CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

 

Rond een kerkruïne te Dongen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 20 mei 1970

Misschien kijkt de haastige automobilist, die door een van de hoofdstraten van Dongen rijdt, er vreemd van op als hij hoort dat deze gemeente rond 1900 een bijzondere aantrekkingskracht uitoefende op schilders en toeristen. We hebben daar in Tilburg nooit zoveel weet van gehad, naar het ons voorkomt. Men had trouwens in die dagen wel iets anders te doen dan zich te vermeien in toeristische escapades en de schildersbent was bij ons ook niet zo sterk vertegenwoordigd. Er gold het parool: eerst leven en dan filosoferen, welke oude levenswijsheid vertaald diende te worden met: eerst eten en dan de luxe! Het zou nog een reeks decennia in beslag nemen vóór het oog open ging voor karakteristieke en landelijke schoonheid en deze zaken kans kregen een eigen functie te gaan vervullen.

Als ge bovenstaand over Dongen leest, dan moet er met dat Dongen van 1900 toch wel iets aan de hand zijn geweest. Er bestaan dan ook nog, links en rechts verspreid, vele schilderijen, waarop karakteristieke Dongense plekjes, o.a. de oude St.-Laurentiuskerk, werden afgebeeld. Wie er naar zoeken wil, vindt in Dongen nogal wat oude huizen, al schijnen sommige te verdwijnen als sneeuw voor de zon. Toen men ons tenminste nog niet zo lang geleden naar de Kanaalstraat 71 stuurde om daar eens te gaan kijken naar een typisch "boerengedoetje", dat vroeger op nu uitverkochte ansichtkaarten prijkte, vonden we niets dan een uitgebrand ruïnetje. Restant van niet veel meer dan een hutje, dat daar lang geleden eenzaam op De Heivelden stond, maar - als anachronisme - in moderne uitbreiding verstikt werd. Overigens vermoedelijk door weinigen betreurd! Met groter genoegen ontdekten we echter een stukje historisch Dongen in de ruïne van de eerste St.-Laurentiuskerk en de daarop uitlopende Kerkstraat. Hierover willen wij het nu eens hebben.

 

Ja, Dongen bezit een kerkruïne, al zal dat voor menigeen een verrassing betekenen. Ze ligt eigenlijk half geïsoleerd aan de zuidelijke rand van de gemeente, die zich hoofdzakelijk naar noordelijke richting heeft uitgebreid en daar een nieuw centrum vormde. Rond 1343 kende Dongen een door de abdij van Tongerlo bestuurde kerk, die echter zó arm was, dat de heer van de Heerlijkheid, Willem van Duivenvoorde, die erfelijke rechten op de kerk bezat, ieder jaar financieel moest bijspringen. Waarvoor hij trouwens rijk genoeg was! Dit betreft vermoedelijk een voorloopster van de St.-Laurentiuskerk, waarvan we nu de ruïne van het middenschip, de gerestaureerde hoewel veranderde toren en zijbeuken met apsis vóór ons zien. Deze St.-Laurentiuskerk werd in 1566 het slachtoffer van de uit Antwerpen naar het Land van Breda overslaande beeldenstorm. Ze moet daarna, in haar beschadigde toestand, lang verwaarloosd zijn geweest. Boven het priesterkoor heeft ze geruime tijd een gat vertoond, dat de oorsprong is geweest voor het ontstaan van een legende. We lezen dat in het vorig jaar verschenen boekje van Martin J.L. de Ruyter: "Dongen, wetenswaardigheden van een heerlijkheid", waaraan we ook een aantal gegevens voor dit artikel ontlenen.

