CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

De Reuselse Moeren, een verraderlijk oord voor niet-ingewijden

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 19 juli 1969

De Moeren... Wat een woord, bezwangerd met klank en kleur. In de trage gang zit de zuiging van de zompige vegetatiemat, maar ook de dreiging van een op de loer liggend onheil, altijd bereid zijn slag te slaan onder een schijnheilig gezicht van onschuld. Geen wonder dat de mensen de Moeren mijden, er met onverholen eerbied over spreken en vroegere, méér bijgelovige geslachten dan het huidige, er hun verhalen om gesponnen hebben. Wat gebeurde er immers niet allemaal in de Moeren? Daar zwierven de "witte wieven", dansten de dwaallichten en werden reizigers naar hun verderf gelokt.

Er bestaan niet zoveel moeren meer in onze streken. Reusel bezit ze nog. Niet zo klein, ook al vormen ze eigenlijk slechts een restant van de veel grotere moeren, welke zich tot vóór de laatste wereldoorlog ten zuiden van Reusel, op Belgisch gebied langs het Kempisch kanaal, uitstrekten van Arendonk tot Postel. De Belgen hebben daar sindsdien flink ontgonnen en honderden hectaren van weleer ontoegankelijke gebieden zijn nu in cultuur gebracht. Toch bleven er ook daar restanten over.

Wie deze streek nu kriskras doorkruist, behoeft over niet veel verbeelding te beschikken om zich dit brok oernatuur van de Kempen opnieuw voor de geest te roepen en in de greep te geraken van de oude betovering. Dit gebeurt des te gemakkelijker als ge wandelt van grenspaal 201 naar paal 202, de zandweg tegen de grens, die in vroeger tijden de Witheren van Postel als een dam dwars door de moeren gelegd hebben. Over de dikke klotlaag heen. Dat is nu een Belgische landbouwweg geworden. Ten noorden daarvan dreigen echter nog altijd de Reuselse Moeren. In het licht van de vroegere situatie krijgen zij voor de bezoeker van heden weer iets van het oude reliëf. Dat ondervonden wij op een avontuurlijke expeditie door dit verraderlijke oord, waar men zonder gids dient weg te blijven.

 

 

De Moeren liggen in een uiterste hoek van Reusel tegen de grenzen van Arendonk en Postel en staan - met belendende bossen - als natuurmonument geklasseerd in het "Groenplan". Ze hebben die onderscheiding mede te danken aan hun kwaliteit van vogelreservaat. Met de aansluitende bossen van het Goor zijn ze zeer rijk aan allerlei vogelsoorten, ook de steeds schaarser wordende roofvogels. Zelfs de valk komt er voor. In 1943 krioelde het er van de zeemeeuwen, die volgens een boer zich hier thuisgevoeld zouden hebben door het zout van de kunstmest op de akker.

 

Prima klot

Onze gids kent de Moeren op zijn duimpje. Hij heeft er in de oorlog nog turf gestoken en er met vele anderen ondergedoken gezeten als de Reuselse grond te heet onder de voeten werd. Daarmee volgden die onderduikers het voorbeeld van misdadigers uit vroeger dagen, die zich hier aan de arm van de gerechtigheid trachtten te onttrekken. Nog altijd dankt een deel van de Moeren hieraan in de volksmond de naam van "Diefhoek".

Nu wordt er in de Moeren geen turf meer gestoken. De putten van de oorlog liggen opnieuw te vervenen. Dat duurt zo'n zeventig jaar alvorens ze weer helemaal zijn dichtgegroeid en in exploitatie genomen kunnen worden. Het was prima klot, die er hier uit de moeren naar boven werd gehaald. Het steken gebeurde in grote pakken. Deze werden aan de kant op maat gestoken en dan in zg. korven te drogen gezet. "Zo mals als boter kwam die zwarte turf eruit. Aan de lucht werd hij keihard, zodat ge er geen spijker in kondt slaan. En branden! Tegen kolen aan!"

