CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

"De Torentjeshoef" in Berkel-Enschot gaat verdwijnen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 5 juni 1970

 

In een vroeger artikel hebben wij er op gewezen hoe het voorheen agrarische tweelingdorp Berkel-Enschot zich in een verrassend korte tijd onder de rook van Tilburg ontwikkeld heeft tot een forensengemeente en zich nu voor menigeen, die deze ontwikkeling van nabij heeft meegemaakt, als een openbaring presenteert. We zeiden toen ook nog eens te willen graven naar de oude pit in de nieuwe bolster en maakten daarmee tegelijkertijd een begin. De als monument gehandhaafde toren van de voormalige Enschotse kerk vormde daarbij reeds direct een dankbaar aangrijpingspunt. Al verder gravend in het verleden komt men er spoedig achter, dat Berkel-Enschot, op historisch terrein, nog tal van andere zaken te bieden heeft al is daar niet zoveel tastbaars van overgebleven. Men ontkomt niet aan de confrontatie met drie zich opdringende begrippen, die de laatste jaren in versterkte mate de aandacht van onderzoekers gevangen houden. Deze begrippen gaan schuil achter de namen: de "Ridderhof", het goed "Ten Dijcke" en "De oude Schouw" of de tegenwoordige "Torentjeshoef", de laatste onder Berkel. Die Torentjeshoef bestaat nog altijd al ziet het er naar uit, dat ook de dagen van dit historisch monument geteld zijn.

Over de hier genoemde zaken heeft in het verleden nogal enige verwarring bestaan. Ze hebben controversen opgeroepen - zeker voor wat "De oude Schouw" betreft - die momenteel nog voortduren. Minstens duidt dit op belangstelling en activiteit, wat alleen maar tot vreugde stemt. Uit de botsing der meningen kan per saldo - naar een bekend Frans woord - de waarheid te voorschijn komen. Zonder ons partij te stellen in de controverse gaan we aan die "Oude Schouw" hier eens aandacht besteden. De rest wordt tot wellicht later bewaard.

 

Alvorens bij de hierboven aangehaalde zaken te verwijlen, zwerven we eerst nog even door de gemeente rond. Al zou het alleen maar zijn om stil te staan bij 't Zwaantje. Men heeft hier te maken met een driehoekig, met hoge bomen beplant pleintje, dat op een verrassende wijze aan een oude dorpsbrink herinnert. Jammer genoeg werd in de loop der jaren de omgeving verprutst door een niet-aangepaste bebouwing en men vraagt zich af wat er in de toekomst gaat gebeuren. Een mede door Monumentenzorg gerestaureerde en tot riante woning ingerichte voormalige boerderij, waarop we maar node het door pannen vervangen rieten dak missen, laat zien hoe het óók kan. Een troosteloos beeld biedt een daar schuin tegenover gelegen, leegstaande woning. Ook dit pand paradeert op de Monumentenlijst maar zal - zoals de zaken er nu bijstaan - nooit de restauratie halen. Beroofd van al zijn glaswerk en met openstaande deuren hebben weer en wind en al wie verder baldadig in actie wil komen, er vrij spel. Met de dag vervalt het pand méér tot ruïne en het ziet er naar uit, dat de tijd hier als onbetaalde sloper fungeert. Schilderachtig is het ooit genoeg geweest. De klimop steigert hier aan twee kanten omhoog tegen het gedeeltelijk met riet en deels met pannen gemaakte dak. Vanaf dit punt heeft men ook een aardig gezicht op de boven de daken uitstijgende kerk en toren van Enschot. In een hoge boom zingt een merel daarover zijn vreugde uit als hij het tenminste niet eerder doet over de losgelaten eerst zomerdag - met zon...

