw men vroeger al tevreden was met een laan. Als Vught voor Den Bosch zit er links van de toegangspoort tot het abdijterrein een in 1960 gereedgekomen "Gasthof", dat de naam "De Beiaard" draagt, een concessie aan de moderne tijd maar gehouden in de oude trant, waarbij gedeeltelijk gebruik werd gemaakt van de van 1680 daterende abdijhuisjes, die eens moe en afgeleefd met hun gezicht naar de abdij keken en wier bewoners geen huur behoefden te betalen. Die huisjes, waarvan er nog enige zijn overgebleven, maakten deel uit van de van steunberen voorziene abdijmuur, die ook nu nog het kloostercomplex geheel omgeeft, veelkleurig van ouderdom, hier en daar zwaar verweerd of scheefgezakt zodat ge het patina van de tijd er zo van meent te kunnen afscheppen. Deze muur met zijn totale lengte van 1200 meter wordt onderbroken door drie toegangspoorten in drie windstreken, ge treedt er over een brug binnen want behalve door de muur wordt het abdijcomplex ook nog door een gracht als een vesting beschermd. Herinnering aan het Postel van weleer met het leven en wroeten van hen, die op deze dorre gronden een bestaan trachtten te vinden, leeft voort in het "Gasthof", dat een museum vormt met een mengelmoes van antiek en folklore.

 

Beiaardtoren

Onweerstaanbaar wordt de bezoeker getrokken door de zuidelijke poort met dubbele ingang in de 16de-eeuwse ringmuur. Eens was er een tijd, dat we hier slechts schoorvoetend binnentraden, omdat ge binnen de muren de eeuwen voelde wegen. We zeggen "eens", want sinds jaren wordt er nu binnen de abdijruimte gebouwd, waardoor de betovering van het verleden wreed wordt verstoord door een nieuw retraitehuis. Weliswaar fraai van architectuur met zijn indrukwekkende zuilenbogen maar tegelijkertijd een object, dat aan deze zijde geheel de oude abdij camoufleert. Ge moet binnendringen tot de hier achter liggende kloosterhof om opnieuw te worden geconfronteerd met de wijding van het oude Postel, al straalt ook hier nog het nieuwe van de in 1960 gereedgekomen bibliotheek. Maar hier staat ge dan toch oog in oog met een van de pronkstukken van de abdij: de beiaardtoren, wiens klanken we reeds over de bossen hoorden zinderen zoals hij dat al meer dan drie en een halve eeuw deed, want hij dateert van 1610. De toren is een mooi voorbeeld van Vlaamse renaissance, een spel van slanke lijnen, witte banden, raampjes, deurtjes, pijlers en bogen, ongeveer even oud als zijn overbuur, de in restauratie verkerende voormalige brouwerij, waarvan men het afbreken niet over zijn gemoed heeft kunnen krijgen.

 

Iets verloren

Er zullen wel gewichtige redenen zijn geweest om het retraitehuis hier te bouwen. Die bouw heeft ons droef gestemd. We hebben iets aan Postel verloren waarvan we zeker weten, dat het nooit terug zal keren. Uit nieuwsgierige schrik zijn we wat te vlug naar voren gelopen. Er is nog zoveel te zien aan de zuiderpoort. Het wapen van de abdij: drie molenijzers met de spreuk "Cruce vincet veritas", de waarheid overwint door het kruis, zijn in de poortgevel aangebracht. In een nis rechts een zwarte Lieve Vrouw achter glas, de schutsvrouwe van de abdij. Verder een meer dan levensgrote Christusfiguur aan het kruis, boven een gedenkteken voor de staatsman minister De Broqueville, die op het kasteel in de schaduw van de abdij werd geboren en wiens verwanten nu nog delen van Postel bezitten.