Het klopt als Schutjes in zijn tijd vertelt, dat er in het moeras eeuwenoude bomen van grote lengte en zwaarte zijn gevonden. Onze gids accepteert echter niet de toevoeging, dat die bomen - eenmaal aan de lucht gekomen - tot stof vergaan. Hij heeft een tegenovergestelde ervaring opgedaan. Dat hout wordt door drogen keihard. Tijdens dit "klotcollege" zijn twee paar voeten in tot de knie reikende rubberlaarzen geraakt. Onze laarzen blijken een maat te groot, maar dat mag de pret niet drukken. Het nadeel daarvan zal zich pas later openbaren. Van de kant waar onze gids de Moeren aanpakt, tonen zij zich aanvankelijk niet zo afwijzend. Zij stellen zich nog niet teweer tegen de indringer, want er loopt een oud karrespoor met kniehoog gras en bunt tussen schaarhout. Eens heeft het gediend voor de afvoer van de turf, maar dat moet wel lang geleden zijn.

 

Als Vergilius...

Het moer speelt een gluiperig spel, als een lokkende sirene. "Kom maar, kom naderbij. Het gaat nog wel", zo fluistert het moer en het is moeilijk aan de verleiding weerstand te bieden. Ook dan wanneer, op slechts enkele schreden rechts of links, tussen de geurige gagelstruiken de waterplassen aardedonker opduiken zonder een spier van hun gezicht te vertrekken. Had Vergilius de Reuselse Moeren gekend, dan zou hij ongetwijfeld via deze oorden Aeneas naar de Hades hebben geleid.

Het is hier, dat gij u begint te realiseren, hoe gebieden als deze in vroeger tijden tot de verbeelding van de mensen gesproken hebben. Misschien dat diezelfde verbeelding de diepten overdrijft. Wie deze gepeild heeft? Maar de moeren spreken niet. Zij volharden in een dreigend zwijgen, wel bewust van eigen macht.

 

Verzonken koe

In dit zuigende veen is trouwens niet zoveel diepte nodig om een zware prooi in weerloze omknelling te vatten. Bestaat er niet het verhaal van een Reuselse koe, die hier verzeild was geraakt en reddeloos ten onder ging, omdat de redders nergens voldoende grond onder de voeten konden houden? Misschien wordt uit een moerput ooit een karkas opgedolven of mogelijk een heel kadaver indien het moer het heeft willen conserveren. Dat zal dan niets met prehistorie te maken hebben, maar alles met een doodgewone koe van een Reuselse boer.

Wie de moeren niet enkel zien maar beleven wil, er mee oog in oog wil staan om de huiver van geslachten zonder goedgebaande wegen te ondergaan, kan niet op de vaste grond blijven. Onze gids, die zich met ontbloot bovenlijf als een Tarzan door opdringerig struikgewas een weg heeft gebaand, maakt de weg vrij voor het avontuur naast het oude karrespoor en tast direct het moer aan. "Kijk, dat doen we zo! Op buntpollen en liggend struikgewas kunt ge rustig staan. Op doordrenkt mos de voet zo kort mogelijk laten rusten en meteen weg wezen voor de volgende stap. Nooit het volle gewicht op één voet laten drukken. Open water mijden!" Ziedaar de handleiding.

 

Hink-stap

"Zullen we dan maar?" Daar gaan we, in snelle hink-stap-sprongen. Nu eens rechtuit, dan weer naar rechts of met een abrupte hoek naar links, alles naargelang de situatie dit vereist. De drijfnatte mosplakken komen bij iedere aanraking van de voet in actie om hem in te kapselen en weg te zuigen, maar zo'n voet is telkens op tijd weg in de dans over het papieren zoldertje. Iedere wat stevige pol of struik betekent een korte verademing en een gelegenheid tot verdere terreinverkenning. Door de soms dichte begroeiing van gagel, die meer dan een halve meter hoog staat, valt er niet te overzien wat daartussen verscholen ligt. De ervaring leert echter spoedig, dat we bij de gagel vaak met meer hoger liggende gedeelten te maken hebben, die minder voorzichtigheid vereisen.