 

Krant over hor

Het brinkachtige pleintje ontleent zijn naam 't Zwaantje aan een zeer oude, niet meer bestaande uitspanning en boerderij, die een paar honderd meter verder in de richting van Berkel lag. Zij wordt al in 1579 als "Den Swaen" vermeld. Mensen, die haar nog gekend hebben, herinneren zich als bijzonderheid, dat er over een van de blauwe horretjes voor de ramen een krant placht te hangen. Dat betekende voor de voorbijganger dat hij hier niet alleen de dorstige keel kon laven, maar ook gelegenheid had de krant te lezen. Wat dan als extra attractie gold. Die methode van krant over de hor werd trouwens in Berkel-Enschot wel op méér plaatsen o.a. in café "De Schutsboom" toegepast. Gezapige tijden!...

 

Vermiste prelaat

Ongeveer 20 jaar geleden - om wat nauwkeuriger te zijn: op 5, 6 en 7 september 1949 - was het vóórterrein van de huidige Enschotse kerk het toneel van een spannende bedrijvigheid. Daar werd toen geducht gegraven. Amateur-archeologen wilden eindelijk wel eens haring of kuit hebben. Er zijn namelijk geschiedschrijvers geweest, die vertelden dat de te Haaren overleden prelaat Godefridus Hermans heimelijk in een loden kist in de Enschotse schuurkerk zou begraven zijn. Omdat men de begraafplaats van de na zijn dood "vermiste" prelaat nooit heeft kunnen vaststellen, hoopte men op de oplossing van een intrigerend probleem. In 1799 stond de Enschotse schuurkerk op de plaats van de voortuin van de huidige pastorie. Drie dagen heeft men hier de grond omgewoeld. Daarbij werden bakstenen funderingen van de schuurkerk aangetroffen, wellicht ook stenen van een voormalige grafkelder, eveneens enige verspreide delen van skeletten maar geen sporen van regelmatige begravingen en geen prelaat in een loden kist... Is hij later weer in het geheim opgegraven of heeft hij er nooit gelegen? De verhoopte oplossing van een historisch raadsel bleef uit. Uiteraard betekende dit een deceptie voor de gravers. Als mogelijke begraafplaatsen zijn ook Haaren en Helvoirt genoemd. Misschien komen we nog ooit achter dit prelatenmysterie!

 

Oude kapel

Tot de verdwenen zaken behoort te Berkel de aloude St. Willibrorduskapel, die reeds in 1214 vermeld wordt. Het betrof hier een flinke kruiskapel met een langschip van 31 bij 11 meter en een dwarsschip van 20 bij 4 meter. Ze had een strooien dak en een angelustorentje boven de ingang en bezat een oud Lieve-Vrouwebeeld. Ze schijnt drie altaren te hebben bezeten. De H. Willibrordus werd er - volgens Huybers - bijzonder vereerd en in zijn tijd (1923) bestond er nog het gebruik zakjes met rogge te offeren bij het oude beeldje, welke offergave bijeengebedeld behoorde te worden in natura of in zilver. Mr. Hardenberg vindt het echter niet erg waarschijnlijk, dat de kapel aan een verblijf van St. Willibrordus te Berkel herinnert, daar - volgens hem - over bezittingen van de abdij van Echternach te Berkel niets bekend is.

In 1648 werd de kapel officieel gesloten. Er werd geen mis meer opgedragen maar de mensen kwamen er toch nog bidden. Zij geraakte in verval doch werd hersteld in 1852 toen Berkel tot een zelfstandige parochie promoveerde. In 1857 werd zij - dankzij een milde gever - uitgerust met een niet bijpassende, hoge toren. In 1910 is de kapel - behalve de toren - geheel afgebroken, wat de liquidatie van een eeuwenoud monument betekende.

 

Fabeltje

Over de toren gaat de legende, dat de schenker hierbij de beschikking had gemaakt, dat hij nooit zou mogen worden afgebroken. Om aan deze bepaling te voldoen (en haar tegelijkertijd te ontduiken), zou bij de oprichting van de nieuwe kerk een nieuwe toren over de oude zijn heengebouwd. Dit verhaal kan tot het rijk der fabeltjes verwezen worden in zo verre, dat er van geen verbod tot afbraak sprake is geweest. Eenvoudig om economische redenen heeft men destijds een mantel om de oude toren gebouwd.