 

Duizend per week

Onder de poort trekt ook een uitgesleten zitbank de aandacht en daarmee zijn wij aangeland aan een speciaal hoofdstuk van de abdij. Hier wachtten de armen hun beurt af om een aalmoes te ontvangen. In de muur is nog de vorm van het "spijndingsvenster" aanwezig, waardoor de aalmoezen werden uitgereikt. Oorspronkelijk was de abdij namelijk een gasthuis. Daar werden hongerigen gespijsd en vreemdelingen geherbergd en dat was geen kleinigheid. Het abdij-archief vermeldt daarover: "Al wie daar komt, krijgt gewoonlijk een brood van anderhalf pond, een stuk vlees en een pot bier. Gemiddeld ontvangt men per week 1000 vreemdelingen, zonder te rekenen de ridders des konings, die er soms ten getale van honderd aankomen, aan wier paarden het klooster hooi en stro levert, terwijl de ruiters er volgens stand en waardigheid worden bejegend; 300 à 400 armen kwamen uit de omtrek drie maal per week naar het klooster: op die 'speendagen' ontvingen deze ongelukkigen bier en brood voor een ganschen dag. Tweemaal per jaar, in het begin en aan het einde van den Vasten, stroomden er daarenboven 4 tot 5000 armen naar Postel, en elk hunner ontving twee brooden van 3 pond en een pond spek, twee haringen en een pot bier, en zij die blootvoets waren, kregen een paar schoenen"… Het is gebeurd dat "30 zware verkens en meer dan 3000 liter koren" werden uitgedeeld. Op 27 februari 1631, toen de bedeltocht een plundering werd, kwam het tot 6000 – ja, dit is geen drukfout - tot 6000 broden en 3000 pond spek.

 

Plunderingen

Als men dit leest, wordt ge natuurlijk ook nieuwsgierig naar die plundering. Tegenover de oude lindelaan staat thans het café "De Lindedreef". Vlak daarbij lag in 1631 de herberg de "Spreuwel", waarin een aanval op het klooster werd gesmeed. Dat betrof echter al een tweede aanval. Oorzaak van de eerste schijnt te zijn geweest een wijziging in het uitdelen der aalmoezen. Deze werden voortaan in de omringende dorpen zelf uitgedeeld. Tien karren brood waren in 1618 naar Arendonk, Bergeijk, Bladel, Dessel, Eersel, Hapert, Lommel, Luijksgestel, Retie en Reusel gebracht. Uit de opsomming van deze namen blijkt waar armoe troef was en dat daartoe verschillende plaatsen van onze Brabantse Kempen behoorden. Op de vroege morgen van 7 februari 1619 trokken de opstandigen met hamers en breekijzers naar Postel. Tot twee uur des middags duurde de toeloop van volk. Men beukte de benagelde poort in stukken en ging als vandalen in het klooster te keer. Van zes tot tien uur deelden de monniken geld uit, waarna de bende aftrok. Meer dan 3000 "armen en rijken" hadden aan de opstand deelgenomen.

Op 27 februari 1631 was het nog erger. Het abdij-archief vertelt ervan: "Toen hebben de moetwilligen de woenplaetsen voor de aermen gemaekt, het ene na het andere afgebroken ende het ander in brant gestoken. Dan de gelasen uytgeslaegen, sommigen van de religieuzen ende domestiquen gequetst, met bylen ende hacken de deuren geopent, het cloester ende kelder ingeloepen, uytgeroeft wat sy connen aengeraeken. Een wyle tyds daernaar hebben sy den moelen, voer het cloester staende afgebrant met noch sommige pachthoeven ende schueren tot Baelen ende Reusel." Enige namen van de booswichten zijn bewaard gebleven. Willem Hoyberghs zag Simon Pauwels een mes in zijn handen zwaaien en hoorde hem roepen: "Laet sy maer coemen de paepen, wi zullen hem als riemen snyden; meteen begonst hy de mueren te beclimmen ende poerten te breecken." Wie goed doet dus niet altijd goed ontmoet. Zo was het toen en zo is het nu!

 

Oosterpoort

In tegenstelling tot weleer vinden wij de indrukwekkendste binnenkomst binnen de muren thans die door de oosterpoort naast de boerderij. Men heeft dan van verre een blik op de langgerekte voorgevel, achter een rij hemelhoge ratelpopulieren, die als orgelpijpen ruisen wanneer de wind er mee speelt. Bij deze gevel sluit de Rijnlands-Romaanse abdijkerk aan. Ze is gewijd aan Sint Nicolaas, de patroon der reizigers, omdat Postel in vroeger eeuwen een knooppunt van belangrijke verkeerswegen vormde, nl. van Breda naar Maastricht - Aken - Keulen en van Leuven naar Den Bosch - Heusden. De kerk dateert van 1190. De gebruikte Rijnlandse steen zou met ossekarren uit Duitsland zijn aangevoerd. De toren is echter van 1769. De voorgevel der abdij draagt de kentekenen van drie bouwstijlen, waarvan het middelste gedeelte barokbouw is uit 1734. Het rechter deel is van 1631 en het linker van 1713.

