Mijn
beroep is stoelenmatter
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - maandag 8 september 1969
"Mijn beroep
is stoelenmatter." Dat zegt Simon van Loon in Spoordonk
onder Oirschot, waar hij op nr. 83 aan de Spoordonkseweg
woont. "Als ze op een officieel papier mijn beroep vragen -
bij de belasting bijvoorbeeld - dan moet ik 'stoelenmatter'
invullen. Anders is het niet goed." Hij doet deze uitspraak
in het kader van een discussietje over de twee grote borden
voor zijn huis. Of ge nu van Tilburg komt of van Oirschot:
één van de twee borden moet ge zien. En daar staat nu
eenmaal, in goed uit de kluiten gewassen letters, op te
lezen: "Stoelenvlechterij". Stoelen matten en stoelen
vlechten is niet precies hetzelfde, al gebeurt het allemaal
door de handen van dezelfde Simon. Het eerzame maar karige
handwerk van stoelenmatten heeft lange wortels in het
verleden. Het heeft er ook wel eens een tijdje naar
uitgezien, dat het matten totaal uit de mode was geraakt. Er
lopen misschien generaties rond, die het woord
"stoelenmatten" niet eens kennen. Helemaal eens zijn wij het
met Simon van Loon als hij zegt: "Er zijn er genoeg, die het
nooit gezien hebben." Maar aan de Spoordonkseweg staat
"Stoelenvlechterij". Je moet, als je een oud beroep hebt,
toch ook iets met de tijd meegaan. Zeker als je er een heel
bedrijfje voor op na houdt. Zo bezien doet die "vlechterij"
het niet zo kwaad op haar naamkaartje. Er mag in Oirschot -
van oudsher het Walhalla van de stoelen - misschien elders
nog eens een stoeltje gemat worden, Simon van Loon beoefent
het vak bedrijfsmatig en voor hem en zijn vrouw (21 jaar),
die ook wel een handje meehelpt, is het de hele boterham.
Omdat Simon
wist dat "de krant" zou komen, waren we een beetje bang
geweest, dat hij voor die gelegenheid zijn zondagse pak aan
zou trekken. Hadden we hem gekend zoals we hem nu menen te
kennen, dan had die vrees nooit enige grond kunnen vinden.
Simon heeft in de verste verte niet aan een zondags pak
gedacht. Dat is zo klaar als een klontje als we hem in zijn
werkplaats eigenlijk toch nog een beetje overvallen.
Ook hout
draaien
Je hebt soms
van die huizen, waarvan je bij intuďtie voelt, dat de
voordeur alleen bij trouwen en begraven opengaat. Daar is
het altijd "achterom kermis". Daarom zijn we ook hier maar
achterom het erf opgelopen. Een zwarte hond achter gaas
heeft nogal luidruchtig de vreemde indringer aangekondigd.
Om elkaar
beter te kunnen verstaan zet Simon zijn draaibank stil en
hij legt de beitel terzijde. "Da moet de dom veur 'nen
kreuge worden!" zegt hij, wijzende op een bijna twintig
centimeter dik en een halve meter lang stuk berkestam, waar
de meeste schors nog aanzit. "Ik maok 'nen kreuge veur eigen
gebruik." (Hij zegt duidelijk "kreuge" en niet "kreugel"
zoals in Tilburg!) "We zijn toch niet bij de 'rojmaoker'
(wagemaker) verzeild geraakt?" "Nee, dat niet, mar draaien
doe ik ook." Voor de vreemdeling in het Brabantse Jeruzalem
en deszelfs schone taal verdient het mogelijk aanbeveling te
vertellen, dat een "kreuge(l)" in de boeken der geleerden
onder de vermomming van "kruiwagen" voorkomt en dat onder
"dom" verstaan wordt het centrale blok van een wiel voor
kruiwagen of boerenkar. Zo'n boerenhoogkar bijvoorbeeld net
als er hier een op de werf ligt.
Niet te
koop
"Die ga ik
eens opknappen en dan zet ik ze veur 't huis. Ik heb ze voor
niks van enen boer gekregen." "Daar kun je een aardig centje
van maken." "Ik verkoop ze nie. Ik wil het nie en ik mag het
nie ook. Ze hebben er al 200 gulden voor geboden. Als ik ze
zou willen verkopen, moet ik ze teruggeven. Dat is zó
afgesproken."
