CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 Redactie: Ben van de Pol

Alphen zoals weinigen het te zien krijgen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 2 augustus 1969

 

Alphen - Prinsenhoef - archief Pierre van Beek

 

Wie nooit de gemeente Alphen kris en kras doorkruist heeft buiten de bebouwde kom, geen bezoek gebracht heeft aan de breed verspreid liggende gehuchten met namen als Druysdijk, Oosterwijk, de Hoevens, Leeuwerkeneik, Quaalburg, Boshoven,Terover, Pineind, Bedaf, Hondseind, 't Sas en Ooievaarsnest, kan nooit een goed beeld van deze gemeente krijgen. Weinigen doen het en weinigen weten hier de weg. Toch is het hier en op nog tal van andere punten, dat niet alleen het agrarisch beeld van dit dorp overal spreekt, maar ook het historisch karakter en oude legenden tot leven komen. Voorwaarde daartoe is wel, dat ge daarvan al iets weet, want dikwijls is er niets meer tastbaars te zien om de verbeelding actief te maken. Bij gebrek aan beter moet ge het dan wel stellen met wat er in uw achterhoofd zit. Tenzij het grandioze gezicht over de soms opvallend hoog gelegen, in cultuur gebrachte velden met hier en daar verspreid liggende bosjes loofhout, een eenzame boom en een smalle sloot met salomonszegel langs de kant, maar welke sloot toch al de weidse naam van Oude Lei of De Schrootjens (de Schrutjes zeggen ze hier) draagt, natuurgenot genoeg betekent. Dat zou kunnen. En ge zult er meestal wel alleen zijn, want de wegen, deels verhard en deels echt Brabants zand, worden er weinig bereden. Zonder stafkaart groeit dat soms uit tot een klein avontuur, waarbij ge u niet moet verbazen in Poppel over de grens uit te komen als ge dacht naar Baarle-Nassau te gaan. Er zijn wel mensen, die dat leuk vinden. Dezen willen we vandaag een handje helpen. Niet om ze de weg te wijzen, maar om de pit van hun verbeelding wat hoger te draaien en daardoor dat bouwland, dat eens allemaal heide is geweest, een beetje te bevolken.

 

Zo'n twee- tot drieduizend jaar voor Christus zwierf in deze streken al de prehistorische mens, de man van het stenen tijdperk, die op een primitieve manier aan de kost trachtte te komen en in leven te blijven. Het werd er al drukker daar in Alphen zo'n duizend jaar voor Christus, toen onze voorouders tenminste niet meer met stenen werktuigen en wapens behoefden te manoeuvreren want ze kenden toen al het brons. Rond onze jaartelling zetten zich Germaanse stammen neer aan de oevers van de Oude Lei, die verderop de naam van Donge heeft gekregen. Met de komst van de Romeinse legioenen werd het er zelfs bepaald druk. Die Romeinen construeerden een "Romeinse baan", die van Antwerpen over Hoogstraten en Baarle, via Alphen (de Dekt - Prinsehoef - Leeuwerkeneik), Esch en St. Michielsgestel naar Nijmegen liep. Bij Alphen kruiste deze heirbaan de nog altijd zo hetende "Maastrichtse Baan" (de oude wel te verstaan). Deze hoofdweg leidde van het Hollands Diep over Breda via Alphen (Boslust), Reusel en Luijksgestel naar Heerlen, Maastricht en Tongeren.

 

Bodem spreekt

Hoe ze dat allemaal weten van die eerste bewoners? De bodem heeft hen verraden, want er is in Alphen als door mollen in de grond gewroet om zulke sporen te vinden. Uit de vele, uit verschillende perioden stammende vondsten kon worden afgeleid, dat de eerste bewoners het gezocht hebben aan de lage oevers van de Donge in de omgeving van Terover, dat Teroever moet betekenen. Later zijn ze echter geleidelijk aan naar de hogere gedeelten, het huidige dorpsgebied verhuisd.