Dan staan we plotseling voor een roerloze waterplas. Hij zou donker geweest zijn als de Styx, de rivier van de onderwereld, indien er niet de witte waterlelie haar brede, groene bladeren had uitgespreid. De tijd van bloei schijnt nog niet aangebroken, maar het blankste wit van de wereld barst toch al uit de groene kelkbladen als aankondiging van het grote feest, dat over enige dagen beginnen gaat. Hier toont het moer zich op zijn best in zijn tijdloze flegma. Het is wel tot pronken bereid, maar gaat geen stap uit de weg. Al zoekende proberen we langs een ontwijkende omweg een meer begaanbaar terrein te bereiken, waar een witte klad van honderden uitgestoken vlaggetjes van het veenpluis vertrouwensvol wenkt.

 

Misstap

De onvermoeibare Tarzan beschrijft een grote bocht door het moer, dat ons nu helemaal heeft opgenomen. Als hij een voorsprong op zijn volgeling met de te grote laarzen heeft genomen, gebeurt het. Een verkeerd berekende stap schampt af langs een pol en nog voordat wij ons realiseren kunnen wat er eigenlijk geschiedt, staan we met een ontlaarsde voet op vochtig mos met achter ons een ironisch grijnzende laars, bijna tot aan de schachtrand weggezakt in het moer. Zij had geen twee centimeter dieper moeten doordringen, of ze zou tot aan de rand met brak en troebelig moerwater gevuld zijn geweest. Met een lekker droog interieur vraagt ze om bevrijding. Dat blijkt echter eerder gezegd dan gedaan. Onze moeilijke positie laat slechts het gebruik van één hand toe. Tegen zó weinig kracht pleegt het moer verzet. Pas als we een steviger staanplaats gekozen hebben en met twee handen en volle kracht aan de laars kunnen gaan hangen, laat het tegenspartelend veen zijn prooi vrij. Een ervaring en een natte voet zij wat er overblijft van het verrassend avontuur, dat Tarzan niet eens heeft gemerkt. Zó voelt hij zich in zijn element.

 

Houtbarrière

De route voert verder naar het oosten met de bedoeling via een boog door het noorden weer naar 't punt van uitgang terug te keren. Ergens in het verder gelegen Goor klinkt de roep van een koekoek. Hoog boven onze hoofden planeert een roofvogel om even later in een brede scheervlucht achter de bossen te verdwijnen. Er is geen tijd om hier veel aandacht aan te schenken. Er moeten weer plassen met waterlelies gerond worden, smalle plekken gezocht in opduikende sloten. Het dichter wordend struikgewas schuurt langs onze kleren, takken buigen krakend of zwiepen venijnig terug met een bloedende lip als resultaat. Een niet ingecalculeerde knieval in nat mos tekent een fraaie landkaart in onze lichtgrijze broek en dan zitten we vast in een moeilijk te doordringen barrière van de hier welig tierende vuilboom. Een nieuwe terugtocht met een nieuwe omweg langs open water.

Voortdurend geploeter en dan staan we eindelijk weer - weliswaar nog ver in de rimboe - op het van de start bekende karrespoor. Met tijd om uit te blazen en de met zweet vermengde zwarte en groene vegen van het gezicht te wissen. Dat gezicht, die handen en die kleren nemen echter de geur van de Reuselse Moeren mee naar Tilburg. Een heerlijke geur! Een aroma, dat de auto vult en als blinde passagier meerijdt naar de stad. Het is de geur van gagel, het symbool van de zomer in het oude, Kempische land, waar eens de heiden de hemel raakten. De verwelkoming door haar, die onze zorgen deelt: "Waar stink jij toch naar?" kon daar niets aan veranderen!

 

PIERRE VAN BEEK