Verovering van twee kastelen in 1581
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - maandag 26 januari 1970
Bij een
vorige gelegenheid hebben wij getracht een beeld te schetsen
van het totaal verdwenen kasteel op de Hasselt te Tilburg,
waar - vanaf omstreeks het begin van de zestiende eeuw - de
meeste, elkaar opvolgende heren van de heerlijkheid Tilburg
en Goirle, verblijf plachten te houden. Dit kasteel, dat in
zijn tijd minder indrukwekkend in zijn genre geweest schijnt
te zijn dan men zou vermoeden (er wordt herhaaldelijk van
"het kasteelken", van "cleyne omwaterde huysinge" gesproken)
heeft ook een rol gespeeld in de 80-jarige oorlog en de
daaropvolgende tijd van godsdienstonderdrukking toen Brabant
Generaliteitsland was. Thans willen we eens iets vertellen
over het beleg en de verovering van dit Tilburgse kasteel in
1581. Dit kan leerzaam zijn omdat zo'n detailbeschrijving in
staat is meteen een beeldflits te geven van de algemene
situatie, waaronder toen onze Tilburgers alle zeilen moesten
bijzetten om er met zo weinig mogelijk kleerscheuren af te
komen. Bovendien lijkt het ons interessant omdat er een
tweetal tekeningen bestaat, die ooit gepretendeerd hebben
Tilburgs kastelen en een gevecht te Tilburg weer te geven.
Het pikante daarbij is, dat we hier te maken hebben met in
later tijd vervaardigde vervalsingen.
Als de
hierbij afgedrukte tekeningen dan ook vervalst zijn, de
gevechten, waarop zij betrekking hebben, vonden in ieder
geval wél in onze stad plaats. E. van Meteren maakt er
melding van in zijn "Historie van de Oorlogen en
geschiedenissen" en P. Bor in zijn "Nederlandse Oorlogen",
respectievelijk edities van rond 1750 en van 1679. We
leefden in de tijd van de 80-jarige oorlog, die zoals bekend
in 1568 begon en eindigde met de Vrede van Munster in 1648,
twee jaartallen, die tot de weinige behoren welke generaties
van de schoolbanken hebben overgehouden. Een lekkere tijd
was die periode voor Brabant niet, want men had hier
voortdurend te maken met van beide kanten doortrekkende
troepen en alle daaraan verbonden "inconveniënten" om het
maar eens zacht uit te drukken. Voor Tilburg begon in 1579
de ellende pas voorgoed.
Volop
ellende
De Spaanse
landvoogd Parma had geprobeerd op een vriendelijke manier
Den Bosch binnen te komen. De Bosschenaren moesten echter
niets van een garnizoen hebben. Noch van een Spaans noch van
een Staats. Ze slaagden er in beide buiten de deur te
houden. Daar Den Bosch per saldo trouw was aan de koning van
Spanje en de bij Vught liggende Spanjaarden goed van het
nodige voorzag, besloot deze Parma - wiens troepen trouwens
door het beleg van Maastricht toch al erg gedund waren - van
een beleg van Den Bosch af te zien. Hij trok terug naar
Maastricht, echter niet zonder in de Meierij een regiment
voetknechten en enige ruiterij achter te laten. Commandant
van deze troepen was de kolonel Claude van Barlaymont, heer
van Haultepenne. Het Tilburgse kasteel op de Hasselt evenals
een "omwaterde huisinghe", het "Slot van Broekhoven", kregen
een Spaanse bezetting. Het Hasselts kasteel was eigendom van
de heer van de heerlijkheid Tilburg en Goirle, welke heren
van 1507 tot 1588 door het geslacht Van Malsen geleverd
werden. Er zetelde in de tijd van de bezetting Karel van
Malsen, die in 1561 heer van Tilburg was geworden. Het slot
of kasteel "Broekhoven" behoorde aan de familie De Merode.
Roverij
De bezetting
van beide kastelen door de Spanjaarden hield niet in, dat
Tilburg nu beveiligd was. Er werd volop geroofd, niet alleen
door de Staatse troepen maar evenzeer door Spaanse benden.
