CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Tilburger als gevierd schilder aan hof van Franse koning Lodewijk XVI

Het Nieuwsblad van het Zuiden - maandag 22 december 1969

 

In de wijk achter de kazerne van de Bredaseweg, waar in straatnamen de corifeeën van de Nederlandse schilderkunst huizen, leest men op een van de bekende blauwe platen tegen de gevel: "Gerard van Spaendonckstraat". Verder niets, geen enkele nadere aanduiding. Dit vormt de enige openbare herinnering en hulde aan een zoon van Tilburg, die te Parijs als kunstschilder een verbazingwekkende carrière heeft gemaakt rond het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw. De familienaam heeft nog altijd een bekende klank in onze stad - over de kunstschilder Gerard van Spaendonck zullen echter maar weinigen iets naders kunnen vertellen. We zijn hier nooit zo vlot geweest met het eren en uitdragen van grote figuren uit de lekenstand! Met een straatnaam was het meestal wel bekeken.

Nu dan: Onze Gerard van Spaendonck bracht het tot hofschilder van de Franse koning Lodewijk XVI, tot directeur van de Koninklijke Plantentuin te Parijs, lid van de Koninklijke Academie, "professeur d'iconographie botanique" aan het Museum voor Natuurlijke Historie. Hij werd lid van het Legioen van Eer en zag zich door Napoleon I met de titel van graaf vereerd. Zijn roem dankte hij aan zijn geweldige virtuositeit in het natuurgetrouw en dus minutieus schilderen van bloemen, waarmee hij zowel geleerde kenners als minnaars van schoonheid in verrukking bracht. Een pikante bijzonderheid is, dat deze als koningsgezind bekende Tilburger eens tijdens het "Schrikbewind" met Robespierre aan tafel zat. De dag na het feest bleven er van veertien gasten nog twee over. En daartoe behoorde Gerard van Spaendonck! Dankzij protectie van een vriend was hij niet op Robespierre's lijstje van veroordelingen gezet. In vele Franse musea treft men werken van Van Spaendonck aan. De gemeente Tilburg is maar één werk van hem rijk, een bloemstilleven, dat het raadhuis siert. Enige andere bevinden zich in het bezit van particulieren in Tilburg en elders. Over deze geboren Tilburger willen we hier nu eens iets meer vertellen.

 

Gerard van Spaendonck werd op 22 maart 1746 te Tilburg geboren als zoon van Johannes Antonius van Spaendonck en Theresia Couwenberg. Al op jeugdige leeftijd gaf hij blijk van ambitie en aanleg voor tekenen en schilderen. Hij probeerde zich als "decorateur" te Breda te vestigen. In die tijd werden daar in het kamp bij Breda voorbereidselen gemaakt voor een feestelijke ontvangst ter ere van prins Willem V. De gelegenheid om hier mede te werken aan de decoratie, waartoe hij was uitgenodigd, greep hij gretig aan. Hij had daarmee zoveel succes, dat hij niet alleen enige bekendheid kreeg maar ook wat geld verdiende.

Zijn ouders zonden hem daarna naar Antwerpen. Volgens het biografisch woordenboek van Van der Aa kwam hij daar voor zes jaar in de leer bij een meubelschilder tegen een leergeld van 300 gulden per jaar. Zijn leermeester schijnt nogal wat in hem te hebben gezien, want toen de leertijd om was, bood de meester zijn leerling zelfs f 300,- per jaar aan als hij wilde blijven. Volgens een publikatie in het maandblad "Historia" was die Antwerpse leermeester de Vlaamse schilder Willem Herreijns, die in die tijd een grote reputatie genoot en algemeen bekend stond als "Vader Herreijns". Deze Herreijns, wiens zoon in Holland professor in Schone Kunsten was, stond tegenover het Franse classicisme een meer nationale richting in de trant van Rubens voor. Hij maakte vooral portretten en grote godsdienstige composities.

