"Ka-ka-ka Kaatje" zong in Tilburgse straten
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 22 mei 1974
"Zeg me
wat ge zingt en ik zal zeggen wie ge zijt." Deze variant
op een meer bekende uitspraak schoot ons te binnen toen
we onlangs een lijstje van liedjes tegen het lijf
liepen, die in de periode van 1911 tot ongeveer 1925 een
meer of minder grote populariteit onder de brede massa
genoten. Een speciale verzamelnaam voor zo'n collectie
kunnen we ons niet herinneren. In het begin van onze
eeuw kon je ze nog wel eens vangen onder het begrip
"straatliedjes", maar daarmee zou onrecht gedaan worden
aan produkten van de volgende decennia, die hun
populariteit niet meer in eerste instantie aan "de
straat" ontleenden. In de periode van vóór de tweede
wereldoorlog, toen de Duitse film veel invloed in
Nederland had, deed het Duitse woord "Schlager" zijn
intrede en na die oorlog zag zich dit verdrongen door
het Amerikaans-Engelse "top-hit". En daarmee schijnen we
nog altijd gelukkig te zijn!...
Straatlied
De echte
"straatliederen" werden inderdaad op de straat tot leven
gewekt. Men had daarbij vaak te maken met heel
primitieve teksten. Ze waren gedrukt op slecht
krantepapier, en werden verkocht voor twee cent per stuk
door de straatzanger of straatzangeres. Deze mensen
zongen de liederen aan de om hen heen verzamelde menigte
meerdere malen voor, totdat de luisteraars de melodie in
het blote hoofd te pakken hadden. In Tilburg hebben we
nog lang zo'n straatzangerspaar gekend. De vrouwelijke
helft daarvan, die over een snijdend-schrille stem
beschikte, werd in de volksmond "Ka-ka-ka-Kaatje"
genoemd, een naam welke ze dankte aan een eens door haar
gezongen lied waarin deze opeenvolging van lettergrepen
voorkwam. Geleidelijk aan kreeg de straatzanger een
concurrentie waar hij niet tegenop kon. Nieuwe liederen
werden gelanceerd in "Café-chantants", cabarets en
revues. De komst van de sprekende film gaf een forse duw
in de richting van de popularisering van het lied in het
algemeen. Een snelle opkomst van radio, televisie,
platenindustrie en musical zorgde ten slotte voor de
grote stoot.
Op
laag pitje
Wat
kwaliteit betreft, stond het straatlied, dat zich ook
vaak met actuele zaken - bij voorkeur moorddrama's -
bezighield, op een laag pitje. Als men alleen maar de
titels van die oudere liedjes onder ogen krijgt, is men
georiënteerd. Soms echter was er wel eens een
uitschieter bij. Het valt op dat men onder de liederen
uit de periode van 1911 tot 1925 produkten tegenkomt,
die heel lang repertoire gehouden hebben, doordat ze van
ouders op kinderen werden overgedragen.
Ik heb geen bananen vandaag
genoot zelfs de eer van een herleving in onze dagen. Ook
de mindere kwaliteit wordt thans nog niet helemaal
versmaad. En daarin mag men dan misschien een veertje
zien, dat de windrichting tekent...
Om eens
wat oude herinneringen los te slaan, geven we hier de
door ons gevonden lijst. Daar gaan we dan:
Haagse Leen wat heb je koude voetjes!
- Ik heb een oogje maar
niet op jou! -
Jonge, jonge, wat een lieve meid! -
Ik zal zeggen tegen moeder.
- Mijn hartje slaat van
riktikketik. -
Onder deze paraplu! -
Hopfalderiere, hopfaldera!
- Nieuwerhuis moet
zakjes plakken! Had met politiek te maken. Het
volgende wellicht ook:
Tararaboemdiejee, de blikke dominee!
Sien,
Sien!...
Verder
hebben we geoogst: Niet zo
hobbelen! -
Sien, Sien, Siene la-me-los! -
Laat ons draaie, pierewaaie!
- Diender als je 't mij
gebiedt! - Och,
ik heb het zo nodig! -
't Was mijn eerste liefde, 't
was mijn eerste schat! -
Kom vriendenschaar nu bij
mekaar! - Wij
zijn gegaan, heel netjes aangedaan! -
En de boeren hebben overwonnen
(Slaat op de Boerenoorlog in Transvaal.) -
Hier hè-je Pietje-Puk,
waarop het vervolg luidde: Hij
lust geen klare en dat is zijn ongeluk! Geen
propaganda voor de toen actuele drankbestrijding! Als
tegenhanger van die actie zou men misschien ook kunnen
zien: Geef me nog een drupke!
En:
Drink klaore jannever anders krijg je de mot in je maag!
We
hebben al gezien, dat het terrein van de liefde niet
onbegraasd bleef. Hier nóg zo'n paar titels:
Kom Karlieneke, kom!
- O mijn lieve zwartkop,
voel eens hoe mijn hart klopt! -
Moeder, die man kijkt me weer
aan! - Wat een
spijt, ik ben mijn vrijer kwijt! -
O wat een parel
is toch mijn Karel!
Zo'n
zeeman!
Als klap
op de vuurpijl de hartverscheurende klacht:
O moeder, de zeeman doet mij
de doodsteek an! -
Als je pas getrouwd bent,
krijg je koekjes bij de thee doet dan toch wel
heel wat lieflijker aan!... Een aardig meisje ontmoeten
we in Hittepetit,
waarop de zanger zó verkikkerd was, dat hij zei geen
liever meisje te kennen. Wat te denken van:
Maar ook hier bleef het niet
bij!? - Alles
kost een dubbeltje kan nu wel niet meer gezongen
worden. Evenmin als: Heb je
een hoedje van de bedéling en ben je er kwaad om, dat ik
het weet!...
Wij
noteerden nog: Heb je niet de
kleine Ko gezien? -
Mijn vader kocht twee bokkies.
- Meisje, moet je niet
opstaan? en: Kees laat
je scheren, Kees scheer je glad. Met de zeep en het
kwastje, die staan in het kastje! Ze zongen van:
In het bos, in 't heerlijke
groene mos! -
Wat is het leven toch excellent! -
Paraplu, paraplu,
parasolletje! - Een
Boemel Petrus heeft het
lang goed gedaan. -
Bobby moet een lolly hebben! liep in de dagen,
dat de lolly pas was uitgevonden van stapel. Voor
soldaten hadden we een:
Alle dagen
bruine bonen is ook zo lekker niet!
Overal, waar de meisjes zijn, was het bal
en Er is geen club in het
zuiden, die Willem II kan verslaan. Echt verleden
tijd!... Dit liedje werd landelijk gezongen, waarbij men
dan - naar behoeven - de naam van de windstreek en van
de voetbalclub veranderde. Op bruiloften en partijen en
in het feestneuzentoerisme van bussen naar verre en
dichtbije landen, duikt dit laatste nog wel op, evenals
het roemruchte:
Van je hela hola, houdt er de moed maar
in!
Dit was
dan een greep uit de vocale aspiraties, waaraan een deel
van generaties van een halve eeuw geleden zich te buiten
ging. Het smartlappengenre, dat toch ook goed
vertegenwoordigd was, ontbreekt opmerkelijk genoeg in de
ons ter beschikking staande titels. Bij het weer onder
ogen krijgen van al die "poëzie" duikt ongewild de
herinnering op aan het woord van de onbekende dichter:
"Wie lacht niet als hij de mens beziet!"...
PIERRE
VAN BEEK