CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Vraagtekens bij historie van Moergestel

Het Nieuwsblad van het Zuiden - maandag 28 juli 1969

 

Moergestel - archief Pierre van Beek

 

Wie wat rondzwerft over het in staat van wording verkerend plein, dat in de toekomst het hart van Moergestel belooft te worden, voelt er zich misschien wat verloren omdat er vertrouwde dingen van het verleden ontbreken. Toch bezit Moergestel nog een stukje intimiteit, dat zich kenmerkt door een geheel eigen sfeer. Misschien moet men echter wel "vreemdeling" zijn om het te ontdekken. Daarom zou het ons niet verbazen als de Moergestelnaren enigszins verwonderd opkijken wanneer hier de naam van Postelstraat met haar omgeving valt. Het is een stille straat zonder doorgaand verkeer, die in de Bosstraat haar verlenging vindt met daarachter de wijde velden met een kleine coulisse van populieren als een stuk toneeldecor, dat de ruilverkaveling vergeten heeft weg te nemen. Er werden wel méér dingen op een gelukkige wijze vergeten. Zoals twee knusse huisjes met drie geleide lindebomen voor de deur en de vele beukenheggen, waarover ge in de achtertuinen van de mensen kijkt. Die mensen besteden hun zaterdag aan het verzorgen van hun hoven, waarin nog alles geteeld wordt wat er in lange reeksen van jaren in zulke hoven achter zulke beukenheggen geteeld placht te worden. Ge weet niet of ze dat om het voordeel, om het plezier of alleen vanwege de traditie doen. Ge ziet alleen, dat ze zich niet haasten en er altijd nog wel wat tijd af kan voor een praatje met de buurman of een voorbijganger die - om een begin te maken - geroepen heeft of "de slaoi 't goed doet".

 

De Postelstraat is vooral ook het land van de beukenheggen, wat te meer de aandacht trekt omdat dit soort afscheiding, om aan haar doel te beantwoorden, een tijd vergt die wij niet meer vermogen op te brengen. We doen het voortaan liever met de snelgroeiende liguster af. Hier in dit stuk Moergestel worden de beukenheggen gekoesterd. Ook spreken ze van speelse geest en onbewuste romantische gevoelens. Men heeft de beuk tot erepoortjes laten groeien, die toegang geven tot smalle, door de heggen begrensde paadjes, die alleen een naam in de volksmond dragen. In Moergestel gaat ge "bij Jaonus Rijnen deur 't straotje" en iedereen weet wat ge bedoelt. Oudere mensen spreken van "Simonnepèdje", wat op Simon van Lommel slaat.

 

"Pastoorspèdje"

Door een geleide beukenboog duikt ge ook in het "pastoorspèdje", een smal met stenen geplaveid gangetje, dat tussen de heggen door, in de vorm van een winkelhaak, van de pastorie naar de kerk leidt. Dat paadje ligt er al vanaf 1856. Het is een uitvinding van pastoor Van Doorn. In genoemd jaar schreef hij aan mgr. Zwijsen: "Er wordt mij enen gelegenheid aangeboden om enen voetpad te maken naar de Kerck achter de huizen door de hoven, zodat ik van mijn huis kan komen op den kerckhof (dat lag toen nog rond de kerk!) zonder door de straten te passeren, welke dikwijls nat en morsig zijn"... Mgr. Zwijsen antwoordde, dat dit verzoek moest uitgaan van het kerkbestuur. Nadat die weg bewandeld was, kwam het "pastoorspèdje" tot stand. Dat ligt er dus al bijna anderhalve eeuw.