 

Naar Parijs

Hoe goed "Vader Herreijns" het ook met hem voor had, de jonge Tilburger liet zich niet vasthouden in de Scheldestad. In gezelschap van een vriend van Berchem, eveneens een meubelschilder, trok hij naar Parijs, de stad, die alle tijden door een bijzondere aantrekkingskracht op de kunstenaars heeft uitgeoefend. We schrijven 1768 toen Gerard van Spaendonck zich op 22-jarige leeftijd definitief als kunstschilder in Parijs vestigde. De Tilburger scheen het métier wel in de vingers te hebben en zijn Antwerpse leertijd goed te hebben gebruikt, want hij trok al spoedig de aandacht. Bovendien had hij het geluk een beschermer te vinden in de edelman Lavaletto, die zelf als amateur de kunst beoefende. Deze bezat een buiten, waar de Tilburger kind aan huis was en - vooral tijdens de zomer - gedurende een reeks van jaren heel wat tijd doorbracht. De aandacht van de kenners te Parijs werd vooral geboeid door het miniatuurwerk van Van Spaendonck, die een fijnschilder was van het zuiverste water. Hij demonstreerde daarbij een verbazingwekkende virtuositeit in natuurgetrouwe nabootsing, zodat ieder werk dat onder zijn penseel vandaan kwam voor een waar meesterstuk gold.

 

In de roos

Tegenwoordig is het juist dit genre, dat weinig waardering ondervindt, maar in die dagen was men daar te Parijs gek op. Men kan derhalve wel zeggen, dat onze Tilburger met zijn kunst juist in de roos schoot. Hij kreeg opdrachten tot het versieren van de vergulde draagstoelen en hofkoetsen. Een taak waarvan hij zich met zoveel smaak kweet, dat hij uitnodigingen kreeg van kunstkringen en voorname verzamelaars. Dit bracht mede, dat zijn ster voortdurend steeg en haar schittering vertoonde tot in de hoogste kringen. Toen hij ook nog bevriend raakte met de gefortuneerde kunstliefhebber Watelet, die aan het koninklijke hof in hoge eer stond, was zijn bedje gespreid. Op voorstel van deze mecenas kreeg Gerard van Spaendonck uit Tilburg in 1774 een betaalde aanstelling als miniatuurschilder aan het hof van Lodewijk XVI.

Hovelingen en hofdames wedijverden met elkaar om het werk van de nieuwe hofschilder. De één wilde een snuifdoos of koker beschilderd hebben, de ander rustte niet voordat ze een ragfijne camee had losgekregen. Het ging tegen elkaar op, wat de schilder intussen geen windeieren legde. Één enkel door hem geschilderd takje van plant of bloem bracht 100 francs op in dukatengoud. Tot degenen, die Van Spaendonck opdrachten verleenden, behoorde de bekende gravin du Barry, die tijdens het "Schrikbewind" van de Franse revolutie het leven op het schavot liet.

 

Louvre als woning

In bepaalde perioden woonde de schilder in het Louvre. Men liet zelfs voor hem op het platte dak van dit gebouw aarde aanbrengen voor het kweken van bloemen, die tot het ontwerpen van zijn bloemstukken moesten dienen. Zijn taak bestond namelijk niet enkel uit het maken van miniaturen, maar hij schilderde vele bloemenplanten voor de Koninklijke Kruidentuin in de bibliotheek, waar hij in de zomer gedurende drie maanden schilderles gaf. Zijn leerlingen daar waren meest jonge dames uit de hoge stand. Op de jaarlijkse tentoonstellingen in het Louvre sleepte Van Spaendonck herhaaldelijk de ereprijzen in de wacht en zo werd hij op 18 augustus 1781 benoemd tot lid van de Koninklijke Académie de Peinture. In 1782 volgde hij mademoiselle Basseporte, de directrice van de Koninklijke Tuin op en in 1788 zag de Hollander en Tilburger zich gekozen tot adviseur van de Koninklijke Academie. Hij werd hier de opvolger van de wereldvermaarde pasteltekenaar Maurice Quentin de la Tour, die datzelfde jaar overleden was.

