Riel en
zijn onvermoede geheimen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 1 november 1969
Riel - schuur aan de Tilburgse baan - archief
Pierre van Beek
Het zal wel
de verlokking van de uitzonderlijk fraaie herfst zijn
geweest, die ons op zekere dag midden in Riel neerzette met
de wat ongewone intentie de lucht te snuiven van dit stille
dorp en deszelfs landouwen, waar de boer volop bezig was met
het rooien van bieten en mangelpeeën. Onder de rook van
Tilburg - maar vier kilometer er vandaan - zit ge ineens in
de landelijkheid van een dorp, dat kerkelijk tot het bisdom
Breda behoort, maar in wezen eigenlijk niets Baronie-achtigs
bezit. De mensen zijn er helemaal Tilburgs georiënteerd en
ge proeft er Meierij. Niet zo verwonderlijk overigens, want
in de Middeleeuwen en lang daarna maakte Riel met Diessen en
Westelbeers deel van de heerlijkheid Hilvarenbeek uit. De
parochie hoorde niet onder het land van Breda maar onder het
kwartier Oisterwijk van de Meierij van Den Bosch. Pas bij
keizerlijk decreet van 8 november 1810 zag het kerkdorp zich
burgerlijk met Alphen tot één gemeente verenigd.
De naam
Riel, Ryelle, Reyl, komt al in de 14de eeuw voor. In 1333
woont er een Arnoud van Riele in de parochie Gilze. In een
Bossche schepenacte van 1392 is sprake van "Locus qui
dicitur Riel". (Een plaats, die Riel genoemd wordt.) Omtrent
de herkomst van de naam tast men in het duister. Er wordt
wel gedacht aan het woord "rul", dat watergang zou
betekenen, of aan het Middel-Nederlandse "ril" of "rille"
met de betekenis van "voor" of "goot". (Het Engelse "rille"
betekent beekje.) Die beek hebben ze daar in de Oude Ley.
Vandaag hebben we echter eens geprobeerd met méér open oog
en hart dan met historische ballast in het achterhoofd door
Riel te dwalen...
"Ieder zijn
meug", zeggen we met de boer. Een deel van Riel, dat ons
fascineert zal altijd blijven het "Gools Leeg", een breed,
opvallend laag gebied tegen de grenzen van de gemeente
Goirle en Tilburg aan, dat zeer sterk tot de verbeelding
spreekt. Zonder vrees voor overdrijving durven we gerust de
bewering aan, dat ge zoiets nergens vindt voor wat het meest
zuidelijk gedeelte, in de buurt van het Riels Hoefke
betreft. Het ligt hier ingebed tussen de hoge gronden van de
voormalige Brakelse heide en Leeuwerkeneik en de
uitgestrekte Rechte Heide met haar Keltische grafheuvels van
de gemeente Goirle. Vooral die Rechte Heide ligt vele meters
hoger en zo treft men hier een dal aan, dat de bezoeker met
stomme verbazing slaat door zijn onverwacht "buitenlands"
aspect. In het laagste gedeelte van dit dal, waar zwartbonte
koeien grazen, stroomt dan de Oude Ley, die verder
stroomafwaarts de naam van Donge zal gaan dragen.
Fabeltjes
Aangenomen
wordt, dat in prehistorische tijden hier een brede rivier
heeft gestroomd. Deze heeft niet alleen als herinnering aan
haar bestaan het dal maar ook het grint in de Rielse bodem
nagelaten. Er zit hier in de buurt zoveel kiezel in de
grond, dat er ooit de mening zou geheerst hebben, dat de
"kietelkaaien" in de hei te Riel groeiden... Er worden wel
méér fabeltjes verteld, o.a. dat er ooit platte schepen met
hooi vanaf de Biesbos tot Riel over de Donge voeren.
Waarheid is, dat er Rielse boeren in Werkendam en omgeving
het daar door hen gepachte gras gingen hooien. Dit hooi kwam
echter met paard en kar naar Riel.
