Aan
Druisdijk verkommert kapel van Sint Martinus
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 9 oktober 1970
Grafheuvel - archief Pierre van Beek
Is het
een particuliere hobby, die ons zo graag naar Alphen
drijft wanneer de zomerzon over dat land staat, of
bestaan er ook andere harten, welke er voor kunnen
opengaan als ze een beetje in de goede richting
gedirigeerd worden? Telkens weer als we over het Rielse
Brakel verder zuidwaarts rijden, duikt die gedachte op.
Het is of daar de wereld wijder wordt, de hemel hoger en
de lucht het ademen vergemakkelijkt. Iedere beklemming
valt van u af om plaats te maken voor een gevoel van
vrijheid en blijheid, dat als een door geen gewone
zintuigen waarneembare dauw over u komt.
Waar in
de Looienhoek de weg over de spoorlijn kruipt, boort het
weinig bereden Bels lijntje zich kaarsrecht tussen
velden en bossen door naar een raadselachtige verte. Als
ge tenminste even vergeten wilt, dat het naar Baal,
Weelde en Turnhout voert. Maar dat is toch wel ooit
allemaal heel ver weg gewéést! Ruilverkaveling heeft in
dit gebied geen huis gehouden. Het hoge Alphense land
draagt er nog zijn natuurlijke welvingen, die de
verbeelding zacht ziet rijzen en dalen als ademende
borsten van moeder aarde. Rechts en links verspreid
staan voor een verre achtergrond van Gilzer bossen ook
nog plukjes loofbomen en het scherpgesneden silhouet van
een verdwaald groepje spichtige dennen. Ge zult er
altijd wel aan voorbij snorren over die tot snelheid
verleidende betonweg, net als ge ook de Druisdijk en de
wijk Oosterwijk respectievelijk rechts en links laat
liggen. Zoals ge zo veel in Alphen op enkel doortocht
niet ervaart. Dat is dan jammer voor u. Ge moet het zelf
maar weten of het u interesseert wat wij deze keer over
de buitenkant van Alphen gaan vertellen.
Oudere
mensen praten nog van Elphense Dijk zoals de naam van de
buurtschap op oudere kaarten vermeld staat. Op de nieuwe
heet het echter weer Druisdijk en daarmee is dan een
oeroude naam opnieuw geïntroduceerd, al schijnt hij nog
een beetje om zijn burgerrecht te moeten vechten. Rechts
van de betonweg, voordat ge aan de splitsing naar Gilze
komt, leidt een met eiken beplante weg naar een klein
huizengroepje in de nabijheid van een vijfsprong, te
midden van de hoge velden en akkers. Daar is het!
De naam
Druijsdijk is pas opgedoken na 1800 maar in een stuk van
1600 komt hij reeds als Druidsdijk voor. In documenten
tussen 1600 en 1800 blijkt hij Droesdijk te heten.
Genoeg gegevens om de zoekende geest aan het dartelen te
zetten, zoals oud-pastoor Binck over zijn Alphen met
zoveel liefde in zijn "Omzwervingen in de Alphense
prehistorie" gedaan heeft. Men kan dan terechtkomen bij
"de dijk van de druide" of "de dijk van de droes".
Daarmee zit ge dan al bij de Keltische priester en de
duivel. Wie zal het uitmaken? Binck werpt alleen maar de
gedachte even op.
Zevende eeuw?
Op de
Druisdijk zou in de zevende eeuw een aan St. Martinus
toegewijd streekkerkje gestaan hebben, waaraan ooit een
kapelaan verbonden is geweest. Volgens de legende werd
het opgericht door een Frankische kluizenaar Paulus, een
bekeerling van de missionaris St. Lambertus. In latere
tijden duikt het jaartal 1444 op, waaraan de herbouw van
een St. Martinuskapel is verbonden. Thans in 1970 kent
de Druisdijk nog steeds zijn St. Martinuskapel, al moet
men niet de illusie koesteren met een verweerd bouwsel
van bakstenen, die eeuwen trotseerden, te maken te
krijgen. Wanden en voorgevel blijken opgetrokken uit
betonplaten. Deze "restauratie" of nieuwbouw dateert van
1934 toen pastoor Binck nieuwe impuls gaf aan de St.