 

Opnieuw geluk

Intussen begonnen zich de wolken samen te pakken boven de Parijse politieke hemel. Er kondigden zich de voorboden aan van een tijdperk, dat een keerpunt in de geschiedenis zou blijken, dat tot op de dag van heden nog nawerkt. De Franse revolutie. Heeft Van Spaendonck, die de favoriet was van de hoge kringen, het zien aankomen? In ieder geval toonde hij zich zo verstandig zich steeds minder met het openbare leven te bemoeien. Méér dan ooit gedroeg hij zich als de alleen maar door zijn werk gefascineerde schilder, die werkte in een rustig gelegen deel van de Plantentuin. Hij stond echter wel algemeen bekend als koningsgezind, wat niet te verwonderen viel. In 1793 nog werd hij aangesteld als "professeur d'iconographie botanique", modelschilder en beschrijver van bloemen aan het Natuurhistorisch Museum.

Naar wij in "Historia", in een artikel van de hand van A.C. van Spaendonck lezen en waaraan wij een deel van onze gegevens ontlenen, liep Gerard van Spaendonck in de donkere dagen van het "Schrikbewind" op zekere dag groot gevaar met zovele andere koningsgezinden onder de guillotine het hoofd te verliezen. Met dertien vrienden was hij uitgenodigd aan een feest, waar de tafel werd voorgezeten door Robespierre. De volgende dag bleven er van de veertien aanzittende gasten nog slechts twee over. Dat waren Gerard van Spaendonck en de grote, welbekende revolutionaire schilder Jacques Louis David, een Jacobijn, die tijdens de revolutie werd belast met de "Dictatures des Arts", maar onder het keizerrijk merkwaardig genoeg schilder van Napoleon I werd. Van Spaendonck was bevriend met David, die slechts twee jaar jonger was dan hij en die de Nederlander zeer hoog waardeerde. Aan de invloed van David had Van Spaendonck het dan ook te danken, dat hij niet voorkwam op het voor die dag door Robespierre gereed gemaakte lijstje van veroordeelden. Ondanks hun verschil van opvatting op politiek terrein zijn beide schilders steeds met elkaar bevriend gebleven.

 

Nieuwe functies

Tijdens de omwenteling had Van Spaendonck wel verliezen geleden, maar die werden gedeeltelijk goedgemaakt door zijn benoeming op 20 november 1795 tot directeur van de Plantentuin en van de porseleinfabriek te Sèvres nabij Parijs. Zijn jaarwedde bedroeg 6000 francs terwijl hij daarnaast nog andere voordelen genoot. Hierbij behoorde vrij wonen. Daartoe kreeg hij het mooie, nog bestaande huis van zijn voorganger, de naturist graaf G.I.L. de Buffon, een begaafd natuurhistoricus, die met een aantal medewerkers o.a. een Natuurlijke Historie van 36 delen schreef. Op 21 mei 1804 werd de oud-Tilburger onder de eersten van de civiellijst benoemd tot het Legioen van Eer en in 1808 ontving hij de titel van graaf.

Op 11 mei 1822 overleed hij en de 13de mei werd hij - begeleid door de president-directeur van de Academie, het Instituut de France, en vele vrienden, die hem, behalve om zijn kunst ook waardeerden om zijn hoogstaand karakter - begraven op het wereldberoemde kerkhof van Père Lachaise. In een lijkrede, uitgesproken door de heer De Quinchy, secretaris van de Academie voor Schone Kunsten, zei deze: "De waardige en niet genoeg te betreuren kunstbroeder was een van die veroveringen op een naburig land, waarop de Franse kunst sinds geruime tijd groot ging. Op een land, waar de natuur een bijzondere school in het leven had geroepen van een soort schilderkunst, die zo innig verbonden is met de kennis en de studie van het plantenrijk. De werken van Gerard van Spaendonck, wiens naam immer zal genoemd worden, na die van de grote Van Huysem, hebben de grens gewezen, die de schilderkunst van bloemen nooit zal kunnen overschrijden."

