Heikes
koor 150 jaar oud
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 22 november 1968
Het moet wel
een boze tong geweest zijn, die de spraakmakende gemeente
verrijkt heeft met de uitdrukking, dat de duivel over het
koor de kerk binnenkomt. Dat kan zeker niet voor de parochie
't Heike gelden, want als die beschuldiging waar was, had
het Heikese zangkoor het nooit 150 jaar uitgehouden. En dat
is toch het geval want op zondag 24 november viert dit
kerkkoor zijn 150-jarig bestaan. Men wrijft zich daarbij wel
even de ogen uit, omdat het in stand houden van een kerkkoor
in het verleden zo links en rechts met heel wat perikelen
gepaard is gegaan. De laatste jaren met hun liturgische
vernieuwingen hebben er de situatie zeker niet gemakkelijker
op gemaakt. Op 't Heike heeft men het dan toch maar gehaald,
die anderhalve eeuw, waarmee men zich eigenlijk nog wat aan
de bescheiden kant houdt. De archieven van het koor gaan
namelijk slechts terug tot november 1818. Uit diezelfde
archieven blijkt evenwel, dat er in de kerk al in 1803 een
orgel kwam om het zangkoor te begeleiden. Daarom kan er
rustig worden aangenomen, dat het koor eigenlijk méér dan
anderhalve eeuw oud moet zijn. Met die 150 jaar is men
echter best tevreden. Het zal wel een onbedreigd record
zijn.
Er is in de
voorbije anderhalve eeuw niet zo veel opgetekend over de
"faits et gestes" van het koor, zodat we met enige hier en
daar opgedoken fragmenten moeten volstaan. Daaruit blijkt
dan dat de officiële naam van het Heikese zangkoor "Gilde
St. Caecilia" was en dat het koor een nogal ambulant bestaan
heeft gevoerd in die zin, dat het nogal eens van plaats
veranderd is voor het houden van zijn repetities. In 1818
werden de repetities gehouden in de "collegezaal" "ten
herberghe van D. Botermans" op den Heuvel. In 1834 zat men
wat dichter bij huis nl. bij L. Marsé op de vrijdagse markt,
maar in 1839 bleek men weer terug op den Heuvel bij Van Erp,
het huidige café van J. Remmers. In 1844 repeteerde men bij
Van de Pas achter de Heikese kerk en in 1854 was Van Erp
weer eens aan de beurt. Daar scheen men nogal goede aard te
hebben, want in 1860 zit men nog altijd in dezelfde
lokaliteit op den Heuvel, het huidige Remmers, dat toen
echter gedreven werd door D.A. Hofland. In 1874 blijkt men
weer eens naar 't Heike verhuisd en wel naar Jantje Marinus
achter de kerk, een befaamd middenstanderscafé, dat echter
voor de stadsuitbreiding het veld heeft moeten ruimen. Men
is dus voortdurend tussen de Heuvel en 't Heike heen en weer
gehuppeld, wat de indruk geeft, dat men beide belangrijke
wijken de klandizie heeft willen gunnen of dat op gezette
tijden "de regeringspartijen" in het koor verwisselden.
Eerste
dirigent
Op de
"jaarlijkse comparitie" op 29 november 1818 bij Botermans
zijn door de "alstoen present zijnde leden met gesloten
biljetten verkoosen de heeren A. van Bommel en A. van Opstal
(tot) dekens, de eerw. heer P.C. van Rooy, Capelmeester,
Justinus Backx, secretaris en F.E. van Opstal
gesubalteerden". Dat de eerw. heer Van Rooy als directeur
voor zijn leven tekende, kon toen niemand bevroeden. Hij is
directeur gebleven tot aan zijn dood op 23 september 1863.
Hij werd begraven met treurmuziek van de Nieuwe Kon.
Harmonie, wat door het koor van 't Heike bijzonder werd
gewaardeerd, getuige het uitvoerige dankschrijven dat het
koor aan de Harmonie verzond. Deze brief was ondertekend
door J.M. van Bommel, deken, J.H. van Heijst, deken, en A.F.
van der Weegen, secretaris. Een soortgelijk dankschrijven
werd door het zangkoor ook gericht aan de Philharmonie en de
Kon. Liedertafel. De eerw. heer Van Rooy behoort tot
degenen, die in de geschiedenis van het Heikese koor sterk
naar voren springen. Hij blijkt in de eerste helft van de
vorige eeuw eigenlijk de bezieler van het hele Tilburgse
muziekleven te zijn geweest, doordat hij dirigent was van
koor, orkest en harmonie en zo op meerdere plaatsen in onze
muziekwereld aan de touwtjes trok.