Martinusdevotie ter plaatse. Wéér klepelde er in het
open torentje op de spits van de voorgevel op gezette
tijden een klokje als het om 12 uur des middags en om 6
uur in de avond zijn ijle klanken voor de Angelus over
de Druisdijk strooide. Wéér werd er iedere zondag het
rozenhoedje gebeden en ook werd er gebeden en kruisweg
gedaan bij overlijden of bediening van een lid van de
buurtschap.
Het
enthousiasme bleef niet even groot als bij de nieuwe
start, maar tot het emeritaat van de stimulator kwam
deze er ieder jaar, op de feestdag van St. Martinus, een
lof doen. In november van 1968 hebben de Druisdijkenaren
zich nog eens met vernieuwde energie opgemaakt om St.
Martinus te eren. Dit is dan wel de laatste
stuiptrekking geweest. Reeds toen verkeerde de kapel,
die vroeger een strooien dak in plaats van het huidige
pannedak gedragen moet hebben, in desolate toestand.
Sindsdien is 't snel bergaf gegaan door baldadige handen
en nu vertoont het interieur een ten hemei schreiende
chaos van opzettelijke vernietiging. Beeldenstorm anno
1970, die we niet zullen beschrijven!
Klokje vermist
En waar
is het bronzen torenklokje? "Ge zult wel nie goed
gekeken hebben, mijnheer, want 't touw is er aaf!" De
vrouw die dit zegt, moet echter ook tot haar verbazing
vaststellen, dat niet alleen het touw maar ook het
klokje verdwenen is. "En een week of tien geleden hing
het er nog!" O, Sint Martinus! Er wordt verteld, dat het
klokje oorspronkelijk afkomstig zou zijn van het
Tempeliershof Ter Brake (huidige Princehoef) en eens
gehangen heeft in "de wijd en zijd beroemde" koortsboom.
Deze stond weleer op het punt, waar de weg naar het
Hondseind de weg naar Terover bereikt, precies ten
zuidoosten van de aftakking, zegt Binck. En wat was dat
wel voor een wonderboom? Een koortslijder bond men thuis
een strowis om een arm. Na enige uren ging een
familielid de stroband om de koortsboom strengelen onder
het prevelen van gebeden of geheime formules en het
luiden van het klokje. Dan genas de zieke subiet!... Een
pastoor maakte een einde aan die bijgelovigheid en hing
het klokje boven zijn huis bij de Pastoriehoef. Later
verhuisde het naar de pastorie in de kom van het dorp
als alarmklok. Ten slotte schonk pastoor Binck het aan
de Druisdijk toen de St. Martinuskapel herrees. En nu is
het daar foetsie! Misschien hebben de vogels van de
Druisdijk de taak van het klokje overgenomen. Ze
nestelen in en tegen de kapel en zingen hun hoogste lied
in hun paradijsje van de kastanjebomen en de beuk, die
het kapelletje aan drie kanten overhuiven alsof zij de
schamelheid willen verbergen.
Legenden
Over
oud-Alphen liggen de legenden verspreid als pepernoten
op de vloer bij een strooiavond van Sinterklaas. De
Druisdijk alleen heeft er zeker drie, want de
"Kapelberg", zoals het daar vroeger ook wel heette toen
de omgeving er nog als "hult en bult" bijlag, vertoont
een vijfsprong. Daar plachten immers mysterieuze zaken
te gebeuren. Men heeft er de legenden van de Witte
Wijven, van het schaap dat een wolf in de kapel opsloot
en als mooiste van alle en ook meest bekende, die van de
Klokkeput. De duivel heeft de kerstnacht de klok van de
kapel gestolen. Boven de moerassen van de Donge, in het
diepe dal nabij het Riels Hoefke, waar heksen als
lichtende vlammen hun orgiën vierden, moet hij de klok
laten vallen, omdat de klokken van alle kluizenaars en
kerken van Brakel, Riel, Goirle, Gilze en Baal de
kerstnacht inluiden. Diep in het moeras blijft de
gestolen, bronzen klok meebonzen tot ze, precies kwart
over twaalf, stilvalt. Ieder jaar evenwel begint ze in
de kerstnacht opnieuw te luiden. Dan trekt de duivel,
uit wraak, aan het zeel en daarom durft er niemand naar
te gaan luisteren... Deze legenden spelen op tal van
andere plaatsen. Die van de wolf en het schaap o.a. te
Beek (bij Breda), Opwetten, Thorn en Postel. Geen
privilege dus voor Alphen!