Water heeft
het "Gools Leeg" tot in de eerste decennia van onze eeuw
genoeg gekend. Het reikte vaak tot aan de Dijk naar Goirle.
Vooral dat deel, dat nu nog "Piet Oomkes Leeg" wordt genoemd
- zowat halfweg tussen de Dijk en het Riels Hoefke gelegen -
zat vol "kwebben" met vis. Restanten van één zo'n "kweb" of
poel zijn daarvan nog overgebleven. De rest bestaat nu uit
vochtig grasland in een deel waarvan de biezen welig tieren.
Aesvoirtshoeve
Ten
zuidoosten van het Riels Hoefke lag eeuwen geleden de
Aesvoirt, een doorwaadbare overgang over de Oude Ley,
waarover de Oude Baan Alphen - Goirle - Tilburg - Oisterwijk
liep. In de 15de eeuw wordt onder Riel herhaaldelijk
gesproken van de Aesvoirtshoeve, gelegen in de parochie Riel
maar in de Eninge van Hilvarenbeek en rondom de gemeynt van
Tilburg, zo zegt F. Smulders. Dat zou wel eens het Riels
Hoefke geweest kunnen zijn ofschoon men ons dit elders
tegensprak. Op de achttiende-eeuwse kaart van Diederik
Zijnen (1760), een onhandelbaar ding van meters in het
vierkant, waarvan het origineel in het Tilburgse
gemeentearchief wordt bewaard en die de archiefambtenaar L.
Langeweg op knappe wijze op een handzamer formaat heeft
overgetekend, komt een "Artsvadershoeve" voor, zo ongeveer
op de plaats van het Riels Hoefke. Zijnen, een Rotterdammer
van geboorte, die als militair-ingenieur in Brabant en ook
in Cochin-China diende, was een onbekende in onze contreien.
Hij is vermoedelijk te veel op de klank afgegaan en heeft
van het vreemde woord "Aesvoirt" naar volksethymologische
methode een iets meer verstaanbaar A(a)rtsvadershoeve
gemaakt. De geleerden moeten daar maar verder over stoeien.
Goede
hoek
Staande op
het stenen bruggetje over de Oude Ley in de Goolse Dijk en
kijkend in de richting van de kerk zit ge in ieder geval wel
in een goede hoek. Het nu geëgaliseerde, driehoekige
pleintje, waar eens zware eikebomen hun schaduw wierpen,
heeft ooit méér vertier gekend dan nu. Rond 1880 lag hier
een boerderij annex café, een typisch boerencafé met blauwe
horretjes voor de ramen. Zekere Hoefman, wiens naam door
zijn spectaculair bestaan nog niet verbleekt is, dreef ze.
Achtereenvolgens kwam die boerderij in bezit van de kinderen
De Vries en de familie De Groot. De boerderij is op 17 april
1957 afgebrand. Slechts een stuk is er van overgebleven. Dit
werd gedeeltelijk tot woonhuis ingericht en daar kijkt Louis
de Vries (76) zo dikwijls als hij wil uit over "Het Leeg".
Onder de hoede van een hoge wilg, die ver uitsteekt boven
het boerderijrestant, waar nog een fris-groene
druivenwingerd met méér goede wil dan zoetsappig resultaat
tegen de zijgevel zijn best doet. Louis zijn vader, Kees de
Vries, die ook niet in de wieg gesmoord is, heeft jarenlang
voor koning Willem II op de Koningshoeven in Tilburg
geboerd.
Vee op
doortocht
In de tijd
van Hoefman en Kees de Vries behoorde bij de boerderij een
grote stalling van wel twintig meter lang. "Een primitief
gedoe want het was er 's winters verduveld koud", zegt een
man die het weten kan. Bij café en pleintje lag een
kruispunt van wegen. Hier passeerde o.a. de Oude Baan, de
huidige Oude Tilburgse Baan, die een gedeelte vormde van de
baan Tilburg - Hoogstraten - Antwerpen en ook viel in de
postroute over Baarle-Nassau naar Turnhout. Het vee, dat van
Turnhout naar Den Bosch werd getransporteerd, overnachtte te
Riel in genoemde stalling. Mede door dit alles behoorde dit
boerencafé, dat geen afzonderlijke naam gevoerd schijn te
hebben, tot het hart van het dorp want daar klopte het
bloed. Zelfs de pastoor uit die tijd achtte het niet beneden
zijn waardigheid hier zijn "driecenter" te komen drinken.