 

Sfeervolle hoek

Het hele gebied van Postelstraat en Bosstraat wordt beheerst door de pastorie, een opvallend grote en fraaie villa, die met haar witte zonbeschenen muren als het ware licht afstraalt in de toch al zo serene ruimte van de parkachtige tuin ervoor, waartoe een monumentale poort in het ijzeren hekwerk toegang geeft. In de meimaand torst hier een uitbundige magnolia zijn witte tulpen en treurberken en treurwilgen van het naastgelegen kerkhof zorgen aan één zijde voor een afsluitend decor. Met de doden als zwijgende buren aan weerszijden van de mooie coniferenlaan op het kerkhof ademt deze hele omgeving een sfeer van voornaamheid, ingetogenheid en landelijke rust, die nog een speciaal accent krijgt als ge u omdraait en daar - over de hoven en huizen heen - het grote silhouet van de kerk met zijn 16de-eeuwse toren tegen de lucht getekend ziet.

De pastorie die we voor ons hebben gezien, dateert van 1840. Oorspronkelijk was ze aanzienlijk kleiner van afmeting. Rond 1896 liet de niet onbemiddelde pastoor Van Rijckevorsel haar door aannemer Schonk uitbreiden en verfraaien. Er werd toen zelfs een verdieping op gezet. Ook later werden er nog verbouwingen aangebracht. Volgens het op de pastorie aanwezige "registrum memoriale" werd de oudste pastorie in 1839 afgebroken. Over de plaats waar deze heeft gestaan, tast men echter in het duister. Pater W. van Spilbeek schrijft in zijn boek "De abdij van Tongerloo", dat Tongerloo in 1730 (de abdij benoemde tot 1839 uit haar kanunniken de pastoor te Moergestel) een pastorie aankocht. De vraag welk huis van Moergestel dit wel kan geweest zijn, vormt voor in historie geïnteresseerden nog steeds een fascinerend probleem. Verschillende speculaties worden hierover opgezet, waarbij gedachten uitgaan naar "'t Broothuys" en het huis van Martina Rijnen zonder dat men tot een conclusie kan geraken. Er is dus voor speurders nog altijd werk aan de winkel in Moergestel.

 

Oudste huis

We zijn nu meteen aangeland bij het oudste huis van Moergestel. "Het huis van Martina Rijnen", zeggen de mensen van Moergestel en dan weet ge dat dit een begrip inhoudt, dat niet meer om een nadere omschrijving vraagt. "Een goed en vroom mens, die veel weggaf", zo wordt die ongehuwd gebleven dochter van "de lange Jan Rijnen" getypeerd. Ze behoort niet meer tot de levenden. Haar huis heeft ze, ongeveer 2,5 jaar geleden, als legaat aan de kerk nagelaten. Misschien hoort het daar ook wel een beetje bij. Het staat er vlak naast en het "pastoorspaadje" mondt er bij uit. Niet zo gek als het ooit pastorie of noodpastorie geweest zou zijn. Rond 1800 moeten er ook wel gevluchte kloosterzusters in gewoond hebben.

Sinds mensenheugenis heeft dit huis zitten peinzen in de geslotenheid van het nu opengebroken Kerkpad met een brede schoot van vier ramen in de gepleisterde voorgevel en brede deur in het midden. Daarvóór een hardsteen als een grafzerk in een hooggelegen stoep, die nog hardstenen paaltjes draagt. Daarin ziet ge de bevestigingsplaatsen van wellicht kettingen, waarop mogelijk jeugd, die geen jeugd meer is, placht te schommelen. Of heeft er ooit een hekwerk ingezeten? Enfin, u ziet het al: zo'n huis, dat geen arbeidershuis is maar een zoals dat welgestelden vroeger plachten te bouwen. Aan de zijgevel langs de kerkkant en aan de achterzijde, waar nog een oude looierij in de tuin staat, spreken bakstenen een kleurige maar vermoeide taal. 1665 vertellen de jaarankers in die met een wrakke schouw gekroonde spitsgevel, waaruit vijf duivengaten loeren. Twee gespleten lindebomen met in elkaar gegroeide kruinen pogen een schamelheid te bedekken, die helemaal niet bedekt behoeft te worden, omdat eerbied voor de ouderdom al voldoende bescherming biedt. Dat hopen we tenminste maar omdat we het graag geloven zouden. Dit huis heeft ongetwijfeld zijn geschiedenis, al wacht die nog op haar ontdekking.

