CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Professor F.C. Donders werd 150 jaar geleden in Tilburg geboren

Het Nieuwsblad van het Zuiden - dinsdag 28 mei 1968

Het zal wel te wijten zijn aan het onderwijs op de Tilburgse katholieke scholen, dat professor F.C. Donders in Tilburg aanzienlijk minder bekend is dan Peerke Donders. De professor werd meestal slechts terloops genoemd, omdat men niet sprak over "ketters". F.C. Donders, die wel als katholiek is gedoopt, verloor zijn geloof en trouwde later met de dochter van een Luthers predikant. Peerke Donders (1791-1887) werd juist in Tilburg zeer uitvoerig op school behandeld, omdat hij in "geur van heiligheid" was gestorven. Merkwaardig is de overeenkomst tussen de beide mannen, doordat zij allebei hun sporen hebben verdiend op het gebied van hulp aan de lijdende mensheid! Professor Donders door zijn wetenschappelijke aanpak en Peerke Donders door het verzorgen van zieken. De betekenis van professor Donders, die in de stamboom van Peerke Donders voorkomt, is echter veel ingrijpender geweest.

 

 

Herdenking in Utrecht

Internationaal gezien is professor Franciscus Cornelis Donders misschien wel de befaamdste Tilburger, die de achtste stad van het land ooit heeft gekend. Gisteren was het precies honderdvijftig jaar geleden, dat F.C. Donders, die later beroemd werd als oogheelkundige en physioloog, in Tilburg aan de Nieuwlandstraat werd geboren. Alleen een gedenkplaat boven het geboortehuis - momenteel het gebouw van "Terra Nova" - en een straat met zijn naam herinneren in Tilburg aan professor Donders, wiens naam bijna een synoniem werd voor oogheelkunde. In Utrecht, waar hij het grootste gedeelte van zijn leven doorbracht en waar verschillende monumenten en instituten aan hem herinneren, heeft men gisteren de honderdvijftigste verjaardag van zijn geboortedag herdacht door een krans te leggen bij het Donders-monument op het St. Janskerkhof.

 


Prof. Donders, geschilderd door J. Taanman

 

Internationale bekendheid

Professor Franciscus Cornelis Donders was waarschijnlijk de grootste Nederlandse medicus, die vóór 1900 leefde, zo zegt men. Hij heeft de geneeskunde, die was doodgelopen, een grote stoot gegeven door de ontwikkeling als natuurwetenschappelijk vak sterk te stimuleren. Samen met twee andere geleerden, Mulder en Harting, heeft hij de achterstand, die Nederland op het gebied van de geneeskunde had, geleidelijk weggewerkt. Zowel op het gebied van de physiologie als de oogheelkunde is zijn naam, ook internationaal, nog steeds een begrip.

Toen hij op zijn zeventigste verjaardag in Utrecht werd gehuldigd, groeide deze huldiging uit tot bijna een nationale manifestatie. In het gedenkboek, dat naar aanleiding van deze feestelijkheden verscheen, wordt in de betrekkelijk pompeuze taal van die dagen geschreven: "Een man niet alleen als sieraad der wetenschap, maar ook als weldoener der menschheid, alom bekend en gevierd. Een landgenoot op wien elke Nederlander trots moet zijn." Hij kreeg toen een oorkonde aangeboden, die was samengesteld door professor dr. Nicolaas Beets 2 (Hildebrand) en getekend door Joseph Cuijpers, de zoon van de bekende bouwmeester. In het bijzonder omvangrijke comité, dat de huldiging had voorbereid en waarin mannen van internationale bekendheid zitting hadden, zaten ook twee Tilburgers, de toenmalige burgemeester en een oogarts. Dit was ook toen de enige belangstelling, die Tilburg voor professor Donders opbracht. Het is anderzijds onwaarschijnlijk, dat de oogheelkundige na zijn 17de jaar nog ooit in Tilburg is geweest.