Wie nu aan de Donge staat, kan moeilijk geloven dat zo'n "sloot" ooit een belangrijke rol heeft gespeeld. Er zijn echter redenen om aan te nemen, dat in de tijd dat Germanen zich hier vestigden de Donge een rivier van honderden meters breed moet zijn geweest, waarvan de oevers zeer vruchtbaar waren. De Papenmoeren zouden daarvan wellicht restanten kunnen zijn, terwijl de vele keien in de grond ook als sprekende getuigen optreden. Men moet trouwens maar eens kijken naar het zg. "Rielse Laag", dat in het verlengde van de Papenmoeren, samen met de Donge, de Goolse Dijk bij Riel en verder de weg Riel - Tilburg oversteekt. Uit topografisch oogpunt is dat gebied, vooral tussen het Riels Hoefke en de ten oosten daarvan liggende Rechte Heide bijzonder interessant. Vanaf 't Hoefke kijkt ge tegen een meters hoger gelegen heide omhoog met voor u een breed dal zoals ge in de verre omgeving geen tweede kunt ontdekken. In het laagste punt hiervan stroomt nu nog altijd de maar een paar meters brede Donge. Zelfs bij een leek dringt zich, op het gezicht van dit alles, direct de vraag op: Zou dit niet ooit een brede rivier geweest zijn? Het is werkelijk de moeite waard hiernaar eens te gaan kijken.

 

Leeuwerkeneik

Ge zit dan meteen in de buurt van de Leeuwerkeneik. Vóór de oorlog zouden we u nog de weg hebben kunnen wijzen. Toen was er iets te zien, nu niet meer. Hier in de omgeving is van alles gevonden, o.a. een prehistorisch graf, een urnenveld, een nederzetting uit de La Tène-periode. Er kwam een grote bonk onbewerkt ijzer te voorschijn van 30 cm lang, 20 cm breed en 15 cm dik. Hierin vond pastoor Binck aanleiding deze plek op zijn kaartje met de naam van "smidse" te laten paraderen. De vondst van een drinkbeker deed de naam "Herberg" geboren worden. Uit een rammelaar voor kinderen kwamen vijftien heel kleine natuursteentjes plus een tandje van een kind of... van een konijn te voorschijn. In deze buurt moet ook een tot heden vermoedelijk onopgegraven grafheuvel liggen. De Meiberg vinden we hier eveneens, een naam met 'n prehistorische smaak. Heeft mogelijk te maken met "malum", een plaats van Germaanse rechtspraak.

De oudste oorkonden, waarin men de naam Leeuwerkeneik kan naspeuren, dateren van 1295. Hij komt daar voor als Leverkenbrake. Daar men in de buurt ook een leemakker kent, heeft men wel gemeend dat de naam afgeleid zou kunnen zijn van "leemwerk".

 

Oudste hoeve

Tot in de oorlog was de naam Leeuwerkeneik inherent aan een merkwaardige Frankische hoeve met Saksische beïnvloeding. Tevens stond hier o.a. een bakkeet, die echter voorheen de woning van een laat was geweest. Het complex was overhuifd door grote lindebomen en vormde een bijzonder schilderachtig en romantisch tafereel, dat nog méér kleur kreeg voor wie de historische achtergronden kende. Over de ouderdom van die hoeve durfde pastoor Binck destijds geen schatting te maken. Voor hem stond als een paal boven water, dat zij de alleroudste van Alphen was. Mogelijk werd ze al in 1205 door Echternach geschonken.

Het wemelt hier van prehistorie. Er werden vondsten gedaan van vermoedelijk 600 tot 300 jaar voor Christus. Een niet opgegraven(?) grafheuvel moet dateren uit dezelfde tijd als de Vijfberg van de Rechte Heide onder Goirle. Al rond 1792 werden er vele Romeinse munten gevonden, zoals een Tongerloose archivaris in genoemd jaar schrijft. Ze verdwenen in de Franse revolutie maar hij had er ook enige in zijn bezit. Misschien heeft hier ooit een Romeinse castrum gestaan. En nu is het uitgerekend de oorlog die Leeuwerkeneik totaal verwoest. Alles is er veranderd en men kan de plaats niet meer terugkennen. Een triest verlies want er viel (en valt?) zoveel te ontdekken.