Simon heeft
z'n overhemd, dat een maandag schoon geweest zal zijn maar
het is nu vrijdag, nonchalant opgehangen. Hij strijkt eens
met een hand door zijn wuivende, blonde haardos en stelt
voor dat we binnen in de woonkamer gaan zitten, want hij
denkt dat ge "de krant" hier toch niet in de rommel van een
stoelenmatterswerkplaats te woord kan staan. We zijn van
mening, dat het hier best gaat. Het decor is immers volop
aanwezig. Met een: "Allee, vooruit dan maar hier" veegt hij
een bundeltje biezen van een klein meubelstuk, waaruit nog
van alles groeien kan, maar dat zich in ieder geval toch
reeds tot zitten leent. De gemakkelijk losgekomen
conversatie kabbelt nu voort tussen een berg heel of
halfafgewerkte stoelen, losse op de grond verspreide biezen
en bamboebandjes, een paar draaibanken en een slijpsteen,
een compleet stel klompenmakersgereedschap en vele andere
zaken. Boven ons hoofd hangen een zware moerbalk - stikvol
olmgaatjes - ijzeren dwarsbalken en tot balk gepromoveerde
berkebomen. We zitten hier namelijk in de voormalige schuur
of stal van een soort boerderij. De Bierkens (broer en zus)
hebben hier vroeger geboerd en er is ook nog ooit de
Spoordonkse boterfabriek gevestigd geweest.
Hoe het
kwam
Intussen
zijn we bekomen van enige verbazing. Het stoelenmatten heeft
onze verbeelding steeds verbonden met een oude man. Zoiets
als de laatste der Mohikanen. Simon van Loon is echter 26
jaar oud en pas twee jaar getrouwd. En dan springt
natuurlijk vanzelf de vraag naar voren: Hoe komt een
jongeman er toe het matten en vlechten van stoelen als
beroep te kiezen? Simon draait er niet omheen. "Ik was op
school te langzaam mee 't leren." Uit zijn verdere verhaal
blijkt dan, dat hij er ook niks voor voelde. Tenminste niet
voor rekenen, schrijven, lezen en dat soort dingen. Hij kon
niet stilzitten, wilde liever iets doen met z'n handen.
Knutselen of timmeren. 't Doet er niet toe wat, als hij er
zijn handen maar voor nodig had. En waarom zongen de
vogeltjes buiten zo schoon?...
Toen kwam
hij op een andere school. Daar kon hij knutselen. Daar
lieten ze hem zijn gang gaan met zijn handen en toen
behoorde hij ineens tot de rapsten. Hij is er nóg dankbaar
voor. "Dat was een verdraaid goeie school!" Hij zegt dat op
een manier, waarin ge waarheid proeft. Van een doofstomme
heeft hij hier onder andere het matten van stoelen geleerd.
De grondbeginselen tenminste. "De rest heb ik m'n eigen
geleerd door 't veul te doen."
Zoute
biezen
Een kapitaal
aan gereedschap en materiaal komt daar niet bij kijken.
Zeker niet als ge voor een fabriek werkt en alleen maar de
matten in de stoelen behoeft te maken. Eenmaal de kunst
onder de knie, dan komt ge met biezen, pitriet, een mes en
een paar aangepunte houtjes al een heel eind. De biezen
worden gebruikt voor het eigenlijke matten, het pitriet voor
het vlechten. Simon van Loon zweert bij zoute biezen. Dat
zijn de biezen, die in zout water groeien. Ze zijn goed
lang, taai en sterk. Ze komen uit Puttershoek en de
Biesbosch is de voorraadschuur van de natuur.
"Dat ziet er
dan met de Deltawerken niet te best uit." "Nee, waarachtig
niet. Als dat daar zó moet, kunnen we straks geen zoute bies
meer krijgen." In onze onnozelheid op biezengebied laten we
de naam Genemuiden vallen om te tonen dat we er toch óók
iets van "weten". We hadden beter onze mond kunnen houden
want: "Dat zijn daar allemaal zoete biezen. Daar kan ik niks
mee doen!" Nu rijdt Simon niet met zo'n zware wagen door het
leven. Hij ziet in de afsluiting van de Biesbosch geen
Damocleszwaard. "Als het zover is, hebben ze weer wel iets
anders uitgevonden", klinkt het berustend.
Het
matten
De droge
biezen, die dan geplet zijn, worden nat verwerkt. Terwijl de
matter er drie of vier - al naargelang de dikte van de
stoelemat - tot een koord in elkaar draait, krijgen ze ook
weer hun ronde vorm terug. Het zo verkregen "koord" wordt op
een raam ter grootte van de stoelzitting bevestigd. Men
begint in een hoek, waar de bies om het houten raam wordt
gedraaid. Langs de onderkant van de zitting laat men ze
doorlopen naar een dichtstbijliggende hoek. Zo werkt men
maar rond en zo ontstaan de keurige driehoeken, die ten
slotte in het midden van de zitting tezamen komen om daar
aan de onderkant bevestigd en bijgesneden te worden. Je hebt
dan een stoelzitting van behoorlijke dikte, goed stevig,
enigszins zacht en meeverend bovendien.
