Nederlands Hervormde Kerk
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 17 april 1970
De kerk aan
de... Heuvelstraat. Vele Tilburgers van de niet al te jonge
generaties kunnen maar moeilijk aan die plaatsbepaling
wennen. Het gaat namelijk over de Nederlands Hervormde Kerk
en die heeft voor hen steeds aan de Zomerstraat gelegen. Ze
staat er nog altijd. Reeds bijna 160 jaar is zij
medebepalend geweest voor het beeld van de straat, waarvan
de naam echter sinds enige jaren in Heuvelstraat is
omgedoopt. Ze ligt er wat teruggelegen achter haar ijzeren
hek, iets minder ingebouwd aan de westkant dan in het
verleden en nog altijd in de schaduw van haar traditionele
kastanjebomen. Die bomen zijn echter niet meer de kolossale
kastanjes van weleer, die eens oorzaak moeten zijn geweest,
dat de recht tegenover de kerk gevestigde grossier Nooteboom
in zijn zaak niet eens de kleuren van zijn stoffen kon
onderscheiden.
"De
protestantse kerk" plachten de mensen van Tilburg te zeggen
en al hadden we in onze stad dan ook wel meerdere kerken van
protestantse gemeenten, niemand twijfelde er aan welke kerk
met die kwalificatie werd bedoeld. Sinds enige tijd prijkt
echter de kerk van de Zomer... pardon, Heuvelstraat met een
eigen naam, die echter - zeker onder het katholieke
volksdeel - nog geen algemeen burgerrecht verworven heeft.
Dat is de naam Pauluskerk, die men thans ook boven het
ingangsportaal aantreft. Al staat er momenteel wel geen
jubileum in de gemeente op stapel, dezer dagen zijn we op
een zaterdagmorgen de kerk binnengelopen, daartoe verlokt
door de omstandigheid, dat zij op zo'n zaterdagmorgen méér
in het Tilburgse leven meespeelt dan in het verleden het
geval placht te zijn. Daarover echter later nog iets.
Zoals bekend
is de katholieke parochiekerk van 't Heike ongeveer
tweehonderd jaar aan de katholieke eredienst onttrokken
geweest en door de Tilburgse protestantse gemeente gebruikt.
Die historische trammelant begon al direct na de val van Den
Bosch in 1629, wat er op uitdraaide, dat het met de vrede
van Munster in 1648 voor de katholieken helemaal mis ging,
omdat zij al hun kerken moesten afstaan. De Meierij was
Generaliteitsland geworden. Juichen konden de katholieken
pas weer in 1809, in de Franse tijd, toen koning Lodewijk
Napoleon per K.B. van 9 mei de Tilburgse katholieken hun
kerken teruggaf. Het ziet er naar uit, dat deze geste een
uitvloeisel was van 's konings bezoek aan Tilburg, waarvan
de "subjectief" aangelegde Lodewijk Napoleon, die verbleef
op het "kasteeltje van Van Dooren" aan de Zwijsenstraat,
nogal onder de indruk was gekomen. Bij die "teruggave" werd
bepaald, dat de protestanten f 8.000,- uitbetaald zouden
krijgen. De katholieken hadden echter wel wat te vroeg
gejuicht. Er mocht dan een fraai Koninklijk Besluit op tafel
liggen, in de praktijk kwam van de teruggave voorlopig niets
terecht. De protestanten bleven hun diensten houden in de
grote "torenkerk" van de Markt.
Nieuwe
kerk
Die
geschiedenis duurde zo nog tot 19 november 1821 toen koning
Willem I de kerk definitief aan de katholieken toewees met
de bepaling, dat zij begin 1823 door de protestanten
ontruimd diende te zijn. Met een derde van de hun toegewezen
goederen en nu een landelijke toelage van f 18.000,- konden
de hervormden voor zich een eigen, nieuw gebouw optrekken.
Dat werd de kerk aan de Zomerstraat, die we thans nog
kennen. Als De Beer in zijn Tilburgs dagboek gelijk heeft,
zouden de protestanten ook f 8.000,- van het K.B. van
Lodewijk Napoleon ontvangen hebben zodat er, volgens hem,
voor de nieuwbouw een bedrag van f 26.000,- beschikbaar zou
zijn geweest. Wij weten echter niet of dit juist is. Bij
genoemde De Beer lezen we ook dat de nieuwbouw in de
Zomerstraat op 22 april 1822 werd aangenomen door een W. van
der Waars, J.B. Bax, Arn. Ader en Willem van der Loo.
