Edelman wilde in 1665 Tilburgs meisje huwen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 3 april 1971
In ons
artikel over het Tilburgse huis "Moerenburgh", dat we
hier vorig jaar brachten, kwam terloops een zekere
Willem van Ripperda ter sprake, die in relatie stond met
een dochter van Adriaen van Boucholt, de in 1668 op
"Moerenburgh" zetelende rentmeester van de geestelijke
goederen in het kwartier Oisterwijk. Volgens Van
Oudenhoven werd deze Van Ripperda in de Meierij
vermoord. Deze Willem heeft ook in Tilburg nogal wat
strubbelingen veroorzaakt, waarmee niet alleen Adriaen
van Boucholt van de "Moerenburgh" maar ook de kerkeraad
van de Hervormde Gemeente in onze stad het een en ander
te stellen heeft gehad. Door een paar summiere
aanduidingen hierover zijn we nieuwsgierig geworden en
wilden we wel eens weten wat voor een sinjeur die Willem
van Ripperda geweest is. Eerder dan verwacht vonden we
die nieuwsgierigheid bevredigd. Dit dankzij "Ons
Kerkblad", het orgaan van de Ned. Herv. Gemeente van
Tilburg en Goirle, waarin ds. P. v.d. Wal zich rond de
jaren 1946 graag met de historie van zijn gemeente te
Tilburg placht bezig te houden, o.a. met gebruikmaking
van het kerkelijk archief van zijn gemeente.
Van
Ripperda's
De
dominee heeft een serie artikelen aan Van Ripperda's
gewijd. Daaruit putten wij dankbaar onze gegevens. De
Van Ripperda's vormden een oorspronkelijk uit Groningen
afkomstig adellijk geslacht waarvan twee leden naam in
de geschiedenis hebben gemaakt. Een Wigbolt van
Ripperda, gouverneur van Noord-Holland, oogstte grote
roem bij de verdediging van Haarlem in 1572, hoewel hij
uiteindelijk de stad moest overgeven. Er werd daarbij
geplunderd en gemoord en Van Ripperda's hoofd viel op
het schavot.
De
tweede beroemdheid uit het geslacht was Jan Willem baron
Van Ripperda, eveneens in Groningen geboren, echter méér
dan een eeuw later dan de vorige, nl. in 1680. Hij was
van huis uit katholiek. Na studies aan het
Jezuïetencollege te Keulen trouwde hij met een
protestantse vrouw en gaat tot haar godsdienst over. Hij
ontwikkelt zich als een avonturier, die - zoals men in
zijn periode herhaaldelijk kon beleven - tot de
allerhoogste posten geraakte. Hij komt bij de
Spanjaarden terecht en wordt weer katholiek. In 1725
verheft de Spaanse koning hem tot staatssecretaris van
buitenlandse zaken met de macht van eerste minister. Het
is in deze functie, dat Van Ripperda de gehele Europese
politiek leidt. Hij geldt als de machtigste man ter
wereld, wiens invloed overal doordringt. Die glorie
duurt evenwel niet lang. Reeds in 1726 verliest hij niet
alleen zijn baan maar komt ook in de gevangenis terecht,
weet te ontsnappen en duikt, na allerlei avonturen weer
in Nederland op om... opnieuw protestant te worden naar
het parool: "Zo de wind waait, waait mijn rokje". Zijn
overloperij en zijn avonturen zijn daarmee niet ten
einde. In 1731 vertrekt hij naar Marokko om daar spoedig
een hoge positie bij de sultan te bekleden. Voor die
gelegenheid was hij nu eens mohammedaan geworden. Thans
vocht hij tegen Spanje, weinig fortuinlijk, werd door de
sultan gevangen gezet, wist vrij te komen, werd in
genade aangenomen, viel weer in ongenade, vluchtte en
stierf ten slotte te Teheran in Perzië. Wat een mens
allemaal niet mee kan maken als de zucht naar avontuur
in het bloed zit.
Fraai
heer
En nu
onze "Tilburgse" Van Ripperda, waarom het hier eigenlijk
begonnen is. Vermoedelijk heeft deze Willem in Tilburg
gewoond als officier van het Staatse leger in de jaren
1664 en 1665 en zal hij minstens dertig jaar oud zijn
geweest. Roem heeft de man niet geoogst, wel kopzorgen
gebaard. Ook hij was een allesbehalve rustig burger en
ook bij hem kriebelde het avonturiersbloed. Uit oude
archiefstukken blijkt, dat de Raad van Brabant, het
hoogste rechtscollege, een onderzoek heeft ingesteld
naar het gedrag van Willem van Ripperda in Parijs. De
Raad heeft daartoe Paulus Beaulieu, castelijn van het
huis Trimaeille(?) te Parijs, voor zich laten
verschijnen. Willem wordt er van beschuldigd
trouwbeloften gedaan te hebben aan de Gravin van Carvas
te Parijs en deze niet te zijn nagekomen. Het
teleurgestelde gravinnetje is toen maar naar het
klooster gegaan bij de Carmelieten. Dit zou zich
afgespeeld hebben in 1653, toen de hofmaker minstens
twintig jaar was. Deze prelude van de jonker uit een
eeuw, die in de geschiedenis het predikaat "Gouden" zou
gaan dragen, beloofde al niet zoveel fraais voor de
toekomst.
Smet
op blazoen
Dat hij
met meisjes uit niet-adellijke kringen scharrelde en er
lichtzinnig op los leefde, vond de familie nog tot
daaraan toe - dat deden er zoveel - maar je moest niet
gaan proberen een verhouding met zo'n meisje door een
huwelijk te wettigen. Dan wordt het huis te klein, want
dat betekent een smet op het blazoen van het geslacht.