 

Kerk en toren

Moergestels kerk, met haar laag afgeschuind muurtje van kloostermoppen, is er bij de modernisering van het dorpscentrum op vooruit gegaan. Lag ze voorheen nogal weggestopt, nu domineert zij het plein, zodat het fraaie gebouw van architect Van de Valk, dat 30 mei 1932 werd ingezegend door pastoor J. Jansen, pas nu voor het eerst goed tot zijn recht komt. Het vormt een geslaagde combinatie van laatgotische stijl van de 16de en 17de eeuw met neogotiek van onze eeuw. Alleen de toren, die harmonisch in de kerk werd ingebouwd en waardoor men vanaf 1844 de kerk binnentreedt, is van veel oudere datum. Over zijn ouderdom bestaat verschil van inzicht. Als vermoedelijk bouwjaar vonden wij 1610, maar algemeen wordt beweerd, dat hij van rond 1500 zou stammen. Hij komt voor op de voorlopige lijst van monumenten, die er in de technische taal, waarin hij pleegt te spreken, het volgende van zegt: "De van baksteen, met gebruik van natuurstenen delen opgetrokken toren heeft dubbel, rijkversneden steunberen en aan de zuidzijde een veelhoekig uitgemetselde traptoren en is door waterlijsten in vijf geledingen verdeeld. Hoge, van vier- tot achthoekig ingesnoerde spits. De twee onderste geledingen vertonen korfbogige, met driepassen versierde spaarnissen, de derde spitsbogige spaarnissen, waarboven vierhoekige, met zandstenen neuzen afgezette spaarvelden. De met een rondboogfries afgezette klokkenverdieping vertoont enige galmgaten achter een uit gemetselde boogjes bestaande borstwering"... Hè, hè, daar staat de toren dan!

 

Onder Tongerloo

Maar wat mag Moergestel wel gehad hebben vóór 1500. Uit een gedenkboek van Paus Leo VIII blijkt, dat Moergestel al in 1110 een kerkgebouw bezat. Was dit een houten? Een stenen Romaans? Stond het op dezelfde plaats? Hoe is het eigenlijk allemaal in Moergestel begonnen?... Veel vragen maar tot heden nog geen enkel antwoord. Wél weten we, dat de Moergestelse kerk een "integra ecclesia", d.i. een zelfstandige kerk was, toegewijd aan de H. Johannes Baptista. Eertijds behoorde zij aan het kapittel van St. Jan te Luik, dat haar in 1334 aan de abdij van Tongerloo overdroeg, die sindsdien het patronaat had (recht tot benoeming van pastoors). Overigens tot 1474 niet onbetwist.

De kerk is niet ontkomen aan de beroering der tijden. In 1388 werd ze door de Gelderse troepen totaal verwoest. In 1583 of '84 met alle ornamenten grondelijk afgebrand door "volck van oorloge", dat in Spaanse dienst gelegerd was op het kasteel van Boxtel. In 1610 stellen pastoor en Corpus van Moergestel personen uit de vier heertgangen, Kerkeind, Heijzen, Heuvel en Over 't Water, aan om geld op te nemen tot aankoop van hout, leien, planken, nagelen, ijzerwerk en benodigd materiaal voor opbouw van de kerk, zo zeggen de Moergestelse Schepenprotocollen te Den Bosch.