In een hoekje naast de kerk zult ge bij de voorgevel een oud kerkhofje vinden. Een serie graven van niet meer dan een heuveltje, maar één graf draagt een stenen kruisbeeld uit 1628. Het is van een echtpaar met zijn zoon, die alle drie in dezelfde maand gestorven blijken. Het opschrift luidt: "Hier ligt begraven Steven Render Bierens ende Elisabet Diericx sin huisvrouw met Dionys hunnen sonen. Stierven in den mey Ao 1628". Welk drama gaat hier achter schuil?

 

Voornaamheid

Ge kunt u geen beeld van Postel vormen als ge ook niet bent binnengetreden, verbaasd rondkijkend zijt voortgeschuifeld door de ontvangsthal, de gastenkamer, de rode zaal, de groene zaal, het Vlaamse zaaltje, de galerij der prelaten, de kapittelzaal, en de refter. Oude schilderijen, rijkbepleisterde plafonds, antiek meubilair en vele andere zaken, alles harmonieus bijeen en een sfeer van grote voornaamheid oproepend. En toch is het geen muf en uitgedroogd gedoe zoals in sommige musea. Al die rijke zalen leven nog, de eeuwen spelen met de geest die binnentreedt, ze nodigen hem uit plaats te nemen op de met leer beklede stoelen om zich hier thuis en gelukkig te voelen.

 

Bibliotheek

Tot de vele dingen, waar Postel mee kan pronken behoort de nu in een veilige nieuwbouw, die in 1960 klaar kwam, ondergebrachte bibliotheek. Daar vindt ge een boekenschat van 70.000 banden, meer dan 200 wiegedrukken, 340 Plantijndrukken, atlassen, waaronder de volledige uitgave in 15 delen van de Atlas van Blaeu, devotieboekjes en etsplaten om maar enige zaken te noemen. Het archief is vooral goed gedocumenteerd over de geschiedenis van de Kempen. Het bevat 1043 perkamenten oorkonden, lopende vanaf 1155 tot 1792 en duizenden papieren oorkonden, alles bijeen een cultuurschat, die tot waarheid maakt de dubbele paradox boven de bronzen, met prelatenwapens versierde deuren: "Hic mortui vivunt et muti loquntur". Hier leven de doden en spreken de stommen.

 

Boerderij

De abdij bezit ook een boerderij met achtentachtig melkkoeien en een 20 ha akker- en weiland en bos. Dankzij een in juni 1945 naar de goederen van de abdij doorgetrokken bevloeiingsgracht, die reeds in november 1922 vanaf Sluis 1 naar het grafelijk en koninklijk domein was aangelegd, werd de dorre heidegrond zo vruchtbaar gemaakt, dat er tarwe, bieten, erwten kunnen verbouwd worden. De opbrengst blijft zelfs maar weinig bij die van kleigrond ten achter. Niet weinig trots is de abdij op haar eigen kaas, waarvan dagelijks 100 kg wordt gemaakt. In "Den Beiaard" wordt deze abdijkaas in dikke, grote plakken met brood geserveerd. Daar hoort dan een schone bokaal abdijbier bij, dat echter niet meer uit Postel maar uit Westmalle afkomstig is. Ge weet immers, dat er in de Vlaamse Kempen zonder eten en een pint niet te leven valt…

 

Op kerkhof

In de mastenbossen aan de weg naar Reusel ligt sinds 1824 Postels "nieuwe" kerkhof. Als eerste werd hier op 22 juli van dat jaar begraven een tweejarig kind Petrus Joannes Willekens. Bij een in 1921 door de familie De Broqueville gebouwde kapel bevinden zich de grafkelders van de familie. Wie Frans kent, kan in de kapel precies lezen, waar... rechts of links, onder of boven, voor of achter... wie van de vele leden der familie hier, in de stilte der Postelse bossen hun laatste rustplaats vonden. Het grote kruis naast de kapel staat in een merkwaardig voetstuk. Dit bevat namelijk glasslakken, die wel afkomstig zullen zijn van Mol, dat de grootste glasfabriek van Europa bezit.