 

Domkopperij

Het Tilburg van de eerste helft van de negentiende eeuw was een betrekkelijk onbeduidende plaats. Brabant was heel langzaam aan het herstellen van de positie als generaliteitsgebied. De wolindustrie kwam in die tijd snel op. De Franse tijd was juist achter de rug en Nederland vormde een eenheid met België onder de regering van koning Willem I. Tilburg was een garnizoensstadje, waar soldaten die voor het grootste deel uit Noord-Nederland kwamen, maanden verbleven. Een van hen, een lid van de Kompagnie Vrijwillige Jagers schreef dan ook in 1831: "In deze schoone plaats (Tilburg) bleven zij (de Jagers) lang in bezetting en genooten er menig genoegen bij inwoners bij wie ze geheel thuis waren." Enerzijds had men dus wel waardering voor de hartelijkheid en gastvrijheid van de bevolking, maar cultureel en intellectueel schatte men de Tilburgse bevolking niet erg hoog. Een Utrechtse Vrijwillige Jager schreef althans: "..... op geen plaats voorzeker is de domkopperij groter, op geen plaats het gebrek aan edele grondbeginselen meer zigtbaar dan te Tilburg,..... dat duizendmaal door mij verwenschte Tilburg, dat ellendig nest van fanatisme en onkunde."

 

De school van meester Panken

Ook in 1818 zal de Tilburgse bevolking inderdaad wel vrij achterlijk zijn geweest, al zal het minder erg zijn geweest dan de Utrechtse Jager schreef. In deze stad woonde de vader van professor Donders, Jan Frans, die was gehuwd met Agnes Elisabeth Hegh uit Cleve. Hij was blijkens de aanduiding in het geboorteregister winkelier. Op 27 mei kreeg het echtpaar een zoon, de latere professor Donders, die slechts een gedeelte van zijn jeugd in Tilburg doorbracht. Daar zijn vader reeds anderhalf jaar na zijn geboorte stierf en de mogelijkheden in Tilburg niet zo best waren, zond zijn moeder hem toen hij zeven jaar was naar de school van meester Panken in Duizel. Op latere leeftijd schrijft professor Donders daarover: "Van mijn zevende tot mijn dertiende jaar was ik kostleerling van meester Panken te Duizel, een heidorp in de Meierij (Duizel ligt overigens in de Kempen, red.). Ik had er best leren rekenen, vrij goed Hollandsch schrijven en Frans zoveel als meester Panken en ik uit Agron (toenmalig leerboek) konden leren en al vroeg ook muziek."

Eerst bestond het plan om Frans priester te laten worden. Waarschijnlijk omdat hij er niet veel voor voelde, ging dat niet door. Wel zou hij verder studeren. Hij kwam daarom op de zogenaamde "Fransche school" in Tilburg, waar hij echter niet méér Frans leerde, maar wel wat Engels opdeed. In 1833 ging hij naar de Latijnse school in Boxmeer, omdat men Latijn moest kennen, wilde men een academisch examen kunnen afleggen. Hoewel het eerst de bedoeling was dat Frans Donders in Luik zou gaan studeren, werd het Utrecht, omdat België in 1830 in opstand kwam. Frans Donders werd ingeschreven als leerling van de Rijkskweekschool voor militair-geneeskundigen en werd tegelijk student in de medicijnen aan de Utrechtse Hogeschool.

Na zijn studie met succes te hebben voltooid werd hij op 19 februari 1840 aangesteld als officier van gezondheid der derde klasse. Zijn eerste standplaats was Vlissingen, waar hij tot 1841 blijft. In de tussentijd deed hij nog doctoraal examen in Leiden, omdat men hem aan de Utrechtse Hogeschool niet wilde examineren. Dit kwam omdat zijn bezoek aan de praktijklessen onvoldoende werd geacht. De jonge doctorandus promoveerde op 13 oktober 1840 (weer in Leiden). Toen Frans Donders in 's-Gravenhage was geplaatst, vroeg men hem vanuit Utrecht advies omtrent de reorganisatie van het onderwijs op de Rijkskweekschool. Dit resulteert in een overplaatsing naar Utrecht, waar hij in september 1842 werd aangesteld als docent. Daar hield hij zich vooral bezig met physiologie, terwijl hij ook veel aandacht bleef besteden aan de pathologische anatomie. Zijn belangstelling voor oogheelkunde dateert van 1845, toen hij een boek in handen kreeg van de hoogleraar Ruete uit Göttingen: "Lehrbuch der Augenheilkunde". In het jaar 1845 trad hij in het huwelijk met Ernestina Jacoba Adelheid Zimmerman, dochter van een Luthers predikant. Zij kregen slechts één kind, Maria Anna Theresia, die in 1846 werd geboren en in 1870 stierf nadat zij een tweeling had gekregen.

 

De wet van Donders

Zijn studie op het gebied van de oogheelkunde kwam eerst goed op gang na 1845. Het jaar daarna publiceerde hij beschouwingen over de bewegingen van het menselijk oog. Hieruit kwam de "wet van Donders" over de oogbewegingen voort. Hij maakte spoedig naam in binnen- en buitenland. Toen hij in 1847 werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar bij de Medische faculteit van de Utrechtse Hogeschool, nam hij ontslag uit dienst. Hij doceerde er in een groot aantal vakken: onder meer gerechtelijke geneeskunde, anthropologie, algemene biologie en pathologische anatomie. Onder de naam "ophthalmologie" gaf hij colleges in de physiologie van het zintuig van het gezicht met toepassing op de ziektekunde.