 

Opbouw

Hieruit blijkt dat het voornamelijk om houtwerk gaat, zodat de muren dus klaarblijkelijk overeind zijn gebleven. Het wekt dan ook nauwelijks verwondering, dat met die opbouw belast werd een man, die van vak molenbouwer was. Dat was Mr. Michiel Janssen. Hij nam 10 maart 1610 de opbouw aan voor de som van 575 gulden plus 2,5 ton bier, vrije huishuur en vrije stook van de afval. Hij moest zelf het hout leveren voor kruiskoor, buik en afhang. Men kan een glimlach moeilijk bedwingen bij het zien van deze aannemingscondities, omdat ze van zo gezapige tijden spreken. Hij heeft zijn centen gehad in 1612. De gemeente was zelf echter niet bij kas en moest bij schepen Daniel de Bresser aankloppen. In 1607 leende ze bij de schepen 200 gulden en in 1610 (24 februari) nog eens 125 carolusguldens tegen een rente van 6¾ procent. In dit verband is het ook wel interessant te weten, dat de Tilburgse familie De Bresser van Moergestelse afkomst moet zijn.

 

Raadhuis in kerk

Bij de Munsterse vrede van 1648 namen de protestanten de kerk in beslag. Tijdens deze periode werd vanaf 1690 het priesterkoor aan de oostzijde als raadhuis gebruikt. Schutjes zegt er van: "Het bestond in een boven- en benedenvertrek, wel niet sierlijk van buiten maar voor het gebruik geschikt". Dat koor fungeerde zo'n 150 jaar als gemeentehuis. Pas toen de katholieken in 1811 hun kerk terugkregen, werd dit deel opnieuw bij de kerk getrokken. En toen moest Moergestel het voorlopig zonder raadhuis stellen...

In de tijd, dat we Generaliteitsland waren, heeft Moergestel (rond 1671) een schuurkerk gehad, waar "een paep van Tongerloo met naem N. de Roy" dienst deed. De pastoor woonde "op het huis van Jacob de Kock". Op de pastorie bevindt zich een rekening uit 1731 luidende: "Rekeninghe ende bewijs van ontfanghst ende uytgaf, gedaen door Johannes Baten cerckenregent wegens het bouwe van een nieuwe kerck in jaar 1731". Dit zal ook wel een schuurkerk zijn geweest. Vermoed wordt, dat die gestaan kan hebben langs de Postelstraat, achter de tuin van Janus Rijnen.

 

St. Ermelindis

Van oudsher vond in de parochie Moergestel de verering van een in onze streken nauwelijks bekende heilige plaats. Het betrof hier de maagd St. Ermelindis, die men ook aantreft onder de namen Hermelindus, Everlina en vooral Everlijn. Zij was rond de 6de eeuw te Terdonk bij Lovenjoul, dat in de streek van Leuven is, geboren en werd vooral aangeroepen voor bloedzweren. Ze moet overleden zijn in het Belgische plaatsje Meldert, waar zij eveneens vereerd wordt. Het feest van haar sterfdag werd op 29 oktober gevierd. Ook met Pinksteren schijnt zij te Moergestel speciale belangstelling te hebben genoten. Ten tijde van Wichmans bestond in de kerk nog een soort tombe, waarop de heilige te zien was met een hoefijzer in de hand. Van Oudenhoven heeft ze in zijn tijd (1670) niet kunnen vinden. Hij zegt: "Daer wort een Heylighe geviert welkers naem, leven ende sterven ick ende veele andere naer een neerstig ondersoeck nergens in den kalendier, Martelaers Boeck of by een schrijver hebben connen vinden. Soo wordt hier dan gedient de onbekende S. Everlijn, gelijck sy daer noemen." Momenteel vindt men links achter in de kerk alleen nog een gepolychromeerd beeld van deze Ermelindis maar ze heeft geen hoefijzer in de hand. Het is wellicht dit beeld, dat in 1860 door Jos. Gosewien van de Wouw aan de kerk werd geschonken.

 

"Ik ben die roept"

De oude klokken hebben de Duitsers uit de toren gehaald en ze zijn nooit meer teruggekeerd. Het betrof drie klokken, een grote en twee kleine, waaronder zich een zg. tiendklok moet bevonden hebben. Een inwoner van Moergestel herinnerde zich nog een tekst van de grote klok en een jaartal ergens uit 1700. Die tekst luidde: "Ik ben gegoten bij Van den Boer al in den hof". Verder viel er te lezen: "Ik ben die roept, zo gij niet komt zal God zich wreken".