 

Legende

De legende wil dat toen alle beelden werden stukgeslagen 'n Lievevrouwebeeld aan de vernieling ontsnapte. Toen men daaraan de hand wilde slaan, vluchtte het beeld door het priesterkoor naar buiten. Later werd dit verhaal nog opgesierd met de toevoeging, dat door hetzelfde gat de duivel naar binnen zou zijn gekropen. Daarom zouden alle pogingen het gat dicht te metselen later mislukt zijn. Dit laatste wordt echter door de feiten gelogenstraft en het eerste klopt uiteraard ook niet. Misschien weten maar weinigen, dat een soortgelijke legende ook speelt aan de Hasseltse kapel te Tilburg. Volgens het verhaal van 'n oude vrouw, die ons met naam bekend is, zou in benarde tijden daar Onze-Lieve-Vrouw van de Hasselt ook door het dak naar buiten zijn gevlucht. Men wijst nu de plek nog aan, want daar valt altijd de kalk uit het dak... Wat een heerlijke kleur en poëzie komt er toch niet uit het verleden onze kille tijd binnengewaaid!...

 

Brand

De Dongense kerk werd gerestaureerd met gat en al. Bovendien kreeg zij verhoogde zijbeuken, een dwarspand en een drie traveeën diep koor. In het jaar 1641 brandde de kerk achter de toren af, waarbij de "kop van de toren" eveneens averij opliep. Hij droeg sindsdien een weinig elegante stomp, die er bovenuit stak als een bot uit een geamputeerde arm. De Dongenaren zaten niet bij de pakken neer. Rond 1642 was hun kerk weer in oude glorie herrezen. Om het zover te brengen hadden ze wel eerst "vrijdom van Maastollen" nodig gehad. Dit betekende dat zij, zonder het betalen van tol, voor de kerkbouw konden aanvoeren: 120.000 leien, 2.000 pond spijkers voor die leien, 4.000 pond spijkers om te timmeren, 50.000 pond ijzer, 10.000 stenen plavuizen en 15 mud kalk.

Lang plezier hebben de energieke Dongenaren van hun herbouw niet gehad. Met de Vrede van Munster, die een einde aan de 80-jarige oorlog maakte, werd hun de kerk, ten behoeve van de protestantse eredienst, ontnomen. De protestantse gemeente bestond toen uit 200 leden, waaruit blijkt, dat de Hervorming hier sterker had ingegrepen dan in de Meierij, waar ze geen voet aan de grond kreeg. Er zou trouwens reeds in 1618 'n dominee in Dongen gearriveerd zijn. Daar de Baronie bezitting van de Oranjes was, kwamen de plakkaten hier minder zwaar aan dan in de Meierij, maar desondanks toch hard genoeg. Aanvankelijk kregen de afgezette pastoors uit de kerkelijke bezittingen een pensioen, dat gelijk was aan het aan predikanten toegekende bedrag, maar die bepaling werd in 1669 ingetrokken, zodat de Dongense pastoor Petrus Domp zonder inkomen zat.

 

Rampjaar

Tijdens de 80-jarige oorlog was het dorp herhaaldelijk gebrandschat. De komst van de Fransen in 1672 betekende ook voor Dongen een rampjaar. De Baronie van Breda bleek niet in staat de door de Fransen opgelegde schatting te betalen en daarom staken de "heren" Dongen, bij wijze van represaille, maar even in brand. In de omgeving van de kerk gingen hierbij veel oude gebouwen verloren.

Sinds de naasting van de kerk had het onderhoud alles te wensen overgelaten. Een dringende restauratie vond plaats in 1830 onder architectuur van ir. Jos. Th. Cuypers. Bij die gelegenheid werd een deel van de uit de 16de eeuw daterende toren, die eigendom van de gemeente Dongen was, ingericht als politiebureau en gemeentearchief. Ook het cachot kreeg er een plaats. Tegelijkertijd maakte de afgeknotte stomp op de toren, waarin tijdens het Franse bewind en bij de Belgische Opstand een telegraaf was gevestigd, plaats voor de huidige spits.

 

Dak stort in

Bijna honderd jaar later verkeerde de St.-Laurentius weer in deplorabele toestand. Iedereen zag de situatie met zorg aan. Waarschuwingen sorteerden geen effect en wat men had zien aankomen, gebeurde ten slotte bij een storm op de late avond van 22 mei 1928: het hele dak van het middenschip van de middeleeuwse reus stortte met donderend geweld in. Nooit is dit middenschip nog opgebouwd. Wel werd een deel van de kerk in 1932 gerestaureerd en wel zodanig, dat het priesterkoor en de consistoriekamer weer voor de diensten van de Ned. Hervormde kerk gebruikt konden worden. De aloude St.-Laurentius is derhalve nog steeds de protestantse kerk te Dongen voor de Hervormden.