"Harmonie"
De eerste
steen van deze kerk werd "met veel plechtigheid" gelegd 13
mei 1822. We laten De Beer nu even letterlijk aan het woord:
"Die plechtigheid werd nog vergroot door een zeker
gezelschap muzikanten, het meest blazende instrumenten,
onder den naam 'Harmonie-zaalconcert'. Dit collegie heeft
dit uit eigen beweging gedaan, zonder aanzoek of aanvragen,
om hierdoor te kennen te geven hun wellevendheid en
verdraagzaamheid jegens de protestanten. Want gemeld
collegie bestaat alleen uit Roomsch-Katholieken. De
protestanten hebben ook van hunnen kant niet gemankeerd hun
tevredenheid daarover te kennen gegeven, omdat deze
plechtigheid publiek zoude komen."
We hebben
hier blijkbaar te maken met het rond 1820 door enige
muziekvrienden opgericht gezelschap "De Harmonie". Dit
gezelschap was gevestigd bij Adr. Blomjous naast het
stadhuis in het latere hotel Broeckx en het wordt gehouden
voor de bakermat van de huidige Nieuwe Koninklijke Harmonie.
Daarom is het interessant de namen te kennen van hen, die
rond 1820 lid van het gezelschap waren. Ze hebben
vermoedelijk wel meegeblazen bij de feestelijke
eerstesteenlegging. Het Gedenkboek der N.K. Harmonie
(1843-1918) geeft de volgende namen en instrumenten: A.G.
Woestenbergh (fagot), Jan Backx (trompet), Joh. van
Groenendael (trombone), Dingeman Emmen (klarinet), Ant. van
Opstal (serpent), Th. van Opstal (klarinet), Frans van
Opstal (ophicleïde), Jan van Bommel (fagot) en Jansen-Perlé
(trompet). Daar zitten verschillende namen tussen, die ook
in veel later tijd in Tilburg nog een muzikale klank zouden
bezitten.
Vlag in
top
De
plechtigheid der steenlegging staat in de gevel van de kerk
vereeuwigd in een grote gedenksteen, welke het volgende
opschrift draagt: "Op den 13 Mei 1822 is van deeze kerk Den
Eersten steen gelegd door Willem Frederik Carel Momme,
geboren te Tilburg den 10 Juni 1815." De bouw van de kerk
schijnt goed gevlot te hebben. In het jaar van de start
vermeldt De Beer: "13 September is door de naastbij wonende
meisjes van de thans bouwende kerk voor de hervormden zeer
statueus eene vlag op gemelde kerktoren geplaatst." Op de
23ste april 1823 wordt de klok der kerk "geregeleerd". Dan
blijkt ze praktisch gereed, want op de 4de mei wordt er de
eerste dienst gedaan in de nieuwe kerk, die was opgetrokken
in de stijl van die dagen.
De
katholieken waren met hun terugontvangen kerk op 't Heike
intussen lang niet klaar. Zij zouden nog een hele tijd zijn
aangewezen op de in gebruik zijnde schuurkerk aan de Oude
Kerkstraat. In het herdenkingsboekje van de Heikese kerk
lezen we, dat de dominee op 22 december 1823 nog in de kerk
op 't Heike gepreekt heeft en dat deze eerst op 11 juli 1824
geheel ontruimd was. De kerk bleek na twee eeuwen in een
dusdanige toestand van verval geraakt, dat er op de toren na
niet veel meer mee viel aan te vangen. Men hakte de knoop
voor een nieuw begin meteen fors door. Op 30 mei 1827 had de
aanbesteding plaats van een nieuwe kerk plus het
gedeeltelijk afbreken en vergroten van "de grote torenkerk".
De toren bleef echter gehandhaafd. Pas op 29 oktober 1829
werd de nieuwe kerk, in zuivere maar later gewijzigde
Waterstaatsstijl, in gebruik genomen.
De Beer
schenkt in zijn Dagboek nogal aandacht aan dit feit. Hij
vermeldt daarin o.a. de heer F.J. van Dooren als de schenker
van twee schilderijen, waarvoor drie jaar eerder f 12.000,-
was geboden. Verder zegt hij: "Alle de op heden hier zijnde
priesters of geestelijken zijn bij bovengenoemde Van Dooren
ter maaltijd genoodigd. De burgemeester J.A. van Meurs
nochtans gereformeerd en het verder gemeentebestuur,
waaronder nog meer gereformeerden waren, hebben de eer gehad
vóór de RK parochianen geplaatst te worden op de stoelen."
