CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol


Het Korvelplein in vroeger staat met de eerste kerk


Korvel had steeds een eigen gezicht

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 9 oktober 1971

 

Tilburg is ontstaan uit een samenraapsel van elf tot twaalf zg. herdgangen. Een aantal verspreid liggende gehuchten, waarvan de zichtbare sporen eigenlijk pas in onze dagen verdwenen zijn. Één zo'n herdgang was Korvel. De verschillende conglomeraties onderscheidden zich door een eigen leven, dat van de centra Heuvel en Heike meer of minder afweek al naargelang de verbinding hiermede beter of slechter was. De Heikant heeft het eigenlijk het langst volgehouden zichzelf te blijven. Gezien zijn voormalige geïsoleerde ligging wekt dit geen verwondering. Korvel kreeg reeds veel eerder zijn aansluiting met "de stad", maar desniettegenstaande hield het tóch lang zijn eigen karakter. Met zijn levendige, sociaal aangelegde en wat bonte bevolking, die zich om een paar vooraanstaande families groepeerde, was Korvel eigenlijk steeds een dorp op zich. De Korvelse mens was actief en rijk aan initiatief. Met een barokke zwier greep hij graag iedere gelegenheid aan tot feest- en pretmaken. En dat doet hij nog wel. Op Korvel kon het derhalve plezierig zijn.

Buiten Het Laar en de Berkdijk behoorden tot de wijk ook Klein Oel (Oerle), "de Poel" en "het Korvels Huukske" met zijn nogal warmbloedige bevolking, waaronder verschillen van opinie niet altijd even zachtzinnig maar wél wat eigengereid geregeld werden. Dit was ook het land van de volkstypes, wier namen nog hier en daar in Tilburg voortleven. Dat is nu verder alles verleden tijd, maar eens gaf het allemaal aan Korvel een specifieke kleur. Zodoende valt er over Korvel nogal iets te vertellen. Wat we dan ook voornemens zijn te doen.

 

 

Van het hedendaagse Korvel naar het Korvel in de Middeleeuwen betekent een heel diepe duik in een nevelig verleden. In het licht van wat er uit deze periode te brengen valt, is "Middeleeuwen" ook een heel dik woord. Maar om rond 1450 gaat het toch en daarbij zitten we in ieder geval nog in de Middeleeuwen. Om hier te geraken moesten we terecht bij F. Smulders, de man, die het grootste deel van zijn leven een deskundige neus in oude papieren steekt en daar menig ding tegen komt, dat hij helemaal niet zoekt maar toch het noteren waard acht. Indachtig het woord, dat het licht niet onder de korenmaat moet blijven, maken wij van zijn gegevens een dankbaar gebruik.

Zo heel veel bestaat er niet uit die oude tijd over Korvel. Tot heden beperkt de oogst zich tot wat losse snippers. Overigens toch wel interessante, te meer daar die gegevens zeker op Korvel niet zo maar voor het grijpen liggen. Ze hebben weinig publiciteit genoten. Men ontmoet daarin allerlei namen, die bij de oudere inwoners misschien wel een lichtje ontsteken, omdat er hier en daar nog iets in al of niet gewijzigde vorm van voortleeft. Al was het enkel slechts in een alleen bij boeren bekende akkernaam.

 

Van namen gesproken kijken we natuurlijk allereerst naar de naam Korvel zelf. Waar komt die eigenlijk vandaan? Een positief antwoord daarop valt niet te geven. Het moet derhalve bij gissingen blijven.

In de Bossche Schepenprotokollen van 1350 staat vermeld: "In villa de Corvelle", dat betekent in het dorp Korvel. In 1430 en 1440 is er sprake van een "heertganck Corfel". De kern daarvan was het latere Korvelplein, waar omheen toen reeds huizen stonden. Dit plein werd in 1433 "die Hovel" en in 1450 "de Plaets" genoemd. Korvel heeft derhalve ook ooit zijn "Heuvel" gehad. In deze tijd stonden op Korvel trouwens méér huizen dan op de Heuvel van het centrum. Korvel had ook rondom "de Plaets" meer akkers liggen. Men had hier te maken met een echt landbouwgebied. Op Oerle stond in 1385 al een windmolen. Dit blijkt uit een akte in de Bossche Protokollen. De vermoedelijk uit St. Michielsgestel afkomstige Jan van Gestel, pastoor te Tilburg, maant daarin - wegens drie jaar achterstalligheid - Aert Berthout, zoon van Jan Backe van Tilborgh, de jaarlijkse vijf mud rogge te leveren uit de helft van de windmolen van Veldhoven en Oerle. Voor wat de naam betreft denkt Smulders, dat deze misschien ook wel ooit Korveloo geweest kan zijn. De gedachten gaan ook uit naar "Korenveld" daar de wijk door akkers omgeven was. Weten doet het uiteindelijk niemand.