In de tijd van onderdrukking hadden de katholieken zich met een schuurkerk in de nabijheid van de oude St.-Laurentius moeten behelpen. Nog vóór het herstel van de Kerkelijke Hiërarchie, namelijk in de jaren 1828-1830, kregen zij toestemming, met een rijkssubsidie van f 16.000,-, aan de Hoge Ham een driebeukige kerk in de zg. Waterstaatsstijl te bouwen. In 1876 werd deze aan de westkant versierd met een zeer hoge toren. Dat was dus Dongens tweede St.-Laurentius. Op 9 mei 1917, toen de eerste wereldoorlog volop woedde buiten de Nederlandse grenzen, sloeg het noodlot opnieuw toe, doordat brand de hele kerk verwoestte. De gemeente zat nu met een tweede kerkruïne te kijken. Zij is geheel afgebroken en vervangen door de huidige koepelkerk van J.Th. Cuypers. Dat is dus Dongens derde St.-Laurentius. Ze verrees achter de afgebrande kerk, die het pleintje, waar nu het H. Hartbeeld staat, eens in beslag genomen had.

De ingestorte eerste St.-Laurentius staat onder de hoede van Monumentenzorg, nog altijd als gedeeltelijke ruïne. Dit voormalige centrale punt van het oude Dongen vormt nu een eiland van verstorvenheid, bijna in vergetelheid weggedrukt aan de zuidkant van het dorp en ontlast van het drukke verkeer van het nieuwe centrum. Wie hier verdwaald raakt, staat voor een verrassing omdat deze hoek een geheel aparte sfeer openbaart, die zich zo duidelijk van de rest van Dongen onderscheidt. De hele atmosfeer ademt een weldadige rust en ingetogenheid, zodat ge het gevoel krijgt, dat de dagen hier voortschrijden in een vertraagde tred. Deze ervaring werkt des te overrompelender, omdat de overgang van het moderne Dongen zo abrupt geschiedt als ge uit de Kardinaal van Rossumstraat komt. Nadert ge daarentegen door de Kerkstraat met haar uitzicht op de toren, dan wordt ge wél geleidelijk op de overgang voorbereid, want ook die Kerkstraat deelt daar reeds in.

 

Fluïdum

Aan de zuidwestzijde wordt de kerk omsloten door een met een haag afgesloten plantsoen, waardoor ze de ruimte krijgt. Haar aanblik is ongetwijfeld van deze zijde het mooist. Zij werkt in volle majesteit en spreekt, zonder enige eigendunk, van haar oude adel, die zij niet opdringt, maar welke onweerstaanbaar en toch heel natuurlijk over u komt. Voordat ge het weet, zit ge in haar ban, vertraagt ge uw gang of blijft vastgenageld staan om wat er straalt uit de met klimop begroeide, verweerde stenen als een milddadig fluïdum over u te laten komen. De stilte van een koude lentedag, die geen wandelaars uitlaat, draagt daartoe niet weinig bij. Zeker, er ontbreekt een schuin dak tussen achterkant van toren en de kruisbeuken, maar het valt nauwelijks op, dat ge voor een ruïne staat. Wolken van zich in alle onstuimigheid uitvierende klimop bedekken als bollende draperieën iedere schamelheid. Die klimop slingert zich door de uitgedoofde ogen van Gotische raambogen. Daar klampt hij zich vast aan de doorgeroeste, ijzeren stangen, die niet meer weten hoe het glas-in-lood, dat zij eens droegen, er heeft uitgezien. Die klimop doet zelfs een roekeloze groei naar de toren, waar hij meters hoog naar boven geklauterd is. Zó is het hier en ook aan de tegenover liggende noordoostkant van de kerk, waarop het gezicht echter voor een groot deel benomen wordt door een hoge kerkhofmuur.