Opvallend
Wij halen
dit hier aan, omdat het enig typerend licht werpt op de toen
heersende verhouding tussen katholiek en protestant. Niet
zoals we al gezien hebben het enige dat men bij het graven
in Tilburgs historie tegenkomt. Meerdere malen krijgt men de
indruk, dat er in Tilburg in de midden- en hogere klasse -
zowel wat het gezelligheidsleven als het economische en ook
het politieke leven betreft - 'n nogal opvallende ruimheid
van geest bestond. Men kon het aardig met elkaar vinden. Er
werd daar blijkbaar niet veel aan scherpslijperij gedaan,
wat - als dit wél het geval was geweest - toch helemaal geen
verwondering gewekt zou hebben, na alles wat men te zamen
achter de rug had. Dat de houding van de "kleine man" in dit
opzicht minder tot spreken komt, vindt zijn verklaring
wellicht in het feit, dat hij - in de historische
geschriften - minder aan bod komt.
Als we nu
terugkeren tot ons uitgangspunt: het kerkgebouw van de Ned.
Hervormde Gemeente aan de voormalige Zomerstraat, dan denken
we direct aan het daar aanwezige zeer goede en heel fraaie
orgel, dat grote historische en culturele waarde bezit. Dit
orgel is afkomstig uit de Heikese kerk maar niet van de
katholieke gemeenschap. Het werd daar namelijk door de
Hervormden geplaatst. Toen dezen de kerk in gebruik namen,
blijkt daarin geen orgel aanwezig te zijn geweest. In 1762
gingen echter stemmen op voor de aanschaffing van zo'n
instrument, want men ondervond het ontbreken daarvan toch
wel als een gemis. Maar ja, de centen? Ze waren er niet en
bij de protestantse regering kreeg men nul op het rekest.
Orgel
komt
Er zat dus
niets anders op dan dat de gemeente zelf middelen vond om
aan de pecunia te komen. Na hard werken kreeg men f 2.500,-
bijeen. In 1764 werd het orgel besteld bij de beroemde
orgelbouwers de Gebr. Bätz te Utrecht. In 1765 kon het in de
kerk geplaatst worden. Vanaf Utrecht werd het per schip naar
Den Bosch getransporteerd en vervolgens per as naar Tilburg.
We weten, dat de hiermee belaste voerlui als fooi een vat
bier kregen. Dit vertelt een nog bestaand rekeningetje. Men
beschikt trouwens ook over het bestek van het orgel. Dat
bevindt zich in het Tilburgs gemeentearchief. Een afschrift
hiervan bezit het archief van de Hervormde Kerk. Volgens dit
archief heeft het orgel destijds f 2.800,- gekost. En nu
voor de kenners: het instrument beschikte over de volgende
stemmen: bourdon, roerfluit, octaaf, quint, gemshoorn,
superoctaaf, flageolet, cornet, mixtuur en trompet.
Bij een
orgel behoort een organist. Die kwam er in 1765 ook. Met een
salaris van f 100,-, voor die tijd niet minnetjes! Het werd
echter betaald door de burgerlijke gemeente van Tilburg,
waardoor de Kerkeraad een doorn uit de teen was getrokken.
Na een vergelijkend examen werd Willem van der Meyde uit
Schiedam de uitverkorene. Het orgel beleefde zijn inwijding
zondag 2? december 1765.
Fel
geschil
Moeilijkheden ontstonden er in 1789 toen de organist
bedankte want er rees nu het probleem wie de nieuwe moest
benoemen: de Kerkeraad of het burgerlijk bestuur? Het
geschil liep zeer hoog. De Hoogmogende Staten moesten er
zelfs aan te pas komen, wat echter geen oplossing betekende.
Enige jaren later zouden de Fransen in ons land verschijnen.
Vier maanden heeft men het moeten stellen met een organistje
van zegge en schrijve elf jaar. De knaap C.A. den Tex kweet
zich evenwel van zijn taak tot volle tevredenheid der
gemeente, die haar waardering tot uitdrukking bracht in de
aanbieding van muziekboek met inscriptie. Zo'n jeugdige
organist vormt wel een unicum in het kerkelijke leven.
De
verhuizing naar de Zomerstraat in 1823 had het orgel geen
goed gedaan. In 1824 kwamen er ook nog klachten, dat de
toenmalige organist het instrument "slecht en verward"
bespeelde. Hij zag zich afgezet. Een aardige ontdekking deed
men bij een restauratie in 1937. Aan de binnenkant van de
orgelkast stond met krijt geschreven, dat Willem Gartman
voor de eerste keer het orgel bespeelde op 22 juli 1822 en
Arnoldus van Dijk op 28 juli 1822. Het betrof hier twee
jongelieden die inderdaad enige tijd het orgel om beurten
bespeeld hebben. Rijk zijn ze daarvan in hun arme gemeente
niet geworden. Hun spel leverde hun tien stuivers per zondag
op.