 

"Die Juupt"

Onder Korvel viel een stuk van de "gemene gronden", dat de zonderlinge naam van "die Juupt" droeg, ook wel gespeld als "die Duupt", "die Quupt" en "Djuipet". Aan "die Juupt" lagen een wei, 't Ven en Molslant. Dit laatste ontleende zijn benaming aan de familie Mol, die later Mols zou gaan heten. Een heel oude familie was dat, want men treft ze reeds aan onder Tilburg in het Cijnsboek van 1380. In de richting van Oerle stond een huis "die Juupt" en binnen de herdgang lag ook nog een "Juupstraet". Alles bij elkaar "juupte" het er dus nog al. En dat is alles wat hiervan te vertellen valt.

Een meer vertrouwde klank ontmoeten de Tilburgse oren met de als naam niet meer bestaande "Poelstraet", die vroeger, d.w.z. in de twintiger jaren van onze eeuw, helemaal doorliep achter het Sportpark naar de Goirleseweg. Deze straat wordt vermeld in 1446 en dan ligt daaraan een eikebos. Aan de Poelstraet lagen bij "Die Poel" verschillende weilanden, "De Poel" of "'t Poelken" geheten. Tenslotte stond daar in de buurt ook nog een huis op 't Goed "ten Poel".

In 1429 blijkt er al een "Nustraet" te bestaan, die vier jaar later Nieuwestraat genoemd wordt. Zij kruiste in de buurt van de Pruilhoek en het Haringseind (Herringsend), een naam vermoedelijk afkomstig van Herdgangseind, een van Korvel helemaal naar Moerenburg in de richting Oisterwijk gaande waterloop. Aan die Nustraet stonden reeds enige huizen.

 

Sinterklaasstok

Sprekende over Oerle hebben wij met name gedacht aan "Klein Oel", omdat dit het dichtst bij het Korvelplein lag en bij de latere parochie Korvel werd ingedeeld. Er is echter ook nog sprake van een zuidelijker gelegen Groot Oel of Oerle. Of en hoever we dit tot Korvel mogen rekenen, weten we nu. In ieder geval willen we in dit verband toch ook melding maken van een rond 1450 voorkomend Kerckven en van de daar in de buurt staande "Sinterclausstock". De ligging van 't Kerckven is niet bekend. Het schijnt een stuk gemeynt of "gemene grond" te zijn geweest, hoewel daar enige huizen stonden en er ook landerijen lagen.

Bij de verklaring van het woord "stock" heeft men zowel aan een kapelletje als aan een offerblok gedacht. Er zou hier derhalve sprake kunnen zijn van een Sinterklaaskapelletje, zoals die wel elders voorkwamen. Aan de Heikant in Tilburg hadden we een Sinte Quereinstock, een naam die nog in een straataanduiding levendig wordt gehouden. Bij onze Sinterclausstock woonde een familie Oerlemans. Of het nu om een kapelletje of om een offerblok met een beeldje tegen een boomstam gaat, de "stock" zal in ieder geval wel langs een verkeersweg hebben gestaan. Smulders meent, dat dit misschien de Heerstraat was, die door de gemeijnt van Korvel in de richting van de Koningsvoort liep. Aan die Heerbaan (de Goirlesebaan?) lag 't land "Die Bocht".

 

"De Bocht"

Onder een "bocht" verstond men eertijds een omwald stuk grond. Dit werd ook wel aangeduid als "gelookt" en "blok". Zo treft men thans te Goirle aan de Poppelseweg nog een gebied aan, dat de naam "de Blok" draagt. Men sprak ook van "een bocht lands" of een erfenisse in een "bocht" gelegen. Wij vestigen er hier tevens de aandacht op, dat in de 17de eeuw in een Oisterwijks Cijnsboek op de scheiding van Tilburg en Goirle een heideveld de naam van Catsbocht draagt. Tot in onze dagen heeft een uit de richting Riel komend waterloopje, dat "Catsbocht" (Katsbogt) heet, de grensscheiding tussen Tilburg en Goirle gevormd. Het stak ten noorden van de verdwenen "Barrier" de Goirleseweg over, deed hetzelfde bij de Nieuwe Goirleseweg en mondde daarna in de Leij uit. Dit stroompje zit bij de aanleg van de nieuwe verkeersweg om Tilburg in het gedrang. Niet ver van die "Catsbocht" kennen we thans, op het territoir van Goirle, het instituut "Huize in De Bocht", voorheen "De Bocht" geheten, een naam die hier ook reeds vigeerde toen het alleen nog om een landhuis ging.