Er bestaan een paar notities van de Berkelse pastoor Goossens over de verering in de kerk van Berkel van een beeld van O.L. Vrouw van Terborgh met feestdag 10 december, welk beeld in zijn tijd nog in de kerk aanwezig is. Een nadere aantekening hierover luidt: "Ons oude Lieve Vrouwebeeld is geschonken door mevr. A.E. Verheyen te Esch (geboren Veldriel). Aan dit beeldje is steeds bijzondere waarde gehecht. Het is afkomstig van de prot.(protonotarius) Ap.(apostolicus) G.N.A. Snelle. Op de oude, zilveren kroontjes, die in de nacht van 11 op 12 juli 1890 zijn gestolen, stond gegraveerd de naam G.N.A. Snelle." Deze Snelle zullen wij nog bij "De oude Schouw" tegenkomen.

 

Nog in de twintiger jaren van onze eeuw ging Berkel prat op het bezit van het gemeentehuis. Het was zo'n aardig, popperig dorpshuisje met een trappenpui, die toegang gaf tot de hooggelegen deur, waardoor het met succes zijn best deed zijn autoriteit uit te dragen. Doordat de pui verdwenen is en het raadhuisje, dat een gevelsteen van 1879 draagt in een rij zit ingebouwd, hadden we moeite het terug te vinden. De benedenverdieping bleek als friteshuis te zijn ingericht. Het nieuwe gemeentehuis verrees in de twintiger jaren meer in de richting van Enschot. En nu wordt er alweer gedacht aan een nog nieuwer raadhuis voor een zo uit de kluiten gewassen Berkel-Enschot.

 

De mooiste boerderij van de hele gemeente is waarschijnlijk de door Denissen bewoonde aan de Heuneindseweg. Ze zitten er achter een oprijlaan met kastanjebomen, breed en uitdagend, midden in het uitbreidingsplan, de plannenmakers te tarten. De gemeente heeft haar alvast aangekocht. In de buurt wordt al gegraven en gebouwd, de bungalows en woonhuizen vreten er naar toe. Vanuit haar kleine ruitjes en door haar sierlijke bovenlicht boven de deur ziet ze het dreigend gevaar op zich afkomen. In tegenstelling tot boerderijen, die om behoud vragen, behoeft hier nu eens niet van ingrijpende restauratie sprake te zijn. Ze verkeert in een prima toestand. Een gevelsteen vermeldt het jaartal 1857 en verder het inschrift: "De kinderen I.B." wat wel eens Brekelmans zou kunnen betekenen. Als er geaarzeld wordt om haar aan het uitbreidingsplan op te offeren - en we kunnen ons dat voorstellen! - dan zal men voor haar echter ook de nodige ruimte dienen te reserveren. In het bungalowpark!

 

Torentjeshoef

En nu zijn we gearriveerd aan Torentjeshoef. Een wel heel historisch geval van een tegen de nieuwbouw liggende boerderij, die de gemeente voor de sloop heeft aangekocht. Ze behoort tot het voormalige Brabantse leengoed "De oude Schouw", waar heel wat geslachten hun rol gespeeld hebben. De hoeve verkeert in een verregaande staat van verval. Het middenvak van het strooien dak aan de achterkant bestaat zelfs uit golfplaten. De voorzijde is echter geheel met stro of riet gedekt. Een bovenlicht van een der twee deuren en twee ramen zijn voorzien van acht zware gedraaide traliën, wat verraadt, dat men hier met méér dan een gewone boerderij te maken heeft. Daarvan vertellen trouwens ook nog twee in de zijgevel aangebrachte stenen. De onderste daarvan, die gegolfde zijkanten vertoont, draagt een familiewapen tussen een jaartal, waarbij men zweren zou 1054 te lezen. Dit kan echter niet, want in dat jaar werd de betreffende steensoort in Nederland niet vervaardigd. Een door de directeur van het ROB, P. Glazema, ingesteld onderzoek heeft destijds uitgewezen, dat hier ooit 1654 gestaan moet hebben. Door slijtage of opzettelijke verminking - en dus vervalsing! - is het bovenste boogje van het cijfer "zes" verdwenen. 1654 klopt dan ook met de tekst op de steen: "N.V.Z.D. in Berkel", wat betekent: "Nicolaas Van Zoemeren Dominus (Heer) in Berkel". Deze Van Zoemeren heeft inderdaad in die tijd op "De oude Schouw" geregeerd. Hij volgde in 1652 zijn vader mr. Gerard Van Zoemeren of Someren als leenman op nadat deze vanaf 1645 al leenman was geweest.