 

"Vélins du Roi"

Het werk van Van Spaendonck had vanaf het begin de bewondering gewekt door de naturalistische weergave en de rijkdom van zijn palet. Zijn eigen stijl vond hij echter pas voorgoed toen hij in het Louvre woonde en daar werkte aan zijn "Vélins du Roi", de beroemde iconografische documenten voor de botanie. Deze "vélins" waren fraai schilderwerk op perkament. De origine gaat terug op Nicolas Robert, die een hele serie bloemen en vogels schilderde voor zijn beschermheer Gaston, hertog van Orleans, in het kasteel Blois. Bij de dood van de hertog liet de koning de collectie naar Parijs komen, waar ze een plaats kreeg in de Koninklijke Bibliotheek. De koning was over dit werk zó enthousiast, dat hij besloot de serie te laten voortzetten. Ieder aan het koninklijk huis verbonden schilder kreeg opdracht er jaarlijks een aantal te maken.

Onder de vele artiesten, die voor het hof werkten, bevonden er zich vijf, die de titel van officieel miniatuurschilder droegen. Zij mochten in die functie hun werken ondertekenen, al maakten ze dan ook niet altijd van dat voorrecht gebruik. Tot die vijf behoorde onze Van Spaendonck. De kunstenaars, die voor de Koninklijke Tuin werkten, waren niet vrij in hun keuze of inspiratie. Zij kregen eenvoudig opdracht bloemen zo nauwkeurig mogelijk na te schilderen voor de botanische studie. Botanisten legden hun de te schilderen bloemen voor en oefenden ook voortdurend controle uit op de gang van zaken. Voor een artiest nu niet een bepaald ideale situatie, naar het ons voorkomt. De mannen van de wetenschap waren steeds zeer tevreden over Van Spaendoncks werk. Veel van zijn studies zijn echter verloren gegaan.

 

Meesterstukken

In het Natuurhistorisch Museum te Parijs vindt men in prachtig rood leren banden 60 "vélins" van Van Spaendonck, alle meesterstukken van nauwkeurigheid, waarmee de meester zijn leerlingen vergastte tijdens zijn cursussen in iconografie en botanie. "De natuurgetrouwe nerven der bladeren en doorschijnende rozen, de doorlichte waterdruppels, de bijtjes, vlinders, vliegjes, tot de kleinste insekten toe vormen, onder de loep bezien, een verrukkelijk als met leven bezield schouwspel", zo lezen we. In die tijd gold dat als de hoogste lof. Gerard genoot na zijn dood zelfs de eer dat bloemen zijn naam kregen. Dit geschiedde door zijn opvolger als directeur van de Plantentuin die de naam "Spaendoncia" invoerde. Het zijn rose klokjes. Aan een der klokjes hangt een druppel. Zo werden ze uitgevoerd in aquarel door Doued de Beauregard, professor van de iconografie aan het Natuurhistorisch Museum.

 

Uitgaven

Op verzoek van zijn bewonderaars liet de gevierde schilder vierentwintig van zijn werken voor het grootste deel "en pointillé" graveren. Deze opdracht werd uitgevoerd door de vooraanstaande P.F. le Grand en andere graveurs. Een klein deel hiervan werd in kleur gedrukt. Aangenomen wordt, dat de meester zelf er de laatste toets in heeft aangebracht. Zeker weten doet men het niet, maar men leidt het af uit vergelijking met de door hem uitgevoerde "vélins". De uitgave werd in 1799 gepubliceerd onder de langademige titel: "Fleurs dessinées d'après nature par G. van Spaendonck de l'Institut National, professeur. Receuil utilé aux amateurs, aux jeunes artistes, aux élèves des écoles centrales et aux dessinateurs de Manufactures". Een ander door hem uitgegeven werk is "Traité des connaissances nécessaires aux amateurs de tableaux G. van Spaendonck". Vier jaar na zijn dood gaven zijn leerlingen de mooiste van zijn bloemenaquarellen uit met een tekst van Chalons d'Argé onder de titel: "Souvenirs de Van-Spaendonck, ou Recueil de fleurs, lithographiées d'après les dessins de ce célèbre professeur".

