CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Commanderij "Ter Brake" te Alphen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 18 oktober 1969

 

In de voorbije zomer is de commanderij "Ter Brake" in het nieuws geweest in verband met het blootkomen van oude kelderresten bij de Prinsehoef te Alphen. Menigeen heeft zich toen wellicht afgevraagd: Wat is dat toch met die commanderij, met die Tempeliers en Malthezer Ridders, die daar ooit een rol hebben gespeeld? De vraag is dan beslist niet voor de eerste keer gesteld. Ze heeft in het verleden reeds tal van schrijvers geïntrigeerd zoals Gramaye, Van Goor, Van der Aa, Sasse van Ysselt, om er enige te noemen. Nu eens is er daarbij sprake van een klooster met cellen, dan van een hofstad. Maar met het naadje van de kous komt niemand voor de dag. Tekeningen van de commanderij zijn er niet bekend.

De gedane publicaties verschenen in gespecialiseerde tijdschriften en kwamen daardoor niet onder de aandacht van de grote massa. Toch geloven wij, dat hiervoor onder de mensen van Alphen en in brede kring daarbuiten belangstelling bestaat. Vooral ook gezien een zich de laatste jaren - vermoedelijk als reactie op al te veel bloedloze zakelijkheid en hardheid - manifesterende drang zich met een nog niet als zodanig onderkend heimwee terug te buigen over het verleden en daarmee verband houdende oude dingen. Daar willen we dan wel een handje bij helpen. Vandaag op de eerste plaats met de Alphense commanderij. Te meer daar, na genoemde schrijvers, J.P.W.A. Smits in Taxandria ooit met heel interessante bijzonderheden voor de dag is gekomen.

 

De huidige Prinsehoef ligt, rijdende vanaf de dorpskom van Alphen naar het gehucht Terover, rechts van de weg midden in de akkers. Even over de overweg leidt er een kaarsrechte met bomen beplante zandweg heen, die de oude beukenlaan vervangt, welke eens toegang gaf tot de commanderij. De boerderij gaat enigszins schuil onder bomen. Dit geldt echter niet voor de grote, met riet gedekte schuur. Deze trekt met haar sierlijke dakgolven en grote afmeting direct de aandacht, omdat ze als het ware drijft midden in de zee van akkers zoals eens de ark van Noë gedreven moet hebben op de wateren. Soms ook zien we haar in het voorbijrijden als een tot in het bespottelijke vergroot pelsdier uit voorhistorische tijden. Een anachronisme waarvoor geen plaats meer is op deze wereld, maar dat toevallig toch nog een functie vervult in het accentueren van de rust der wijde Alphense velden. Het was hier, op deze plaats, dat eens het Hof Ter Brake stond. Dit vormde een eigen heerlijkheid, welke cijnsplichtig was aan Echternach. Onder de commanderij behoorden vele goederen. Vanaf ongeveer 1100 tot 1312 ressorteerden deze onder de Tempeliers. Na de opheffing van deze orde gingen de goederen over aan de Joannieters. Dezen bleven tot 1648 toen bij de vrede van Munster de goederen aan de Heren van Breda werden toegewezen.

 

Twee ridderorden

De Tempeliers vormden een in 1119 te Jeruzalem gestichte geestelijke ridderorde voor geestelijke en militaire verdediging van het H. Land. Na de ongelukkige afloop der kruistochten werd zij naar Europa teruggetrokken. Daar was de orde ook op ander terrein, o.a. op financieel gebied werkzaam. Door jaloezie en verslapte tucht als gevolg van de rijkdom ontstond er een ongunstige opinie over hen. Philips de Schone beschuldigde de orde van geloofsafval en zedeloosheid. Dit leidde mede tot het beruchte Tempeliersproces, waarna de orde in 1312 door Paus Clemens V werd opgeheven. Een deel der bezittingen werd toen toegewezen aan de Joannieters, later ook wel Malthezer Ridders genoemd. Ook dit was een geestelijke ridderorde, door de Paus in 1113 goedgekeurd. Zij ontleende haar laatste naam aan het eiland Malta in de Middellandse Zee, waar van 1530-1798 de zetel was gevestigd. Haar werkterrein bestreek de liefdadigheid, speciaal de ziekenverpleging in tijden van oorlog en vrede. Zij stichtte verscheidene ziekenhuizen. Men kent ook protestantse Joannieters met eenzelfde doel. Dezen staan echter geheel los van de Ridders van Malta.