Papa Willem van Ripperda en ook de wereldlijke overheid
kwamen er tegen in het geweer. Zoonlief had inmiddels al
een kind bij het meisje in kwestie, of dit kind werd
althans verwacht. Willem jr. liet zich voor ondertrouw
inschrijven in de Tilburgse Hervormde gemeente om het
huwelijk kerkelijk te laten inzegenen. De kerk als
zodanig kon daar geen bezwaar tegen hebben, omdat zij in
de 16de, 17de eeuw en ook later steeds gestreden had
voor wettige verhoudingen en voor de heiligheid van het
huwelijk. Papa Van Ripperda daarentegen onderneemt een
forse stap tegen die trouwerij. Hij verzoekt het Hof van
Brabant aan de kerkeraad eenvoudig te verbieden, dat het
huwelijk wordt ingezegend. Daar krijgt hij zijn zin. Het
Hof verbiedt het huwelijk en Tilburgs kerkeraad ziet
zich bedreigd met een hoge boete bij niet-naleving van
dit bevel.
Tweede keer
Nu kende
Van Ripperda sr. al een beetje het klappen van de zweep.
In 1663 had het Hof van Holland - ook wel op klacht van
de vader - al met een huwelijk van zijn lieve zoon te
maken gekregen. Deze was toen te Gent getrouwd met een
Haagse toneelspeelster Suzanne van Tornenberg. Op 23
april 1663 had het Hof van Holland dit huwelijk ongeldig
verklaard. In Tilburg zag de beproefde vader zich voor
de tweede keer voor een bijna soortgelijk geval gesteld.
Dat eerste geval komen wij te weten uit de brief, die de
vader op 27 februari 1665 aan het Hof van Brabant
schrijft met zijn verzoek het Tilburgse huwelijk tegen
te houden. Het is zeer verleidelijk deze brief, waarvan
een afschrift voor ons ligt, in zijn geheel weer te
geven in zijn zeventiende-eeuwse Nederlands,
plechtstatig van toon en wemelend van vreemde woorden.
Dat zou echter voor de meeste lezers te vervelend
worden.
Hard
gelag
Het zal
een hard gelag voor de vader geweest zijn een oude koe
uit de sloot te moeten halen om zijn pleidooi kracht bij
te zetten en te erkennen, dat zijn hoop, dat zijn zoon
zijn leven beteren zou maar wiens geest "schandelycke
ende ruineuse stikken soude hebben verwart", de bodem is
ingeslagen. Dezelfde zoon heeft "hem ende sijn eerlyck
geslagt wederom totaliter vergeten en ternedergeworpen".
Dus nieuwe schande over de familie. De vader zet uiteen
hoe hij alles gedaan heeft wat hij maar kon uitvinden om
de zoon "van dat voorgeschreven vuyl(!) voornemen" af te
brengen. Het gaat niet alleen om het standsverschil,
maar hij is er van overtuigd, dat door dit huwelijk met
Boucholts dochter een nog grotere schande over de
familie zou komen dan destijds met Suzanne van
Tornenberg dreigde. Hij meent, dat onder deze
omstandigheden ouders de bevoegdheid hebben zich tegen
het huwelijk van een zoon - ook al is die meerderjarig -
te verzetten. Zorgen genoeg voor Van Ripperda sr. "Het
zal je kind maar wezen", zouden we de dag van vandaag
verzuchten... Daar kwam trouwens nog bij, dat het meisje
van Boucholt arm was.
Zwaar
geschut
In het
schrijven, waarin het Hof van Brabant, het hoogste
rechtscollege, de kerkeraad van Tilburg verbiedt het
huwelijk in te zegenen, wordt een boete gesteld van 100
gouden realen bij overtreding van het verbod. Ook alle
andere instanties in de Meierij van Den Bosch wordt
verboden zich met een huwelijk van het paar te bemoeien
en trouwbeloften worden ongeldig verklaard. Van Boucholt
en zijn dochter, welke laatste nota bene een
schriftelijke trouwbelofte van Willem van Ripperda jr.
kon overleggen, moesten ook nog de onkosten van het
proces betalen. De armsten trokken dus wel duidelijk aan
het kortste eind.
Nu
zouden we nog graag weten hoe de goegemeente van Tilburg
op deze affaire heeft gereageerd. Heeft men ze als een
louter protestantse aangelegenheid onberoerd langs zich
heen laten gaan of heeft men uiting gegeven aan zijn
verontwaardiging over een nogal kromme rechtspraak? In
dit laatste geval zal het er wel een poosje gespannen
hebben aan de bittertafels van de herbergen aan de
Heuvel en op de Markt. Totdat nieuwe sensaties in een
bewogen tijd de aandacht opeisten.
Geld
geëist
Van een
trouwerij is blijkbaar niets meer gekomen. In het
Tilburgse gemeentearchief vonden we tenminste een losse
notitie, volgens welke een dochter van rentmeester Van
Boucholt, die een kind had van ene Willem van Ripperda,
een betaling eiste van f 20.000,-, waarvan tien mille
voor haar zelf en tien mille voor het kind. Of zij dat
geld ooit gezien heeft? En waar en hoe is die Willem van
Ripperda vermoord? Misschien dat vergeelde papieren dit
ook nog wel eens ooit komen vertellen. Tot zo lang
moeten we dan nog maar geduld hebben.
PIERRE
VAN BEEK