 

Op Boslust

Wat verder zuidwaarts komen we aan een gebied van meerdere verspreid staande hoeven van zeer oude datum, die eens eigendom waren van de abdij van Tongerloo. Ook hier heeft de oorlog geducht huisgehouden. Van de elf boerderijen in deze contreien, waar het nu Boslust heet, brandden er in de oorlog maar liefst tien af. We hadden daar o.a. de Middenhoeve, de Kleine Hoef, de Ouwelandsche hoef, de Nieuwelandsche hoef en Pastoriehoef. De Ouwelandsche is totaal verdwenen. De Nieuwelandsche (Goorstraat 2a) staat er nog, een eind van de weg en wat weggedrukt achter een nieuw burgerwoonhuis. Godfried III van Breda schonk haar in 1216 aan de abdij van Tongerloo. In 1628 en 1629 meldden de abdijboeken, dat de scheiding der landerijen is gebeurd en dan is er sprake van de "Oude Nuwelandsche hoeve". Pachters werden de gebroeders Peter en Herman Havermans. Deze hoeve was eens een door wallen en een gracht omgeven burcht, wat blijkt uit een kadastrale kaart van Tongerloo (1715). Een oorkonde van 1245 spreekt van poorten, waarbij natuurlijk de ophaalbrug. Dat duidt op een Frankische vestiging.

De Nieuwelandsche hoef wordt sinds een jaar of tien niet meer bewoond. Het interieur zou nog verraden, dat hier ooit een klooster is geweest. Hier zou eens de vogelvrij verklaarde Tongerloose abt Hermans hebben verborgen gezeten van wie men nog altijd niet weet, waar hij begraven ligt. Men heeft naar diens graf ooit tevergeefs gezocht te Enschot. Sindsdien gaan de gedachten uit naar Haaren.

 

"Oude pastorie"

De Pastoriehoef verrees totaal nieuw uit haar as en draagt weer evenals voorheen haar naam op het voorhoofd. Al generaties achtereen woont hier het geslacht Huyben. Haar naam dankt deze hoef aan de voormalige "oude pastorie", die op nog geen honderd meter afstand lag en eveneens eigendom van de Norbertijnen was. Ook zij speelde een rol in de geschiedenis. Coppens vertelt, dat in de tijd van de retorsie Aug. Wichmans pastoor te Tilburg en zijn opvolger Aug. van Dijck in 1634, dus vijf jaar na de val van Den Bosch, naar Alphen zijn uitgeweken toen dit nog onder Spaans bestuur stond. Hebben die wellicht op die "oude pastorie" gezeten? Op zon- en feestdagen trokken Tilburgse ingezetenen wel naar Alphen om daar de H. Mis bij te wonen totdat Van Dijck, rond 1650, dus na de Munsterse vrede (1648), op Nieuwkerk onder Poppel voor Tilburg een grenskerk bouwde.

De "oude pastorie" is afgebroken in 1830. Rond het jaar, waarin de vanaf 1175 door de Norbertijnen te Alphen waargenomen zielzorg ophield (1833) en in de kom van het dorp een nieuwe pastorie werd gebouwd. Voor de bouw van deze laatste zijn nog balken van de "oude pastorie" gebruikt. Inmiddels is in Alphen alweer een nog nieuwere pastorie verrezen en de tweede, die eens nieuw was, op haar beurt afgebroken. Daarbij werd van de oude balken niets gered. De "oude pastorie" op Boslust, dus de oudste van de drie, moet een flink gebouw geweest zijn maar geen boerderij. Oudere mensen herinneren zich dat ter plaatse, een halve eeuw geleden, iets van een paardestalling in een schuur te zien is geweest. (Pastoors plachten in die tijd wel te paard te reizen.) Van deze stalling is later 'n soort boerderijtje gemaakt. Nu staat op deze historische plek een woonhuis.

 

Pestkerkhof

Op het pestkerkhof - Alphen - archief Pierre van Beek

 

Overal waar ge hier gaat of staat, spreekt voor de insider de historie. Neem nu eens dat bosje op een paar honderd meter recht vóór het gezicht van de nieuwe Pastoriehoef. Geen vreemdeling heeft er enige notie van wat daar verscholen ligt. Er loopt trouwens niet eens meer een paadje naar toe. Ge moet langs de akkerrand door het hoge gras baggeren om er te komen. Daar ligt, tussen bomen en struiken, Alphens befaamde pestkerkhof, dat we in een vorig artikel al even aanstipten. Dat heeft pastoor Binck na veel zoeken ontdekt. Het enige bekende in Nederland. Hier werden de Alphenaren begraven, die in het eerste kwartaal van de 17de eeuw aan de pest stierven onder wie twee pastoors, die zich met de verpleging van de lijders hadden beziggehouden. Een groeve werd hier geopend. Alle beenderen bleken intact en hard. Een griezelige geschiedenis lijkt dat alles bij elkaar wel. Bestaat er misschien nog enige weerzin tegen deze plek? De toestand van het kerkhof in de vorige herfst getuigde niet meer van het enthousiasme van het eerste uur toen er gedenktekenen werden opgericht en er op Allerzielen een processie heen toog.