Restauraties
Rond de
restauratie van 1937 kon - dankzij een bijdrage van het
K.A.S.-comité van f 1.000,- - de trompet van het orgel met
54 pijpen vernieuwd worden. Er werd tevens een trimulant
aangebracht. De mixtuur en de flageolet waren er bij een
bepaalde gelegenheid uitgehaald en door een gamba vervangen.
In 1959 zag men zich opnieuw voor een restauratie gesteld,
waarvoor echter niet voldoende fondsen beschikbaar waren.
Rijk, provincie en de gemeente Tilburg vulden het tekort
aan. Monumentenzorg stelde daarbij evenwel als voorwaarde,
dat het orgel in de toestand van 1765 moest worden
teruggebracht. Daar kwam weer heel wat voor kijken, want de
restauratie, die - na ampel beraad - werd opgedragen aan de
firma J. de Koff en Zoon te Utrecht, vergde een bedrag van f
7.500,-. Vanzelfsprekend kon de Kerkvoogdij dit niet
financieren, maar er bestond gelukkig nog zoiets als een in
1945 opgericht orgelfonds met een beginbedrag van f 4.500,-,
geschonken door iemand, die onbekend wenste te blijven. Met
rente op rente was dit fonds aangegroeid tot ongeveer f
7.000,-. Het nog ontbrekende geld kwam er ook. Zo kreeg men
weer een fraai orgel in zijn originele staat, dat met zorg
gekoesterd wordt. Het heeft een zeer mooie klank.
De
langwerpige, achthoekige kerk in dezelfde Waterstaatsstijl
als de protestantse kerken van Eersel, Hoogeloon en Bergeyk,
onderging in 1918 een grondige restauratie. De ramen aan
voor-, achter- en zijkant werden daarbij vernieuwd. Aan de
oostzijde werden twee gebrandschilderde ramen aangebracht,
waarvan het ene De Verloren Zoon en het andere De
Barmhartige Samaritaan voorstelt. De heer L. van den Bergh
schonk een nieuw uurwerk. Nadien werden de banken door
nieuwe, eikehouten vervangen en de hoogzaal onderging
uitbreiding. In 1944 werd de hoogzaal nog verder uitgebreid
en de consistoriekamer, die zich tot dan toe onder het orgel
bevond, werd bij de kerkruimte getrokken. Thans bevindt de
nieuwe consistoriekamer zich aan de achterkant.
Perikelen
Perikelen
leverde in vervlogen dagen de gasverlichting. De
"vleermuizen" hiervoor waren in smeedijzeren ornamenten
aangebracht. Jeugd, die nu geen jeugd meer is, zat dan te
loeren of het collectezakje van collectant Römer niet in de
ornamenten bleef haken, want dan vielen de centen naar
beneden. Er gaat ook een verhaal van een orgeltrapper, die
wel eens "vergat" te trappen, waardoor het orgel begon te
janken. Enige "gewijde" woorden van de organist bleken dan
een effectieve injectie...
Wie zou
echter denken, dat de herinnering aan de muskusfabriek, die
- eind van de 19de eeuw - in Tilburg nogal verzet opriep,
zelfs in de Pauluskerk bij oudere gemeenteleden nog
voortleeft! Het betrof een Duits echtpaar, dat zich met het
muskusstoken bezighield tussen Tilburg en Riel. Ze droegen
de hardnekkige en penetrante lucht van hun produkt in hun
kleren mee naar de kerk. Helemaal erg was het toen zij, bij
het dopen van een kind, ook nog uit Duitsland overgekomen
familie, die een paar dagen in hun woning "ergens aan het
Kedent" gelogeerd had, meebrachten. "We hebben een paar
weken deuren en ramen open moeten zetten!" aldus onze
zegsman.
Dat het
kleine orgeltje, dat tijdens de restauratie het grote had
vervangen, bij het neerlaten van de galerij uit de strop
schoot en van vier meter hoogte op de stenen vloer aan
diggelen viel, behoort ook tot de dingen des levens, waarbij
ds. Van der Wal en administrateur A.J. de Raad even hun hart
voelden stilstaan. Maar het orgeltje werd hersteld,
verhuisde naar Stavenisse om daar bij de overstroming van
1953 door het water tot nimmer weerziens te worden
meegesleurd. De oude luidklok is door de Duitsers geroofd.