De gemeenterekeningen uit die tijd getuigen daarvan in hun
sobere taal. Daar is sprake van allerlei contributies en
leveranties over een reeks van jaren. Men krijgt te lezen,
dat het gaat over paarden, bedden, lakens, haver, stro,
brandhout, levensmiddelen, bier en kostbaarheden. Er was een
troep soldaten onder ene kapitein Camillo Sachuy, die het zó
bont maakte, dat hij daarvoor bij zijn baas Van Haultepenne
op het matje moest komen. Niet alleen de bezetting van de
twee kastelen maar ook de soldaten, die gewoonlijk in de
kerk en rondom de Heuvel gelegerd waren, leefden voor een
groot deel op de zak van de Tilburgers. De volkswijsheid,
dat het beter van een stad dan van een dorp kan, maakte nog
geen opgang. Tilburg was slechts een klein dorp met
verspreide heertgangen maar toch moest er, tot overmaat van
ramp, ook nog geleverd worden aan de stad Maastricht en aan
Eindhoven. Daar was men echter niet mee af, want er werden
ook ingezetenen opgeroepen om pionierswerk te verrichten.
Het is zelfs wel voorgekomen, dat daarvoor een reisje naar
Antwerpen ondernomen moest worden.
In 1580
begonnen de Staatse troepen druk in de omgeving van Tilburg
uit te oefenen ten gevolge waarvan de Spanjaarden de nogal
zwakke bezettingen van de Tilburgse kastelen versterkten.
Bij beide gebouwen werden schansen en extra voorraadschuren
aangelegd, waarvan de inwoners weer de dupe werden omdat het
benodigde materiaal gewoon werd weggehaald. De Spanjaarden
hadden een goede neus gehad, want wat zij vreesden, gebeurde
ook werkelijk. Een Staats huurleger, onder bevel van kolonel
De la Guarde, passeerde in de eerste week van juni Tilburg
op doortocht naar Oisterwijk. Hoewel het gemeentebestuur er
geld en goede woorden voor over had gehad om een verblijf
van de Staatse troepen te voorkomen, kwam het toch tot een
botsing met de Spanjaarden. De Staatsen hadden het op het
kasteel op de Hasselt gemunt maar tegelijkertijd ook op dat
van Broekhoven. Op Broekhoven stonden in die dagen twee met
grachten omgeven huizen. Het ene daarvan, dat aan de
Groenewoudstraat lag, in de buurt van de huidige villa Huize
Broekhoven, werd als kasteel of slot "Broekhoven" aangeduid.
Vermoedelijk nogal een weidse benaming voor het betrokken
pand, maar voor de Staatsen in ieder geval belangrijk genoeg
om op 13 juni 1581 een vendel, onder kapitein Niclaes van
den Berghe, voor een belegering in te zetten.
Treurspelen
De Spaanse
bezetting van kapitein Paulo Boboca was niet opgewassen
tegen de vijand en uitzicht op hulp van buiten bestond er
niet. In twee dagen tijds ging "Broekhoven" in de vlammen
op, zodat de Staatsen niet meer dan een rokende puinhoop in
handen viel. Direct daarop trokken de belegeraars,
aangemoedigd door hun succes, naar het kasteel op de
Hasselt. Hetzelfde treurspel herhaalde zich hier voor de
belegerde Spanjaarden. Reeds op 16 juni hadden de Staatsen
dit kasteel eveneens veroverd. Het Tilburgse gemeentebestuur
was zo vriendelijk bij de nieuwe bazen een goed woordje voor
de gevangen Spaanse soldaten te doen. Deze kregen vrije
aftocht maar dat had de gemeente wel anderhalve ton bier
gekost. Het Hasseltse kasteel, dat bij al deze
wederwaardigheden ook afbrandde, is later opnieuw opgebouwd.
Met het "slot van Broekhoven" was het echter voorgoed
voorbij. Dit is nooit meer uit zijn as herrezen.
Vervalste
tekeningen
Nu zijn het
deze twee belegeringen, waarop de grootste hier afgebeelde
tekening betrekking heeft. J.H. van Mosselveld heeft ze
opgeduikeld uit de aan het Tilburgse gemeentearchief
vermaakte collectie archivalia van wijlen Lambert G. de
Wijs. De heer Van Mosselveld vertrouwde het zaakje echter
niet. De typische 19de-eeuwse hand, die de onderschriften op
de tekeningen aanbracht, was al direct een grond voor
argwaan, zo vertelt hij in "Van Heidorp tot industriestad".