 

Nieuwe teksten

Bij ons jongste bezoek bleek het grove onkruid van de vorige herfst verwijderd en op de afgebroken kruisen van de graftekenen van de twee pastoors waren de namen van de pastoors en verdere teksten weer duidelijk te lezen in verse, zwarte verf. Op de nu liggende kruisen leest ge links: "30 juni 1604, Pastoor Andreas Adriaensen. Liefde voor God en de evenmens is sterker dan de dood." Op het rechterkruis: "20 oktober 1625. Pastoor Joannes van den Heuvel. Één in liefde en zorgen. Één in lijden en dood." Iets naar achter geplaatst, tussen de kruisen in, draagt een bakstenen met kruis gekroond monument op een hardstenen plaat de woorden: "Barmhartige Jezus, heb met ons allen medelijden."

Uit verslagen van dekenale visitaties tussen 1700 en 1800 is gebleken, dat er in een bepaalde periode ook toen reeds een kruis op het pestkerkhof heeft gestaan en dat de inwoners beloofd hadden op deze plaats een kapel op te richten. Dit voornemen werd echter nooit uitgevoerd. Ook het kruis verdween in de loop der tijden, zodat de door vroegere pastoors herhaaldelijk tot uitdrukking gebrachte vrees, dat het pestkerkhof totaal in vergetelheid zou raken ook werkelijkheid werd, totdat dit dan in 1934 werd teruggevonden aan de hand van een kadastrale kaart van 1715. Een singel van eiken, beuken en berken, waarin de kamperfoelie zijn guirlanders vlecht, omgeeft thans de begraafplaats. Weinigen kennen haar, nog minder bezoeken haar en geen vreemde kan haar vermoeden daar, midden in de wijde landouwen van Boslust.

 

Uilekasteel

Een ander punt te Alphen, dat op de verbeelding werkt, ligt in het zg. Uilekasteel. Men vond het ver buiten de bebouwde kom nabij de Belgische grens, ten zuiden van de naar Poppel lopende Oude Maastrichtse Baan nabij de Donge of Oude Lei op het gehucht 't Sas. Deze laatste naam duidt al op vroegere bewoning. Een "sas" is namelijk een overzetplaats of een sluis. Hier kan het derhalve mogelijk geweest zijn de toen nog brede Donge (thans een slootje) over te steken. Te zien is er niets dan geëgaliseerd akkerland, zodat men pas na naarstige studie van de stafkaart kan concluderen: Hier moet het geweest zijn. De stilte en eenzaamheid is er vermoedelijk groter dan in vroegere tijden.

Tot 1955 waren er nog restanten van rechthoekige grachten te zien van dat "kasteel", waarvan men trouwens niet eens een steen heeft teruggevonden. Toch denkt men hier aan de Romeinen. De ligging aan de Oude Maastrichtse Baan duidt wel op enig belang van de plaats. Mogelijk was er een versterking, een vluchtoord of een schans. Latere oorlogvoerende partijen hebben daarna de wallen verhoogd, de grachten verbreed en uitgediept. Dit zou dan gebeurd zijn door prins Frederik Hendrik. Deze hield hier de wacht met zijn troepen bij het beleg van Breda om de ravitailleringscolonnes, die uit Diest en Lier kwamen, te overrompelen.

Er is ook gepuzzeld over de naam Uilekasteel, die ook wel Ulekasteel geschreven wordt. Dat geeft mogelijkheden tot aardige speculaties. In de buurt kent men immers ook een Ulecoten. "Ule" wordt via "Wille" door pastoor Binck, (met een vraagteken), teruggevoerd naar Willibrord.