In de kerk bevindt zich o.a. een schilderij, dat St. Joris voorstelt en dat gemaakt is door de Tilburgse schilder L. van Lelie, die van 1755 tot 1820 leefde. Men ziet er ook een heel oud St. Rochusbeeld en een bronzen klok met het jaartal 1774 en de naam Gerrit Bakker erop. Deze klok, met eenvoudige versiering en verder niets, is kennelijk voor profane doeleinden bestemd geweest. Zij zou ooit als noodklok bij brand en ander onheil gediend hebben. Zij hing toen aan de oude pastorie, "die er net uitzag als die van Diessen".

 

"De Zwaan"

Een pand, dat in het leven van de Moergestelse gemeenschap een rol heeft gespeeld, vinden we in de huidige wagenmakerij van Janus Rijnen aan de Oirschotseweg. "Daar stonden vroeger twee grote zwanen op de deuren van de wagenmakerij." Hele generaties zullen u dat vertellen. Wel een bewijs hoe bepaalde emblemen zich vastzetten in de herinnering. In dit pand was weleer een logement, waar voerlui uit de Kempen, die met graan naar de beurs in Waalwijk trokken, plachten te overnachten. "De Zwaan" luidde de naam. "Een uithangbord met één zwaan erop (dus geen twee zoals op de gemelde deuren) heeft hier nog lang op zolder gelegen", zegt Janus Rijnen. "De Zwaan", waaraan tevens een looierij verbonden was, werd sinds 1936 een paar keer verbouwd, zodat er van de oorspronkelijke inrichting niet zo veel meer is overgebleven. Het portiek, waarmee men nu de woning betreedt, is echter nog steeds hetzelfde als dat waardoor de Kempische voerlui met hun bestofte of bemodderde klompen naar binnen zijn gesloft. De voordeur, die later naar de achterkant van het pand verhangen werd, droeg een solide klopper, bestaande uit een geelkoperen plaat met uitgesneden zwaan en een zware, smeedijzeren, gevlochten ring, die de indruk van een touw maakt. Verder vermeldt hij - en dat is wel het belangrijkste - het jaartal 1793. Dit antieke attribuut is thans eigendom van de heer J. Vriens op 't Rootven.

 

Hoe het was

Het logement had aanvankelijk aan de straatzijde zes ramen. Rechts van de deur bevond zich een zes bij zes meter grote gelagkamer. Voorts waren er drie kamers, twee opkamers en een gootje. Woonkamer en de daarachter gelegen keuken waren van elkaar gescheiden door een wand van kleine, groene ruitjes. De slaapplaatsen bevonden zich op de zolder onder de schuine kap.

De woonkamer was uitgerust met een vier tot vijf meter brede schouw, waarin een open vuur werd gestookt. Het curieuze in het huidige pand nu is, dat deze schouw nog altijd bestaat maar... ge ziet ze niet en zoudt ze op eigen gelegenheid nauwelijks kunnen ontdekken. Zó vernuftig zit ze aan alle kanten ingebouwd. Toch kunt ge ze aan weerskanten door twee smalle deuren betreden. "Kijk maar eens", zegt Janus Rijnen terwijl hij een aan de binnenkant geheel zwartgeblakerde en dicht bekorste deur opentrekt. "Ga er maar eens in staan." En dan kijken we door een pikzwarte boerenschoorsteen pijlrecht naar de hemel. De traditionele schouwtegels blijken verdwenen, maar de schouw vervult nog steeds een belangrijke taak. "Heel Gestel rookt hier zijn ham", zegt Janus. "In de oorlog zou ik het oe nie graag verteld hebben, maar nou moogt ge het gerust weten"... Voor dit doel wordt er op de vloer gestookt. Dat gaat allemaal prima.