In Tilburg
kende men in de dagen van Van Rooy het zg.
Vrijdagavondconcert. Dat was een vereniging, gedeeltelijk
bestaande uit leden van "De Harmonie" (niet de Nieuwe Kon.
Harmonie maar de oude, die hieraan is voorafgegaan),
aangevuld met andere muziekbeoefenaars. Dezen concerteerden
op vrijdagavond geregeld in de sociëteit Philharmonie en
daarbij hanteerde ook de eerw. heer Van Rooy de
dirigeerstok. Na ontbinding van "De Harmonie" gingen de
concerten op vrijdag nog door. In de kerk van 't Heike
werden "elke zondag ouvertures van de grootste componisten"
uitgevoerd. Tilburg was dus nooit zonder muziek.
Vrijdagavondconcert
Het
Vrijdagavondconcert, dat zowat iedereen omvatte, die in
Tilburg de instrumentale muziek beoefende, kan de bakermat
van de Philharmonie genoemd worden met als uiteindelijke
oorsprong het gilde St. Caecilia. De op zondagmorgen in de
kerk gehouden concerten - na de H.H. Missen - waren voor
iedereen gratis toegankelijk. Enige namen zijn er
overgebleven, die men terugvindt bij het zangkoor en later
ook bij de Nieuwe Kon. Harmonie, t.w. Backx, Van
Groenendaal, Woestenberg, Van der Weegen en de gebroeders
Frans en Theo van Opstal. Het blijkt dat de eerw. heer Van
Rooy voortdurend de trait-d'union tussen kerkkoor,
Philharmonie en Nieuwe Kon. Harmonie is geweest. Het grote
medeleven bij zijn overlijden op bijna 89-jarige leeftijd
was dus wel vanzelfsprekend. Het schijnt dat de dood van
kapelmeester Van Rooy het einde van het Vrijdagavondconcert
heeft betekend. Men kan dit afleiden uit de verkoop van de
pauken aan de Nieuwe Kon. Harmonie. Deze zette het
symphonieorkest voort, zij het in een andere vorm.
Uit het
archief van het koor diepen we nog op, dat bij de 80ste
verjaardag van de eerw. heer Van Rooy niet alleen de
directie van St. Caecilia kwam feliciteren, maar dat er ook
aubades werden gebracht door de Philharmonie en de Nieuwe
Kon. Harmonie. Vanaf dit tijdstip werd dit een jaarlijkse
traditie bij de verjaardag van de dirigent. Bij diens 86ste
verjaardag op 22 augustus 1850 werd er een serenade
gebracht. De kapelmeester kreeg een ebbenhouten, met zilver
gemonteerde dirigeerstok aangeboden, welk geschenk
hoofdzakelijk van de Nieuwe Kon. Harmonie uitging. Dit
cadeau bewijst hoe Van Rooy - ondanks zijn hoge leeftijd -
nog steeds capabel was tot dirigeren. Het jaar daarop, 22
augustus 1851, ging een commissie, bestaande uit de directie
van het gilde St. Caecilia en van de Nieuwe Kon. Harmonie,
weer feliciteren. Van een serenade wordt dan echter niet
meer gesproken.
Strenge
selectie
De ernst van
de muziekbeoefening spreekt uit de strenge selectie van
kandidaten door examens. In een archiefstuk van 1819 lezen
we daarover: "Op de ordinair maandelijkse vergadering van 4
januari zijn voor de eerste Rijs, ingevolge art. (?) van het
regelement, onder examen geweest J. v.d. Wegen, J. en H.
Hovens en zijn na het afnemen van gemelde examen
gepermitteerd op het koor te komen, onder thans bestaande en
nog te maken wetten van het koor en dat zij mede verpligt
zijn van heden over een jaar een tweede examen te doen,
waarin zal moeten blijken dat zij hebben bijgeleerd, bij
fouten van dien zij het koor weder zullen moeten verlaten."
Dat was dus een voorwaardelijke toelating. De directie
bestond in die tijd uit A. van Opstal, deken, A. van Bommel,
deken, en Just. Backx, secretaris.
Tot de
traditie behoorde het houden van een jaarlijks St.
Caeciliafeest. Als het er tenminste aan zat! Dit bleek niet
het geval in 1822. Men had slechts een paar gulden in kas en
daar kon niet van gefeest worden. Besloten werd die guldens
te besteden voor de zielerust van de overleden koorleden. De
zangers blijken liefhebbers te zijn geweest van het befaamde
Diesterbier bij hun St. Caeciliafeesten. Op 23 nov. 1828
werd bij A. Mutsaers voor dit bier betaald 15-0-0(?).
Op 29 nov. 1829 beliep de rekening voor Diester bier f 7,47.