Een "driecenter" was een maar voor driekwart volgeschonken
borreltje. Er werden ook borreltjes besteld, waarvan men met
twee man, dronk. Die kostten vijf cent.
Goolse
zondaars
Het moet in
de tijd van deze zelfde pastoor zijn geweest, dat nogal veel
Goirlenaren in Riel 's zondags naar de kerk kwamen. "De muur
achter in de kerk had zwarte vlekken van het tegenaan
hangen", al zal dat wel niet allemaal van die Goirlenaren
gekomen zijn. Die Goirlenaren waren de pastoor een doorn in
het oog.
Wij zelf
hebben het tientallen jaren geleden al horen vertellen en
men heeft het ons thans in Riel nog eens nadrukkelijk als
historische waarheid bevestigd: die pastoor heeft het
bestaan na de Mis "drie Weesgegroeten voor de bekering van
de Goolse zondaars" te bidden. Se non è vero... Als het niet
waar is, is het toch goed gevonden... De dartelheid van het
lot heeft gewild, dat deze pastoor uitgerekend in het
liefdegesticht te Goirle, dat hij niet zo zeer beminde, is
gestorven. Dit gebeurde op 19 september 1898. Zo ziet men
weer eens hoe wonderbaar Gods wegen zijn!
Pastorietuin
Nabij het
pleintje vegeteert in de schaduw van de hoge bomen van de
pastorietuin nog een langgerekte, oude schuur onder een
scheefgezakt dak van blauwe, rode pannen en stro. Als de
deuren wagenwijd openstaan, gaapt zij u al op een afstand
tegemoet en als ge naderbij komt, wandelt een geur van stof
en droogte uit de donkere spelonk met fors balkwerk naar uw
neusgaten. De schuur vormt het enige nog geheel intacte
reliek van het pleintje, dat eens vol sfeer moet zijn
geweest.
De
niet-toegankelijke, langs één straatzijde met een lelijke
betonschutting en hermetisch afgesloten pastorietuin
verbergt in zijn intimiteit niets minder dan een oase van
stilte en rust zoals ge in Riel niet zoudt zoeken. Vroeger
ging over de plaats van deze tuin, die bij de bouw van de
kerk werd aangelegd, de weg tussen twee eeuwenoude beuken
door. Nog altijd staan er twee eerbiedwaardige beuken. De
oudste hiervan is met zoveel zorg gekoesterd, dat men ooit
een zeer groot gat in zijn stam met een met cement besmeerd
muurtje heeft dichtgemetseld om inwatering te voorkomen.
Wellicht is het daaraan te danken, dat hij nog altijd het
leven heeft. Een veelstammige acacia torst er zijn
bladerkroon naar het licht en onder de hoge kruinen woekert
een ongebreidelde weelde van loofhout, waartussen zich een
met eendekroos begroeide vijver slingert. De tuin is sterk
verwaarloosd maar mede daardoor werkt hij zo karakteristiek.
De hoogste zomerzon slaagt er niet in de weg te vinden door
het dichte lover, zodat hier altijd een schemerig duister
heerst. Dit alles bijeen brengt een sfeer van feodaliteit en
een gevoel alsof hier de dagen trager gaan.
Deze tuin is
natuurlijkerwijze voorbestemd voor toekomstig dorpsparkje
als Riel zijn duidelijk herkenbaar hart heeft gekregen, waar
nu - door de aanleg van het met keien bestrate plein naast
het kerkhof met zijn kosterijpaadje - al naar toe gewerkt
wordt. Laat de vroedschap die tuin, nu eigendom van het
kerkbestuur, maar in de gaten houden!