Het pitriet
voor dat andere procédé, het vlechten, bestaat uit smalle
bandjes van gespleten bamboe, die natuurlijk geďmporteerd
wordt. Het is uiterst taai en stevig spul. Die bandjes
worden gewoon met een houten plugje in een vooraf geboord
gaatje vastgeklemd. Telkens twee bandjes in paar iets
dichter bij elkaar dan de afstand tussen het volgende
bandjespaar. In de vakterminologie heet zo'n bandjespaar:
"schaar". De bandjes worden eerst horizontaal en verticaal
gezet. Daarna wordt er nog eens diagonaalsgewijs in de vorm
van een Andreaskruis doorheengevlochten. Enfin, precies als
het systeem van de fröbelschool. "Zo'n gevlochten mat kan 30
tot 35 jaar mee", zegt Simon trots. "Ik heb er hier een
liggen, die wel vijftig jaar oud is."
Natuurmens
Uit plezier
voor het experiment heeft Simon ergens zoute biezen
uitgezaaid. Niet op een beddeke onder glas maar gewoon in
een heiven. Ze staan er nu al voor het tweede jaar. Hij
hoopt nu in eigen streek bastaardbiezen te krijgen. Die zou
hij kunnen gebruiken voor goedkoop werk bv. kinderstoeltjes.
"Ze zeggen, dat het niet gaat. Ik wil dat eerst eens zelf
zien. Lukt het niet, dan maai ik ze niet eens af maar dan
weet ik het tenminste."
Dit werken
met biezen en het experiment staan niet zo heel ver van de
hele Simon van Loon af. Tijdens ons gesprek ontpopt hij zich
als een natuurmens met een tikkeltje filosofische inslag. Al
stond zijn wieg dan ook in Limburg, opgegroeid is hij in de
Oirschotse hei zoals hij het zelf zegt. Jeugdindrukken
leggen vaak een vouw in de ziel, die ge er met geen heet
strijkijzer meer uit krijgt. Die hei zou wel eens een rol
gespeeld kunnen hebben in Simons liefde tot al wat leeft in
de natuur en in zijn vrijheidsdrang. Hij heeft op een
meubelfabriek gewerkt. Daar leerde hij ook houtdraaien. Hij
werkte bij een smid in Oirschot. Hij leerde er lassen en
ouderwets smeden. "Ik kan lassen als de beste!" Een deel van
zijn draaibank heeft hij zelf in elkaar gelast. Maar ja, er
gaat toch maar niets boven eigen baas. Nu werkt hij zo hij
wil. Overdag of 's avonds en ook wel eens 's nachts als dat
goed uitkomt.
"Als ik
het maar graag doe!"
"Eigenlijk
zou ik - en mijn vrouw óók - graag boeren. Ik hou van
beesten. Maar wat kun je nou zonder geld beginnen. 't Kan me
niet schelen of ik lang en hard moet werken. Als het maar
iets is, dat ik graag doe. Daar gaat het bij mij om. Niet om
de centen. Ik hoef niet rijk te zijn." Wij wachten, ter
afronding van de ontboezeming, nog op een: "als ik maar
gelukkig ben" maar dat komt niet, al bedoelt hij het
ongetwijfeld. Men moet echter een geluksvogel zijn om
doen-wat-men-graag-doet met kost-verdienen te kunnen
combineren...! Met de "veestapel" schijnt inmiddels al een
begin gemaakt. Hij bestaat uit acht geiten, drie bokken,
drie katten, twee honden en vier konijnen. "Ik probeer
altijd dieren te krijgen", zegt hij. "Levert dat nog wat
op?" "Daar gaat het mij niet om. Ik heb plezier in beesten
en houd die allemaal voor de aardigheid."
De biezen
matten zijn nu op de achtergrond geraakt als Simon verder
vertelt: "Ik ben helemaal buiten opgegroeid. Mee mooi weer
ging ik 's zondags vroeg naar de kerk en dan de bossen in.
't Liefst wat ik doe, is door de bossen wandelen en kijken
naar alles wat daar leeft en rondscharrelt. Ik nam wel eens
een boekske mee, waar van alles over vogels in stond. Ik
maakte ook zelf aantekeningen en ging dan het volgend jaar
kijken of dezelfde vogel weer op dezelfde plaats broedde.
Nou gaat dat allemaal niet meer zo goed. Toch ben ik nog wel
eens 's morgens om half vier in het bos om naar het zingen
van de vogels te luisteren. Het is er dan allemaal zo lekker
stil."