In het Tilburgs gemeentearchief kan men enig idee krijgen van het werk van deze van origine Tilburgse kunstenaar uit foto's van enige zijner stillevens met bloemen en fruit, doch vooral uit een ongedateerde, maar niet oude uitgave in zeer groot formaat van een aantal zijner bloemtekeningen in kleuren, voorzien van een botanische beschrijving. Het reuzenboek draagt als titel "Les plus belles fleures de G. van Spaendonck 1746-1822, choisies et composées par Karl L. Handler". Aan de inleiding hiervan ontleenden wij ook enige gegevens.

 

Veel lof

Verder vonden wij in het archief een groot bedrukt vel zonder nadere aanduiding, ondertekend met de naam Chabert. Het is een nogal retorisch gestelde lofzang op de schilder, waarin o.a. gezegd wordt dat men nooit zonder de diepste ontroering de werken van deze uitverkoren schilder kan bekijken en dat men zeggen moet, dat hij gelukkig was door al schilderend bloemen op zijn levensweg te zaaien. Van de stillevens wordt gezegd, dat zij nooit de saaiheid bezitten die men toen zo vaak in dit soort werk ontmoette. Een chronikeur uit zijn tijd schreef dat heel Parijs sprak over de grote stukken, waarmee Van Spaendonck verscheidene jaren de ereprijzen van de exposities in het Louvre behaalde en dat de bewondering voor de maker geen grenzen kende.

Zijn schilderijen vindt men in vele Franse musea. Vooral in Bagnères de Bigorre, Duinkerken, Epinal, Fontainebleau (in de Napoleonkamer), Narbonne, Tours, Limoges, Montpellier, Versailles en te Parijs in het Louvre. Het grote bloemstuk met vruchten in de Rubenszaal van het Louvre werd aangekocht door Lodewijk XVI, juist in het jaar van de val van de Bastille 14 juli 1789.

 

Met broer te Sèvres

Zoals gemeld, werkte de schilder ook voor de porseleinfabriek te Sèvres. Met zijn broer Cornelis ontwierp hij daar de meeste bloemstukken voor de kunstwerken welke alleen aan koningen en staatshoofden geschonken werden. Bij de ingang van het museum te Sèvres treft men een meer dan een vierkante meter groot bloemtafereel in porselein aan in kleuren, dat naar ontwerp van Gerard werd uitgevoerd. De hier genoemde broer werd 7 december 1756 in Tilburg geboren. Ook hij genoot in Antwerpen zijn opleiding als schilder bij "Vader Herreijns" en koos daarna te Parijs hetzelfde vak als zijn oudere broer. Ook hij schilderde bloemen en vruchten voor Sèvres en maakte kabinetstukjes. Hij slaagde eveneens in de lichtstad en exposeerde te Amsterdam, maar bereikte niet de hoogte van Gerard. Hij overleed te Parijs op 4 januari 1840.

Als Gerard van Spaendonck thans minder bekendheid geniet dan sommigen van zijn leerlingen, zo lezen we in het voorwoord tot de jongste uitgaven van enige van zijn werken, komt dit omdat zijn 24 gravures slechts in een beperkte oplage verschenen en verder omdat zijn werk als iconograaf, professor en administrateur van de Koninklijke Tuin en het Natuurhistorisch Museum hem meer in beslag nam dan de zorg voor zijn eigen faam, die hij - ondanks zijn bescheidenheid - tijdens zijn leven genoot.

 

Portretten

Van de schilder bestaat een zelfportret uit zijn jonge tijd, dat zeldzaam mooi van uitdrukking wordt genoemd. In 1946 was dit in het bezit van de heer Barend Mutsaers-Van Spaendonck te Kapellen in België, tijdens zijn leven in Tilburg een bekende figuur en weldoener. Een ander zeer gelijkend portret vindt men in het paleis van Versailles. We weten niet of dit dat is wat zijn vriend Jacques Louis David van Van Spaendonck schilderde. Verder schilderde Gerard een portret van zijn vriend de historieschilder baron François Gérard (1770-1837).

 

Er reizen wel eens Tilburgers naar Frankrijk. En ze komen wel eens in enige van hierboven genoemde plaatsen: Versailles, Fontainebleau, het Louvre. Zouden ze daar ooit naar Gerard van Spaendonck gevraagd hebben? Dat kunt ge nu dan voortaan doen!

 

PIERRE VAN BEEK