 

Tweede steen

De tweede eenvoudiger steen, die een eind boven de eerste, bijna bij de nok van de gevel zit ingemetseld, draagt als inschrift: "1801 J.J. van Vel Driel D. in Berkel". Hier dienen we te lezen: "1801 Joannes Josephus van Vel(d) Driel Dominus in Berkel". Wellicht hebben we hier te maken met de laatste heer in Berkel. Torentjeshoef wordt momenteel nog bewoond door zekere Vermeer, lid van een familie, die er lang gezeten heeft. Er worden thans kennelijk varkens gehouden. Men heeft maar een neus nodig om dit reeds op enige afstand waar te nemen. Niet zo leuk voor de bungalows aan de overkant van de straat. Aan de voorkant kijkt de boerderij uit over de velden. Hoe lang zal echter nog van een Torentjeshoef sprake zijn? Wel heel jammer, dat er blijkbaar geen wegen gevonden zijn om dit stuk waarachtige historie van Berkel voor het nageslacht te handhaven. Juist van deze hoeve en het goed "De oude Schouw" zijn nogal veel gegevens bekend, waarin onderzoekers naar hartelust kunnen grasduinen. Het betreft hier o.a. twee registers, t.w. "Chijnsboek van den Heere in Berckel van 1723" en een "Leenregister van de heerlijck Leenhoven en Heerlijcheit van Berckel van 1740". Wel een eigenaardige situatie, dat dergelijke historische documenten nooit een betere bewaarplaats hebben gevonden dan een onderkomen boerderij. Pogingen om ze veiliger in een of ander archief onder te brengen hebben tot heden geen resultaat opgeleverd.

 

Generaties

Men vindt in deze documenten een reeks geslachten, die in Berkel op "De oude Schouw" geregeerd hebben. Onder deze heren trekt de rond 1700 geboren en in 1755 overleden seculiere priester in Den Bosch Norbertus Gerardus Amandus Snelle, die sinds 1736 leenman was van 't leengoed te Berkel, speciaal de aandacht. Deze heeft zich bijzonder veel moeite gegeven voor de verzameling van gegevens. De aangehaalde documenten zijn voor een groot deel door hem geschreven. Het Leenboek geeft de oorsprong der heerlijkheid vanaf 1280. Men treft een massa gegevens in een notedop aan. Eens even kijken welke namen er zoal opduiken!

Snelle begint in 1280 met een Gerbrands als heer in Berkel, die wordt opgevolgd door zijn zoon Didacus Gerrebrans (zonder datum). Nadat hier wellicht nog een figuur tussengedacht moet worden, krijgen we een Johannes van Giessen in 1396. Van 1440-1517 enige Van Braeckels; in 1517 Robbrecht van Griecken, die getrouwd was met een Catharina van Braeckel. De Grieckens regeren tot 1631. Vervolgens treden er de families Montens (tot 1645), Van Soemeren, Someren of Zoemeren op tot 1652. Eelkens tot 1723; mr. Norbertus Hendricus Snelle 1733-1736; diens zoon en de reeds genoemde priester Norbertus Gerardus Amandus Snelle 1736 tot plm. 1755. Verder is bekend, dat in 1758 een jongere broer van de priester, Stephanus Alexander Snelle te Tilburg aanspraak op het goed maakt. Deze bezit echter een niet al te beste reputatie. Hij is in Tilburg aan lager wal geraakt en wordt niet bekwaam geacht het goed zelf te besturen. Waarschijnlijk is hij kort daarna onder curatele gesteld. Zijn zuster Johanna Maria Snelle uit Den Bosch volgt hem dan op. Al de genoemden waren leenmannen van het Hof van Brabant en later van Hoogm. Heeren toen die in 1591 een Leenhof van Brabant in Den Haag vestigden.