 

Schoolmeester

Na deze toponymische afdwaling belanden we, met een sprong van een paar eeuwen, weer op Korvel. Brabant was toen wingewest en de protestantse Staten van Holland deelden er de lakens uit. Dat betekende o.a. ook, dat de schoolmeesters politiek en religieus gereformeerd moesten zijn. Tilburg kwam voor vier meesters in aanmerking. Rond 1700 bezat 't Heike de hoofdschool en dan waren er bijscholen op de Veldhoven, de Heikant en Korvel. De benoeming voor 't Heike kwam toe aan de Raad van State en die voor de bijscholen vormde een punt van bakkeleien tussen het dorpsbestuur en de Heer van Tilburg. O.a. deed zich zo'n geval voor toen op 18 juni 1759 Christoffel Crap tot meester op Korvel werd benoemd. Gijsbertus Steenbergensis van Hogendorp, de Tilburgse heer, vond dat uitgerekend de benoeming voor Korvel aan hem toekwam, een opvatting, die drost en schepenen niet deelden.

Korvel had intussen reeds in 1649 zijn eerste gereformeerde schoolmeester gekregen. Daarmede deed de familie Van de Hamme haar intrede op Korvel. In 80 jaar tijd heeft deze familie drie maal de Korvelse school bediend! Ze waren op Korvel met dit onderwijs niet erg ingenomen. Bij de Gereformeerde Kerkeraad kwamen dan ook klachten binnen over de toeloop naar de zg. kwezelschooltjes. Wat daaronder verstaan moest worden, hebben we reeds in ons artikel over kwezels in dit blad van 17-2-1971 gezien.

 

Veel boeken

Over hetgeen de meesters zelf presteerden, zijn we maar slecht ingelicht. Wel beschikken we over een uit 1738 stammende inventarisatie met boekenlijst van Lodewijck van de Hamme, die van 1671-1738 de schoolmeester van Korvel was. De man beschikte - zo lezen we in Brabants Heem - over twee manden vol boeken, waarvan sommige de klassieken betroffen. Dat ziet er nogal indrukwekkend uit. We dienen daarmee echter toch voorzichtig te zijn als we aan de hand daarvan zijn culturele standing willen bepalen. Zo komen op de lijst o.a. medische werken voor en manuscripten van doctor Paulus Scholt, die in Tilburg geneesheer was van 1668-1711. Deze dokter nu was een schoonbroer van Lodewijck van de Hamme. Het ziet er naar uit, dat een deel van de doktersbibliotheek bij de schoolmeester terecht is gekomen, na diens overlijden. Dit kan ook gelden voor een aantal Latijnse werken, w.o. de Metamorphosen van Ovidius. Julius Caesar is ook vertegenwoordigd. De boekenlijst spelt "Sesar". Er komen trouwens in meerdere titels fouten voor. Dit zal wel de schuld zijn van de secretarisklerk Govert Bles, die de titels door erfgenamen op hoorde noemen.

 

Tegenstelling

De lijst bevat voorts nogal wat reisverhalen, werken over geschiedenis en religie. Daarvoor kan Van de Hamme wel persoonlijk geïnteresseerd zijn geweest, want de tegenstellingen tussen katholieken en protestanten waren toen in Tilburg nogal sterk en de laatsten kregen niet veel voet aan de grond. Dat blijkt o.a. ook uit een akte van de Kerkeraad. Deze heeft een bloemrijke, in het Gemeentearchief aanwezige klacht gecomponeerd. Daarin wordt bv. gezegd: "De Gereformeerde gemeijnte is hier maar als een hutken in den wijngaerdt, als een nachthutken in de komkommerhof, als een belegerde stad, omreingd van vele duysenden van het Pausdom." Een Frans werk "Excellente traité"... en twee boeken over Italiaans boekhouden, die eveneens in de bibliotheek voorkwamen, kunnen van Lodewijcks vader, Jan Gilles van de Hamme afkomstig zijn geweest. Deze heeft indertijd in Tilburg per advertentie onderwijs in Frans en boekhouden aangeboden.