Brakel
Onder de
buurtschappen, die tezamen Riel vormen, neemt Brakel een
belangrijke plaats in. Juten vertelt er van, dat op het
gehucht Brakel de met grachten omgeven Aarschotse hoeve de
oudste stichting moet zijn geweest van de Tempeliers in deze
streek. Brakel was een afzonderlijk leen, dat laatst in het
bezit was van een Bredase familie Van de Corput. De cijnsen
van dit heerlijk goed werden betaald onder de blote hemel op
de hoek van het Rinkelstraatje. De cijnsheffer moest daarbij
op een wit paard zitten en van twee lange honden vergezeld
zijn. Zowel de naam als het straatje zelf zijn uit Riel
verdwenen. De oudere mensen van Brakel kennen echter nog
beide en zij zullen u op de stafkaart precies aanwijzen waar
het gelegen heeft al is er zelfs geen karspoor meer van
overgebleven. Zijn naam dankte het misschien aan het feit,
dat hier het belastinggeld rinkelde.
Voor Juten,
die vooral zijn licht opstak bij drs. A. Erens, de
archivaris van Tongerlo, staat het vast, dat Brakel behoorde
tot "de hove Ter Braken" of "Van der Braaken" voor wiens
schepenen o.a. 7 september 1436 en ook nog in 1437 en 1461
akten worden opgemaakt. Brakel heeft dus wel meegespeeld in
de Rielse historie.
"Ballagère"
Op een 'n
halve eeuw oude stafkaart hebben we ooit, vlak tegen het
"Bels lijntje" aan, in de buurt van Brakel, richting Alphen,
een vrij groot water ontdekt. Het bestaat niet meer. Het had
zijn ontstaan te danken aan het leggen van de spoorweg. Het
nodige zand werd hier uitgegraven. Later kwam hier "het vuil
spoor", een zijlijntje bij Alphen - Oisterwijk, waar het
stadsvuil van Rotterdam, Den Haag en Amsterdam arriveerde om
op de lage gronden gestort te worden. "De ballagère" noemden
ze in Riel dat water met een vreemd woord, waarvan niemand
wist wat het betekende. Totdat een geleerde op de lumineuze
gedachte kwam eens een Frans woordenboek open te slaan om
daar de woorden "balayeur" en "balayures" te vinden. En die
betekenen respectievelijk "straatveger" en "vuilnis". Toch
blijft er nog een mysterie over, want men verzekerde ons
hardnekkig, dat er al van "ballagère" gesproken werd vóórdat
er ook maar van vuilaanvoer sprake was...
Van één ding
was de Rielse jeugd echter van begin af aan zeker geweest:
de "ballagère" betekende het fijnste en ook het enige
zwemwater, dat er in Riel te vinden viel. Water zo klaar als
glas! Onze zegsman ziet blijkbaar visioenen als hij er met
een onmiskenbaar heimwee over spreekt en zijn verhaal
enthousiast samenvat met: "Wat de Nethe was voor Pallieter,
was de 'ballagère' voor de Rielse jeugd!"...
Daar waar op
Brakel de Alphenseweg begint, ligt een akker met de
eigenaardige naam "De juffrouw". Een Rielenaar, die met naam
genoemd wordt maar al lang ter ziele is, heeft daar ooit een
"juffrouw" gezien. "Zó schoon, dat hij ze niet beschrijven
kon. Ze leek wel van goud"... Van de "verschijning" nooit
meer een spoor, maar sindsdien heet die akker tot heden nog
altijd "De juffrouw" ...
Nog alles
echt
Niemand met
enig gevoel voor landelijk schoon komt op Brakel zonder méér
voorbij aan het kleine boerderijtje van de kinderen Aerts.
Het dringt zich zo zelfverzekerd op bij een bocht van de weg
als een uit-de-tijdse voetganger, die van de automobilisten
hardnekkig zijn plaats onder de zon eist. "Honderden keren
is het al gefotografeerd!" Nou, dan doen wij er vandaag nog
een schepje bij!