 

Leenhof

Het Cijnsboek en het Leenregister van "De oude Schouw" bevatten niet alleen namen, maar ook aantekeningen van financiële aard, een aantal beschouwingen en formulieren. Uit dit alles te zamen leert men het huis te Berkel kennen als het Leenhof "De oude Schouw", dat zijn naam ontleende aan het recht van schouw over wegen, paden en waterlopen, een van de voornaamste en oudste rechten van de heerlijkheid. Uit omschrijvingen van het goed blijkt, dat het gaat over een huis, een schuur en twaalf bunder land en vier "mannen van leen". Het huis schijnt gestaan te hebben aan de Oude Kraansestraat, waar men nu de zg. Torentjeshoef aantreft en is omwaterd geweest. Door de grachten van het huis stroomde een waterloop. Het leengoed "De oude Schouw" had verschillende huizen en landerijen als cijnsgoederen onder Loven te Tilburg liggen, o.a. een hoeve aan de Heuvel, genaamd "De hoge Dries" bij de Kommerstraat.

 

Falsificatie?

Van de op Torentjeshoef berustende documenten hebben onderzoekers een dankbaar gebruik gemaakt, want zij onthulden heel wat over "De oude Schouw". Dat was erg plezierig totdat enige jaren geleden (1965) de toenmalige streekarchivaris van Oisterwijk Anton Fasel eens even roet in het eten kwam gooien met een publikatie in "De kleine Meijerij". Hij vond al die veelschrijverij van de priester Norbertus Gerardus Amandus Snelle in de Leen- en cijnsboeken van "De oude Schouw" een beetje té mooi en dientengevolge zó verdacht, dat hij tot falsificatie meende te mogen concluderen, een falsificatie, die al onder de mr. Gerard van Zoemeren of Someren, een bekende Bossche jurist, die in 1645 leenman van "De oude Schouw" werd, zou begonnen zijn. Doel van dit alles en de daarbij benodigde veelschrijverij zou dan geweest zijn zoveel mogelijk, niet bestaande rechten naar zich toe te halen en een eenvoudig Brabants leengoed, dat in werkelijkheid niet meer dan een flinke boerderij is geweest "op te peppen" tot een Leenhof. Zo is - althans volgens Fasel - een historisch drogbeeld ontstaan, dat "door overschrijverij" nu nog steeds nawerkt.

De vader van de priester Snelle, mr. Norbertus Hendricus Snelle (1733-1736), die ook leenman van "De oude Schouw" is geweest, was de eerste, die het klaarspeelde zich als Heer te doen erkennen. Weliswaar als Heer IN Berkel en niet VAN Berkel. Maar - zo gaat Fasel verder - in verschillende geschriften is wél sprake van de Heerlijkheid van Berkel. Op die manier zijn er heerlijke rechten ontstaan die niet bestonden. Overigens is het niet zó ver gekomen als de bedoeling moet zijn geweest. Fasel noemt ten slotte de Leenhof en Heerlijkheid van Berkel een "opgespoten suikertaart". En daarmee uit!