Toen de nieuwe met een lier naar boven werd gehesen, bleef
ze met haar hele gewicht van 200 kg in de kastanjebomen
haken. Die klok (60 cm hoog) komt van Heiligerlee, waar ze
gegoten werd door Gebroeders Van Bergen.
Koningsbank
In de kerk
treft men onder andere een fraaie kansel aan waarvan de
herkomst niet bekend is. Op de Avondmaaltafel ligt een oude
bijbel, die - naar men vermoedt - uit Goirle komt, en in de
oostwand der kerk zit een wit marmeren gedenksteen
gemetseld, die een oorkonde achter zich verbergt. De steen
werd aangebracht bij het 300-jarig bestaan der gemeente. Hij
draagt onder andere de jaartallen 1633-1933, het nog in
gebruik zijnde stempel van de Kerkeraad, de bijbelverwijzing
Neb. 4.18a en het opschrift Tilburg en Goirle.
De
historische relatie van de gemeente tot koning Willem II en
het Oranjehuis kreeg sfeervolle gestalte in de grote
zogenaamde koningsbank. Dat is de grote bank tegen een wand,
waarin de koning, tijdens zijn verblijf te Tilburg, met de
zijnen geregeld de dienst bijwoonde. In verband hiermede
heeft de Hervormde Gemeente ook een keer de eer van een
bezoek van koningin Juliana en prins Bernhard genoten. In de
consistoriekamer zagen wij een schilderij met foto en
handtekening van koningin Wilhelmina, een geschenk van H.M.
bij het 300-jarig bestaan van de gemeente.
Kerkschat
Tot de trots
van de gemeente behoort, last but not least, de voor 10.000
gulden verzekerde kerkschat, historisch, ideëel en ook nog
materieel van grote waarde. Deze omvat, alles in zeer zwaar
zilver, een stel voor het H. Avondmaal. Het bestaat uit een
grote, ovalen broodschaal met vier versieringen van eikeloof
met eikels. Aan de onderkant staat gegraveerd: "H.M.
Koningin Anna Paulowna, Grootvorstin van Rusland, aan de
Hervormde Kerk van Tilburg ter herinnering aan H.D. Verblijf
in Maart 1849." Dit verblijf hield verband met het
overlijden van koning Willem II. Het geschenk vormde een
blijk van dankbaarheid voor de belangstelling, die de Ned.
Hervormde gemeente getoond had bij de ziekte en het
overlijden van haar gemaal koning Willem II. Het kerkarchief
bewaart nog het begeleidend schrijven, gedateerd 22 juli
1849 en ondertekend met Anna.
Tot de
kerkschat behoren voorts twee ronde broodschalen en twee
zilveren bekers met randschrift: "Deze bekers behooren toe
de kerck van Tilborch". Ten slotte is er een uitzonderlijk
mooie schenkkan in renaissancestijl als geschenk van de
graaf Van Hogendorp. De inscriptie daarop luidt: "Gijsbertus
Steenbergensis, Grave van Hogendorp van Hofwege Tilburg en
Goirle etc. etc. 1785". De kerk beschikt ook nog over twee
antieke tinnen bekers en tinnen kan voor het H. Avondmaal.
Deze kan komt wellicht eveneens uit Goirle. Om
veiligheidsredenen wordt de zilverschat niet in de kerk
bewaard.
"Koffiedames"
Van dit
alles is in de katholieke Tilburgse gemeenschap weinig
bekend zoals ook het interieur van de Hervormde Kerk lang
tot misschien wel mysterieuze zaken heeft behoord. Daarin is
intussen wel enige kentering gekomen, onder andere ook al
sinds men er iedere zaterdag van 9 tot 5 uur rustig binnen
kan lopen om in de consistoriekamer voor twee kwartjes een
kopje koffie of thee met cake of limonade te gebruiken. De
dames, in de wandeling "koffiedames" genoemd, verkopen ook
diverse zelf of dankzij de bereidwilligheid van anderen
gemaakte artikelen zoals kunstnaaldwerk, tekeningen en uit
hout gesneden voorwerpen. De opbrengst wordt gebruikt voor
allerlei vernieuwingen aan kerk en consistoriekamer.
Bezoekers van de consistoriekamer kunnen de kerk bezichtigen
en nu en dan ook nog wel eens van orgelspel genieten. "Het
draait 's zaterdags lekker! De consistoriekamer zit meestal
vol!" vertelde men ons enthousiast. "En komen hier ook nogal
katholieken?" "Heel veel zelfs!"
Men wordt er
hartelijk ontvangen. 't Is maar dat u het weet!
PIERRE VAN
BEEK