Het is moeilijk aan te nemen, dat Lodewijck van de Hamme een klassiek gevormd man was. De 17de eeuwse meesters van bijscholen behoefden niet zo veel te kennen. Er heeft zich wel ooit een invalide geworden werkman bekwaam geoordeeld om bijschoolmeester te worden. De betaling was er ook naar. In 1745 had de Korvelse meester Willem Bain een traktement van f 100,- per jaar plus ongeveer f 40,- schoolgeld.

 

Fabrikant Diepen legde keiweg naar "de stad"

Een belangrijk jaar voor Korvel was 1828 toen de wijk door een steenweg met "de stad" verbonden werd, een keiweg die zich o.a. hierdoor kenmerkte, dat hij niet door de gemeente maar door de fabrikanten Diepen, Jellinghaus en Co werd aangelegd en die in de volksmond "de keiweg van Diepen" werd genoemd.

Dit geval heeft zijn voorgeschiedenis. In 1825 werd in Tilburg de nieuw geprojecteerde weg Breda-Tilburg-Den Bosch uitgezet, waarvan wel ten onrechte is aangenomen, dat hij ook door Napoleon gelegd werd. Mogelijk is die verkeerde opvatting ontstaan doordat de er voor gebruikte keien "Napoleonskoppen" genoemd werden. Korvel had op zijn achterste benen gestaan om die verbinding door de wijk te krijgen. 180 personen rekestreerden er voor, maar de commissie ad hoc kreeg bij de koning nul op het rekest. Tot dan toe had de verbinding met Breda over Korvel gelopen. Hieraan dreigde nu een eind te komen. Korvel zou in het zand blijven zitten en zelfs méér geïsoleerd raken. De nieuwe Bredaseweg zou vanaf de "Eerste Barrier" dwars door de Schijfse Akkers naar de Zomerstraat lopen. Niks aan te doen? Ja, toch wel. "Als wij die harde weg niet krijgen," zei Diepen, die er voor zijn fabriek uiteraard groot belang bij had, "dan zullen wij er zelf een leggen." De fabriek was toen voor al haar transport op verkeer per as en paardentractie aangewezen. Vooral 's winters moest men vaak door de modder ploegen.

 

Eerste steen

Op 10 oktober 1828 werd de eerste steen gelegd voor een keiweg, lopende van Korvel door het "Herringsend" naar café "de Engel" in de Zomerstraat, waar hij aansloot op de nieuwe rijksweg. De gemeente verleende overigens, desgevraagd, een subsidie. De steenlegging vond plaats voor de fabriek aan het Korvelplein. De eerste werd gelegd door de 10-jarige H. Diepen, de tweede door de 5-jarige W. Jellinghaus en de derde door de 6-jarige W.H. van Roessel. Vermoedelijk de jongste "keileggers", die Tilburg ooit aan de slag heeft gezien. De oude "keiweg van Diepen" is inmiddels weer reeds lang verdwenen om plaats te maken voor asfaltering. Dat gebeurde in de twintiger jaren van onze eeuw. De weg heeft toen een hele tijd open gelegen en er is door de neringdoenden aardig wat afgefoeterd, waarvan men de neerslag in ingezonden stukken in de kranten van die dagen terug kan vinden. Korvel zou echter Korvel niet geweest zijn als men, na alle geleden leed, van de opening geen feest had gemaakt.

Vele jaren is de oude Korvelseweg van het begin tot het einde aan weerskanten met bomen uitgerust geweest, waaronder het in de lommer goed wandelen was en welke bomen met hun kruinen de lage huisjes uit die tijd camoufleerden.

 

Hoog bezoek

Een groots moment beleefde Korvel bij het bezoek van Koning Willem I aan Tilburg, einde van juni 1829, toen de vorst op doorreis was naar Turnhout. Na ontvangst en audiëntie op het stadhuis en bezoek van kerken reed de vorst naar Korvel ter bezichtiging van de fabriek van Diepen, Jellinghaus en Co. De fabriek was voor deze gelegenheid aan de voorkant met lakens, die als guirlandes fungeerden, behangen. De plaats was uitgerust met duur rood laken en de trappen waren met laken van mindere kwaliteit bedekt. Voor de fabriek en de woningen van de firmanten trof de koning erebogen aan.