Een ingesteld onderzoek naar de originele tekeningen speelde
hem een groot aantal schetsen van dezelfde soort in handen.
Ze zaten bij het Provinciaal Genootschap in Den Bosch in een
map met het veelzeggende opschrift: "Falsificaties van M.J.
Wegenaar". Het lijdt geen twijfel of deze man heeft de
tekeningen over Tilburg in de 19de of begin 20ste eeuw
vervaardigd. Hij was een in 1834 geboren Bosschenaar. Een
heel goed tekenaar maar eigenlijk schilderijenrestaurateur
van beroep. Van 1860-1865 werkte hij bij zijn familie in
Friesland. In 1883 kwam hij in Rosmalen terecht, waar hij
ook overleed. Vermoedelijk gebruikte hij voor zijn
tekeningen de historische werken van Van Meteren en Bor.
Bij de
kerk
De tweede
hierbij afgedrukte valse tekening heeft eveneens op Tilburg
betrekking. De met de hand er op geschreven tekst luidt:
"Parma's volk geslagen te Tilburg door die der Staten uit
Heusden en Geertruidenberg 1588". Volgens Van Meteren heeft
er in 1588 - om precies te zijn op 19 januari - te Tilburg,
in het hartje van het dorp "bij de kerk", inderdaad een
hevig gevecht tussen Staatse en Spaanse troepen plaatsgehad.
Dat zat zó in elkaar. In de jaren volgend op de val van de
beide Tilburgse kastelen golfde in ons gebied de strijd op
en neer. Nu eens verschenen er Staatse dan weer Spaanse
troepen, maar het resultaat voor de bevolking was steeds
hetzelfde: plundering van beide kanten. En het maakt niet
veel verschil of men door de kat of de kater wordt gebeten.
Landvoogd Parma voelde het ontbreken van een Spaans
steunpunt in Tilburg als een groot gemis en hij dacht er op
een gegeven moment dan ook ernstig aan de beide verwoeste
"omwaterde huizingen" opnieuw te versterken of tenminste de
kerk te beschansen door er een garnizoen te leggen. Daar
voelde de heer van Tilburg, die maar al te goed wist wat men
van militairen te duchten had, helemaal niets voor. Hij ging
met een tweekoppige deputatie van de inwoners eens praten.
De drie heren en de door hen vertegenwoordigde Tilburgers
wisten wel dat praatjes geen gaatjes vullen. Dus gingen die
vergezeld van flinke geschenken. Zo was het gevaar van een
Spaans garnizoen tenminste voorlopig weer bezworen.
Botsing
Op de fatale
19de januari 1588 vielen 800 Staatse ruiters uit
Geertruidenberg en Heusden Tilburg binnen. Het dorpsbestuur
tastte maar weer eens in de kas en offreerde de
bevelvoerende luitenant 45 carolusguldens om voor plundering
gevrijwaard te blijven. Op 22 januari kwam echter een deel
van de troep - ongeveer 45 man - toch Tilburg binnenvallen
en voorzag zich bij de kerk van proviand. Ongelukkigerwijze
verscheen op de avond van dezelfde dag, vanuit Den Bosch,
een twintigtal Spanjaarden te paard. Hun opdracht was niet
minder dan enige "commersetters" - dat waren inwoners, die
de belasting vaststelden en inden - te executeren omdat de
door het Bossche garnizoen geëiste belasting niet was
binnengekomen. Ze kregen echter niet de kans hun opdracht
uit te voeren want ze stuitten bij de kerk op een aantal
Staatse ruiters. Het zat er direct op. Er werd kort maar
hevig gevochten, zodanig dat er - volgens een aantekening
van de burgemeester - het gevaar bestond, dat de hele kerk
in brand zou raken want de Spanjaarden hadden zich daarin
teruggetrokken. Daar durfden de Staatsen hen niet verder te
bestrijden, omdat ze vreesden dat omliggende garnizoenen de
verschansten te hulp zouden komen. "En zij (de Staatsen)
trokken dus met goede buit naar huis", zegt Van Meteren. Het
is op dit gevecht, dat de tweede tekening betrekking heeft.