Links
van de betonweg, een eind voorbij de Druisdijk, buigt de
oude weg naar Alphen af. Voor doorgaand verkeer wordt
hij niet meer gebruikt. Het gras groeit er tussen de
hobbelkeien totdat die in klinkers overgaan. Het
verdient aanbeveling, op een plezierrit, deze weg eens
te volgen. Terwille van de vergezichten en om in de
Oosterwijksestraat te komen na door de mirakels smalle
flessehals van een boerderij en een zwarte schuur te
zijn doorgekropen. Tot voor enige tijd, toen die schuur
nog niet gerestaureerd en opnieuw geteerd was,
vertoonden haar houten wanden nog de sporen van de
Duitse tanks, die er tijdens de oorlogsdagen langs
gescheurd waren.
Gestolen beeld
Het
Lieve-Vrouwekapelletje tegenover het station voor
kunstmatige inseminatie bij de hoeve Oosterwijk verkeert
in heel wat betere doen dan dat van de Druisdijk. Het
dateert dan ook pas van 1947 en werd opgericht in
verband met de bevrijding. "Ingezegend door mgr. Baeten
10-6-'47 uit dankbaarheid" vermeldt een steen in de
achtergrond van het mooie, bakstenen bedehuisje met zijn
barokkerig krulgeveltje in "Brabantia-Nostra-stijl".
Boven de toegang prijkt het wapen van mgr. Baeten,
destijds bisschop van Breda. Tussen de hardstenen
wandkolommen van het interieur prijkte eens een antiek,
houten Lieve-Vrouwebeeld, dat afkomstig zou zijn geweest
van de Bossche St. Jan. "Gered tijdens de beeldenstorm!"
Drie jaar geleden bleek het op zekere dag gestolen. Zo
gaat dat tegenwoordig met kostbaarheden langs 's heren
wegen! Enige tijd heeft men het toen zonder beeld moeten
stellen. Nu staat er een gipsen Madonna.
Wapen
Tegen de
rechterbinnenkant van de kapel zal men een klein,
adellijk wapen ingemetseld vinden. Het is het wapen van
prins Maurits, Heer van Stad en Land van Breda. Het zat
eens ingemetseld in de zijgevel van een tijdens de
oorlog verwoeste arbeiderswoning aan de Heuvelstraat te
Alphen. Via verschillende handen kwam het in de
kapelwand terecht. Jammer, dat men gemeend heeft er
grijze verf overheen te moeten smeren, waardoor het rode
aardewerk van het origineel verborgen blijft. Hoe de
steen in de arbeiderswoning terecht kwam, behoort tot de
onopgeloste raadsels. Alphen valt echter onder de
Baronie van Breda en dat was eens Nassau-land. De
dagelijkse zorg voor de kapel ligt in handen van Marie
Stuyck, die - ondanks haar 77 jaar - die taak met veel
toewijding en succes vervult. Het zorgen is haar niet
vreemd want ze bracht twaalf kinderen groot.
Verder
rijdend komt ge automatisch op het Looneind, waar eens
schilders konden likkebaarden om een paar oude
boerderijen. Er staat nog een vervallen restant met
karhok op nr. 4, tot voor een paar jaar bewoond door Th.
Oomen. Nu fungeert ze als kippenkooi. Het pluimgedierte
heeft er vrij spel in heel de woonruimte met gapende
bedsteden. De bijbehorende schuur viel als offer van
brand, die ook de vier lindebomen aan de voorkant en
zelfs de bomen langs de straat teisterde. Deze boerderij
draagt 1632 in haar jaarankers van de zijgevel, maar dat
valt niet te zien want die ankers gaan schuil achter
klimop welke, via de gevel, tot op het met pannen en
stro gedekte dak kruipt. Altijd nog enige
schilderachtigheid in de schamelheid.
Kwaalbrug
Via de
Schellestraat bereikt ge nu de dorpskom om, op de weg
naar Baarle-Nassau, de Kwaalburg te bezoeken aan Alphens
oostkant. Een boeiende streek voor wie er eens in wil
duiken. In 1462 wordt ze als Quaelbergh vermeld, in 1495
luidt het Quaelberghen en van 1620-1800 Quaelborgh. In
1312 reeds ondertekent een Walterus van Quarleburgh een
akte over een geschilsbeslechting tussen Filips van
Liederkerke en de Tempeliers. Volgens sommigen zou de
eigenlijke naam van het gebied Quadruburgum moeten zijn.