De dagboekschrijver de Beer verhaalt, dat hij was aangewezen om bij de aankomst van de vorst het werkvolk een teken te geven wanneer het "hoera" diende te gaan roepen. De koning bleef ongeveer drie kwartier in het bedrijf. Er heeft op Korvel twee dagen een feestverlichting gebrand, maar dat was iets later "omdat het 's maandags en dinsdags onophoudelijk heeft geregend, zodat het niet eerder kon" voegt De Beer er consciëntieus aan toe. Het werkvolk werd op 29 juni getrakteerd op "bier, koffie en boterhammen".

 

Koning in Goirle begroet als "èrme sukkelèèr"

Via Goirle en Poppel is de koning na zijn visite naar Turnhout gereden. In Goirle heeft zich bij de doortocht nog een kostelijk voorval afgespeeld als we de overlevering mogen geloven.

De koning was blijkbaar zo geïnteresseerd voor het bedrijf van Diepen, dat hij Nicolaas Diepen uitnodigde hem in zijn koets naar Goirle te vergezellen teneinde nog wat meer over de fabricage van lakens te vertellen. Het lijkt nu gek, maar in de dagen van de toch al zo natte zomer van 1829 werd het een tocht met wederwaardigheden tengevolge van het slechte weer. Vier postpaarden slaagden er niet in de koninklijke koets met Nicolaas van Diepen erin door de modder van de doorweekte zandweg te trekken. Boeren uit 't Laar moesten er aan te pas komen om de reizigers en hun voertuig met extra paarden uit de netelige positie te verlossen. Dit avontuur had heel wat oponthoud veroorzaakt met als gevolg, dat de koning aanzienlijk later in Goirle arriveerde dan verwacht. De burgemeester moet de koning daar op een gemoedelijke, Brabantse manier ontvangen hebben met de woorden: "Èrme sukkelèèr dè ge zijt, zijde er toch deur gekomen? Ik hè de Guld mar nor huis gestuurd, want ik hô oe nie mir verwocht." ("Arme sukkelaar, dat je bent, ben je er toch door gekomen? Ik heb het Gilde maar haar huis gestuurd, want ik had je niet meer verwacht.")...

 

Grote brand

Groot alarm beleefde Korvel toen in de morgen van 2 juni 1839 de fabriek van Diepen in twee uur tijds totaal afbrandde. De magazijnen zaten vol met stukken, die gereed lagen voor aflevering aan het Departement van Koloniën. De schade werd op f 270.000,- tot f 300.000,- geraamd. Nog geen derde was verzekerd. Nog hetzelfde jaar werd begonnen met de bouw van een fraaie nieuwe fabriek. Deze werd in 1870 verkocht aan Van Dooren en Dams toen Diepen een nieuwe fabriek aan de Korvelseweg bouwde.

 

Een belangrijke mijlpaal voor Korvel betekenden de jaren 1850-1851. Reeds twee jaar eerder en wel op 26 januari 1848 hadden A.J. Wildvanger, P. Mutsaers, J.H.A. Diepen en I.B.J. Jansen de gemeente verzocht gratis grond af te staan voor de bouw van een eigen kerk voor Korvel, waarvoor men intekenlijsten wilde laten circuleren. De gevraagde toestemmingen werden verleend. Tot 1850 had Korvel parochieel onder 't Heike geressorteerd, doch in genoemd jaar kwam de scheiding met de moederkerk tot stand. De nieuwe parochie omvatte, behalve Korvel, 't Laar, de Berkdijk en een deel van Oerle, dat de naam "Klein Oel" droeg. Dat uit de grond stampen van een parochie kon niet zo maar in een vloek en een zucht gebeuren. Er bleef dan ook na de splitsing nog een band met de moederparochie bestaan. Zo kon Korvel bv. gebruik blijven maken van de liefdadigheidsstichtingen van 't Heike. Er werd echter met voortvarendheid gewerkt aan de parochie-opbouw met als punt één op het program: een eigen kerk.

Met de totstandkoming daarvan hopen we ons in een volgend artikel bezig te houden, terwijl we later de gelegenheid hopen te vinden het warmbloedige volksdeel van "Oel" en "Korvels Huukske" in zijn bonte verschijning voor het voetlicht te halen.

 

PIERRE VAN BEEK