Herbouw
Uit het
kohier van het schoorsteengeld van 14 juli 1600 komen we te
weten, dat het kasteel op de Hasselt, dat in 1581 tot de
grond toe afgebrand heette, inmiddels door de heer van
Tilburg weer wat was opgeknapt. Hij woonde er althans en zat
te wachten op de door de gemeente beloofde steun bij de
wederopbouw. Die was echter in 1612 nog steeds niet
verleend. In 1748 is het kasteel nog "half afgebrand". Pas
onder de nieuwe Tilburgse heer Gijsbertus Steenbergensis van
Hogendorp werd het na 1754 geheel vernieuwd en naar de eisen
van de tijd ingericht.
Het Hasselts
kasteel heeft een taak vervuld in de periode van de
80-jarige oorlog, vooral toen Antonie Schets van
Grobbendonk, de laatste katholieke gouverneur van Den Bosch,
heer van Tilburg en Goirle was (1621-1641). Drie maal vonden
Tilburgse geestelijken o.a. pastoor August van Dijck hier
een toevluchtsoord en voor de ingezetenen van het dorp werd
er op het kasteel mis gedaan. Ook de laatste Karthuizers van
Vught woonden in 1635 op het kasteel.
Zwarte
data
Van
Grobbendonk was voor Tilburg wel een dure heer, maar de
"politieke reformatie" wisten hij en de opvolgers uit zijn
geslacht aardig te saboteren. Dat blijkt uit een
gespecificeerde klacht, die hierover in 1652 in Den Haag bij
de Hoogmogendheden terechtkwam. Om eens te laten zien, dat
het in Tilburg vóór, tijdens en na de 80-jarige oorlog niet
steeds zo'n gezellige boel was, geven we hier nog enkele
belangrijke feiten in vogelvlucht. In 1543 plunderde Maarten
van Rossum hier en legde het dorp een schatting op van 45
carolusguldens. Op 7 april 1580 overvielen ruiters van
Haultepenne de Heikant. Ze haalden daar alle huizen leeg. Na
hun aftocht werden er twee mannelijke bewoners gedood en van
alle kleding beroofd. De 48-jarige Claus Meeussen Verbunt,
een inwoner van de Heikant, heeft hierover een
ooggetuigeverslag aan het plaatselijk bestuur uitgebracht,
zo lezen we in het Tilburgs gemeentearchief. In 1586
plunderden de Fransen, die bij die gelegenheid alle Tilburgs
vee naar Holland dreven. In het in de geschiedenis als
"rampjaar" berucht gebleven 1672 waren het weer de Fransen.
Ze vielen net met de kermis binnen en bij dit "bezoek"
werden onze brave voorouders, in plaats van rustig in de
mallemolen te kunnen draaien, van veel beroofd. De schade
beliep toen een ton. In 1702 opnieuw plundering door Fransen
en in de periode van 1747-1748 gingen er heel wat bomen en
struikgewas aan, omdat toen de bondgenoten en de Fransen bij
Tilburg tegenover elkaar lagen.
Op Hoge
Dries
1794
plundering door Franse troepen en door de bondgenoten. Op 6
september van datzelfde jaar wordt er bij de Hoge Dries, dat
was de omgeving van de St. Jozefstraat en het huidige
kerkhof aan de Oisterwijkse baan, tussen Fransen en
geallieerden gevochten. Volgens het dagboek van De Beer
vielen daarbij aan weerskanten een tiental doden. Dezelfde
schrijver noteert dat op 15 september een groot deel van het
Franse leger, dat men op 40.000 man schatte, Tilburg
binnenviel. Dit leger maakt in de heide van "strooi en
rossen" zijn tenten. Toen kwamen de soldaten in alle huizen
levensmiddelen zoeken. Sommigen kochten die voor papiergeld,
anderen namen ze met geweld "ofschoon hun officieren dit
trachtten te beletten". Intussen woedde vanaf augustus de
"rode loop", welke epidemie tot december duurde. Het aantal
doden "door de ziekte alsmede door schrik en angst" werd op
500 geschat. Op 9 november 1800 werd heel Nederland door een
zware storm getroffen. In Tilburg duurde die van 's middags
half twee tot 's avonds 6 uur en er werd grote schade
aangericht. In december 1813 kwamen de Kozakken en Russische
huzaren in Tilburg. Een maand later waren er 500 plus een
aantal Pruisische huzaren. Ze leverden bij Weelde en Ravels
slag tegen de Fransen en overwonnen deze. "Een gesneuvelde
kozak heb ik op een Russische manier zien begraven op het
nieuwe kerkhof in de Schijf", zegt de chroniqueur.