Overleveringen van zeer oude mensen zeggen, dat de thans
daar op het Meir nog aanwezige vijver het restant zou
vormen van een grote gracht, waartussen een kasteel
gestaan heeft. Die burcht stond dan op de hoge akker
achter het Meir. Altijd volgens overlevering. Dit alles
vertelt pastoor Binck in zijn reeds aangehaald boekje.
Nasporingen konden niet gedaan worden, want Kwaalburg is
ook het land van enorme zandstormen geweest die
vruchtbaar land verwoestten. Zeker is dat zich onder 't
overgestoven zand soms een laag teelaarde van soms 1 tot
1,5 meter dikte bevindt.
Wat de
raadselachtige naam Quaelbergh betreft, wijzen wij er
terloops even op, dat F. Smulders, in oude stukken onder
Berkel-Enschot, een "molen te Qualen" en een
"Qualenwiel" heeft ontdekt. Die molen werd, samen met de
watermolen van Rovert en Goirle, vermeld in 1331 bij de
uitgifte van de gemeijnt van Hilvarenbeek. In de 15de
eeuw bestond de molen van Qualen niet meer. Brengt dit
wellicht enig licht in het Alphense toponiem?
Aan het
eind van de harde weg bij een viersprong ligt, achter
zes lindebomen, een oud boerderijachtig gebouw, dat voor
kort een grondige metamorfose heeft ondergaan. Het is de
voormalige Kwaalburgse Hoef, eigenlijk het historisch
Hof ter Zande. Dat hof komt reeds voor in 975 als
eigendom van de abdij van Thorn. Tongerlo kon het niet
houden en plm. 1130 ging het over naar Breda. Tongerlo
kreeg in ruil daarvoor enige akkers op Quaelborgh o.a.
de Papenakker. De oude boerderij was onder één dak
verbonden met een laathuis. Dit laatste, dat sinds de
oorlog niet meer werd bewoond, dient nu als kippenkooi.
Er zit een deur in met sierlijk bovenlicht. Het
middenstuk van het pand, dat ook enige jaren heeft
leeggestaan, is tot modern woonhuis gepromoveerd.
Nog
verder weg over de velden naar het noordwesten werkt -
althans op een afstand - zeer schilderachtig, tussen
lindebomen en kersebomen opgesloten, de boerderij van
Cools. Enige tientallen jaren geleden placht die met
haar omgeving als Papenakker te worden aangeduid.
Kenmerkend voor de hele sfeer van Kwaalburg is de rust,
die als het ware geaccentueerd wordt door de brede daken
van de boerenschuren, waarvan de randen in een zwierige
golf naar boven kruipen als ze uit de weg gaan voor de
deuren van de hooikar. Ergens zagen we nog een stukje
fitselwand aan zo'n schuur.
Grafheuvel
Op
Kwaalburg zijt ge niet zo ver meer van Alphens
gerestaureerde grafheuvel. Moeilijk te vinden. Eens
proberen? Bij pand nr. 13 loopt aan de linkerkant een
zandweggetje met kuilen en gaten door de akkers van De
Wildert naar het zuiden tot in de bossen. Bij splitsing
rechts afbuigen. Ge komt spoedig bij een jong sparrenbos
aan uw rechterhand en mastebos aan linkerkant. Op de
hoek van het sparrenbos, bij een berk en een vogelkers,
wijst een paaltje-met-rode-kop verder de weg. Voorts
gaat er nog een pad naar de grafheuvel, dwars door de
sparren, een 25 meter verder het zandweggetje in
tegenover een afsluitboom van de staatsbossen.
Men
heeft hier te maken met een zeer indrukwekkende
grafheuvel uit de bronstijd, waarvan het onderzoek in
november 1961 heeft plaatsgehad o.l.v. C. Beex en C. van
Duijn. Daaruit bleek, dat de kernheuvel van
heideplaggen, welke heuvel een doorsnee had van 17
meter, was opgeworpen over op het oude oppervlak gelegen
crematieresten. Rond de heuvel bevond zich een omwalde
laagte. In een volgende bouwfase werd, met vrijlating
van een plm. twee meter brede sloot, een brede ringwal
opgeworpen, waarvan het zand afkomstig was uit een
daarbuiten gelegen ringsloot. Er werden minstens twee
bijzettingen aangetroffen. Het ging hier niet om
crematieresten maar om lijkbegravingen. De heuvel
leverde een hielbijl en een kleine dolk op. Alles bijeen
niet zo'n rijk resultaat als gehoopt.