Wensdroom
De verteller
doet een lange haal aan zijn sigaret. Hij blaast de rook
langzaam uit als een opkomende gedachte. Die gedachte zelf
komt er ook achteraan als een kleine, witte wolk aan een
verre horizon. Nu is ze hier op Spoordonk... "Soms droom ik
wel eens: As ik eens heel veul geld had. Dan zou ik een stuk
hei kopen mee bos er bij. Dan ging ik in die bossen
wonen"... Terwijl hij spontaan opveert, komt er dan
enthousiast achter: "Ja, dat zou hartstikke schoon zijn!" En
dan de berusting, als een speldeprik in een luchtballon:
"Maar daar hebben wij geen poen voor!"...
"In het
matten en vlechten van stoelen zit een boterham. Het is een
mooi vak. Er zit echter een kwade kant aan. De éne week heb
je het razend druk en dan is er opeens weer niks te doen."
Niet dat Simon dan geen bezigheden uit de hoek weet te
halen. Maar genoeg! Toch zou hij die tijd van slapte graag
op een andere manier opvullen. "Als ik dan eens schaapherder
kon zijn... Ik houd van ouderwets werk. Met de schapen over
de Campina-hei. Dat was iets!" En dan - zichzelf
onderbrekend - "Zeg, waar moet ge eigenlijk zijn voor het
Brabants Landschap? Daar hebben ze toch schapen!"...
Oude
dingen
Nu knutselt
Simon van Loon in zijn vrije tijd. In zijn werkplaats staan
twee knotsen van dommen van een boerenkar. Daar zal hij
schemerlampen van maken met een grote kap er op en het licht
stralend door de gaten van de spaken. Onze stoelenmatter
houdt niet alleen van ouderwets werk maar ook van ouderwetse
dingen. Daarvan vertelt zijn woonkamer, vol curiosa, die
tegen antiek aanhangen en het soms ook al zijn. Onder de
diepe schouw staat een geheel gietijzeren, druk
geornamenteerde plattebuiskachel met oven eraan en er hangt
een geblutste, koperen beddepan. "Van 1700", zegt Simon,
wijzende op de laatste. "Voor die kachel geven ze wel geld.
Maar ik verkoop ze niet. Dan zit ik zelf 's winters in de
kou en ge kunt er onder zo lekker oe voeten op zetten"...
Wat kapot is, maakt Simon zelf weer heel want hij is een
echte knutselaar. Zijn handen moeten immers iets te doen
hebben. "Ge verkoopt dat zeker?" "Nee, hier is niks te koop.
Ik heb er zelf te veul plezier aan."
Nachtegaal zingt
Er is een
buurman of een kennis(?) binnen komen lopen. "Dit is het
allermooiste wat hij heeft", zegt deze, wijzende op een
kunstnachtegaaltje in een koperen vogelkooitje van groter
formaat dan gebruikelijk. "Ik zal hem eens laten zingen" en
Simon draait het in de dikke voet verborgen uurwerk op. Dan
schalt de nachtegaalzang door de kamer. Niet zo maar eens
eventjes wat gestuntel maar een klare zang, die van geen
ophouden weet. Het fleurig gevederde nachtegaaltje wippert
met zijn snaveltje, draait met zijn kopje en hipt ook nog
met zijn staartje, dat het een lust is. We zijn nooit erg
weg geweest van zingende kunstvogeltjes in kooitjes zoals
die van verre reizen meegebracht worden. Deze is echter zó
knap gemaakt, dit is echt geen "Kitsch" meer.
Simon houdt
er ook nog een hobbyhok op na op de opkamer. O.a. staan daar
drie ouderwetse "spreekhoorns" of grammofoons. Één met een
abnormaal grote hoorn, helemaal van koper. "Dat was de
jukebox van de vroegere cafés", lacht onze stoelenmatter,
die er wel 800 oude platen bij heeft. "Ik zal er eens een
opzetten." Er komt nog zoveel melodieus geluid uit, dat een
heuse kanarie in een kooi er door gestimuleerd wordt en mee
begint te zingen. "Dat doet hij altijd als ik een plaatje
draai."
Voor het
huis langs de weg staat een Mercedes. Dat klinkt nogal als
je dat zo gedrukt ziet. 't Is een heel oud beest, maar het
kwam toch ooit uit de beroemde Mercedesstal. Hij rijdt nog
niet eens zo schadelijk ook. Simon heeft per se een zware
auto nodig. "Die is voor mijn aanhangwagen. Daarmee breng ik
soms wel 70 tot 75 stoelen ineens naar de fabriek in
Oirschot."
Wie weet of
de Brabantse stoel, waarin u dit verhaal leest, niet door
Simon van Loon werd gemat. Op een regenachtige herfstdag
toen er geen nachtegalen zongen, de bossen met de heide ver
waren en hij - bij gebrek aan echte schapen - alleen stille
verlangens hoedde...
PIERRE VAN
BEEK