 

Legenden

Als ge nu de bebouwde akkers wegdenkt en daarvoor in de plaats ziet grote heidevelden in een uithoek van Alphen tegen de grens, lijkt het niet zo verwonderlijk, dat ook hier - zoals op tal van plaatsen in Alphen - zich de legende heeft meester gemaakt van het Ulekasteel. Deze sage ziet een kasteel met een voorplein en een eigenaar van herculische gestalte en met weelderige haardos. Hij is onmenselijk streng voor zijn pachters, die wegens de mislukte oogst niet kunnen betalen. Zij komen in opstand nadat de woedende heer een lid van de boerendeputatie heeft doodgeslagen. De boeren worden in een houten schuur aan de westzijde van de burcht gevangen gezet. Nadat er takkenbossen rond de met stro gedekte schuur zijn opgestapeld, steekt de wreedaard er zelf de brand in. Vóórdat de boeren onder het instortende dak de vuurdood sterven, roepen zij echter nog: "Uw straf komt... als muizen en ratten hebt gij ons vernietigd... muizen en ratten zullen uw ongeluk, uw dood zijn." De heer lacht om de bedreiging. Om zijn geweten te sussen richt hij des avonds een feest aan. In die nacht zwemmen tienduizenden ratten en muizen over de grachten. Ze dringen in schuren, kelders en zolder. In korte tijd vernietigen zij balken en gebinten en het Ulekasteel stort ineen. De kasteelheer en zijn gezellen vinden de dood. Toen de volgende dag de buren van de Salisch-Frankische burcht op de Dekt de kasteelheer kwamen bezoeken, zagen ze de ratten woedend vechten om het laatste afgeknabbelde beentje van de kasteelheer. Zo gaat het nu eenmaal in de volksverbeelding met de snoodaards.

 

Niet zinloos

Intussen zult ge wel opgemerkt hebben, dat de sage veel overeenkomst vertoont met die van de Muizentoren in de Rijn in de buurt van Bingen (Duitsland). Er spelen in Alphen trouwens nog meer sagen, die men op verschillende andere plaatsen in min of meer gewijzigde vorm aantreft. Archeologen, heemkundigen en andere onderzoekers halen voor legenden overigens niet minachtend de schouders op. Hoeveel verdichtsel er vaak ineengeweven zit, menige legende heeft bewezen in haar kern iets van de waarheid te verbergen. Een wel zeer sprekend bewijs daarvan vormen de Ilias en de Odyssee van Homerus. Dankzij een hardnekkige overtuiging, dat niet alles fantasie kon zijn, heeft per saldo de Duitser Heinrich Schliemann het historische Troje ontdekt en opgegraven. Dit tegen een aanvankelijk scepticisme van de officiële wetenschap in. Niet altijd bouwt verbeelding luchtkastelen.

Bovenstaand bedoelt echter geenszins een pleidooi te vormen voor de Alphense kabouters. Die hadden ze daar nog niet zo heel lang geleden maar genoeg. En wat er die toch allemaal hebben uitgespookt en klaargespeeld op de molen, bij de Brakewouwer, bij de Brakekelder, op den Dekt, op Boshoven, in de Maastrichtse Baan en aan de Kabouterwal op Brakel. Ze wilden zelfs in één nacht een diep kanaal naar Tilburg graven. Ze begonnen in de Papenmoeren tegen Goirle aan. Werden echter verrast door hanengekraai. En daarom kunt ge nu niet van Alphen naar Tilburg varen...

 

Alfheim

De kabouters marcheren ook op in de verklaring van de naam Alphen. Een vroegere naam was Alfheim. Het komt als zodanig in eeuwenoude documenten voor. Nu is "alf" een ander woord voor "kabouter" en "heim" betekent woonplaats. Dus: woonplaats van kabouters. Krüger, die in het laatste kwart der 19de eeuw schreef, meent dat de naam misschien komt van Alphenus Varo, een leider of overste van de Batavieren. Men houdt het tegenwoordig echter méér op de eerste verklaring.

 

Had u gedacht, dat er in Alphen zoveel te koop is? En we zijn nog niet eens overal geweest. Daarom moeten we nog wel een keer gaan rondavonturen.

 

Alphen - Prinsenhoef - archief Pierre van Beek

 

PIERRE VAN BEEK