Dit waren dus degenen, die op Hof Ter Brake geregeerd hebben. Duidelijk spreekt hieruit met wat voor een oude, historische plek men hier te maken heeft.

 

Veel details

Op de commanderij is geboren mgr. W. van Hees J.C.L., kanunnik van Zundert. Dankzij diens aantekeningen en wat er verder uit de archieven van Alphen en Chaam kon worden opgediept, is J.P.W.A. Smits er tientallen jaren geleden in geslaagd heel wat bijzonderheden over de voormalige situatie te weten te komen. Hij berichtte daarvan destijds in Taxandria, er daarbij van uitgaande, dat degenen gelijk hebben, die bewezen dat de gebouwen groter waren en méér plaats innamen dan nog aanwezige fundamenten uitwijzen. Smits geeft een zeer gedetailleerde beschrijving, waaraan wij een ander willen ontlenen.

Het woonhuis bestond destijds uit een hoofdgebouw, waarvan de lengteas Noord-Zuid liep en dat 7,7 meter breed, ongeveer 16,5 meter lang was en drie ineenlopende vertrekken vormde. In zijn lengteas was het huis symmetrisch maar dit gold niet voor de opstand. Twee vertrekken lagen iets hoger dan de vloer omdat daaronder een dubbele kelder lag. De zolder werd verlicht door enkele "bolcozijnen". Tegen dit hoofdgebouw stonden aan de westkant enige vertrekken geleund. Men vond er een kamer voor het personeel, een opkamer boven een kelder en een "moos". Deze laatste kwam uit in de koestal, die ten noorden van het hoofdgebouw was aangebouwd.

 

Reuzenlinde

Staande met de rug tegen de oostgevel zag men links een stenen paardenstal en een schaapskooi, rechts op enkele meters afstand daarvan een geweldige dikke linde en weer een vijftien meter verder de kapel van de commanderij. Van die linde weten de huidige bewoners van de Prinsehoef nog te vertellen. Zij is nu verdwenen maar men heeft haar nog gekend. De stam had op borsthoogte een omvang van 6,38 meter en de hoogte werd op 30 tot 35 meter geschat. De boom beheerste niet alleen de historische plek maar de hele omgeving. Hij trok zelfs zodanig de aandacht, dat men deze linde beschreven vindt in het Franstalige boek van dr. Chalon, getiteld "Arbres remarquables de Belgique". In de eerste serie paradeert daar onder nr. 14 "Le tilleul d'Alphen" (de linde van Alphen) al behoort naar wij menen te weten Alphen niet tot België.

 

St. Janskapel

De aan St. Jan toegewijde kapel der commanderij wordt beschreven als een klein, zeer eenvoudig gebouw, vier traveeën diep, rechthoekig gesloten, versierd met een houten (ton?)gewelf, beschilderd met engelenfiguren. Aan de voorkant droeg de bovenzijde van de gevel een bescheiden vierkant torentje. Dit alles volgens een tekening van de landmeter H. Verhees uit Boxtel, die de kapel 25 nov. 1809 schetste.

Het hoevecomplex was nagenoeg geheel omgeven door een brede gracht, die meestal droog stond. Zij sloot een complex van 3,5 ha in. Aan de zuidoostkant lag de Brakewouwer, lopende van west naar oost met een lengte van 250 meter en een breedte van 14 resp. 20 meter. Deze had een lange dwarsarm naar het zuiden. Van deze wouwer en trouwens van 't ganse Hof Ter Brake heeft zich de sage meester gemaakt. De hele kabouterwereld is daar in actie gekomen om in één nacht diepe grachten te graven om "het kasteel" en ook nog grote wallen op te werpen. Voordat de haan des morgens kraaide, was dat allemaal klaar. Zo knap zijn die kabouters van "Alfheim" geweest! Daar sagen wel eens een kern van waarheid bezitten, zijn er mensen die hier een burcht zien en in een nog verder nevelig verleden misschien een versterkt herenhuis van St. Willibrordus.