 

Schepers en adel

Maar "Hier rust in God" ook Antoon Ooms, laatste schaapherder der abdij, overleden 21-2-'57. En een ander graf blijkt dat van Adriaan van Gorp, weduwnaar van Maria van Gorp, geboren 10-4-'73, overleden 6-5-'56, ook een schaapherder der abdij. Naast baronnen, baronessen, graven en gravinnen, liggen op dit kleine Kempische dodenakkertje derhalve ook twee eenvoudige schepers begraven. Waar kan men zoiets elders aantreffen?

Die Adriaan van Gorp bezat een keurig bewerkte "breischei", een zelfgemaakt houten kokertje, dat met een riem om zijn heup hing en de initialen A(driaan) V(an) G(orp), uit Reusel en het jaartal 1853 droeg. Hij zou ook bij zijn kudde "wel een karrevracht boeken" hebben gelezen. Zo wordt verteld. Hij moest ook oom zeggen tegen die andere scheper Jan van Gorp, eveneens uit Reusel. Deze leefde van 1824-1890, zoals de Postelse Norbertijner pastoor E. van den Bergh vertelt in zijn kaleidoscopisch boek "Postele op ter heyden", waaraan wij een en ander voor dit artikel ontleenden. Deze Jan van Gorp "heeft in de hei zoveel kousen gebreid, dat zij in kamer en keuken niet konden worden op gestapeld".

 

Scheperslied

In zijn laatste dagen zong hij nog zijn scheperslied: "het schoonste, dat er op de wereld bestond". Het omvatte zeven coupletten van zes regels, waarbij een telkens terugkerend tweeregelig jodelachtig refrein. Hier volgt het eerste couplet:

"Als wij met de schapen gaan naar d'hei,

in 't voorjaar, als er bloot nog ligt de kei,

dan is er toch al schrale bunt,

die onze schaapjes wel wat gunt.

Jolihie! Jolihei!

Wij schepers van de hei!"

 

Postel was niet alleen een land van hei maar ook van bos. Er bestaat nu nog een "Groot Bos", dat vroeger met zijn eiken en beuken iets geweldigs moet zijn geweest. "Stronken als een tafelblad". Ze werden meestal voor kapblok aan slagers of voor kamwiel aan molenaars verkocht. "Peer van Gorp" (alweer een uit Reusel 1815-1880), "moest het rad van zijn kar doen om er een 'post' (stronk) op te krijgen en had twee paarden nodig om hem weg te sleuren"... zo vertelden het oude mensen. En dan was Postel nog het land van de grote moeren, die ook weer stof leverden voor de volksverbeelding. Een deel van deze moeren is nog aanwezig.

 

Nooit op zondag

Het is plezierig dit alles te weten, want ook in Postel veranderen de tijden. Wie het "eeuwig zingen van de bossen" wil beluisteren en de oude geest der abdij over zich wil laten komen, dient er op zondag weg te blijven. Dan kunnen er meer dan honderd auto's in de eeuwenoude lindedreef staan en dan puilt "De Beiaard" uit. Drie ijswagens en een friettent vindt ge ook nog! Iedere zomerzondag wordt er voorschot genomen op de kermis, die pas op de derde zondag in oktober wordt gehouden. Een schiettent en een mallemolen completeren dan het feest. Ga daarom liever naar Postel op een ochtend van een gewone, weekse dag.

Er is een autoweg geprojecteerd van Eindhoven naar Antwerpen. Deze snijdt tussen Reusel en Postel door een deel van Postels gebied, dat eens aan de Belgische prins Karel heeft toebehoord. Wanneer de nu nog zeer slechte verbindingen met Reusel en Eersel verbeterd zijn, is de opheffing van Postels aloude isolement totaal. Het zingen van de bossen zal overstemd worden door het geraas van auto's. Voor Postel kondigt zich een nieuwe tijd aan. Als dan ook nu reeds "de hei de hemel niet meer raakt", zoals eens een streekdichter zong, er zullen voorlopig echter nog wel neetjes (beekjes) blijven ontspringen in de moeren en de beiaard blijft er waken.

 

PIERRE VAN BEEK