In het jaar 1851 ging hij naar Londen, waar hij in contact kwam met de beroemde Engelse oogarts William Bowman. Deze bracht hem in contact met de Duitse oogheelkundige Albrecht von Gräfe en Helmholz, die de oogspiegel in dat jaar had uitgevonden. Dit laatste betekende een revolutie op het gebied van de oogheelkunde. Na een verblijf in Parijs, waar professor Donders met bekende oogartsen in contact kwam, keerde hij naar Utrecht terug. Hij kreeg daar zeer spoedig een grote internationale praktijk. De oogspiegel van Helmholz liet Donders, voorzien van belangrijke verbeteringen, namaken. Onder meer door deze activiteiten groeide in Utrecht langzamerhand de eerste oogheelkundige kliniek en het eerste speciale oogheelkundige onderwijs in Nederland. Men riep zo vaak zijn hulp in, dat professor Donders besloot een actie te beginnen tot oprichting van een speciaal ziekenhuis voor ooglijders. Dit ziekenhuis, het huidige Koninklijk Nederlandse Gasthuis voor Ooglijders, kwam in 1858 tot stand. Donders werd de eerste geneesheer-directeur. Zijn eerste geneesheer werd de latere hoogleraar in de oogheelkunde Herman Snellen sr. Deze voerde voornamelijk de operaties uit.

 

Physioloog

Toen in 1862 professor Schroeder van der Kolk stierf, werd professor Donders zijn opvolger als gewoon hoogleraar in de physiologie. Hij verliet toen vrijwel de praktische oogheelkunde, maar bleef wel enthousiast de wetenschappelijke ophthalmologie beoefenen. Als professor in de physiologie ijverde hij voor de totstandkoming van een voor die tijd hypermodern physiologisch laboratorium. Twee jaar later, in 1864, verscheen zijn meesterwerk, dat wel klassiek zal blijven in de oogheelkunde. Het werk kwam in het Engels uit en is nooit in het Nederlands vertaald. De titel van het boek luidt: "On the anomalies of accommodation and refraction of the eye with a preliminary essay on physiological dioptrics".

De laatste jaren van zijn leven worstelde professor Donders met een slechte gezondheid, die een rem legde op zijn werklust. Op 24 maart 1889 kwam een einde aan het veelzijdige en rijke leven van deze zeer bijzondere man, die voor Nederland en de oogheelkunde als geheel van geweldige betekenis is geweest. Hij werd begraven in Zuilen bij Utrecht.

 

Donders-kamer in New York

De belangrijkste instellingen, die door professor Donders zijn opgericht, zijn wel het "Nederlandsch Gasthuis voor Behoeftige en Minvermogende Ooglijders" te Utrecht en de "Donders-stichting". Het Gasthuis bestond in 1958 honderd jaar. Ter gelegenheid daarvan werd een boek uitgegeven over professor Donders, waaruit veel gegevens voor dit artikel zijn geput. De Donders-stichting werd opgericht in 1888, nadat de geleerde bij zijn zeventigste verjaardag een som van f 36.738,20 had ontvangen, die was bijeengebracht door geleerden en staatslieden uit vrijwel de gehele wereld. Professor Donders bestemde het bedrag voor een stichting die tot doel kreeg: "Mee te werken tot de vorming van Nederlandse physiologen en ophthalmologen, opdat de physiologie en ophthalmologie aan de Nederlandse universiteiten op den duur vertegenwoordigd zullen zijn door hen wier natuurlijke gaven in veelzijdige voorbereiding gelegenheid tot brede ontwikkeling hebben kunnen vinden."

Op 22 juni 1920 werd op het St. Janskerkhof in Utrecht door zijn kleindochter een beeld van hem onthuld. Het Nederlands Oogheelkundig genootschap besloot in 1933 tot het instellen van 'n Donders-voordracht en een Donders-penning. In het Institute of Ophthalmology in New York is een Donders-kamer met een groot aantal souvenirs. Tenslotte kwam in 1932 een boek uit onder de titel: "Het levenswerk van F.C. Donders", waarin een groot deel van de ongeveer 340 publicaties van zijn hand worden samengevat.

 

PIERRE VAN BEEK