 

Vernieuwing

Het huis waarvan we hierboven eerder spraken, moet op het einde van de 17de eeuw al heel oud en erg versleten zijn geweest. In de zomer van 1698 werd er voor de kapitale som van f 1545,- aan gerestaureerd. Daarbij bleven van het oude gebouw eigenlijk alleen nog het dak en een deel van de muren over. Ook over de inrichting van dit vernieuwde huis bestaan vrij uitvoerige notities. Daarin wordt gesproken van een lange voorgevel, een deur in het midden, drie kruisvensters aan weerskanten, elk met vier tralies en twaalf muurankers. De deur bestond uit een beneden- en een bovenhelft en droeg een klink met ring. Na de deur kwam men in "de keuken". Rechts lag een diepe schouw van 2,5 meter lang, waarvan de stookplaats aan weerskanten met witte tegels was bezet. In dit vertrek trof men twee bedsteden en vier deuren aan, die tot nabijgelegen vertrekken toegang gaven.

Het is verleidelijk uitvoerig op de verdere inrichting in te gaan. We bepalen ons echter tot de kelders, daar resten daarvan ook nu nog een rol spelen. Één der twee oude kelders kreeg een nieuw gewelf, de andere - die onder de keuken - werd geslecht. De eertijds in het zuidelijke deel gelegen ingang verplaatste men naar de keuken. Vervolgens werd er een nieuwe boerenkelder onder de westelijk gelegen opkamer aangebracht. Het keldert er dus nogal. Kabouters hielden er de ratten en muizen weg. Spoken deed het er ook en in het naburige bos leefde het mysterieuze "Manneke van de Dekt", waarmee de kinderen werden zoetgehouden...

Vermoedelijk is het gebouw, dat sedert de 19de eeuw Prinsehoef heet, nadien onveranderd gebleven. Het behoorde tot het domein van prins Frederik. In 1860 werd het gebouw definitief afgebroken om plaats te maken voor een gewone boerenwoning. Tegelijkertijd verdween ook de oude, dubbele koestal.

 

Bewoners

En nu eens kijken wie er zoal op de hoeve hebben gewoond. In 1587 was dit de pachter Adriaan Cornelis Rueliszoon. Hij nam op verzoek het burgemeesterschap van Alphen op zich. Dit doet merkwaardig aan omdat toen de hoeve niet tot de dorpsgemeenschap gerekend werd. Hof Ter Brake vormde een eigen rechtsgebied. In 1689 zat er Hendrik Gorissen al enige tijd. Hij huurde in dat jaar de hoeve opnieuw in voor zes jaar voor een bedrag van f 130,-. Een voorwaarde van het domein was, dat er geen bier voor geld mocht worden getapt. Dit verbod is later opgeheven want Arnoldus van Gorp had er van 1811-1829 een koopbrouwerij. Deze bracht hij later naar het dorp over.

Van 1829-1835 pachtte Dingeman(?) Hendrickx het goed; van 1835-1874 Henricus Antonius van Hees. Deze was getrouwd met Cornelia van Gorp van "de akkermolen", welke molen vijf minuten ten zuiden van het dorp stond en in 1919 afgebroken is. Het betrof hier een rosoliemolen, gedreven door Cornelia's ouders, die de grootouders van mgr. Van Hees waren. In 1874 kwam op de Prinsehoef Johannes Hendrickx, kleinzoon van de reeds vermelde Hendrickx. Hij was getrouwd met Johanna, dochter van H.A. van Hees en kocht in 1887 van het domein de Prinsehoef met bijbehorende landerijen, bos, water en heide, behalve het bos op De Dekt. De oude paardestal en schaapskooi waren in 1920 niet meer aanwezig. Doordat de paardestal tijdens de Belgische opstand voor militaire inkwartiering werd gebruikt, kreeg ze de naam van "lanciersstal". De later als schop gebruikte schaapskooi is in 1905 afgebroken.

 

Afbraak kapel

Op het einde van de 17de eeuw vonden in de St. Janskapel geen godsdienstoefeningen meer plaats. Volgens het pachtcontract was de bewoner van de hoeve voor de wekelijkse missen aansprakelijk. De redactie van de betrokken clausule zat echter zodanig in elkaar, dat er van de verplichting praktisch niets overbleef. Al waren er geen kerkelijke diensten meer, de gang naar de kapel had zo diep wortel geschoten, dat hier tot aan haar afbraak in 1830 en ook nog later schaapherders toch nog op de plaats waar de kapel gestaan had, de voorspraak voor hun kudden kwamen afsmeken. Het beschilderde gewelf van de kapel was naar de knechtenkamer in de hoeve verhuisd. Thans vindt men op het punt van de toegangsdreef tot de Prinsehoef een aan St. Jan gewijde veldkapel, die daar op instigatie van pastoor Binck, als herinnering aan wat eens was, werd geplaatst. De gracht van de Brakewouwer, die eens zeer visrijk was, werd gedempt van 1880-1890. De andere grachten gingen dicht van 1888-1911. De zijarm bestond, hoewel helemaal dichtgegroeid, nog na 1920. Nu ziet men alleen nog een bodeminzinking in het terrein.