Bij de
kozakken
We zwichten
voor de verleiding om De Beer nog méér aan het woord te
laten. Men kan dan zien hoe een Tilburgse burger de toestand
onderging en men krijgt tevens een indruk van zijn
ongekunstelde en gebrekkige manier van dagboekschrijven, die
daardoor enige lichte charme niet ontzegd kan worden. Hij
noteert op 10 december:
"'s Avonds
passeerden nevens mijn huis de eerste patrouille kosakken
ongeveer 110 man, dewelke zich naar de groote Markt begaven,
uitgenomen vijf, die bleven op de weekmarkt, bij het huis
van Jan Dovion. Ik kwam er het eerste bij. Een van de vijf
kosakken bood mij een fles aan met jenever om te drinken,
hetgeen ik deed. Intusschen komt er J. Gooyaars dewelke met
mij wird gedwongen om te drinken. Dit doende was hij zeer
tevreden. (Wie? J.G. of de kozak?!) Toen kwam den heer D.
van Dooren met zijn zwager, iemand uit Verviers; die moesten
ook drinken. Intusschen komt iemand met vier bosschen strooi
dewelke moesten losgemaakt worden. Alsdan moest ik, benevens
de schoolmeester H. Smulders, met een kosak op gemeld strooi
liggen, maar 't was maar voor een ogenblik want een
wagtmeester van de kosakken ziet ons liggen. Maar de kosak
krijgt met een karwats op zijn rug dat hij opstaat en ik en
de meester ook en ik ging naar huis zonder mishandeling."
Des avonds
om 11 uur gaat de schrijver naar de Grote Markt "alwaar de
groote troep was". Hij zegt: "Ik heb mij tot 's nachts één
uur ongestoord onder die mensen opgehouden, alleen uit
nieuwsgierigheid. Daar er zoolang over die menschen
gesproken was alsof zij nog erger en wreeder waren als wilde
dieren. Ik ben daar 's nachts ongestoord geweest." Vermeld
wordt ook dat er op het Vrijdagse marktplein des avonds 50
vuren werden gestookt. Het blijkt voorts, dat Russische
huzaren hun paarden zetten "in de kamers en keukens als bij
L. de Lelie, A. Sleddens en bij H. Smulders". De eerste
indruk van de kozakken blijft niet bewaard: "Later gekomenen
waren niet van de beste soort. Zij waren zeer roofzuchtig en
vrouwspersonen belagers, waar ondervinding van hebben gehad"
(dan volgen vijf namen van vrouwen) met als lakonieke
toevoeging: "Deze laatste werd nog bestolen ook." Op zondag
23 januari werden op de Veldhoven alleen 500 kozakken
ingekwartierd "en hebben zich als kosakken gedragen. Mijn
vader had er zes van gelogeerd", zegt de schrijver.
Na 22
jaar...
Na de val
van Napoleon (1815) zegt De Beer: "In de afgelopen maand
augustus is den 1e dag geweest in 22 jaren tijd, dat in
Tilburg geen militairen ingekwartierd waren." In de avond
van 24 augustus 1830 brak te Brussel de Belgische opstand
uit en daarmee waren de poppen weer aan het dansen. Tilburg
werd weer hoofdkwartier van het Nederlandse leger onder de
prins van Oranje, de latere koning Willem II. Dat duurde
acht jaar. In deze tijd groeide de genegenheid van de
Oranjevorst voor Tilburg met als resultaat, dat hij zich in
onze stad zou vestigen. Hij werd er geleidelijk aan de
grootste grondbezitter en droeg er aanzienlijk bij tot de
vooruitgang.
Men kan deze
belevenissen van onze voorgeslachten lezen in links en
rechts verspreide publikaties, die echter maar weinigen in
handen krijgen. Wij hebben gemeend daarvan hier eens wat
bijeen te moeten zetten en ze voor bredere kring
toegankelijk te maken, opdat men weten zal, dat het leven
voor onze voorouders ook niet altijd een lolletje is
geweest.
PIERRE VAN
BEEK