Men had negenentwintig kruiken soldaat gemaakt.
Bijzondere plechtigheid
In 1834 had
onder directie van kapelmeester Van Rooy in de kerk van 't
Heike een bijzondere plechtigheid plaats. Welke dit geweest
is, valt niet te achterhalen. Uit het kasboek blijkt echter,
dat bij die gelegenheid de koorleden in de zaal van hotel
Marsé op de vrijdagse markt voor f 37,38 verteerd hebben. Op
die dag moest een "Fioolsnaar" van 35 cent worden gekocht.
De muzikanten die in de kerk geassisteerd hadden, kregen 45
cent uitbetaald en voor het halen en brengen van de
contrabas werd 75 cent in rekening gebracht. Men ging dus
blijkbaar zelf niet met dat grote ding sjouwen.
In verband
met de begrafenis van de heer Van Rooy in 1853 vermeldt het
kasboek geen kosten. In 1819 werd betaald aan J. van
Groenendaal voor sieraden op de collegezaal bij Dionysius
Botermans "ter gelegenheid van het vijftigste jaarkleeding
van onsen eerwaarden Heer Pastoor en Rector van het koor in
zijn geestelijk habijt" 1-14-3(?).
Voor het illumineren van de collegezaal op 10 december 1818
wordt aan D. Botermans 2-0-0(?)
betaald. De genoemde zaal, waar de zangrepetities werden
gehouden, was versierd. Er vond een huldiging plaats van de
pastoor, die "qualitate qua" geestelijk rector van het gilde
was. Het koor zong er zijn schoonste liederen en ook het
orkest, onder leiding van de eerw. heer Van Rooy, gaf er
enige nummers.
Ook
weldadig
Het koor
toonde zich ook weldadig. In 1866 werd een flinke bijdrage
geschonken voor steun aan de zouavenpaus Pius IX. Een
gedeelte van het St. Caeciliafeest moest hiervoor worden
opgeofferd. In 1871 ontving een weduwe een douceurtje bij
het overlijden van haar echtgenoot. Ieder lid dat stierf,
werd door de leden ten grave gedragen. In de jaren 1860-1873
betaalde men f 27,- voor de lijkwagens aan de stalhouders
Van Oosterhout en Marsé. Toen in 1832 pastoor Duchamps was
overleden, werd f 50,- besteed aan zielemissen. Ook dit ging
weer ten koste van het St. Caeciliafeest. Bij zijn zilveren
lidmaatschap van het koor kreeg in 1887 H. van Groenendaal
een etui zilveren lepels ter waarde van f 25,- ten
geschenke.
Dirigenten en organisten
Vanaf 1818
tot heden is het Heikese koor aan zijn tiende dirigent. Dit
waren achtereenvolgens: P.C. van Rooy (1818-1853), Jan
Verschuuren (1853-1869), Leo Swagemakers (1869-1874),
Bernard Pollet (1874-1895), Nico Daamen (1895-1908) en Jan
van Leeuwen (1908-1943). Daarna waren achtereenvolgens nog
dirigent Eduard Verschueren, Emile Janzing en Willem
Goedhart. Momenteel wordt deze functie waargenomen door Aug.
Knaapen. Organisten had het koor drie, t.w. Manille
Bogaerts, Jan van Leeuwen en Jan Heerkens. Een tekenende
bijzonderheid is, dat het koor vrijwel steeds een lid van
het koor als dirigent heeft gehad. Hij was dus niet de man
van buiten of boven het koor maar iemand in het koor.
Het heengaan
van de heer Leo Swagemakers als dirigent in 1874 hield
verband met de scheiding van Heike en Heuvel. De heer
Swagemakers werd toen dirigent van het Heuvelse koor. Nog
vers in de herinneringen liggen de namen van Jan van Leeuwen
en Jan Heerkens. Jan van Leeuwen bracht het koor in zijn
dubbelfunctie van organist-dirigent tot grote hoogte, zodat
het tot ver buiten de parochie een vermaarde klank kreeg. De
pas overleden organist Jan Heerkens was zeer geliefd bij de
zangers. Niet alleen om zijn grote technische en muzikale
gaven maar vooral ook om zijn uitzonderlijke capaciteiten
als begeleider.