Het behoeft ten slotte geen betoog, dat deze stoute visie de knuppel in het hoenderhok betekende. Er werd direct verzet tegen aangetekend en wel door F.W. Smulders (Den Bosch) en J.A.J Becx (Hilvarenbeek), beiden eveneens archiefmensen. In de zich hierbij ontwikkelende gedachtenwisseling in "De kleine Meijerij" bleek Fasel nog een - vooral sensationeel - tijdbommetje achter de hand te hebben. Om zijn argumentatie kracht bij te zetten begon hij de doopceel van de priester Norbertus Gerardus Amandus Snelle, de man, die zoveel - naar zijn mening veel té veel - in de boeken van "De oude Schouw" heeft geschreven. Hij beschuldigde hem van verraad van een medepriester in Den Bosch, waardoor hij zich daar de verachting van de bevolking op de hals had gehaald; vertelt, dat hij een actief Jansenist was, zich prot.(protonotarius) ap.(apostolicus) noemde zonder dat men weet waar hij dat recht vandaan haalde en Fasel sleepte er ook de vermoedelijk onder curatele gestelde Tilburgse broer bij. Kortom, hij schilderde de priester zo zwart af als maar mogelijk. Hij vond, dat diens hele instelling t.a.v. het huis en de heerlijkheid Berkel gewoon monomaan aandoet en dat derhalve uitgerekend deze figuur bij uitstek geschikt was om vervalsingen te plegen. Alles wat door de handen van deze man ging, leek vervalst. Hij creëerde de Leenhof van Berkel door voort te bouwen op wat mr. Gerard van Zoemeren al eerder was begonnen, aldus Fasel. Wat men aan deze interpretatie ook ontzeggen kan - in geen geval originaliteit! Fasels opponenten voeren een reeks argumenten tegen de verkondigde opvatting aan. Deze zijn van zodanige vaktechnische aard, dat we ons niet voor kunnen stellen, dat ze de doorsnee krantelezer interesseren, gesteld al dat hij ze zou kunnen volgen en op hun merites beoordelen. We beperken ons, voor de duidelijkheid, daarom in hoofdzaak tot de conclusies.

Becx spreekt als zijn overtuiging uit, dat het Brabantse leengoed "De oude Schouw" steeds zelf een leenhof (voor de leengoederen) en een cijnshof (voor de cijnsgoederen) onder zich heeft gehad, alsmede het schouwrecht van deze grondheerlijkheid in Berkel. Daarom konden de grondheren zich gevoeglijk "Heer IN Berkel" noemen, zeker naar de mode van die tijd, die belust was op pralende titels.

Smulders ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de echtheid van de oude leen- en cijnsboekjes van "De oude Schouw". De noordelijke bewindhebbers kunnen wel inbreuk gemaakt hebben op het recht van de Heer IN Berkel om de schouw van wegen en waterlopen in Berkel uit te voeren, maar dit recht staat vast volgens oude akten en denombrementen. Onbekendheid met de Brabantse toestanden verklaart deze inbreuk. De bezitter van "De oude Schouw" was Heer IN Berkel. Hij bezat een grondheerlijkheid. Over de omvang der rechten van het leengoed "De oude Schouw" of Torentjeshoef valt niet meer te twijfelen. Dit goed is een antiquiteit uit de 13de eeuw, evenals vele andere oude grondheerlijkheden in het hertogdom Brabant dit zijn.

Fasel houdt intussen vol, dat de geschiedenis vervalst is door Van Someren en door vader en zoon Snelle of door de laatste alleen. Hoewel de hele controverse zich in de binnenkamers van de "vakliteratuur" afspeelt, lijkt ons de affaire interessant genoeg om ook de krantelezer te boeien. Het gaat toch immers om historie van onze eigen streek, waarover nog veel te weinig geschreven werd. Vóór alles toont dit hele verhaal echter duidelijk aan welk een historisch monument Torentjeshoef in Berkel-Enschot betekent en hoe betreurenswaardig het is, dat het zich tot definitieve verdwijning veroordeeld ziet. Wilt ge Torentjeshoef nog zien? Dan zult ge hard moeten lopen!

 

PIERRE VAN BEEK