Eigen
sfeer
De
grafheuvel met zijn ringgracht en wallen vormt een
indrukwekkend prehistorisch monument terwijl de
omgeving, door haar isolement, een geheel eigen taal
fluistert. In deze open plek van het sparrenbos, waar
heide en bosgras de bodem bedekken, hangt op een
zomerdag de lucht te trillen boven de heuvel. Ge hoort
er geen ander geluid dan het gezang van de vogels in het
nabije loofhout. Daar roekoet de Turkse duif en van ver
weg klinkt de roep van een koekoek. Als mens voelt ge u
één worden met de natuur, zelfs al zit ge daar op een
comfortabele bank te luisteren naar al die geluiden van
de stilte. Een goed loon voor de kleine expeditie.
De
aangrenzende staatsbossen verwelkomen ook nog de minnaar
van de stilte. Er werd een vrije gemarkeerde
rondwandeling uitgezet van 2,5 km lengte, die 45 minuten
in beslag neemt. Ge kunt er bij de grafheuvel aan
beginnen, maar het eigenlijke startpunt ligt aan de
asfaltweg naar Baarle-Nassau op het gehucht Boschoven,
van oorsprong een Frankische nederzetting en reeds in
1312 vermeld. Daar wijst nu een wegwijzer de route voor
de boswandeling aan.
Heksenkuil
De heksenkuil - archief Pierre van Beek
De
Heksenkuil zult ge op eigen gelegenheid in die bossen
wel niet ontdekken en ons ontbreekt de moed de weg er
heen te wijzen al stonden we aan zijn oever. De mensen
van Boschoven noemen hem "De Pol" en hij lijkt ons
identiek met de Zwartpoel. Dansten op Boschoven eens de
katten bij tientallen te zamen, om de Zwartpoel zweeft
de schrikwekkende legende van de door haat verteerde
Brunihilde, van heksensabbaths en van de duivel, die de
poel deed koken "alsof er duizend kachels onder
gloeiden". Brunihilde en een jonge jager vonden er de
dood in het zwarte water. Sindsdien ligt er een vloek
over de poel. Mos en biezen groeien er in overvloed maar
geen boom wil er wortel schieten en geen bloempje wil er
bloeien"...
Zeg
niet, dat het niet waar is. Luister liever naar het
bewijs: In 1914 in die droge zomer groef een Alphense
boer in de poel een diepe kuil voor water voor zijn
dorstig vee. Hij vond er twee geraamten. Één van een
oude vrouw, één van een jongeman. Hij dempte de
pasgedolven put en sindsdien mijdt iedereen de plaats
der vervloeking...
Nóg
magie
Nóg
werkt de magie door. Een toch nogal nuchtere boer, die
ons de poel wees, zei op een toon, waarin overtuiging
doorklonk: "Ik ken geen kuil als deze. Andere kuilen
kijkt ge niet aan maar als ge hier voorbij komt, moet ge
er in kijken of ge wilt of niet." En dan stonden ook wij
op zekere dag aan die Heksenkuil. Plotseling nadat we de
moed hem te ontdekken eigenlijk al hadden opgegeven. Een
klein wonder op zich! Het wekt geen verbazing, dat die
poel mensen biologeert. Alleen zijn raadselachtige
aanwezigheid in een hoog gelegen dennenbos voedt reeds
het mysterie. Water en dennen verdragen elkaar niet.
Daar komt nog bij, dat hij nooit droog schijnt te staan.
Het is een sombere drekkige poel met brak, zwart water,
dat - behoudens een klein, open gedeelte - zit
weggekropen tussen een dichte loofhoutbegroeiing van een
zompige laag overjarige waterplanten. Vermoedelijk
ondoordringbaar voor de man, die de moed heeft. Dus een
bosmoerasje in optima forma, dat nergens afwatert. De
lengte-doorsnee zou vijftien meter kunnen zijn. Het laat
zich moeilijk geheel omtrekken. De legende zal onder
"bomen" wel dennebomen verstaan. Nee, die groeien er
natuurlijk niet. En bloemen hebben we er ook niet
ontdekt...
Daar
is het!
Wilt ge
nu tóch weten waar dit mysterie woont? Als ge tussen de
toppen van het dennenbos een grote lichtplek ontdekt,
richt u dan daarheen want dáár is het en dáár vindt ge
de Heksenkuil. Let echter wél op: Vrije wandeling,
alleen op voetpaden! Daar ligt die "kuil" nu net NIET
aan!
PIERRE
VAN BEEK