We hebben
hier te maken met het meest karakteristieke
boerebedoeningske, dat we in de verre omtrek zouden kunnen
vinden. Zo'n huisje, waarop stedelingen met wat geld achter
de hand verliefd worden en daarom ook wel proberen die
dingen op te fokken. Ge verbaast u dan ook, dat dit hier nog
altijd niet gebeurd is. Nee, hier is nog alles echt en er
wordt nog altijd geboerd. Er werd al dikwijls genoeg geld
voor geboden, maar ge komt er niet aan. Het wordt bewoond
door de kinderen Aerts, twee broers en een zuster van wie de
oudste Kees Aerts 76 jaar is.
Hoe oud het
wel is? "O, dat is misselijk. Ge hadt het vroeger niet
moeten zien. Als ge tegen de muur duwde, viel hij om." Er is
nu echter voor duizenden guldens aan gerestaureerd en zo
kijkt het thans van onder zijn lage dak met zwierige golf
met half dicht geknepen ogen naar de wereld. Op de voorkant
zitten er een duizend bussels nieuw riet op. Zij- en
achterkanten zijn met stro gedekt. Dat zelfde geldt voor het
schaapstalachtige schuurtje, dat met hoogopgeschoten
heggebeuken het intiem erfje aan de achterkant omsluit.
Op de
akker
Een kijk
ver, over de lijn van het "Bels spoor" heen, waar ge met een
auto alleen via de Looienhoek met enige moeite geraken kunt,
bewegen zich twee gebogen gestalten tegen een nog verder
wijkende achtergrond van van de horizon afgegrendelde
bossen. Dat moeten Kees Aerts en zijn broer zijn, die in de
mangelpeeën werken. Die dingen vragen om gerooid te worden,
want het is de tijd, dat de groene en gele akkers van de
zomer weer geleidelijk aan zwart worden met het
voortschrijden van het seizoen. Ge zult voor dat werk zo'n
dag als vandaag beleven als een dagen aanhoudende herfstzon
de aarde droog en rul gemaakt heeft. Dat is iets anders dan
in de modder klauwen!
De
gebroeders leggen het grote mes, waarmee zij het loof van de
peeën snijden, neer bij het verschijnen van de vreemde
snoeshaan met zijn nieuwsgierige vragen. Daar moeten ze eens
goed voor gaan zitten. Met de knieën op de grond en de
achterkant van de klompen als steun, naar klassieke
boerenmanier. Als zelfstandige boer kunt ge u zo'n luxe
veroorloven. Er staat niemand met de chronometer bij. En dan
zult ge vandaag eens een half uur later naar de Alphenseweg
gaan. Een boer van de oude stempel werkt niet naar de klok
maar naar de zon. Kees - ondanks zijn jaren goed bij de
pinken - weet het nog allemaal uit zijn blote hoofd, zodat
hij de aanmoedigingen van zijn jongere broer met een
randloos strohoedje op het hoofd helemaal niet nodig heeft.
Lang
verhaal
Uit de
manier, waarop Kees is gaan zitten, proeven we al, dat het
een lang verhaal gaat worden. Hij begint inderdaad heel ver
van huis. Geleidelijk aan trekt dan de processie van mensen
voorbij, die in het boerderijtje gewoond hebben. Hele
familieverhalen van lief en leed, oorlog en vrede, met alle
omstandigheden er bij - net als in de biechtstoel. We pikken
daar alleen uit, dat het Brakelse boerderijtje bewoond is
geweest door Frans Bekkers-Aerts, Jaoneke Arts-Jansen, Frans
Kennis, J. v.d. Hout en Bart Vermetten.
De zon is
intussen laag aan de hemel gezakt. De al van hun loof
ontdane maar nog niet gerooide mangelwortelen met hun
platte, blanke koppen als grote rijksdaalders, tekenen lange
schaduwen op de grond, die in een akker vol draketanden
veranderd schijnt. Als Millet nu hier voorbij kwam, zou hij
een schilderij maken. Een nieuwe Angelus of zoiets, zonder
vrouw maar met drie mannen er op...
PIERRE VAN
BEEK