 

"P. v.d. B. 1795"

In een heel oud achtergebouwtje toont men ons boven de deur een rode baksteen. "P.v.d. B. 1795" staat er heel duidelijk ingekrast. Men schrijft die initialen toe aan Piet van den Boer. Dat is dan de man, waarvan de gestolen kerkklok spreekt en dan zou die klok dus in de hof achter "De Zwaan" gegoten moeten zijn. Men heeft in het pand ook een soortgelijke, maar niet meer aanwezige steen met de letters "Van L" erop gekerfd aangetroffen. Deze verwijzen naar Simon van Lommel. Die moet het logement, dat niet meer bestond toen het pand in bezit van Rijnen kwam, nog gedreven hebben. Hij was tevens leerlooier en oefende daarnaast de functie van gemeenteontvanger uit.

Daar het hier een groot pand betreft, klinkt het verhaal, dat eens de Fransen erin hebben gezeten, niet onaannemelijk. Tijdens de oorlog volgden eerst de Duitsers en later de Engelsen dit voorbeeld door de niet in gebruik zijnde oude gelagkamer in beslag te nemen. Gedurende de oorlog werd daarin ook school gehouden. Zo heeft dus de oude "Zwaan" ook zijn geschiedenis.

 

Moergestel - standaardmolen - archief Pierre van Beek

 

Standaardmolen

Dan is Moergestel ook nog in bezit van een cultuurmonument in de vorm van een goed in de verf gezette, houten standaardmolen. Hij slaat geen kruisen meer met zijn rood, wit en blauw geschilderde wieken, maar steekt als een reus wel bijzonder markant, boven de vlakke wei- en akkerlanden, af tegen de lucht. Toen de tijd dat de boeren van Biest-Houtakker in Moergestel kwamen malen voorbij was, heeft men de molen, die dichter dan nu bij hun kerkdorp lag, naar zijn huidige plaats overgebracht. Maar dat kan wel 120 jaar geleden zijn. Een jaar of vijf geleden heeft de gemeente de molen aangekocht. Het draaiwerk is nog aanwezig met dit verschil, dat de molen nog maar één koppel maalstenen bezit. Vroeger waren er drie koppels, t.w. twee voor graan en één voor schors. Tot een jaar na de laatste oorlog werd er nog gemalen.

Laatste molenaar was de nu 81-jarige C.P. Roozen, die in de voetsporen was getreden van zijn vader en zijn grootvader. Dus wel een lid van het zuivere molenaarsras. Hij woont nu in de bocht op 't Rootven maar heeft zijn aard niet verloochend. Naast zijn woning wordt nog steeds - nu gemotoriseerd - gemalen. En als dit geen voldoende aanwijzing mocht zijn om het huis van de molenaar te vinden, dan spreekt de als stoep voor de voordeur ingegraven grauwe molensteen waarvan 't steengat met 'n witte steensoort in de vorm van een molenijzer is opgevuld, een niet mis te verstane taal.

 

Verdwenen jaartal

Op de velling van een groot wiel, die vernieuwd moest worden, heeft Moergestels oude windmolenaar ooit een jaartal van rond de 1600 zien staan. Maar zoals dat meer gaat, die balk werd natuurlijk niet bewaard. Niet zonder voldoening laat hij u ook een zorgvuldig ingelijste kleurenreproduktie zien van de molen, waarop generaties van zijn geslacht van de wind geleefd hebben in de landouwen tussen Moergestel en Hilvarenbeek. Het bijzondere van de reproductie is, dat zij vanaf de Atlantische Oceaan naar Moergestel is gekomen, want zij werd verzonden vanaf een schip van de Kon. Ned. Stoomvaartmaatschappij. Moergestels standaardmolen op de oceaan. Daarover heeft nooit een Moergestelnaar gedroomd, maar ook dat blijken dingen die gebeuren!

 

Moergestel - archief Pierre van Beek

 

PIERRE VAN BEEK