 

Toren

De bakstenen toren van drie geledingen met versneden steunberen en zijn van vierkant tot achtkant ingesnoerde spits trekt zich van zijn parasieten niets aan. Hij weet zichzelf in goede staat en beziet, vanuit zijn rondbogige galmgaten boven de langgerekte spaarvelden van de tweede geleding, met filosofische berusting de wereld daar beneden als dingen, die voorbijgaan. Tegelijkertijd houdt hij een wakend oog op de Kerkstraat, welke recht tegenover zijn gezicht ligt. Op dit moment ziet hij daar een rood-wit gevlekt hondje, dat - na wat gesnuffel - tegen een heel-moe-huis-met-strooien-dak een pootje licht...

De korfbogige toreningang onder een spits glas-in-loodraam is haast griezelig lang en smal. Een verflaag heeft zich over een verwoest slot en dito ring ontfermd. Op de rechterdeur zit, te hoog aangebracht, een opvallend klein en daardoor alleen reeds komisch kloppertje. Het bestaat uit een linkerhandje van ijzer, dat aan de linkerringvinger een ring draagt. Onmiskenbaar een dameshandje. Een fijn dameshandje zelfs. Dat precies in de klink-ring van de geribde deur past, maar niet is opgeleid voor het bonzen op kerkdeuren. Indien er nooit iemand uit Dongen dit handje beroert, dan moeten wij uit Tilburg dat doen. Als een dief, die op het punt staat zijn slag te slaan, kijken we schuw rond of niemand ons stiekem begluurt... "Tik-tik-tik" gaat dan het fijne handje op die stomme deur van de oude St.-Laurentius, want het leven is vol avontuur...

Nu nog maar eens teruggezworven naar de fascinerende zuidwestgevel. Die zijdeur dat was vroeger de hoofdingang van de kerk. Wat een verschil met de torendeur! Onder een boog van, als een afgebroken honingraat, onregelmatig uitgevreten bakstenen, zit ze daar in welafgewogen proporties en in moederlijke breedte te wachten op de gelovigen, die nooit komen zullen. Een verveloze dubbeldeur, geheel met koppen van gesmede spijkers overdekt, waar tussendoor ze de nerf van haar eikenhout laat zien. Alles harmonisch, eerlijk en mooi in haar schamelheid, die nog steeds niet in staat blijkt de oude adel te camoufleren.

 

"Kerkgraf"

"Verboden toegang" staat er bij die deur op een bord. We hebben echter iemand ontmoet, die permissie en gebruiksaanwijzing heeft verschaft. "Trek die ijzeren pin maar uit de deur, dan kun je ze open krijgen..." Wat zwaar draaiend in haar scharnieren geeft de deur zich gewonnen. Met een onuitgesproken "wel bedankt" trekken we haar achter ons dicht. Lilliputterachtig klein staan we nu in het graf van een kerk, dat ook met alle gravelijke kilte over je heen valt. Aan weerskanten zes kolommen met eenvoudige lijstkapitelen aan de top. Twee halve kolommen tegen de toren en twee halve tegen de reuzenmuur van later datum, die de afscheiding vormt tussen ruïneschip en de nog in gebruik zijnde Ned. Hervormde kerk. Op de kantelen staan de holgeprofileerde spitsbogen, die met hun zuilen de beuken van het schip scheiden. Klimop speelt ook hier aan de voet van de ronde zuilen. De pleister, die ze ooit geheel bedekt heeft, is op sommige plaatsen bijna helemaal afgebladderd en daar komt dan de rode baksteen te voorschijn. Verweerde consoles tegen de wanden wijzen terug naar de vroegere versiering. Aan weerskanten gapen, sterker dan vanaf de buitenkant, de ijzeren geraamten van de Gotische ramen als uitgestoken ogen, maar de milde klimop hangt er zijn gordijnen voor. De grond is bedekt met onkruid, dat hier maar weinig zonlicht te zien krijgt en daar trouwens ook niet om vraagt. Tegen één kant staan een paar bergplaatsjes getimmerd, waar de tuinman, belast met het onderhoud van het plantsoen, wel zijn hark en zijn schop zal neerzetten.