Voor wie dit alles weet, blijft het gebied van de Prinsehoef, die thans bewoond wordt door Gust Hendrickx, nog altijd een fascinerende invloed uitoefenen in de akkers van dat oude Alphen. Ge kunt er moeilijk aan voorbijrijden zonder dat de gedachten even stil blijven staan bij het verleden. Volgens een getuigenis van Alphons Wouters in 1875 kan men de hele geschiedenis van de commanderij, vanaf de oprichting tot de opheffing van dit hof, vinden in de Nationale Bibliotheek te Parijs. Er is daar nauwelijks enig onderzoek ingesteld. Één boekje hierover blijkt echter verdwenen. Men herinnerde er zich te Parijs niet meer van dan dat het "in een vreemde taal" geschreven was. Dat kan dan wel eens Nederlands geweest zijn...

 

Klein kerkje

Een geheel ander object in Alphen vormt het kerkje op de splitsing van de weg Baarle-Nassau en Terover - Poppel, dat zich na de kalefaterbeurt van de voorbije zomer daar zo uitdagend opdringt. Het dateert van 1820 en was in het verleden steeds in protestantse handen. Men kan het zien als compensatie-object van de katholieken om weer in het bezit te komen van hun na de Munsterse vrede in beslag genomen kerk. Bij K.B. van 11 augustus 1820 kregen de katholieken hun later in 1909 gesloopte kerk met tweederde van de bijbehorende goederen terug. Zij moesten de Hervormde Gemeente een uitkering doen van f 1600,- en daarvoor werd dit protestantse bedehuisje gebouwd. Af en toe kwam hier een dominee van Chaam dienst doen. Dit geschiedde tot voor de laatste oorlog. Aanvankelijk werd het kerkje gedeeltelijk aan het gezicht onttrokken door een wel drie meter hoge haag. Deze is later met toestemming van de diaconie verwijderd. Rond 1959 kocht de gemeente het gebouwtje van de diaconie, die daarbij als voorwaarde stelde, dat er in geen geval een katholiek bedehuis of devotiekapel van gemaakt mocht worden. Nu, daaraan heeft men zich ook gehouden.

 

Streekmuseum

Het kerkje werd in 1959 tot oudheidkundig streekmuseum ingericht. Het is praktisch altijd gesloten, maar voor een bezoek kan men zich wenden tot het nabijgelegen gemeentehuis of tot de koster, de heer A. Oomen, die in het meer dan drie eeuwen oude pand onder de lindebomen, Heuvelstraat, woont. De boogramen in het kerkje zijn juist wat te onhandig hoog om er eens op zijn gemak binnen te gluren. Daarbinnen wordt men geconfronteerd met wat er voor de gemeente zelf kon behouden worden van de bij vele opgravingen gedane vondsten. Deze zijn te opmerkelijker omdat in Alphen de lijn getrokken kan worden van de Steentijd naar de Bronstijd, de IJzertijd, Romeinse en Merovingische tijd.

Bijzonder trots is men in Alphen in geïnteresseerde kring op het in 1950 ontdekte zg. Merovingische grafveld, op het terrein van de fruitkwekerij "Alfheim". Bij de gedeeltelijke blootlegging hiervan kwamen drieënveertig graven met de gebruikelijke bijgiften aan het licht. De hierbij opgegraven voorwerpen zijn, in tegenstelling met de talrijke her en der verspreide vondsten van vroegere datum, voor Alphen behouden en in het streekmuseum geëxposeerd. Daar treft men tevens, op natuurlijke grootte, de reconstructie aan van een mannengraf en een vrouwengraf met originele grafgiften.

Wie Alphen beleven wil aan de hand van hetgeen wij daarover in de voorbije zomer publiceerden, mag zeker het streekmuseum niet overslaan, want het is vooral in zijn prehistorie en geschiedenis, dat deze interessante gemeente tot spreken komt voor wie de taal der dingen weet te verstaan.

 

PIERRE VAN BEEK