Ironie
van het lot
Het is wel
een ondeugende ironie van het lot geweest, dat Jan van
Leeuwen, in het begin van deze eeuw, Jan Heerkens als zijn
leerling de laan uit stuurde, "omdat hij het toch nooit zou
leren". Jan van Leeuwen deed dat in een kort briefje, waarin
hij zijn slachtoffer met een koel-correct "Weledele Heer"
aansprak en verder er niet omheen draaide. Uit de
herinnering geciteerd stond in het briefje zo ongeveer:
"Aangezien de ambitie kennelijk bij u ontbreekt en u niet
meer studeert, wens ik u niet meer als mijn leerling te
accepteren." Daar kon Jan Heerkens het mee doen. Of hij er
veel van wakker heeft gelegen?... Een klinkende naam in de
historie van het koor is die van de organist Manille
Bogaerts. Méér dan veertig jaar (1868-1908) heeft hij het
orgel bespeeld en hij stierf in het harnas. Op 12 september
1908, nadat hij om 6 uur in de morgen een requiemmis
begeleid had, werd hij dood aan het orgel aangetroffen. Wel
de schoonste dood, die een organist zich kan wensen.
Onder
leiding van Willem Goedhart, enige jaren geleden, deed het
orkest opnieuw zijn intrede in de Heikese kerk bij
bijzondere gelegenheden. Nieuw was dit niet, want in het
begin van de vorige eeuw werd er vaak met orkest in de kerk
gewerkt. De plaatsing van een orgel maakte daar
langzamerhand een einde aan. Op 28 augustus 1803 werd in de
Heikese kerk voor de eerste keer tijdens de hoogmis het
orgel bespeeld. Dit orgel is afkomstig uit het klooster
Rozendaal bij Meggelen en wordt voor een der fraaiste orgels
van Nederland gehouden. In "Historisch Statistische
Berichten over Brabant" door De Graaf wordt in 1806 gemeld,
dat Tilburg een zeer schoon orkest bezit onder de naam van
St. Caecilia. Het Dagboek van De Beer en De Lely meldt op 29
december 1775, dat "in de Roomsche kerk in de lijkmis voor
de heer Van de Knikker met muziekinstrumenten is gespeeld".
Getrouwheid
In de loop
der jaren heeft het Heikese koor uiteraard heel wat jubilea
gevierd. Dit wijst op een goede geest en op trouw. Jan van
Bommel was bv. niet minder dan 57 jaar lid. Hij overleed in
1873 in de leeftijd van 78 jaar, 7 maanden en 7 dagen zoals
zijn bidprentje getuigt, daarbij alle eer doend aan het
heilige getal zeven. Verbruggen trapte in 1896 vijfentwintig
jaar het orgel. Uit de archieven blijkt dat hij "ook ging
aanzeggen en bovendien muzikaal was". Ook hij dus! In
genoemd jaar ontving hij f 1,- voor pianostemmen.
Dit is het
laatste graantje dat we pikken uit de lange geschiedenis.
Hoe fragmentarisch allemaal ook, toch menen wij dat uit deze
bijeengelezen feiten en feitjes reeds tot uitdrukking komt,
dat het Heikese koor niet zomaar een kerkkoor is dat met
hangen en wurgen het leven heeft gerekt. Het is vanaf de
eerste dag tot heden een koor van standing en blijkt niet
alleen diep maar ook zeer breed geworteld te zitten in een
van de beste tradities van onze stad: de liefde tot de
muziek. Niemand kan ontkennen, dat deze er in Tilburg altijd
geweest is - ook in de tijd toen men nog niet de mond met
"cultuur" vol had. 't Heike heeft die traditie nooit
verloochend, niet in de muziek en ook niet anderszins zonder
zich daarbij te koesteren in een statische zelfvoldaanheid.
Betekent immers de mooie Heikese kerk niet een oase in de
liturgische onrust van de laatste jaren? Nog altijd is daar
iedere zondag om 11 uur een gezongen hoogmis met
méérstemmige muziek, waar mensen uit alle gedeelten der stad
naar toe komen.
Feestviering
Het zou een
doodzonde tegen de traditie zijn als het koor van 't Heike
op de feestdag van St. Caecilia en bij de viering van het
150-jarig bestaan, zondag 24 november, niet met iets
bijzonders voor de dag kwam. Onder leiding van de dirigent
de heer Guus Knaapen zal het koor de ongeveer 150 jaar
geleden gecomponeerde "Messe in G-dur" van Franz Schubert
uitvoeren met begeleiding van strijkorkest en koperblazers.
Tijdens de offerande zingt het koor "Iveni David" van Anton
Bruckner en als slot een eigen koorlied "Mijn Heike's
Choir", dat - ongeveer vijfentwintig jaar geleden - op
16de-eeuwse muziek is geschreven door de toenmalige dirigent
Eduard Verschueren. Na de H. Mis speelt de organist J. Koch
"Sigurd Solfagar" van Eduard Grieg (1843-1907). Het koor
recipieert van half één tot half twee in het Parochie
Centrum "Heike", Oude Dijk 2.
PIERRE VAN
BEEK