 

Macaber geval

Alles bijeen een macabere vertoning, die nog geaccentueerd wordt door een paar zwaargetraliede venstertjes in de torenwand, die de plaats van de voormalige "cachotten" verraden. Daar werden ze "er onder gezet" - onder de toren! - de misdadigers, de dronkaards en zij, die het op andere wijze verkorven hadden.

De "nieuwe" muur door het priesterkoor maakt eigenlijk geen deel meer uit van de ruïne. Hij wordt gebroken door op manshoogte geplaatste ramen. Wie groot genoeg is om er doorheen te zien, kijkt in de Hervormde kerk. In het voormalige koor van de St.-Laurentius bevindt zich nog een hardstenen grafzerk. Deze draagt in het midden een cartouche, waarin een kelk en een wapen. In de hoeken van de steen staan de symbolische afbeeldingen van de vier Evangelisten. Deze steen werd ooit vervaardigd, zo deelt De Ruyter mede, voor Dierik Willemszoon, pastoor van Dongen. Vermoedelijk ligt hij niet aldaar begraven. Als datum van overlijden staat op de zerk "1500 den .....". De steen schijnt reeds tijdens zijn leven te zijn gelegd en later is er vergeten de datum van overlijden in te vullen. Onderzoekers hebben het lidwoordje "den" echter voor "drij" aangezien, meent De Wijs, en zo vindt men op verschillende plaatsen als jaar van sterven 1503 vermeld. Ook Krüger en De Ruyter doen dit. In het priesterkoor kwamen eertijds nóg twee grafzerken voor. Aangenomen werd, dat zij betroffen Godefroy Llooijd, overleden 11 februari 1670 en Thomas Klaupole, die stierf op 20 november 1719.

De kerk is thans nog in bezit van 'n gesneden eikenhouten preekstoel van 1650, geschilderde tekstborden en een Credobord van 1684 of 1687, twee gladde zilveren avondmaalbekers, twee tinnen schotels, een kan plus een eenvoudige eikenhouten kist met hang- en sluitwerk van 1600. In deze kist worden de archieven bewaard.

Na het verrichten - in omgekeerde volgorde - van dezelfde manipulaties waarmee we het "kerkgraf" betreden zijn (Pinnetje op de deur!), staan we weer in de wind onder de kale bomen van het plantsoen waar nog steeds niemand is te zien.

 

Kerkstraat

Een wandeling door de Kerkstraat, richting huize "Overdonk", mag op deze "pelgrimage" niet ontbreken. Het is wellicht de oudste straat van Dongen, een nogal wat bonte verzameling van huizen, waarin toch het oude domineert. Heel wat paradeert hier op de "Monumentenlijst", al of niet gerestaureerd. Meeste aandacht vraagt wel het bijzonder mooi gerestaureerde pand nr. 34 van het architectenbureau J.C.M. van Ginneken en het teruggelegen boerderijtje onder zijn strooidak nr. 32. De muziekschool, een voormalig notarissenhuis met grote tuin, zet een rij van acht dikke platanen langs het trottoir. Er is een exotisch aandoende en toch niet uit de toon vallende nieuwe villa met exclusieve dennen in de tuin en er staan nog verschillende kleine looierijen met houten droogzolders, waar ge achter de openstaande luiken de vellen, of hoe die dingen anders heten mogen, hangen ziet en soms ook nog wel eens ruikt.

Het is een stille straat met het gezicht naar de kerk en ook een beetje naar haar eigenste binnen gekeerd. Een straat met een eigen sfeer, net als het kerkcomplex zelf, en die zich niets schijnt aan te trekken van wat daar allemaal op de Hoge en Lage Ham en in de rest van de "city" beredderd wordt. Het heel oude Dongen bloeit hier nog na, waar het elders verdween. Ga er maar eens kijken!

 

PIERRE VAN BEEK